Brief regering : Evaluatie Nederlandse Zorgautoriteit 2014-2017
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
25 268
Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 176
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Hierbij bied ik u het evaluatierapport Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 2014–2017
aan1. Deze evaluatie vloeit voort uit de verplichting van de Kaderwet ZBO’s om het parlement
elke vijf jaar een verslag te sturen ten behoeve van de beoordeling van de doeltreffendheid
en doelmatigheid van elk zelfstandig bestuursorgaan. Voor deze evaluatie is het onderzoeksbureau
specifiek ook nog een oordeel gevraagd over de uitvoering van drie verbeterplannen
die in 2014 naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Borstlap door de
NZa waren opgesteld. Het gaat om de plannen op het gebied van human resource management,
integriteit en informatievoorziening-/informatiebeveiliging.
Uit de evaluatie komt een positief beeld over het functioneren van de NZa naar voren.
Het onderzoeksbureau vat dit positieve beeld als volgt samen: «De NZa heeft in de
afgelopen jaren van ver moeten komen. Aan het begin van de evaluatieperiode bevond
de NZa zich in een zware periode2 waardoor het zelfvertrouwen van de organisatie laag was. De organisatie heeft een
bewonderenswaardige prestatie geleverd door zich stevig te herpakken en zijn positie
en reputatie opnieuw op te bouwen. Daarin is bijzonder veel energie gestoken, en het
heeft geleid tot tastbare resultaten». Op verschillende terreinen zijn er nog aandachts-
en verbeterpunten, zoals meerdere aanbevelingen duidelijk maken. Hierover ga ik uiteraard
het gesprek aan met het bestuur van de NZa. Het totaalbeeld is zodanig positief dat
geconcludeerd kan worden dat de aanbevelingen van de commissie Borstlap door de NZa
inmiddels zijn opgevolgd. Hierna licht ik het rapport op een aantal punten nog wat
nader toe.
De verbeterplannen
Over de drie genoemde verbeterplannen schrijft het onderzoeksbureau dat deze goed
zijn bestendigd in beleid en in gedrag. Slechts één van de actiepunten staat nog open,
dit is het opstellen van een strategische personeelsplanning. In mijn optiek heeft
de NZa daarmee adequaat opvolging gegeven aan de verbeterplannen. Op veel onderdelen
heeft de NZa stappen gezet die verder gaan dan de inhoud van de verbeterplannen. Ik
ben de Raad van Bestuur van de NZa daar zeer erkentelijk voor.
Organisatie en bedrijfsvoering
Uit de evaluatie blijkt dat de NZa in de evaluatieperiode van 2014–2017 grote stappen
heeft gezet op het gebied van organisatie & bedrijfsvoering. De checks & balances
zijn versterkt door het invoeren van een driekoppige raad van bestuur, door het oprichten
van het Gemeenschappelijk managementteam (GMT) en door het opzetten van het audit
adviescommittee en de raad van advies. Daarnaast heeft de NZa getoond enkele ingrijpende
veranderingen in de organisatie succesvol te kunnen afronden. Naast de uitvoering
van de verbeterplannen worden als voorbeelden daarvan genoemd het integreren van DBC-Onderhoud
en de herstructurering van directies van de NZa.
Uitvoering van de wettelijke taken
Ten aanzien van een aantal van de kerntaken van de NZa concludeert het rapport dat
tijdens de evaluatieperiode zich een aantal belangrijke ontwikkelingen heeft voorgedaan.
– Vooral voor toezicht en handhaving geldt dat een duidelijke koerswijziging is ingezet
die de doeltreffendheid van het toezicht lijkt te vergroten.
– Ook haar reguleringstaken voert de NZa doeltreffend uit, al heeft de NZa wel te maken
met de nodige dilemma’s op dit vlak, die het lastig maken alle betrokken partijen
tevreden te houden. (Deze dilemma’s zijn overigens voor een belangrijk deel inherent
aan de positie van de NZa, bijvoorbeeld: de roep om kortere doorlooptijden die op
gespannen voet kan staan met eisen van zorgvuldigheid of de wens van sommige partijen
voor een meer normatieve bekostiging terwijl andere partijen zo’n bekostiging te sturend
vinden).
– Op het gebied van markttoezicht heeft de NZa zich terughoudend opgesteld in het licht
van de voorgenomen overheveling van deze taak naar de ACM.
Relatie VWS-NZa
Apart wil ik nog stilstaan bij de sturingsrelatie tussen VWS – NZa. Dit was een belangrijk
aandachtspunt in de vorige evaluatie en het advies van de Commissie-Borstlap. Het
voorliggende evaluatierapport schetst ook hierover een positief beeld. Zo constateert
het rapport dat aan de kant van VWS de sturing van concernorganisaties is geprofessionaliseerd,
onder meer door invoering van een driehoeksmodel van eigenaar-opdrachtgever-opdrachtnemer, en de oprichting van een team Concernsturing onder verantwoordelijkheid
van de plaatsvervangend secretaris-generaal. Deze aanpak leidt tot meer helderheid
over de onderlinge verhoudingen en meer ingebouwde checks and balances op de sturingsrelatie.
Er is volgens het evaluatierapport overigens nog wel nog ruimte voor groei in de verhoudingen.
Letterlijk zegt het rapport: «Zo kan het besef nog verder groeien dat er ruimte bestaat
om het niet met elkaar eens te zijn: agree to disagree is ook een optie. Hoewel beide
partijen zich hiervan bewust zijn, worden verschillen van inzicht nog onvoldoende
als vanzelfsprekende mogelijkheid ervaren.» Hieruit vloeit de aanbeveling voort dat
VWS en de NZa, met name op het terrein van regulering, voortdurend aandacht blijven
besteden aan de rolverdeling tussen beide en ervoor te zorgen dat het gesprek over
rolvastheid op dit vlak blijvend gevoerd wordt. Daarbij wordt benoemd dat ook het
onderdeel knip in de regulering van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet marktordening
gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief-
en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg3, hieraan een belangrijke bijdrage kan leveren. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
wordt beoogd duidelijk te markeren tot waar de beleidsverantwoordelijkheid van de
bewindslieden van VWS reikt en waar de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de NZa
begint.
De komende tijd ga ik met de NZa het gesprek aan over de aanbevelingen uit het evaluatierapport.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport