Brief regering : Toezeggingen algemeen overleg Mijnbouw van 7 februari 2019
33 529 Gaswinning
Nr. 588 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2019
Tijdens het Algemeen Overleg mijnbouw van 7 februari 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 173) heb ik aangegeven per brief nadere informatie te zullen verstrekken over de volgende
drie onderwerpen:
1. een overzicht van de bedrijven die een concessie hebben om in het Waddengebied gas
te winnen;
2. het aardgascondensaatoverslagstation in Roodeschool;
3. gestapelde mijnbouw rond Veendam.
Met deze brief geef ik daaraan invulling. In voorgaande Algemeen Overleggen over mijnbouw
heb ik met uw Kamer gesproken over de ontwikkeling van gaswinning in Nederland. Graag
maak ik gebruik van de gelegenheid om u door middel van een indicatieve figuur te
informeren over de trend in de aardgaswinning in Nederland.
1. Overzicht concessiehouders voor gaswinning in het Waddengebied
Concessiehouders zijn mijnbouwondernemingen die op basis van de Mijnbouwwet in het
bezit zijn van een winningsvergunning. Voor de Waddenzee en het direct aangrenzende
gebied zijn er twee concessiehouders en loopt één aanvraag voor een winningsvergunning.
Voor delen van de westelijke Waddenzee heeft Vermilion Energy Netherlands twee winningsvergunningen.
Voor het grootste deel van de oostelijke Waddenzee heeft NAM twee winningsvergunningen.
Verder is van Tulip Oil Netherlands voor het gasveld Terschelling-Noord nog een winningsvergunningaanvraag
in procedure. Op verzoek van Tulip Oil Netherlands is deze procedure vooralsnog aangehouden.
2. Overslagstation aardgascondensaat te Roodeschool
In mijn brief1 van 5 december 2018 heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Nijboer over het
aardgascondensaatoverslagstation in Roodeschool aangegeven dat het overslagstation
voldoet aan de huidige eisen, dat het bedrijf (Noordgastransport) beschikt over de
benodigde vergunningen en dat de risico’s niet zodanig door Staatstoezicht op de Mijnen
(SodM), de onafhankelijke toezichthouder, worden ingeschat dat ik een verplaatsing
kan afdwingen. Ik heb ook geschreven dat voor een dergelijke installatie in de huidige
tijd een locatie buiten de dorpskern gangbaar zou zijn. Ik heb dan ook begrip voor
de bezorgdheid van de omwonenden en kan mij de wens om de installatie naar buiten
het dorp te verplaatsen goed voorstellen.
Naar aanleiding van mijn brief hebben de eigenaar van het aardgascondensaatoverslagstation,
de gemeente Het Hogeland, Groningen Seaports (GSP) en de Stichting dorpsbelang Roodeschool
eind januari 2019 met elkaar gesproken. Startpunt daarbij waren de al eerder in kaart
gebrachte mogelijkheden om de overslaginstallatie te verplaatsen. Partijen hebben
geconcludeerd dat het zin heeft een nieuw onderzoek te starten zodra er een reëel
vooruitzicht is op de financiering van de verplaatsing van de installatie.
De provincie Groningen, de gemeenten en het Rijk hebben besloten dat voor het NPG
in 2019 projecten kunnen worden voorgedragen. Vanuit mijn ministerie is de gemeente
Het Hogeland gewezen op de mogelijkheid om voor de verplaatsing van de overslaginstallatie
een projectvoorstel in te dienen. De gemeente Het Hogeland heeft aangegeven dit nog
niet te doen, omdat men eerst wil onderzoeken uit welk hoofdspoor van het NPG dit
project kan worden gefinancierd. Ik zal hierover in contact blijven met de gemeente
Het Hogeland.
3. Omgang met gestapelde mijnbouw rond Veendam
De omgeving rond Veendam ligt binnen de invloedssfeer van de gaswinning uit het Groningenveld
terwijl er ook zoutwinning plaatsvindt. De effecten van deze beide mijnbouwactiviteiten
cumuleren in dit gebied, waardoor wordt gesproken van gestapelde mijnbouw.
Wanneer het Wetsvoorstel Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt aangenomen
en in werking treedt, is het IMG bevoegd tot de afhandeling van schade als gevolg
van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van
de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg (hierna: gaswinning uit
het Groningenveld). De behandeling van schade door bodembeweging als gevolg van overige
mijnbouwactiviteiten wordt belegd bij de Commissie Mijnbouwschade (in oprichting).
Zodra beide instanties operationeel zijn kunnen mensen met schade, op basis van een
eigen inschatting over of de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van
gaswinning uit het Groningenveld of door een andere mijnbouwactiviteit, hun claim
indienen bij het IMG of bij de Commissie Mijnbouwschade. Dit geldt ook voor bewoners
die het vermoeden hebben dat er sprake is van schade door bodembeweging als gevolg
van gestapelde mijnbouw. Indien nodig zal de ontvangende instantie na behandeling
de resterende schadeclaim overdragen aan de bevoegde instantie. Dit leidt in alle
gevallen, na het eenmalig indienen van de schadeclaim, tot een inhoudelijke beoordeling
van de ingediende schadeclaim.
Tot het moment waarop beide instanties operationeel zijn, kunnen voor de gaswinning
uit het Groningenveld de schadeclaims worden gericht aan de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade
Groningen (TCMG). Voor schadeclaims als gevolg van overige mijnbouwactiviteiten bezie
ik voor de tussenliggende periode de mogelijkheden van een overgangsregeling, waarbij
ik gebruik wil maken van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en het landelijk
schadeprotocol gaswinning kleine velden dat ik verwacht binnenkort vast te kunnen
stellen.
4. Indicatie productiecijfers aardgaswinning in Nederland
Bovenstaande figuur geeft een indicatief beeld van het verloop van de Nederlandse
gasproductie vanaf 2010 tot nu, met een inschatting van de verdere ontwikkeling tot
2031. Het betreft de optelsom van de productievolumes uit het Groningenveld, de kleine
velden op de Noordzee en de kleine velden op land.
Naast de geplande afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld is de afnemende trend
in de totale Nederlandse gasproductie uit de kleine velden onmiskenbaar. Het belang
dat de resterende gaswinning uit de kleine velden in het licht van de energietransitie
nog heeft voor Nederland, heb ik nader toegelicht in mijn brief van 30 mei 2018 (Kamerstuk
33 529, nr. 469).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat