Brief regering : Geannoteerde agenda informele Energieraad van 2 april 2019
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 753
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2019
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de informele Energieraad die op
2 april a.s. in Boekarest zal plaatsvinden.
De agenda voor de informele Energieraad omvat een gedachtewisseling over het toekomstige
energiesysteem van de Europese Unie in 2050 en de ondertekening van een politieke
verklaring over Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe. Daarnaast zal
een bijeenkomst plaatsvinden met de ministers van de landen van het Oostelijk Partnerschap
over het thema Energie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 2 APRIL 2019
Het toekomstige energiesysteem van de Energie Unie
Tijdens de informele Energieraad wordt gesproken over de contouren van het toekomstige
energiesysteem van 2050 binnen de Energie Unie in relatie tot de energietransitie
en de klimaatdoelen. De nadruk zal liggen op de energie-infrastructuur, energie-opslagmogelijkheden
en innovatieve oplossingen. Er zijn nog geen concept-raadsconclusies verspreid. Het
voorzitterschap is voornemens Raadsconclusies aan te nemen over dit onderwerp tijdens
de formele energieraad op 25 juni 2019.
Inzet Nederland
Nederland zet in op een klimaatneutrale Unie in 2050, wat inhoudt dat de energievoorziening
in 2050 klimaatneutraal moet zijn. De transitie naar een CO2-vrij elektriciteitssysteem vraagt een omslag van fossiele bronnen naar hernieuwbare
bronnen. Hoe het duurzame energiesysteem rond 2050 er straks werkelijk uit gaat zien,
is (nog) niet te zeggen. Nieuwe innovaties en doorbraken in de komende jaren kunnen
nieuwe inzichten, andere kosten en marktrijpe toepassingen brengen, om zo de klimaatdoelstelling
in 2030 en 2050 tegen de laagst mogelijke kosten te behalen. Het duurzame energiesysteem
van de toekomst zal immers, naast betrouwbaar, ook betaalbaar moeten zijn voor burgers
en bedrijven. Met de uitwerking van het klimaatakkoord zal richting worden gegeven
aan het toekomstige energiesysteem.
In het toekomstige energiesysteem zullen naar verwachting de nu nog goeddeels gescheiden
onderdelen – elektriciteit, gas en warmte – in toenemende mate worden geïntegreerd.
Deze systeemintegratie maakt het mogelijk om infrastructuur en opwekcapaciteit efficiënt
te benutten. Systeemintegratie en innovatieve ontwikkelingen bieden ook mogelijkheden
om het energiesysteem op decentraal niveau meer weerbaar te maken tegen verstoringen
op centraal niveau. Een betrouwbare energievoorziening is bij grote aandelen hernieuwbare
elektriciteit een belangrijke randvoorwaarde. Duidelijk is dat een verdere flexibilisering
van het elektriciteitssysteem noodzakelijk is. Hierbij zullen we naar verwachting
in de toekomst meer conversie van energiedragers zien (bijvoorbeeld van elektriciteit
naar waterstof), (tijdelijke) opslag van energie en situaties waarin de industrie
wisselt tussen gas en elektriciteit afhankelijk van het aanbod van hernieuwbare elektriciteit.
De transitie heeft ook grote gevolgen voor markten. Er is sprake van nieuwe markten
die nog tot wasdom moeten komen en van bestaande markten die zullen gaan veranderen.
Daarbij is specifiek aandacht nodig voor de omgang met toekomstige infrastructuur
voor CO2, waterstof en warmte. Ook in de EU zal systeemintegratie hoger op de agenda moeten
komen. De Commissie doet al een studie naar systeemintegratie in de Unie. Nederland
zal de Commissie oproepen om hierna ook door te gaan met de analyse en formulering
van een integrale aanpak.
De eigenschappen van de Noordzee (o.a. relatief ondiep water aan de kust en goede
windsnelheden) maken het de uitgelezen plek voor offshore wind. Op dit moment staat
ongeveer 60% van het totaal opgestelde vermogen in de wereld in de Noordzee. In 2030
wordt rond de 48 GW opgesteld vermogen verwacht, wat neerkomt op 40 tot 50 procent
van de wereldwijde capaciteit. De schattingen voor 2040 lopen uiteen van 70 tot 150
GW. Dat vereist goed overleg met alle betrokkenen, inclusief coördinatie met andere
Noordzeelanden, met het oog op een betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem. Nederland
zal het belang daarvan benadrukken tijdens de informele Energieraad.
Nederland werkt al sinds 2016 samen met 10 landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk,
Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk)
in the North Seas Energy Cooperation. De samenwerking richt zich op kostenreductie
en versnelling van de uitrol van wind op zee, onder andere door juridische belemmeringen
weg te nemen, door de tenders op elkaar af te stemmen en door voorschriften en regelgeving
te harmoniseren.
De afvang en opslag van CO2 (CCS) is één van de mogelijkheden om de CO2-uitstoot te reduceren. In Europees verband pleit Nederland voor de inzet van CCS
als transitietechnologie om met name CO2-emissies in de industrie te verminderen, in combinatie met het hergebruik van CO2 en het realiseren van negatieve emissies. Een duidelijke visie vanuit Europa is hierbij
belangrijk, inclusief de benodigde instrumenten. Nederland zal hierop aandringen bij
de Europese Commissie.
Zoals onder meer aangegeven in het ontwerp van het Klimaatakkoord is het de verwachting
dat de rol van aardgas in het energiesysteem de komende jaren sterk zal afnemen. Nederland
zet in op verdere elektrificatie van het energiesysteem en het tot ontplooi brengen
van alternatieve warmtebronnen (geothermie) en energiedragers (waterstof, hernieuwbaar
gas). Dit alles moet er toe leiden dat rond 2050 (aard)gas alleen nog daar wordt gebruikt
waar dat onvermijdelijk is, zoals hoge temperatuurtoepassingen in de industrie.
Ook waterstof zal, zoals gezegd, een rol spelen in de toekomstige energievoorziening.
In EU-verband is er steeds meer erkenning dat duurzame waterstof een belangrijke schakel
is in de energietransitie. De nadruk ligt daarbij op het inzetten van duurzame waterstof
voor het reduceren van het gebruik van fossiele brandstoffen en grondstoffen in de
industrie en zwaar transport en op de opslag van hernieuwbare energie in de vorm van
waterstof (systeemintegratie, seizoensopslag). Ook wordt waterstof gezien als een
belangrijk hernieuwbaar gas voor de verduurzaming van het gassysteem, onder meer als
een optie voor de gebouwde omgeving. Nederland zal de Commissie oproepen om tot een
bredere strategie te komen voor waterstof en hernieuwbaar gas.
Het kabinet vindt ten slotte een blijvende inzet op energie-innovatie van groot belang
voor een CO2-neutraal energiesysteem in 2050. Nederland zet inhoudelijk gezien in op de prioriteiten
die zijn gesteld in de Integrale Kennis- en Innovatieagenda die bij het ontwerp van
het Klimaatakkoord is opgesteld, waarbij de flexibilisering van het energiesysteem
een belangrijk thema is. Daarnaast is van belang dat de Europese Commissie verdere
ondersteuning biedt bij de samenwerking tussen EU-landen om de nationale innovatieprogramma’s
zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. Momenteel krijgt deze samenwerking
vorm binnen het «Strategic Energy Technology»-plan. Verder zijn ten algemene het voorkomen
van barrières in de wet- en regelgeving en het voortzetten van Europese subsidiefondsen
van belang.
Krachtenveld
Tijdens de discussie zullen lidstaten hun prioriteiten voor het toekomstige energiesysteem
van de Europese Unie uiteenzetten. Meerdere lidstaten streven net als Nederland naar
een CO2-neutraal energiesysteem. Nederland werkt met deze groep nauw samen. Ook het Europees
Parlement heeft eerder met een resolutie steun uitgesproken voor een klimaatneutrale
Unie in 2050. De verwachting is dat enkele lidstaten daar bovenop zullen pleiten voor
een 100% hernieuwbaar energiesysteem. Andere, met name Oost-Europese lidstaten hechten
waarde aan technologieneutraliteit. In eerdere discussies werd waterstof door veel
lidstaten, waaronder Nederland, genoemd als prioritair voor schone mobiliteit en flexibiliteit
in het energiesysteem. Veel lidstaten willen ook meer Europese middelen voor onderzoek
en ontwikkeling op het gebied van schone energie. Bovendien zullen waarschijnlijk
meerdere lidstaten de geografische en sociale verschillen tussen lidstaten benadrukken
en met het oog daarop pleiten voor flexibiliteit en (financiële) steun voor regio’s
met fossiele afhankelijkheid.
Politieke verklaring «Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe»
Tijdens de informele Energieraad wordt de Ministers een verklaring voorgelegd over
een «Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe». Het Roemeense voorzitterschap
bouwt hiermee deels voort op de Linz-verklaring (Hydrogen Initiative) van oktober
2018. Daarin is al een basis gelegd voor een EU-aanpak. De nadruk lag daar op innovatie
voor waterstof en het creëren van de randvoorwaarden voor een waterstofmarkt, zoals
standaardisering en regelgeving. De verklaring van het Roemeense voorzitterschap richt
zich op het verduurzamen van het gassysteem met groen gas, synthetisch gas en waterstof,
en het optimaal benutten van de gasinfrastructuur voor een duurzaam energiesysteem.
De verklaring benoemt de voordelen van gasvormige energiedragers en roept op tot het
onderzoeken hoe het aandeel van hernieuwbaar gas kan worden vergroot en hoe de bestaande
infrastructuur daarvoor kan worden gebruikt. Daarbij wordt met name aandacht gevraagd
voor het regelgevende kader.
Inzet Nederland
Nederland staat positief tegenover de intentie van de conceptverklaring (die geen
juridische werking beoogt), en zal deze tekenen als de definitieve verklaring in lijn
is met de Nederlandse inzet. De verklaring sluit aan bij het bestaande Nederlandse
beleid ten aanzien van groen gas en waterstof, en het reduceren van het gebruik van
aardgas. Nederland wil door middel van de verklaring de Commissie oproepen om tot
een bredere strategie te komen voor hernieuwbaar gas. Deze strategie moet onder meer
een actieplan voor waterstof bevatten, waarin aandacht wordt besteed aan regelgeving,
certificering, veiligheid, implementatie van RED II, relatie met herziening van de
gasrichtlijn, stimuleren van een Europese waardeketen, fondsen voor R&D en internationale
samenwerking.
Het Oostelijk Partnerschap
Tijdens de informele Energieraad wordt samen met de Ministers van de landen van het
Oostelijk Partnerschap gesproken over de infrastructuur van gas en elektriciteit tussen
de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap. Er zijn hiervoor nog geen documenten
verspreid. Het Oostelijk Partnerschap is gericht op het aangaan van politieke samenwerking
en economische integratie met Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië
en Oekraïne. Centraal staan de gedeelde Europese waarden. Nederland onderschrijft
de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap en ziet een duidelijke meerwaarde
in intensieve samenwerking met deze regio aan de grens van Europa.
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.