Brief regering : Risicoanalyse WNT 2017
30 111 Topinkomens
Nr. 120 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2019
Met deze brief informeren wij u over de tweede keer dat wij een risicoanalyse in het
kader van het proactief WNT-toezicht hebben uitgevoerd. Het betreft een analyse van
de jaarverslagen 2017, waarmee is bezien of de onderwijsinstellingen de juiste bezoldigingsklasse
hanteren.
Achtergrond: de WNT-regeling en de risicoanalyse 2016
Sinds 1 januari 2016 zijn er voor de onderwijsinstellingen verlaagde bezoldigingsklassen
vastgesteld in de WNT-regeling van OCW. De bestuurlijke complexiteit van de onderwijsinstelling
is daarmee leidend voor het individuele WNT-maximum. Hoe kleiner de instelling is,
hoe lager de bezoldigingsklasse is en dus hoe lager het individuele WNT-maximum is.1
Het is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling om correct vast te stellen
in welke bezoldigingsklasse de instelling valt. De accountant controleert dit. Omdat
2016 het eerste jaar was waarin de bezoldigingsklassen van kracht waren, hebben wij
over 2016 ook zelf berekend in welke bezoldigingsklasse de instellingen vielen en
de uitkomsten vergeleken met de opgave van de instellingen in de jaarverslagen. Uit
deze analyse bleek dat verreweg de meeste instellingen de bezoldigingsklasse correct
hadden vastgesteld. Er was echter ook een aantal afwijkingen. Iets minder dan 60 instellingen
(ongeveer 4% van het geheel) hadden een hogere bezoldigingsklasse berekend dan de
WNT-regeling voorschrijft.
De instellingen met een te hoge bezoldigingsklasse hadden de bezoldigingsklasse bijvoorbeeld
bepaald op het niveau van een groep in plaats van per bevoegd gezag. Ook was de WNT-regeling
van VWS toegepast door instellingen die zowel onderwijs als zorg aanbieden, werden
verkeerde berekeningen gemaakt na een fusie of was het aantal onderwijssectoren of
het aantal studenten niet goed berekend.
Wij vinden het onwenselijk als instellingen de bezoldigingsklasse verkeerd vaststellen.
Het gevolg kan immers zijn dat een te hoge bezoldiging wordt betaald aan de topfunctionaris(sen).
Daarom hebben wij een aantal concrete acties ondernomen om dit aantal terug te brengen.
Om te zien of deze acties het gewenste resultaat hebben gehad, hebben we over verslagjaar
2017 een herhaling van de analyse uitgevoerd. Met deze brief informeren we u over
de uitkomsten daarvan.
Risicoanalyse 2017 laat een sterke verbetering zien
Ook in 2017 hebben verreweg de meeste instellingen de bezoldigingsklasse correct vastgesteld.
Het aantal instellingen dat een hogere bezoldigingsklasse heeft berekend dan de regeling
voorschrijft, is gedaald van iets minder dan 60 naar 30 instellingen (ruim 2% van
het totaal). Er zijn 11 nieuwe gevallen en 19 instellingen hadden ook in 2016 niet
de correcte bezoldigingsklasse berekend. Een aantal van deze instellingen had de jaarrekening
2017 al afgerond toen bleek dat de bezoldigingsklasse verkeerd was vastgesteld en
heeft toegezegd om in 2018 de correcte bezoldigingsklasse op te nemen. Bij andere
instellingen was het gesprek tussen de instelling en de Inspectie van het Onderwijs
nog niet afgerond.
Als een instelling een te hoge bezoldigingsklasse heeft vastgesteld, leidt dat niet
automatisch tot een overtreding van de WNT door de bestuurder. In veel gevallen ontvangt
de bestuurder, ondanks de indeling in de te hoge bezoldigingsklasse, een bezoldiging
die onder het door OCW berekende WNT-maximum ligt. Bovendien vallen bestuurders met
een bezoldiging boven het individuele WNT-maximum in de regel onder het overgangsrecht,
waardoor de overschrijving nog tijdelijk is toegestaan.
We zien ook een afname in het aantal instellingen dat een ander aantal complexiteitspunten
heeft berekend zonder dat dat heeft geleid tot indeling in een te hoge bezoldigingsklasse.
Dit is mogelijk als het aantal complexiteitspunten, ondanks de afwijking, binnen de
bandbreedte van de bezoldigingsklasse blijft. Dit aantal is gedaald van 130 naar 110.
Acties om de verbetering door te zetten
Wij hechten zeer aan een evenwichtig bezoldigingsbeleid bij onderwijsinstellingen,
omdat onderwijsgeld goed moet worden besteed. Wij zijn zeer gemotiveerd om de WNT
uit te voeren en te voorkomen dat er bovenmatige bezoldigingen aan onderwijsbestuurders
worden betaald. Daarom heeft de Inspectie van het Onderwijs een aantal concrete acties
aan de uitkomsten van de risicoanalyse verbonden.
Ten eerste hebben zowel de accountants als alle onderwijsinstellingen per brief verduidelijkende
informatie ontvangen over de meest gemaakte fouten. Dit onderwerp is daarnaast uitgebreid
besproken tijdens de halfjaarlijkse accountantsbijeenkomst bij de Inspectie. Ook de
komende periode zullen wij de accountants informeren over de resultaten van de risicoanalyse
en waar nodig hen gericht aanspreken op een eventuele incorrecte beoordeling van de
bezoldigingsklasse. Ten tweede heeft de Inspectie de instellingen die in 2017 een
hogere bezoldigingsklasse hebben berekend een brief gestuurd. De instellingen die
ook in 2016 een hogere bezoldigingsklasse hadden berekend, kunnen – indien foutherstel
uitblijft – een stringente brief tegemoet zien met de opdracht om de correcte bezoldigingsklasse
toe te passen. De instellingen die in 2016 wel de correcte bezoldigingsklasse hadden
opgegeven, maar in 2017 niet, worden opgeroepen om onze berekening over te nemen,
foutherstel in de jaarrekening toe te passen en de Inspectie hierover te informeren,
of om gemotiveerd toe te lichten waarom zij dit niet doen.
Een verkeerd vastgestelde bezoldigingsklasse kan in een enkel geval leiden tot een
bezoldiging die boven het individuele WNT-maximum ligt. Indien dat het geval is, moeten
de instelling en de topfunctionaris ervoor zorgen dat de topfunctionaris het te veel
betaalde bedrag terugbetaalt aan de instelling. Indien dat niet gebeurt, dan zal de
Inspectie handhavend optreden. Over WNT-overtredingen en handhavingsmaatregelen wordt
u jaarlijks in december via de WNT-jaarrapportage geïnformeerd door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Overtredingen en handhavingsmaatregelen
die eventueel voortvloeien uit de risicoanalyse worden hierin opgenomen.
Wij zien in de onderwijssectoren rond de WNT een hoge nalevingsbereidheid. Desondanks
worden er met een klasse-indeling nog fouten gemaakt. Wij zetten erop in dat het aantal
fouten verder blijft dalen. Ook over verslagjaar 2018 gaan wij na of de onderwijsinstellingen
de bezoldigingsklasse correct vaststellen. Waar nodig sturen wij bij.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Bijlage 1 De bezoldigingsklassen in de WNT-regeling van OCW
De WNT-regeling bevat bezoldigingsklassen op basis van drie instellingscriteria:
a. Gemiddelde totale baten over drie kalenderjaren
b. Gemiddeld aantal leerlingen, deelnemers of studenten over drie kalenderjaren
c. Gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren
Voor ieder criterium wordt een schaal gehanteerd. Uit de score op die schaal volgt
een aantal complexiteitspunten. Het totaal van deze complexiteitspunten bepaalt in
welke bezoldigingsklasse de rechtspersoon of instelling valt en welk bezoldigingsmaximum
daarmee van toepassing is op de topfunctionaris(sen).
Driejaars-gemiddelde totale baten (in mln. euro)
Aantal complexiteitspunten
Driejaars-gemiddelde aantal leerlingen, deelnemers of studenten
Aantal complexiteitspunten
Gewogen
aantal onderwijssoorten of sectoren
Aantal complexiteitspunten
0 tot 5
2
1 tot 1.500
1
1
1
5 tot 25
4
1.500 tot 2.500
2
2
2
25 tot 75
6
2.500 tot 10.000
3
3
3
75 tot 125
8
10.000 tot 20.000
4
4
4
125 tot 200
9
20.000 en meer
5
5 en meer
5
200 en meer
10
Klasse
Bezoldigingsmaximum 2017
Bezoldigingsmaximum 2018
Bezoldigingsmaximum 2019
A (4 complexiteitspunten)
€ 107.000
€ 111.000
€ 115.000
B (5–6 complexiteitspunten)
€ 118.000
€ 122.000
€ 127.000
C (7–8 complexiteitspunten)
€ 129.000
€ 133.000
€ 138.000
D (9–12 complexiteitspunten)
€ 141.000
€ 146.000
€ 152.000
E (13–15 complexiteitspunten)
€ 153.000
€ 158.000
€ 164.000
F (16–17 complexiteitspunten)
€ 165.000
€ 171.000
€ 177.000
G (18–20 complexiteitspunten)
€ 181.000
€ 189.000
€ 194.000
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media