Brief regering : Uitkomst experiment flexibele onderwijstijden basisonderwijs
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 451 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2019
In het kader van het experiment flexibele onderwijstijden in het basisonderwijs hebben
elf deelnemende scholen tussen 1 augustus 2011 en 1 augustus 2018 de mogelijkheid
gekregen af te wijken van twee wettelijke bepalingen: de centraal vastgestelde vakanties
en de schoolweek van minimaal vijf dagen.
Het experiment had als doel te bezien of na de experimenteerperiode de wet kan worden
aangepast, waardoor alle scholen niet langer gebonden zijn aan de vastgestelde vakantieperiodes
en vijfdaagse schoolweek. Het inspectieonderzoek naar onder andere de onderwijskwaliteit
bij de scholen die deelnemen aan het experiment én onze gezamenlijke opvatting dat
afwijking van de onderwijstijd geen structurele situatie mag zijn (o.a. uitgesproken
in motie van het lid Van den Hul c.s. over de vierdaagse schoolweek)1 heeft mij er toe doen besluiten de Wet Primair Onderwijs niet vergaand te flexibiliseren.
Dit betekent voor de deelnemende scholen aan het experiment dat zij per schooljaar
2020/2021 weer aan de wet- en regelgeving moeten voldoen, ongeacht de onderwijskwaliteit
die zij nu bieden. OCW blijft met de scholen in gesprek hoe zij kunnen terugkeren
naar een indeling van de onderwijstijd die in lijn is met de huidige wet- en regelgeving.
Ondanks dit besluit vind ik het bieden van mogelijkheden tot differentiatie en maatwerk
prangende vraagstukken. Ik bekijk nu welke mogelijkheden er zijn om deze ruimte en
flexibiliteit – vanuit het perspectief en de behoeften van de leerling en leerkracht
– op verantwoorde wijze te bieden. De in dit experiment opgedane ervaringen (inclusief
de risico’s op de onderwijskwaliteit) neem ik hierin mee. In deze brief licht ik mijn
besluit toe.
Uitkomsten experiment
Binnen dit experiment is gezocht naar betere aansluiting op het leerproces van de
leerling. Daarnaast hebben werkende ouders er baat bij dat de school- en opvangtijden
van hun kinderen goed aansluiten op hun werktijden. Zo kunnen zij werk en gezinsleven
goed organiseren. Betrokken ouders zijn dan ook tevreden over de flexibiliteit die
het experiment mogelijk heeft gemaakt. Er is daarbij een positief verband tussen het
aantal uren dat ouders werken en de keuze voor flexibele onderwijstijden. Echter,
meerdere deelnemende scholen aan het experiment lieten in 2015 tekortkomingen in de
onderwijskwaliteit zien. Als afronding van het experiment heeft de Inspectie van het
Onderwijs (hierna: de inspectie) in 2018 opnieuw onderzoek gedaan naar hoe de scholen
zich hebben ontwikkeld en zij concludeert:
«In 2018 wijst het onderzoek uit dat na acht jaar vijf van de oorspronkelijke twaalf
scholen door kwaliteitsproblemen uit het experiment zijn gestapt. Daarnaast hebben
nog twee scholen ingrijpende maatregelen getroffen om de kwaliteitsproblemen het hoofd
te bieden. Wij concluderen dat het flexibiliseren van de onderwijstijd direct gevolgen
heeft voor de inrichting van het onderwijs op de scholen. Over de invoering van flexibele
onderwijstijd mag daarom niet lichtzinnig worden gedacht. Het eist verdergaand flexibiliseren
van de organisatie van het onderwijs en dat vraagt veel van scholen en van de inzet
van het personeel.»2
En: «Hoewel het om een beperkte groep scholen gaat, maakt het wel duidelijk dat er
flinke risico’s verbonden zijn aan flexibilisering van onderwijstijd, die een ongeclausuleerde
invoering onwenselijk maakt.»3
De conclusies die de inspectie in haar rapport trekt, geven aanleiding voor voorzichtigheid
daar waar het aanpassing van de wettelijke bepalingen omtrent de centraal vastgestelde
vakanties en de schoolweek van minimaal vijf dagen betreft. Ondanks dat op basis van
het kleine aantal deelnemende scholen geen representatieve conclusies zijn te trekken,
laat het onderzoek van de inspectie wel zien dat het loslaten van deze wettelijke
bepalingen risico’s voor de onderwijskwaliteit met zich meebrengt. Enkele scholen,
waar sprake is van een sterke schoolorganisatie en een goed doordachte aanpak, kunnen
een flexibele invulling van de onderwijstijd bieden en tegelijkertijd de onderwijskwaliteit
borgen of uitbouwen. Andere scholen lukt dit om uiteenlopende redenen niet.
Kwaliteit voorop
De organisatie en invulling van de onderwijstijd is een belangrijk thema, zowel voor
de inrichting van het onderwijs als voor de aansluiting van het onderwijs op de samenleving
en de organisatie van het werkend- en gezinsleven van ouders. De insteek van het experiment
flexibele onderwijstijden was om vanuit dit laatste perspectief te bezien in hoeverre
wijziging van de wet- en regelgeving omtrent de centraal vastgestelde vakanties en
de schoolweek van minimaal vijf dagen wenselijk en noodzakelijk was.
De belangrijkste graadmeter in de keuze of wijzigingen in wet- en regelgeving nodig
zijn, is of het de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Het tegemoetkomen aan
de wensen van betrokkenen valt of staat bij de afweging of de kwaliteit van het onderwijs
daarbij geborgd kan worden, dan wel er op vooruit zal gaan.
Vierdaagse schoolweek
De vierdaagse schoolweek is maximaal zeven keer per jaar (voor groep 3 t/m 8) toegestaan
conform huidige wet- en regelgeving. In het experiment hebben de deelnemende scholen
hiervan af mogen wijken. Bij aanpassing van wet- en regelgeving zou een vierdaagse
schoolweek voor álle scholen onbeperkt mogelijk worden. Dit terwijl uw Kamer zich
in februari naar aanleiding van de motie van het lid Van den Hul4in het kader van het lerarentekort tegen vierdaagse schoolweken heeft uitgesproken.
Een andere richting
De beleidsregel behorende bij het experiment flexibele onderwijstijd loopt tot 1 augustus
2020. Dit betekent, gezien mijn besluit, dat de deelnemende scholen aan het experiment
met ingang van het schooljaar 2020/2021 weer aan de geldende wet- en regelgeving zullen
moeten voldoen. Dit geeft de scholen de tijd om zich in te stellen op het moment dat
de huidige wet- en regelgeving weer voor hen gaat gelden. OCW heeft hierover het gesprek
met deze scholen gevoerd en het besluit toegelicht. De scholen zijn het niet eens
met mijn besluit en betreuren de gevolgen voor hun school, leerkrachten, leerlingen
en omgeving van de school.
Ondanks het besluit dat ik naar aanleiding van dit experiment heb moeten nemen vind
ik het bieden van mogelijkheden tot differentiatie en maatwerk prangende vraagstukken.
Het bieden van ruimte en flexibiliteit in de organisatie en invulling van de onderwijstijd
kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren, mits deze ruimte op weldoordachte wijze
wordt ingevuld en deze met waarborgen is omgeven.
Ik bekijk nu welke mogelijkheden er zijn om deze ruimte en flexibiliteit op verantwoorde
wijze te bieden. Eventuele ruimte en flexibiliteit wil ik dan ook bieden vanuit een
andere invalshoek dan in het experiment flexibele onderwijstijden centraal stond5. Ik kies ervoor om ruimte en flexibiliteit te zoeken vanuit het perspectief en de
behoeften van de leerling en leerkracht. Ik laat uw Kamer voor de zomer weten welke
mogelijkheden ik zie om via deze andere invalshoek ruimte en flexibiliteit te bieden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.