Brief regering : Beleidsreactie onderzoeken detentieverloop Michael P.
33 628 Forensische zorg
Nr. 44
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2019
De 25-jarige Anne Faber stapte vrijdag 29 september 2017 op de fiets voor een tocht
                  door de provincie Utrecht. Daarvan keerde zij niet terug. Nog dezelfde avond sloeg
                  haar vriend alarm. Er brak een periode aan waarin familie, vrienden, buurtbewoners
                  en politie met man en macht hebben gezocht. Ook in de rest van het land leefden mensen
                  intens mee. Op donderdag 12 oktober 2017 maakte het openbaar ministerie bekend dat
                  het lichaam van Anne Faber was gevonden en dat zij slachtoffer was geworden van een
                  ernstig misdrijf. Het is moeilijk een voorstelling te maken van de angst die de familie
                  en vrienden van Anne Faber hebben ervaren in de dagen van onzekerheid na haar verdwijning.
                  Nog moeilijker is het verdriet te bevatten dat zij moeten voelen sinds het bericht
                  dat zij niet meer in leven is.
               
De verdachte van het misdrijf, Michael P., zat destijds een gevangenisstraf uit wegens
                  een eerdere veroordeling en was in dat kader uitgeplaatst naar de forensisch psychiatrische
                  afdeling (FPA) Utrecht.1 Los van het strafrechtelijke onderzoek naar P. – waarin het openbaar ministerie het
                  voortouw heeft – heeft mijn voorganger onmiddellijk twee onderzoeken ingesteld door
                  de Inspectie van Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) en de Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ), naar respectievelijk de veiligheid in de FPA Utrecht, en naar het
                  detentieverloop en de daarmee samenhangende zorgverlening. Niet veel later kondigde
                  ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), naar aanleiding van een verzoek van de
                  burgemeester van Zeist, een onderzoek aan naar het detentieverloop en naar de wijze
                  waarop gemeenten over de terugkeer van risicodragende delinquenten worden geïnformeerd.
                  Met deze brief bied ik u de rapportages van de inspecties en de OVV aan2.
               
Vooruitlopend op de uitkomsten van deze onderzoeken zijn in het najaar van 2017 maatregelen
                  getroffen door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de FPA Utrecht. De inspecties
                  zien toe op de uitvoering van een verbeterplan door de FPA Utrecht. Ik heb de tussentijdse
                  rapportages van dit toezicht reeds eerder aan uw Kamer gestuurd.3 Ik heb op 27 maart 2019 de derde rapportage van de inspecties ontvangen. Met deze
                  brief bied ik u ook deze rapportage aan4.
               
De onderzoeken van de inspecties en de OVV die vandaag zijn uitgekomen schetsen een
                  pijnlijk beeld. De conclusies van beide rapporten zijn glashelder: in het geval van
                  Michael P. is de overheid tekort geschoten in de bescherming die de samenleving van
                  haar mag verwachten. Voor de nabestaanden zal dit een uitermate ingrijpende conclusie
                  zijn. Het heeft ook mij diep geraakt. We moeten hieruit lering trekken en alles op
                  alles zetten om herhaling van de gemaakte fouten te voorkomen. Dit betekent dat ik
                  de conclusies en de aanbevelingen van de inspecties en de OVV overneem. In deze brief
                  ga ik eerst kort in op de meest voorname problemen die uit de casus naar voren komen,
                  om vervolgens uitvoerig stil te staan bij de maatregelen die zijn en worden genomen.
               
Geconstateerde problematiek
De rapporten van de inspecties en de OVV staan niet op zichzelf. Naar aanleiding van
                  een aantal incidenten heeft mijn voorganger op 22 juni 2017 aan uw Kamer toegezegd
                  onderzoek te doen naar de veiligheid en kwaliteit van de forensische zorg.5 Samen met de sector forensische zorg heb ik opdracht gegeven aan onderzoeksbureau
                  Andersson Elffers Felix om problemen ten aanzien van de complexiteit van de doelgroep,
                  administratieve lasten, financiële druk en de arbeidsmarkt uitgebreid en zorgvuldig
                  met de zorgaanbieders in kaart te brengen. Op 19 juni 2018 zijn de conclusies van
                  dit onderzoek aan uw Kamer gestuurd.6 Uit deze conclusies bleek dat de sector onder druk staat. De conclusies van de inspecties
                  en van de OVV ten aanzien van het detentieverloop van Michael P. zijn hiermee in lijn,
                  maar werpen tegelijkertijd ook weer nieuw licht op de zaak. Tegen die achtergrond
                  zie ik vijf belangrijke elementen die een problematische rol hebben gespeeld.7
Tbs-maatregel effectief ontlopen
Michael P. is geen tbs opgelegd. Hij weigerde mee te werken aan observatie in het
                  Pieter Baan Centrum gedurende de eerdere strafzaak in 2011. Hierdoor kreeg de rechter
                  geen volledig advies over zijn geestelijke toestand. De man werd door het gerechtshof
                  Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf zonder de tbs-maatregel. In detentie bleek
                  vervolgens dat hij psychische problemen had. Ook gedurende detentie kunnen die problemen
                  worden behandeld. Passende behandeling vermindert het risico op recidive. Zoals ook
                  de inspecties constateren, zijn in algemene zin de behandelmogelijkheden gedurende
                  detentie beperkt ten opzichte van een tbs-maatregel. Het is dan ook zeer onwenselijk
                  dat verdachten die behandeling in tbs nodig hebben, dit ontlopen doordat ze niet meewerken
                  aan onderzoek (de zogeheten problematiek van de weigerende observandi).
               
Onvoldoende zicht op risico’s tijdens detentieverloop
De inspecties en de OVV concluderen dat er op bepalende momenten gedurende het detentieverloop
                  van Michael P. te weinig aandacht was voor, en daardoor te weinig zicht op, het risico
                  dat hij zou kunnen recidiveren. Het ontbrak volgens de inspecties aan gestructureerde
                  risicotaxatie en voldoende risicomanagement. Bestaande procedures om risico’s in zicht
                  te krijgen werden volgens de inspecties en de OVV onvoldoende nageleefd. Dat had tot
                  gevolg dat de risico’s voor de samenleving onvoldoende werden betrokken bij de besluitvorming
                  over de uitplaatsing, behandeling en toekenning van vrijheden.
               
Procedures voor toekenning vrijheden niet goed gevolgd
Er werden te snel en onvoldoende zorgvuldig vrijheden toegekend. De inspecties concluderen
                  dat het openbaar ministerie onvoldoende in positie is gebracht om goed te kunnen adviseren
                  over de uitplaatsing en het toekennen van vrijheden. De verantwoordelijke functionarissen
                  van DJI zijn niet bij alle stappen geraadpleegd. De OVV concludeert dat met de toekenning
                  van vrijheden is gestart zonder dat de reclassering was ingeschakeld. Toen de reclassering
                  wel werd betrokken waren er geen duidelijke voorwaarden geformuleerd waarop zij toezicht
                  kon houden. De inspecties concluderen verder dat bij de vrijhedencommissie van het
                  psychiatrisch penitentiair centrum (PPC) Vught, die adviseert over de toekenning van
                  vrijheden, onvoldoende behandelinhoudelijke expertise aanwezig was.
               
Cruciale informatie onvoldoende gedeeld
Bij de overplaatsing naar de FPA Utrecht weigerde Michael P. de overdracht van relevante
                  informatie, waardoor deze informatie niet met de FPA Utrecht werd gedeeld. Kennis
                  over risico’s die al was opgebouwd, werd volgens de inspecties en de OVV onvoldoende
                  doorgegeven in de keten. De rapporten concluderen verder dat relevante informatie,
                  onder andere over incidenten en slecht gedrag, op verschillende momenten niet werd
                  gedeeld of te positief werd voorgesteld. Partijen die op basis van die informatie
                  moesten adviseren of beslissen, waren vervolgens onvoldoende kritisch op de aangereikte
                  informatie. Daardoor ontbrak het bij de toekenning van vrijheden aan een goed zicht
                  op reële risico’s.
               
Gebreken informatievoorziening richting gemeenten
De OVV signaleert ten aanzien van de terugkeer van (ex-)gedetineerden in de samenleving
                  knelpunten in de informatievoorziening richting gemeenten. Sinds 2011 kunnen gemeenten
                  een melding krijgen via de Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen (BIJ)
                  over onherroepelijk veroordeelden voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, met het
                  oog op het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Zoals de inspecties en de
                  OVV concluderen is de uitplaatsing naar de FPA Utrecht in dit specifieke geval echter
                  niet aan de gemeente Zeist gemeld vanwege een administratieve fout bij DJI. Bij het
                  eerste verlof is ook geen BIJ-melding uitgegaan, omdat in de uitvoering van de BIJ-regeling
                  alleen het eerste verlof vanuit de PI of de overplaatsing van een gedetineerde wordt
                  gemeld. Zoals de OVV ook in haar rapport noemt, is deelname van gemeenten aan de BIJ-regeling
                  vrijwillig. Niet alle gemeenten zijn aangesloten op de regeling. De OVV stelt dat
                  veiligheidswinst is te boeken door het bestaande instrumentarium voor de informatievoorziening
                  te verbeteren en beter te benutten.
               
De rapporten van de inspecties en de OVV maken pijnlijk duidelijk dat het beter moet.
                  De focus aan het einde van het detentieverloop van Michael P. lag te zeer bij behandeling
                  en resocialisatie, waardoor maatschappelijke risico’s werden veronachtzaamd. Dat is
                  onacceptabel. De aandacht voor de veiligheid van de samenleving mag tijdens de gehele
                  gevangenisstraf niet verslappen. Ik neem daarom maatregelen.
               
Maatregelen
De kern van een gevangenisstraf is gelegen in de vergelding van het leed dat slachtoffers
                  en de maatschappij is aangedaan. Door fysieke vrijheidsbeneming is de samenleving
                  voor bepaalde tijd beschermd tegen de persoon die tot een gevangenisstraf is veroordeeld.
                  Het doel van een straf is echter ook om de kans dat de veroordeelde na zijn straf
                  opnieuw in de fout gaat zo klein mogelijk te maken. Daarom moet een gedetineerde,
                  indien nodig, gedurende zijn detentie kunnen worden behandeld voor bijvoorbeeld verslavingsproblematiek
                  of een psychische stoornis. Een passende behandeling vermindert namelijk het risico
                  op recidive. Het gecontroleerd en gefaseerd verlenen van vrijheden kan onderdeel uitmaken
                  van een behandeling. Dit vereist in de praktijk een continue balans tussen zorg en
                  beveiliging.
               
Uit de conclusies van de inspecties en de OVV blijkt dat deze balans in het geval
                  van Michael P. teveel is doorgeschoten naar zorg en dat de nadruk teveel lag op het
                  toekennen van vrijheden in dat kader. Deze balans moet worden hersteld. Veiligheid,
                  risicobeheersing en bescherming dienen altijd zwaar te wegen. Van de overheid mag
                  worden verwacht dat de risico’s voor de samenleving die gepaard gaan met het verlenen
                  van vrijheden, op ieder moment in zicht zijn en uiterst zorgvuldig worden meegewogen.
                  Van de professionals die hiermee zijn belast mag worden verlangd dat zij deze weging
                  nauwgezet, integer en volgens de in de sector geldende professionele normen uitvoeren.
                  Het stelsel dient hen daarbij te ondersteunen en moet voldoende waarborgen bevatten
                  om hen te behoeden voor mogelijke omissies en inschattingsfouten.
               
De afgelopen jaren zijn reeds diverse maatregelen genomen om het risicobewustzijn
                  bij DJI en in de forensische zorg te vergroten. Deels komt dit ook voort uit de afspraken
                  in het regeerakkoord. De rapporten en de aanbevelingen van de inspecties en de OVV
                  geven aanleiding om verdere maatregelen te treffen. Daarbij gaat het zowel om wijzigingen
                  in wet- en regelgeving, als om concrete ingrepen in de praktijk. Ik neem daarom de
                  volgende maatregelen:
               
1. Aanpak weigerende observandi. Wie voor tbs in aanmerking komt, mag dit niet langer ontlopen door medewerking aan
                        onderzoek te weigeren.
                     
2. Beter zicht op risico’s. Bij uitplaatsing naar een instelling voor forensische zorg zullen naast een professioneel
                        oordeel voortaan gestructureerde risicotaxatie en een delictanalyse verplicht worden
                        gesteld.
                     
3. Risico’s zwaarder laten meewegen. Maatschappelijke risico’s gaan zwaarder meetellen bij het al dan niet toekennen van
                        vrijheden bij behandeling en de eventuele toekenning van voorwaardelijke invrijheidstelling.
                     
4. Waarborgen verbeteren bij toekennen vrijheden. De procedures voor de uitplaatsing en de toekenning van vrijheden worden aangescherpt.
                        De adviesrol van het openbaar ministerie en de reclassering wordt versterkt.
                     
5. Wegnemen belemmeringen informatie-uitwisseling. Bij uitplaatsing naar forensische zorg wordt het mogelijk gemaakt om ook zonder toestemming
                        van een gedetineerde informatie te delen.
                     
6. Verbetering informatievoorziening richting gemeenten. De BIJ-regeling wil ik uitbreiden naar alle gemeenten. Daarnaast zal de regeling
                        worden verbeterd door bij meer verschillende soorten vrijheden een melding af te geven.
                     
7. Doorlichting populatie. De huidige populatie van uitgeplaatste gedetineerden die zijn veroordeeld voor een
                        ernstig gewelds- of zedenmisdrijf, is doorgelicht. Uit voorzorg zijn, waar relevant,
                        toegekende vrijheden ingetrokken.
                     
Hieronder loop ik deze maatregelen stuk voor stuk langs.
Ad 1. Aanpak weigerende observandi
In het najaar van 2018 heb ik uw Kamer bericht over de maatregelen die ik neem om
                  de problematiek van de weigerende observandi aan te pakken.8 De behandeling tijdens een gevangenisstraf is in tijd beperkt. De tbs-maatregel maakt
                  het mogelijk de tbs-gestelde zo lang als nodig te behandelen en is daarom het beste
                  antwoord op mensen die ten tijde van het plegen van een ernstig strafbaar feit een
                  psychische stoornis hebben en een gevaar voor de samenleving vormen. Voorkomen moet
                  worden dat verdachten geen tbs-maatregel opgelegd krijgen waar dat wel de meest passende
                  maatregel zou zijn, omdat ze weigeren mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek.
                  Ik heb daarom een wetsvoorstel in consultatie gebracht waarmee de eisen aan het opleggen
                  van de tbs-maatregel worden verduidelijkt. Daarnaast zal in de loop van dit jaar de
                  regeling weigerende observandi uit de Wet forensische zorg (Wfz) in werking treden,
                  waarmee – via een daartoe ingestelde adviescommissie – bestaande medische gegevens
                  over weigeraars kunnen worden opgevraagd. De onlangs positief geëvalueerde weigerafdeling
                  in het Pieter Baan Centrum blijft bestaan, waardoor de onderzoeksopbrengst bij weigeraars
                  wordt vergroot.9 Voor het zomerreces bericht ik uw Kamer over de voortgang van deze maatregelen.
               
Ad 2. Beter zicht op risico’s
Gedurende het detentieverloop van gedetineerden mag de veiligheid van de samenleving
                  nooit uit het oog worden verloren – ook niet wanneer een gedetineerde gedurende de
                  gevangenisstraf moet worden behandeld en in het kader van die behandeling vrijheden
                  worden toegekend. Na de aanhouding van Michael P. zijn bij DJI de procedures voor
                  uitplaatsingen en het toekennen van verlof aangescherpt. DJI is daarnaast begonnen
                  met het aanscherpen van de kwaliteitseisen waaraan de instellingen voor forensische
                  zorg dienen te voldoen. Deze wijzigingen leiden ertoe dat via de contracten met de
                  instellingen door DJI actief wordt gestuurd op risicomanagement.
               
Per 1 januari 2019 is de Wfz in werking getreden. Daarin is verplicht gesteld dat
                  bij de plaatsing in een instelling voor forensische zorg de eisen die de bescherming
                  van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de forensische patiënt stelt, moeten
                  worden meegewogen. Het is belangrijk dat dit niet een papieren werkelijkheid blijft,
                  maar dat de behandelaren en detentieprofessionals hier daadwerkelijk mee aan de slag
                  gaan. Daarom ondersteun ik de sector met de afspraken die ik met hen in de zomer van
                  2018 overeen ben gekomen in de meerjarenovereenkomst forensische zorg. Zo is 28,5
                  miljoen euro beschikbaar gesteld om de sector in staat te stellen de kwaliteit en
                  veiligheid in de forensische zorg op peil te brengen. Er wordt onder meer een opleidingsprogramma
                  ontwikkeld voor de gehele forensische zorg, met risicomanagement als een van de belangrijkste
                  onderwerpen. De Taskforce veiligheid en kwaliteit zorgt voor de uitvoering van deze
                  afspraken.
               
Op basis van de rapporten van de inspecties en de OVV ben ik echter van mening dat
                  er aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik bouw daarom extra waarborgen in om ervoor
                  te zorgen dat bij het verlenen van vrijheden aan veroordeelden voor ernstige gewelds-
                  en zedenmisdrijven op cruciale momenten beter zicht is op de risico’s voor de samenleving.
               
Ten eerste wordt het, naast een professioneel oordeel, verplicht een delictanalyse
                  en een risicotaxatie-instrument te gebruiken bij de risicobeoordeling voor de uitplaatsing
                  van veroordeelden van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven naar een forensische instelling.
                  Indien deze veroordeelden naar een PPC worden overgeplaatst, stel ik ook verplicht
                  dat daar altijd een dergelijke risicotaxatie en delictanalyse wordt uitgevoerd. Een
                  delictanalyse geeft zicht op de omstandigheden waarbinnen een delict is gepleegd en
                  welke factoren voor de veroordeelde daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Daarmee
                  bepaalt het in grote lijnen de behandeldoelen en biedt het zicht op eventuele risicofactoren.
                  Voor een goede risicobeoordeling over veroordeelden van ernstige delicten, dient een
                  professioneel oordeel daarnaast altijd te worden getoetst aan de uitkomsten van een
                  risicotaxatie-instrument, naar de laatste stand van de wetenschap, dat is gericht
                  op het indexdelict. De sector forensische zorg ziet ook een urgentie om dit beter
                  te doen. In de kwaliteitsnetwerken van de sector wordt de afgelopen jaren speciale
                  aandacht besteed aan risicomanagement en het verbreden van het palet van wetenschappelijk
                  erkende risicotaxatie-instrumenten. Ik ondersteun hen hierbij. Het gebruik van risicotaxatie-instrumenten
                  en delictanalyse is in de praktijk inmiddels gangbaar, maar nog niet gestandaardiseerd.
                  Ik vind het van belang het gebruik hiervan voorafgaand aan uitplaatsing te standaardiseren.
                  In het Besluit forensische zorg leg ik daarom vast dat bij de indicatiestelling de
                  uitkomsten van een actueel risicotaxatie-instrument en een delictanalyse vereist zijn.
                  De aanvrager van de indicatiestelling dient deze instrumenten bij de aanvraag te voegen.
               
Ten tweede dienen de veroordeelden voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven te worden
                  gezien door de indicatiesteller bij het opstellen van een indicatiestelling die ten
                  grondslag aan de plaatsing ligt. Met de indicatiestelling wordt bepaald op welk beveiligingsniveau
                  een gedetineerde kan verblijven. Bij deze doelgroep vind ik het belangrijk dat de
                  onafhankelijke indicatiesteller de gedetineerde zelf ziet om zich een eigen beeld
                  te kunnen vormen over het risico op recidive. Ook deze verplichting leg ik vast in
                  het Besluit forensische zorg.
               
Ad 3. Risico’s zwaarder laten meewegen
Naast beter zicht op de risico’s die een uitgeplaatste gedetineerde kan vormen voor
                  de samenleving, moeten deze risico’s ook zwaarder meewegen bij belangrijke beslissingen
                  over vrijheden.10 Om dit te garanderen neem ik maatregelen, die overigens aansluiten bij de uitgangspunten
                  voor de tenuitvoerlegging van straffen zoals ik heb genoemd in mijn visie op gevangenisstraffen
                  en het wetsvoorstel Straffen en beschermen, dat ik op 15 januari 2019 heb ingediend
                  bij uw Kamer.11
In de eerste plaats zullen aan uitgeplaatste gedetineerden die nog niet in de laatste
                  fase van de detentieperiode zitten, voortaan geen vrijheden meer worden toegekend.12 Uitplaatsing naar een instelling voor forensische zorg is niet vanzelfsprekend en
                  mag geen afbreuk doen aan de kern van een gevangenisstraf: het ontnemen van de fysieke
                  vrijheid van de veroordeelde. Alleen in de laatste fase van een gevangenisstraf, in
                  het kader van een uitplaatsing voor behandeling en resocialisatie, kan de toekenning
                  van vrijheden aan de orde zijn.13 Ik sluit daarvoor aan bij de termijnen zoals ik die hanteer voor verlof ter uitvoering
                  van het wetsvoorstel Straffen en beschermen. Gedetineerden die in een instelling voor
                  forensische zorg verblijven kunnen niet eerder in aanmerking komen voor vrijheden
                  dan gedetineerden die in een penitentiaire inrichting (PI) verblijven. Er wordt een
                  getrapt systeem gehanteerd voor de termijn waarna uitgeplaatste gedetineerden kunnen
                  starten met vrijheden, gebaseerd op de duur van de opgelegde gevangenisstraf. In combinatie
                  met de gemaximeerde termijn van twee jaar voor de voorwaardelijke invrijheidstelling,
                  leidt dit er in de toekomst toe dat gedetineerden pas op een later moment van hun
                  straf in aanmerking komen voor vrijheden.
               
In de tweede plaats zal aan gedetineerden die niet meewerken aan behandeling, of die
                  om welke reden dan ook een te groot risico vormen voor de samenleving, geen voorwaardelijke
                  invrijheidstelling worden toegekend. Dat betekent dat ze in dat geval langer vast
                  zitten. In het wetsvoorstel Straffen en beschermen wordt op basis van het gedrag van
                  de gedetineerde, de slachtofferbelangen en het risico voor de maatschappij voor iedere
                  gedetineerde de individuele afweging gemaakt of hij in aanmerking komt voor voorwaardelijke
                  invrijheidstelling. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden benut
                  voor (voortgezette) behandeling in een gesloten setting. Binnen de huidige systematiek
                  werken instellingen voor forensische zorg nog toe naar een harde datum van de voorwaardelijke
                  invrijheidstelling. De rapporten van de inspecties en de OVV laten zien dat dat in
                  het geval van P. heeft gezorgd voor druk op de behandelaren om zo snel mogelijk te
                  starten met vrijheden. De gedachte hierachter is dat het voor de samenleving beter
                  is als de gedetineerde stapsgewijs heeft kunnen wennen aan de vrijheden. Dat leidt
                  tot situaties waarbij een gedetineerde mogelijk het voordeel van de twijfel krijgt.
                  Dat is onwenselijk en daarom zal de voorwaardelijke invrijheidstelling na aanname
                  van het wetsvoorstel Straffen en beschermingen niet langer van rechtswege plaatsvinden.
               
In de derde plaats is van belang dat het einde van een gevangenisstraf niet langer
                  automatisch ook het einde van de behandeling hoeft te betekenen. Sinds 1 januari 2018
                  kan bij ernstige gewelds- en zedendelicten de zelfstandige toezichtmaatregel van de
                  Wet langdurig toezicht worden opgelegd. Onder deze maatregel, die aansluitend aan
                  detentie of voorwaardelijke invrijheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd, kan
                  als voorwaarde worden opgelegd dat betrokkene verplicht is zich onder behandeling
                  te stellen of in een zorginstelling te laten opnemen. De rechter kan deze maatregel
                  telkens verlengen, zolang dat noodzakelijk is om recidive en ernstig belastend gedrag
                  jegens slachtoffers en getuigen te voorkomen. Met de inwerkingtreding van artikel
                  2.3 van de Wfz en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) komt er per
                  1 januari 2020 een belangrijk wettelijk instrument bij. De strafrechter krijgt dan
                  de bevoegdheid om aansluitend aan een strafrechtelijke titel verplichte zorg op grond
                  van de Wvggz te leggen. Dat betekent dat een gedetineerde na afloop van detentie zo
                  nodig gedwongen kan worden opgenomen in een instelling voor forensische zorg. Of aansluitend
                  aan de strafrechtelijke titel vervolgzorg nodig is, moet de forensische zorgaanbieder
                  in alle gevallen bezien. De Wfz bevat namelijk de verplichting om zes weken voor afloop
                  van de justitiële titel voorbereidingen te treffen voor aansluitende zorg indien deze
                  nodig is.
               
Ad 4. Waarborgen verbeteren bij toekennen vrijheden
Er moet voor de toekenning van vrijheden een ordelijke procedure zijn met waarborgen
                  op cruciale momenten. Dat betekent dat de eindverantwoordelijkheid voor deze beslissingen
                  duidelijk is belegd en dat er duidelijke afspraken zijn over advies en toezicht. Ik
                  scherp deze procedure als volgt aan.
               
Ten eerste wordt de eindverantwoordelijkheid voor beslissingen over vrijheden gedurende
                  het detentieverloop van een uitgeplaatste gedetineerde geconcentreerd bij de directeur
                  van de PI van waaruit de gedetineerde is uitgeplaatst. De directeur van de PI krijgt
                  de taak erop toe te zien dat bij het nemen van beslissingen altijd alle benodigde
                  informatie aanwezig is.
               
Ten tweede versterk ik de rol van partijen die moeten adviseren over het toekennen
                  van vrijheden. In de vrijhedencommissie van een PI of een PPC dient behandelinhoudelijke
                  expertise aanwezig te zijn om op een juiste manier risico’s te kunnen wegen. Als er
                  door het openbaar ministerie een executie-indicator is geplaatst, dient de directeur
                  van de PI advies te vragen aan het openbaar ministerie voordat hij vrijheden kan toekennen
                  aan een uitgeplaatste gedetineerde.14 Om er voor te zorgen dat dit nu standaard gebeurt, hebben DJI en het openbaar ministerie
                  inmiddels heldere afspraken gemaakt over de manier waarop die adviesvraag wordt gedaan.
               
Ten derde leg ik in regelgeving vast dat voor alle gedetineerden die worden uitgeplaatst
                  naar een instelling voor forensische zorg en die in dat kader vrijheden krijgen toegekend,
                  duidelijke voorwaarden worden gesteld waarop de reclassering toezicht kan houden.
                  Deze voorwaarden worden door de PI en de instelling voor forensische zorg geformuleerd,
                  onder andere op basis van advies van de reclassering. De reclassering heeft vanuit
                  haar expertise goed zicht op de risico’s voor de samenleving en haar onafhankelijk
                  advies waarborgt dat het belang van de veiligheid op de juiste manier wordt betrokken.
               
Ad 5. Wegnemen belemmeringen informatie-uitwisseling
Bij een uitplaatsing naar een instelling voor forensische zorg mag het niet zo zijn
                  dat relevante informatie niet wordt verstrekt omdat de gedetineerde geen toestemming
                  geeft voor die verstrekking. Instellingen voor forensische zorg dienen ook zonder
                  deze toestemming te kunnen beschikken over alle relevante gegevens over de zorg die
                  is verleend aan de gedetineerde, over het strafproces en over de tenuitvoerlegging
                  van de straf. Wet- en regelgeving dient voor deze gegevensverstrekking voldoende grondslagen
                  te bevatten.
               
Een aantal recente en binnenkort aanstaande wijzigingen in wet- en regelgeving voorziet
                  hierin. Zo is op 1 januari 2019 de Wfz in werking getreden. Het onderliggende Besluit
                  forensische zorg, dat naar verwachting op korte termijn wordt gepubliceerd en in werking
                  zal treden, schrijft voor dat het behandeldossier aan de nieuwe zorgaanbieder wordt
                  verstrekt in het geval van een overplaatsing. Ook regelt dit Besluit dat gegevens
                  uit het persoonsdossier van de gedetineerde, zoals een pro Justitia-rapportage en
                  reclasseringsadviezen, aan de forensische zorgaanbieder worden verstrekt. Daarnaast
                  bevat de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) – eveneens sinds 1 januari
                  2019 – een wettelijke grondslag voor de verstrekking van gegevens over de tenuitvoerlegging
                  van een straf of maatregel voor verschillende doelen. Tot die doelen behoren de tenuitvoerlegging
                  van strafrechtelijke beslissingen, het voorkomen van strafbare feiten en de resocialisatie.
                  Dit maakt bij uitplaatsing verstrekking van gegevens uit het penitentiaire dossier
                  van een gedetineerde aan de forensische zorginstelling mogelijk. Zo kunnen gegevens
                  over risico’s, incidenten en het gedrag van de gedetineerde in detentie worden gedeeld.
                  Hiermee wordt de toestemming van een gedetineerde voor het delen van deze informatie
                  irrelevant. Het is zaak om de mogelijkheden en verplichtingen die de nieuwe regelgeving
                  met zich meebrengt ook goed tussen de oren te krijgen bij behandelaren en detentieprofessionals.
                  Daarom laat ik voor de PI’s, de PPC’s en de instellingen voor forensische zorg een
                  instructie opstellen, waarin uiteengezet wordt welke informatie moet (en mag) worden
                  gedeeld op grond van de verschillende wettelijke grondslagen. Hierdoor is het voor
                  zowel de verstrekkende als de ontvangende partijen duidelijk welke gegevens zij in
                  de praktijk moeten en mogen delen.
               
Totdat het Besluit forensische zorg in werking is getreden, geldt dat een gedetineerde
                  die niet meewerkt aan het verstrekken van de noodzakelijke informatie aan de forensische
                  zorgaanbieder, niet zal worden uitgeplaatst.
               
Ad 6. Verbetering informatievoorziening richting gemeenten
Gemeenten zijn een belangrijke partner bij de terugkeer van gedetineerden in de samenleving.
                  Zij moeten daarom altijd goed zijn geïnformeerd. Sinds 1 januari 2019 is er in de
                  Wjsg een wettelijke grondslag voor het delen van informatie over (ex-)gedetineerden
                  met gemeenten, ten behoeve van schuldhulpverlening en resocialisatie. Bij de handhaving
                  van de openbare orde en veiligheid heeft de BIJ-regeling een duidelijke meerwaarde.
                  Naar aanleiding van de administratieve (menselijke) fout van het niet-melden richting
                  de gemeente Zeist in het onderhavige geval, is het BIJ-proces door DJI inmiddels gedigitaliseerd.
                  Daardoor worden dergelijke fouten voorkomen.
               
Om het systeem van BIJ-meldingen verder te volmaken is het belangrijk dat álle gemeenten
                  zijn aangesloten. De aansluiting op de BIJ is op dit moment vrijwillig – 312 van de
                  in totaal 355 Nederlandse gemeenten zijn aangesloten op het meldingensysteem. Ik ben
                  van mening dat alle gemeenten zouden moeten zijn aangesloten. Ik ga daarover in gesprek
                  met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Mocht dit overleg niet het gewenste
                  effect bereiken, dan overweeg ik een verplichting.
               
Daarnaast zal het aantal momenten waarop een melding uitgaat naar een gemeente worden
                  geïntensiveerd. Ik wil bijvoorbeeld dat verlof vaker wordt gemeld aan gemeenten. Ik
                  werk samen met de VNG, DJI en de Justitiële Informatiedienst (Justid) – die de BIJ-meldingen
                  verstuurt – voor het zomerreces een plan uit om de BIJ-regeling te verbeteren.
               
Los van een goed werkend systeem van BIJ-meldingen is goed contact tussen forensische
                  instellingen en gemeenten van groot belang. Als vrijheden worden toegekend tijdens
                  een verblijf in een instelling voor forensische zorg, zullen deze vrijheden in de
                  regel worden genoten in de gemeente waar de instelling is gehuisvest. In het kader
                  van de lokale openbare orde en veiligheid is het belangrijk voor een gemeente te weten
                  wat voor doelgroep in de betreffende instelling verblijft. De gemeente dient op basis
                  van die informatie bijvoorbeeld beslissingen te nemen over de inzet van wijkagenten.
                  Instellingen voor forensische zorg hebben een eigen rol in het onderhouden van goede
                  contacten met de gemeente waarin zij zijn gehuisvest. Ik wil dat zij actief en regelmatig
                  in contact treden met gemeenten en zal dit voortaan als verplichting opnemen in de
                  contracten tussen DJI en de forensische instellingen.
               
Ad 7. Doorlichting populatie
Na de aanhouding van Michael P. zijn uit voorzorg verschillende maatregelen genomen.
                  De FPA Utrecht staat sinds die tijd onder toezicht van de inspecties. Er zijn maatregelen
                  genomen ten behoeve van de lokale veiligheid. Er is een screening gedaan op het actuele
                  risico van de daar verblijvende populatie. Gedetineerden met zware problematiek worden
                  er tot op heden niet geplaatst. Er is een procesbewaker aangesteld en de inspecties
                  houden toezicht op de uitvoering van een verbeterplan. In de derde voortgangsrapportage,
                  door mij ontvangen op 27 maart 2019, concluderen de inspecties dat de doelen uit het
                  verbeterplan zijn behaald. Het toezicht van de inspecties op de FPA wordt nu op een
                  andere manier vormgegeven, waarbij de conclusies over het detentieverloop van P. worden
                  betrokken. Dit betekent ook dat de genomen maatregelen geleidelijk zullen worden afgebouwd.
               
Naar aanleiding van de wederhoorversie van de rapporten van de inspecties en de OVV
                  en de specifieke tekortkomingen die door hen aan de orde zijn gesteld, zijn aanvullende
                  maatregelen genomen. De volledige populatie uitgeplaatste gedetineerden die zijn veroordeeld
                  voor een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf is uit voorzorg doorgelicht. Dat houdt
                  in dat per individueel geval is gekeken of er vrijheden zijn toegekend, of de dossiers
                  op orde zijn en of de procedure voor het toekennen van vrijheden correct is doorlopen.
                  Deze doorlichting heeft ertoe geleid dat bij dertien uitgeplaatste gedetineerden de
                  vrijheden zijn ingetrokken omdat zij nog niet in de laatste fase van hun gevangenisstraf
                  zitten. Uit voorzorg zijn daarnaast bij acht uitgeplaatste gedetineerden de toegekende
                  vrijheden vooralsnog opgeschort, daar waar bijvoorbeeld een gestructureerde risicotaxatie
                  ontbrak. Er wordt met spoed gewerkt aan het aanvullen van deze dossiers. Na deze aanvulling
                  zal naar verwachting het merendeel van deze groep uitgeplaatste gedetineerden de behandeling
                  met de toegekende vrijheden kunnen hervatten. Maar met deze maatregel nemen we het
                  zekere voor het onzekere.
               
Tot slot
In het gevangeniswezen en in de forensische zorg wordt iedere dag hard en met veel
                  toewijding gewerkt met de moeilijkste mensen. Tijdens mijn bezoeken aan de betrokken
                  instellingen heb ik gezien en gehoord hoe deze zaak diepe indruk op de medewerkers
                  heeft gemaakt. Ik sprak daar met toegewijde professionals met een groot gevoel van
                  verantwoordelijkheid en plichtsbesef. Ik constateer dat zij dit ernstige voorval hebben
                  aangegrepen om de zorgverlening beter te maken met oog voor de veiligheid van de samenleving.
                  Met de al genomen en nieuw aangekondigde maatregelen wil ik hen steunen bij het verbeteren
                  van de bescherming van de samenleving.
               
Ik doe dit tevens vanuit een diep gevoelde verantwoordelijkheid tegenover de nabestaanden
                  van Anne Faber. Wat is gebeurd op vrijdag 29 september 2017, kan op geen enkele manier
                  ongedaan worden gemaakt. Wel wil ik met de in deze brief uitgewerkte maatregelen het
                  risico voor de samenleving zo klein mogelijk maken. Ik zal, samen met de sector, laten
                  zien dat we door deze afschuwelijke gebeurtenis een harde les hebben geleerd. Dat
                  zijn we aan de samenleving verplicht.
               
De Minister voor Rechtsbescherming,
                  S. Dekker
Indieners
- 
              
                  Indiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming