Brief regering : Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2018
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2019
1. Inleiding
Hierbij zend ik uw Kamer de jaarlijkse rapportagebrief over de aanpak van internationale
misdrijven.1 In deze rapportagebrief wordt de strafrechtelijke, en vreemdelingrechtelijke aanpak
van internationale misdrijven in 2018 uiteengezet. Hierbij kan worden gedacht aan
lopende opsporingsonderzoeken en strafrechtelijke resultaten, alsook de vreemdelingrechtelijke
aanpak onder artikel 1F Vluchtelingenverdrag (hierna Vlv).2
Er wordt ingegaan op de ketenbrede samenwerking die als doel heeft het bestrijden
van straffeloosheid en te voorkomen dat plegers van internationale misdrijven een veilige haven vinden in Nederland. Speciale aandacht gaat
hierbij uit naar de resultaten van het Landelijk Parket (LP) van het Openbaar Ministerie
(OM) en het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de Nationale Politie, alsook
de cijfers omtrent 1F-zaken en de inzet die in dit kader is gepleegd door de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).
Tot slot wordt u geïnformeerd over de wijze waarop op internationaal niveau is samengewerkt
en de resultaten die in 2018 zijn behaald met de strijd tegen internationale misdrijven.
2. Ketenbrede samenwerking
De ketenpartners werken nauw samen met als doel het (in internationaal verband) bestrijden
van straffeloosheid en het voorkomen dat plegers van internationale misdrijven een
veilige haven vinden in Nederland.
Voor deze integrale aanpak van internationale misdrijven is een Stuurgroep Internationale
Misdrijven verantwoordelijk. Deze Stuurgroep is in juni 2018 bijeengekomen om de ontwikkelingen
op dit gebied te bespreken. In deze Stuurgroep nemen het OM, de Nationale Politie,
de IND, de DT&V, de Directie Migratiebeleid en de Afdeling Internationale aangelegenheden
en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
alsook het Ministerie van Buitenlandse Zaken deel. Er vinden daarnaast regelmatig
afstemmingsoverleggen plaats tussen deze organisaties en zij werken ook op ad hoc
basis veel met elkaar samen.
Het LP, het TIM, AIRS en de IND (en eventueel de DT&V en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken) nemen daarnaast structureel deel aan de werkgroepen Rwanda en Actuele Conflicten.
Dit betreffen casusoverleggen over de in Rwanda gepleegde genocide in 1994, en over
internationale misdrijven die zijn begaan gedurende actuele conflicten zoals in Syrië
en Irak.
Door het OM en de politie wordt daarnaast samengewerkt met private organisaties zoals
niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die over een goede informatiepositie beschikken.
Zo heeft het OM op 25 juni 2018 een bijeenkomst georganiseerd voor NGO’s die onderzoek
doen naar internationale misdrijven. Hierbij waren bijna 20 verschillende NGO’s aanwezig.
Tijdens deze bijeenkomst zijn best practices met betrekking tot de samenwerking tussen NGO’s en opsporingsinstanties besproken.
Binnen het TIM en het LP wordt verder veelvuldig de samenwerking gezocht met collega’s
van andere gelieerde aandachtsgebieden zoals de politieteams Migratiecriminaliteit
en Mensenhandel en Contraterrorisme (CTER). In lopende opsporingsonderzoeken naar
misdrijven die zijn gepleegd in actuele gewapende conflicten wordt bekeken of er mogelijk
sprake is van zowel CTER- als IM-feiten.
Daarnaast wordt geïnvesteerd in het vergroten van de bekendheid van het aandachtsgebied
internationale misdrijven. Doel is de bekendheid van het TIM bij ketenpartners te
vergroten. Door het geven van voorlichting aan medewerkers van onder andere de verschillende
locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Koninklijke Marechaussee
en CTER, wordt er bewustwording gecreëerd op het gebied van internationale misdrijven
en wordt de samenwerking met deze partijen verstevigd. Het herkennen van signalen
van internationale misdrijven binnen de keten staat hierbij centraal. Daarnaast wordt
getracht de bekendheid van het TIM bij slachtoffers en aangevers van internationale
misdrijven te vergroten. Zo heeft het TIM een folder met informatie over internationale
misdrijven en relevante contactgegevens en deelt het LP online informatie over internationale
misdrijven.3 Ook de proactieve inzet van de ketenpartners speelt een belangrijke rol hierbij.
In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) en vervolgens in de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 VI) is 1 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor het versterken van het TIM. Met behulp
van deze gelden heeft het TIM geïnvesteerd in het opleiden van de medewerkers en het
aantrekken van (externe) deskundigheid op het gebied van het internationaal strafrecht, de Levant, open-source intelligence (OSINT) en IT-middelen.
Hierdoor wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van internet, social media omgevingen
en IT-middelen zoals geo-locatie, gelaatsvergelijking, data-analyse en image-search.
Deze investeringen worden ingezet bij het voorbereiden van nieuwe zaken en bij het
uitvoeren van lopende tactische onderzoeken. Het TIM sluit daarnaast aan bij ontwikkelingen
op het gebied van «big data» en heeft in 2018 grote hoeveelheden aan het thema internationale
misdrijven gerelateerde informatie gedigitaliseerd.
Sinds 17 juli 2018 heeft het Internationaal Strafhof rechtsmacht over het misdrijf
agressie. In navolging daarvan is op 1 augustus 2018 de strafbaarstelling van het
misdrijf agressie in de Wet internationale misdrijven in werking getreden waardoor
Nederland nu ook rechtsmacht kan uitoefenen over dit misdrijf. Daarnaast is op 29 juni
2018 de strafbaarstelling voor het belemmeren van humanitaire hulp in werking getreden.
3. Strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke onderzoeken en gegevens
3.1 Strafrechtelijke onderzoeken
3.1.1 Opsporingsonderzoeken en strafzaken in Nederland
Het cluster Internationale Misdrijven van het LP en het TIM van de Nationale Politie
doen onderzoek naar personen die betrokken zijn of zijn geweest bij internationale
misdrijven. Hierbij wordt gekeken naar actuele en eerdere migratiestromen vanuit conflictgebieden
naar Nederland, alsook naar feiten waar Nederlanders direct bij betrokken waren, bijvoorbeeld
als verdachte of als slachtoffer.
Bij de opsporing en vervolging van internationale misdrijven wordt ook aandacht besteed
aan de positie van slachtoffers (en nabestaanden). Zo wordt momenteel onderzocht hoe
ervoor kan worden gezorgd dat slachtoffers van internationale misdrijven gebruik kunnen
maken van kosteloze rechtsbijstand.
In 2018 heeft het OM – naar aanleiding van een veroordeling in een strafzaak – een
bedankbrief ontvangen van een groep slachtoffers waarin staat vermeld hoe belangrijk
het voor hen is dat er na al die jaren eindelijke sprake is van gerechtigheid: «It
is indeed one of the greatest moment and sense of relief in our life to those of us
who survived the atrocity {..} and recognize that at last justice has been served
by your justice system.»
Onderzoeken naar internationale misdrijven starten op basis van informatie uit verschillende
bronnen; de belangrijkste bronnen zijn op dit moment buitenlandse overheden, politie-informatie4 en de media. Onderstaande figuur geeft weer uit welke bronnen de informatie vandaan
komt die in 2018 tot een onderzoek hebben geleid.
Figuur 1: Lopende opsporingsonderzoeken bij het LP en het TIM in 2018 verdeeld naar
herkomst startinformatie onderzoek in percentages (van het totaal van 10).
In 2018 waren er op het gebied van internationale misdrijven 10 opsporingsonderzoeken.
In vergelijking met 2017 (11) is dit aantal ongeveer gelijk. Daarnaast liep er in
2018 één nieuw strafrechtelijk onderzoek. De verdachte in dit nieuwe onderzoek wordt
onder andere verdacht van het plegen van een oorlogsmisdrijf door het vernederen van
een burger of krijgsgevangene tijdens het gewapende conflict in Syrië en Irak. Hij
wordt daarnaast ook verdacht van lidmaatschap van een terroristische organisatie.
De verwachting is dat in juli 2019 de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsvindt.
Naast deze onderzoeken hebben het LP en het TIM zich in 2018 ingezet voor het strafrechtelijk
onderzoek naar het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014 in
Oost-Oekraïne.
Bijlage 1 geeft een overzicht van alle IM-(straf)zaken die in 2018 onder de rechter
waren. Hieronder worden aan aantal van die zaken uitgelicht.
Op 8 december 2017 is de Nederlandse zakenman Guus K. op verzoek van het Nederlandse
OM aangehouden in zijn woning in Kaapstad, Zuid-Afrika. Nederland heeft een uitleveringsverzoek gedaan aan Zuid-Afrika vanwege zijn
veroordeling tot 19 jaar gevangenisstraf door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor
illegale wapenhandel en medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven in Liberia en Guinee.
De uitleveringsprocedure is momenteel nog steeds aanhangig, nu de rechtbank in Kaapstad
de behandeling van de uitleveringszaak verschillende malen heeft uitgesteld.
De Hoge Raad heeft op 18 december 2018 geoordeeld dat de veroordeling van Guus K.
door het gerechtshof, wegens zijn betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven en bij overtredingen
van VN-wapenembargo’s in Liberia tussen 1999 en 2003, in stand kan blijven.
De rechtbank Den Haag heeft op 15 december 2017 de 63-jarige Ethiopische Nederlander
Eshetu A. – conform de eis van het OM – veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf,
voor het plegen van oorlogsmisdrijven in 1978 in de provincie Gojjam in Ethiopië.5 De verdachte en het OM zijn tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan.
Het is nog onbekend wanneer de inhoudelijke behandeling van deze zaak plaatsvindt
door het gerechtshof Den Haag.
De rechtbank Den Haag heeft op 9 februari 2018 een gevangenisstraf van 5,5 jaar opgelegd
aan een voormalig rechter van het Iraakse Hoge Strafhof. De verdachte zou op valse
gronden arrestatiebevelen hebben laten uitgaan voor zijn schoonzoon en diens oudste
broer, waarin om hun aanhouding en uitlevering ter zake moord en/of genocide en/of
misdrijven tegen de menselijkheid gepleegd in 1999 te Irak werd verzocht. De rechtbank
noemde de gedragingen van de verdachte zeer ernstig. Het is volgens de rechtbank verwerpelijk
dat de verdachte als rechter van het Iraakse Hoge Strafhof misbruik heeft gemaakt
van zijn ambt door een familiegeschil te beslechten met valse arrestatiebevelen.
3.1.2 1F-zaken
Het LP had in 2018 ook bijzondere aandacht voor 1F-dossiers. Dit zijn dossiers waarin
bij de asielprocedure de IND artikel 1F Vlv heeft tegengeworpen. Artikel 1F Vlv bepaalt
dat personen niet in aanmerking komen voor bescherming van het Vluchtelingenverdrag
wanneer er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben
gemaakt aan (onder meer) internationale misdrijven. Als de IND een vreemdeling artikel
1F Vlv heeft tegengeworpen wordt het LP daarvan op de hoogte gesteld.
In onderstaand schema worden de instroom en verwerking door het LP en TIM van de 1F-dossiers
weergegeven. In 2018 is geen nieuw strafrechtelijk onderzoek naar internationale misdrijven
gestart naar aanleiding van verkregen informatie van de IND, wel zijn er 4 dossiers
in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek.
Tabel 1. Instroom en verwerking 1F-dossiers 2018
Totaal aantal 1F-dossiers binnengekomen bij het LP in 2018, waarvan:
13
Aantal dossiers opgelegd1
7
Aantal dossiers afgevoerd2
2
Aantal dossiers in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek
4
Uitleveringen
0
X Noot
1
Dossiers waarin een tijdelijke belemmering voor opsporing en vervolging aanwezig is
worden opgelegd door het LP. Deze dossiers kunnen op een later tijdstip resulteren
in een herbeoordeling of een oriënterend onderzoek.
X Noot
2
Bij afvoeren gaat het om dossiers die niet tot nadere actie van het LP en het TIM
zullen leiden, omdat een permanent beletsel is geconstateerd voor een succesvol opsporingsonderzoek,
zoals het ontbreken van rechtsmacht.
In paragraaf 3.2 wordt verder ingegaan op de 1F-dossiers.
3.1.2 Uitleveringsverzoeken
Nederland hanteert het uitgangspunt dat opsporing en vervolging van internationale
misdrijven zoveel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar de misdrijven zijn gepleegd.
Daar bevindt zich doorgaans het meeste bewijs en zijn de procesdeelnemers ingevoerd
in taal, cultuur en achtergronden van de gebeurtenissen. Bovendien bevinden zich daar
vaak de meeste slachtoffers en getuigen. In alle IM-zaken wordt daarom bekeken of
de verdachte kan worden uitgeleverd. Door de uitleveringen komt Nederland verdrags-en
mensenrechtelijke verplichtingen na, die van wezenlijk belang zijn voor de handhaving
en het bestaan van de internationale rechtsorde. Als uitlevering niet mogelijk is,
wordt beoordeeld of de verdachte in Nederland kan worden vervolgd.
In 2018 zijn lopende procedures van eerdere uitleveringszaken voortgezet. De monitoring
van de uitleveringen van Jean Claude I. en Jean Baptiste M. zijn hier een voorbeeld
van. Sinds deze twee Rwandese verdachten van genocide op 12 november 2016 zijn uitgeleverd
aan Rwanda wordt de gerechtelijke procedure daar, in opdracht van Nederland, gemonitord
door de International Commission of Jurists (ICJ). ICJ wordt hiervoor ook gefinancierd
door Nederland. De samenwerking met en financiering van ICJ wordt jaarlijks met ICJ
besproken. In 2019 zal nadere invulling van de samenwerking plaatsvinden, waarbij
ook naar de vorm en aard van de door ICJ aan te leveren analyses zal worden gekeken.
In het laatste monitoringsrapport van ICJ wordt melding gemaakt dat het Rwandese Ministerie
van Justitie een chronologie van het Rwandese Openbaar Ministerie heeft verzocht inzake
beide procedures. Ik zal in dit kader het Rwandese Ministerie van Justitie verzoeken
of Nederland eveneens een bericht over de laatste stand van zaken kan ontvangen.
3.1.3 Inkomende rechtshulpverzoeken
In 2018 zijn 16 inkomende rechtshulpverzoeken in behandeling genomen. Het ging hierbij
om assistentie aan opsporing en vervolging van internationale misdrijven door buitenlandse
autoriteiten en internationale hoven en tribunalen, bijvoorbeeld door het horen van
getuigen of het verstrekken van informatie. Deze verzoeken vergen een aanzienlijke capaciteit van de betrokken
partijen, zoals onder andere AIRS, het LP, het TIM, de rechter-commissaris IM en in
enkele gevallen de IND.
3.2 Vreemdelingrechtelijke gegevens
3.2.1 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag
De kern van het 1F-beleid is dat slachtoffers worden beschermd en niet de daders.
Het gaat bij tegenwerping van artikel 1F Vlv zonder uitzondering om zeer ernstige
misdrijven (oorlogsmisdrijven, niet-politieke ernstige misdrijven en/of het schenden
van mensenrechten) die buiten Nederland zijn gepleegd. Het uitgangspunt is dat Nederland
geen vluchthaven wil zijn en straffeloosheid van plegers van internationale misdrijven
wil tegen gaan. Handhaving van artikel 1F Vlv is inherent aan het waarborgen van de
integriteit en het maatschappelijk draagvlak van het systeem van internationale bescherming
van vluchtelingen. Artikel 1F Vlv betreft niet alleen een rechtsregel die in Nederland
wordt toegepast, maar is door middel van de EU Kwalificatierichtlijn ook opgenomen
in de Europese regelgeving.6
Artikel 1F Vlv wordt tegengeworpen als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen
dat een vreemdeling weet heeft gehad van de in artikel 1F Vlv genoemde misdrijven
en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden (zogenoemde knowing and personal participation). Een indicatie hiervoor is niet voldoende, er moet sprake zijn van «ernstige redenen»
die zorgvuldig zijn onderbouwd en gemotiveerd om artikel 1F Vlv tegen te werpen. Van
een strafrechtelijke vervolging of veroordeling hoeft geen sprake te zijn.
De bewijslast voor de tegenwerping van artikel 1F Vlv en onderbouwing hiervan ligt
bij de Unit 1F, een gespecialiseerde afdeling van de IND. Een vreemdeling wordt uitgebreid
in de gelegenheid gesteld om zijn argumenten naar voren te brengen. Indien de IND
artikel 1F tegenwerpt, kan de vreemdeling in beroep gaan tegen deze beslissing van
de IND. 1F-ers komen niet in aanmerking voor rechtmatig verblijf en moeten uit Nederland
vertrekken.
3.2.2 Immigratie- en Naturalisatiedienst, Unit 1F
De Unit 1F verricht onderzoek naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen
bestaan dat zij in verband kunnen worden gebracht met gedragingen als genoemd in artikel
1F Vlv. Dit onderzoek kan plaatsvinden in het kader van een asielprocedure, maar ook
naar aanleiding van een verzoek tot naturalisatie of de aanvraag van een reguliere
verblijfsvergunning. Verder kunnen reeds verleende verblijfsvergunningen (asiel en
regulier) op grond van artikel 1F Vlv worden ingetrokken. Voor alle asielzoekers geldt
dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze
screening is er specifieke aandacht voor signalen die kunnen wijzen op een van de
misdrijven genoemd in artikel 1F Vlv, nationale veiligheid, (identiteits-, nationaliteits-
of visum-) fraude of bijvoorbeeld mensensmokkel- en handel. Als er aanwijzingen zijn
dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan een van de misdrijven genoemd in artikel
1F Vlv wordt een 1F-onderzoek gestart door de Unit 1F. Ook tijdens de asielprocedure
kunnen bij de IND signalen binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (zoals
klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven of meldingen
vanuit de vreemdelingenketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart.
Het onderzoek van de Unit 1F kan resulteren in: de tegenwerping van artikel 1F Vlv,
de conclusie dat artikel 1F Vlv niet van toepassing is, of het voortijdig afbreken
van het onderzoek omdat bijvoorbeeld een asielaanvraag is ingetrokken of de vreemdeling
uit Nederland is vertrokken. Verder behandelt de Unit 1F procedures die leiden tot
een ongewenstverklaring en het opleggen van inreisverboden ten aanzien van vreemdelingen
aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen. Ook worden eventuele vervolgprocedures van
vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen door de Unit 1F afgehandeld.
Tijdens de begrotingsbehandeling in 2017 heb ik uw Kamer toegezegd om de IND de opdracht
te geven om, met het oog op het signaleren van potentiele oorlogsmisdadigers, ingewilligde
Syrische asielzaken opnieuw te beoordelen (Handelingen II 2017/18, nr. 29, items 3
en 8). Het project is in het voorjaar 2018 van start gegaan en tijdens de afgelopen
begrotingsbehandeling heb ik toegezegd de IND aan te sporen het project spoedig af
te ronden. Om de doelgroep en de onderzoeksmethode van deze herbeoordelingen niet
prijs te geven, kan er in dit stadium geen verdere informatie gedeeld worden. Uw Kamer
wordt uiteraard van de resultaten van de herbeoordeling op de hoogte gesteld, dit
wordt voorzien in het voorjaar 2020.
Cijfermatige gegevens
In 2018 zijn ongeveer 120 onderzoeken uitgevoerd naar vreemdelingen die in verband
kunnen worden gebracht met 1F-gedragingen. Bij ongeveer 20 vreemdelingen heeft dit
onderzoek geleid tot het tegenwerpen van artikel 1F Vlv in eerste aanleg.7 Van deze groep is bij minder dan de helft een artikel 3 Europese Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM) beletsel voor terugkeer naar het land van herkomst aangenomen.
Verder hebben van deze groep nagenoeg alle vreemdelingen een inreisverbod dan wel
een ongewenstverklaring opgelegd gekregen.
3.2.3 Dienst Terugkeer en Vertrek
De DT&V regisseert het vertrek van vreemdelingen uit Nederland die geen recht hebben
op verblijf. In dat kader voert de DT&V vertrekgesprekken om vreemdelingen te motiveren
Nederland zelfstandig te verlaten. Indien de vreemdeling niet bereid is tot zelfstandig
vertrek, kan gedwongen vertrek aan de orde zijn.
Een groot deel van de 1F-zaken die door de DT&V wordt behandeld, betreft vreemdelingen
die niet gedwongen uitgezet kunnen worden naar hun land van herkomst wegens strijd
met artikel 3 EVRM. Ook deze vreemdelingen moeten uit Nederland vertrekken, zo nodig
naar een ander land waar de toegang gewaarborgd is. Om vreemdelingen uit Nederland
te kunnen laten vertrekken is medewerking van de vreemdeling essentieel. Het komt
echter vaak voor dat vreemdelingen niet meewerken aan hun vertrekplicht. Daarnaast
is een gedwongen terugkeer van vreemdelingen ten aanzien van wie geen 3 EVRM-beletsel
bestaat, sterk afhankelijk van de bereidheid van de autoriteiten van het land van
herkomst om mee te werken aan de gedwongen terugkeer.
Cijfermatige gegevens
Het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarin sprake is van
artikel 1F Vlv, bedroeg eind 2018 ongeveer 100.8 Bij ongeveer 60 van deze dossiers is ook sprake van niet verwijderbaarheid vanwege
artikel 3 EVRM.9 In 2018 hebben ongeveer 5 1F-ers Nederland aantoonbaar verlaten, waarvan minder dan
de helft gedwongen.
4. Internationale samenwerking bij de aanpak van internationale misdrijven
War Crimes Unit
Naar aanleiding van de uitbreiding van de bevoegdheden van Europol in de nieuwe EU-verordening
inzake Europol, is op initiatief van de Duitse War Crimes Unit en het TIM het Analysis
Project International Core Crimes (AP CIC) opgericht. Het doel van het AP CIC is het
genereren en terugkoppelen van verbanden tussen informatie die van belang zijn voor
lopende opsporingsonderzoeken of het starten van nieuwe opsporingsonderzoeken. In
navolging daarvan heeft het TIM het afgelopen jaar geïnvesteerd in de samenwerking
met Europol. Enerzijds door elkaar inzicht te verschaffen in de werkprocessen en deze
processen beter op elkaar aan te laten sluiten. Anderzijds door actief informatie
te leveren aan het AP CIC. De focus van dit project ligt vooralsnog op Syrië en Irak.
EU Exclusion Netwerk
Doel van het EU Exclusion Network (EASO) is onder andere om de informatiepositie van
de verschillende landen te versterken, kennis over te dragen en best practices uit te wisselen aangaande de toepassing van artikel 1F Vlv. In 2018 heeft het EASO
twee bijeenkomsten georganiseerd. In maart 2018 vond er in Den Haag een bijeenkomst
plaats met het thema uitsluiting op basis van artikel 1F Vlv en samenwerking met de
strafrechtketen. In november 2018 vond op Malta een bijeenkomst van het netwerk plaats
met als centrale thema uitsluiting op basis van artikel 1F Vlv in relatie tot Irak.
Genocide Netwerk en EU-dag tegen straffeloosheid
Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling vindt ook plaats via het EU
Netwerk van nationale aanspreekpunten inzake genocide, misdrijven tegen de menselijkheid
en oorlogsmisdrijven (het Genocide Netwerk). Het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
het LP en het TIM zijn aangesloten bij de bijeenkomsten van het Genocide Netwerk.
Naast de aandacht die er jaarlijks uitgaat naar concrete zaken werd er tijdens de
bijeenkomsten van 2018 speciale aandacht besteed aan digitaal bewijsmateriaal en de
gezondheidsrisico’s, zoals secundaire traumatisering, voor mensen die in hun dagelijkse
werkzaamheden geconfronteerd worden met de rauwe werkelijkheid van internationale
misdrijven.
Op 23 mei 2018 organiseerde Bulgarije de derde EU-dag tegen straffeloosheid in Den
Haag. Nadat deze dag in 2016 onder het Nederlandse EU-voorzitterschap voor het eerst
werd georganiseerd is dit inmiddels een jaarlijks terugkerende bijeenkomst geworden.
Deze dag is erop gericht om binnen de EU de aandacht te vestigen op de aanpak van
internationale misdrijven.
MVRUIM
Sinds enkele jaren zet Nederland zich, samen met Argentinië, België, Mongolië, Senegal
en Slovenië in voor de totstandkoming van een nieuw Multilateraal Verdrag inzake Rechtshulp
en Uitlevering bij Internationale Misdrijven (MVRUIM). Inmiddels hebben 69 landen
hun steun uitgesproken voor dit initiatief, dat beoogt de internationale samenwerking
tussen staten bij de nationale opsporing en vervolging van internationale misdrijven
te verbeteren.
Ter voorbereiding op verdragsonderhandelingen is in 2018 een eerste conceptverdragstekst
opgesteld en verspreid. In maart 2019 heeft in Nederland een internationale conferentie
plaatsgevonden waarbij de conceptverdragstekst is besproken en verdere stappen zijn
genomen ter voorbereiding op de daadwerkelijke verdragsonderhandelingen, die naar
verwachting in de eerste helft van 2020 zullen beginnen.
5. Ten slotte
De strijd tegen straffeloosheid in het algemeen, maar ook meer in het bijzonder ten
aanzien van internationale misdrijven is een belangrijk onderwerp voor dit kabinet.
Nederland zet zich hier dan ook actief voor in, bijvoorbeeld door de IND ingewilligde
Syrische asielzaken opnieuw te laten beoordelen om potentiële oorlogsmisdadigers op
te sporen, of door assistentie te verlenen bij de opsporing en vervolging van internationale
misdrijven door buitenlandse autoriteiten en internationale hoven en tribunalen. Het
belang dat Nederland hecht aan de strijd tegen straffeloosheid voor internationale
misdrijven wordt verder onderstreept door de aanjagersrol die wordt vervult in internationale
projecten die de aanpak van internationale misdrijven beogen te verbeteren, zoals
het Analysis Project International Core Crimes van Europol en het initiatief voor
de totstandkoming van een nieuw multilateraal verdrag inzake rechtshulp en uitlevering
bij internationale misdrijven.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers
Bijlage 1 Individuele (rechts)zaken
Zaken in eerste aanleg
Oussam A. (Syrië)
Twee in Turkije veroordeelden10 Nederlandse Syriëgangers zijn op 29 juni 2018 na aankomst op Schiphol aangehouden.
Zij worden verdacht van deelname aan een terroristische organisatie. Zij zouden in
de zomer van 2014 naar Syrië zijn gereisd en na een training hebben deelgenomen aan
de gewapende jihadistische strijd. Eén van hen Oussama A., wordt ook verdacht van
het plegen van een oorlogsmisdrijf door het vernederen van een slachtoffer tijdens
het gewapende conflict in Syrië en Irak. Zo zou hij lachend hebben geposeerd bij een
(overleden) gekruisigd persoon en zich in die positie hebben laten fotograferen. Ook
zou hij deze foto hebben verspreid. De inhoudelijke behandeling van de strafzaken
staat gepland voor juli 2019
M. Al-K. (Irak)
Het opsporingsonderzoek Durian is gestart naar aanleiding van arrestatiebevelen afkomstig
uit Irak. De verdachte in deze zaak is een voormalig rechter van het Iraaks Hoge Strafhof
en wordt verdacht van onder andere valsheid in geschrifte, gijzeling en opzettelijke
vrijheidsberoving. Hij zou op valse gronden arrestatiebevelen hebben laten uitgaan
voor zijn schoonzoon en diens oudste broer. In deze arrestatiebevelen werd om hun
aanhouding en uitlevering verzocht terzake moord en/of genocide en/of misdrijven tegen
de menselijkheid gepleegd in 1999 te Irak. Deze zaak is op 25 en 26 januari 2018 inhoudelijk
behandeld door de rechtbank Den Haag. Het OM heeft zes jaar gevangenisstraf geëist.11 De rechtbank Den Haag heeft op 9 februari 2018 een gevangenisstraf van 5,5 jaar opgelegd.
De rechtbank noemde de gedragingen van de verdachte zeer ernstig. Het is volgens de
rechtbank verwerpelijk dat de verdachte als rechter van het Iraakse Hoge Strafhof
misbruik heeft gemaakt van zijn ambt door een familiegeschil te beslechten met valse
arrestatiebevelen. De rechtbank woog ook mee dat de voormalige rechter de internationale
betrekkingen tussen Nederland en Irak op het spel heeft gezet. Vanwege de lange duur
van de strafvervolging compenseerde de rechtbank de eis van het OM van 6 jaar met
een aftrek van de straf van 6 maanden.
Zaken in hoger beroep/cassatie
Eshetu A. (Ethiopië)
Op 29 september 2015 heeft de politie een 61-jarige man uit Ethiopië met de Nederlandse
nationaliteit aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven in
Ethiopië. Hij zou zich eind jaren zeventig als vertegenwoordiger van het toenmalige
militaire regime schuldig hebben gemaakt aan het opsluiten, martelen en doden van
(vermeende) tegenstanders van het regime.
Op 15 december 2017 heeft de rechtbank Eshetu A. veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
De verdachte en het OM zijn tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. Momenteel loopt
het hoger beroep. Het is nog onbekend wanneer de inhoudelijke behandeling van de strafzaak
door het gerechtshof Den Haag plaatsvindt.
Guus K. (Liberia)
De Nederlandse zakenman Guus K. is schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden
gepleegd door de strijdkrachten van Charles Taylor in Liberia en de republiek Guinee
tussen 2000 en 2003. Ook is hij schuldig bevonden aan het schenden van het wapenembargo
ingesteld door de Verenigde Naties door wapens te leveren aan het regime van Taylor.
Guus K. is op 21 april 2017 door het gerechtshof Den Bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf
van 19 jaar. Op 8 december 2017 heeft Interpol Zuid-Afrika Guus K. aangehouden in
zijn woning in Kaapstad. De aanhouding vond plaats op verzoek van het Nederlandse
OM. De rechtbank in Kaapstad heeft de behandeling van de uitleveringszaak verschillende
malen uitgesteld.
Guus K. is in cassatie gegaan tegen het arrest van het hof van 21 april 2017. Het
gerechtshof oordeelde dat de amnestieregeling niet aan strafvervolging van K. in Nederland
in de weg staat. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is het verlenen van amnestie
en het niet vervolgen van verdachten van dergelijke misdrijven toelaatbaar. Dergelijke
uitzonderingssituaties deden zich bij K. niet voor. De Hoge Raad heeft het oordeel
van het hof daarom in stand gehouden.12
Uitleveringszaken
Jean-Claude I. en Jean Baptiste M. (Rwanda)
In 2016 zijn de van genocide verdachten Jean-Claude I. en Jean Baptiste M. uitgeleverd
aan Rwanda. Jean-Claude I. zou als leider van een paramilitaire militie hebben deelgenomen
aan aanvallen op Tutsi's tijdens de genocide in Rwanda in 1994. Jean Baptiste M. wordt
verdacht van onder meer genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden
in zijn hoedanigheid als politiek leider van een extremistische Hutu-partij. De feitelijke
uitlevering vond plaats op 12 november 2016. Sindsdien wordt de gerechtelijke procedure
in Rwanda op advies van de Nederlandse rechter gemonitord door de International Commission
of Jurists (ICJ).13 Beide zaken verkeren sinds september 2017 in de pre-trial phase. De zaken dienen voor kamers bestaande uit elk drie rechters.
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid