Brief regering : NZa rapport "Controles zorgverzekeraars naar aanpak wachttijden"
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR MEDISCHE ZORG
EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2019
Hierbij informeren wij u over de rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
over de inspanningen van zorgverzekeraars om de wachttijden te verminderen in de volgende
zorgsectoren:
– Geestelijke gezondheidszorg (ggz)
– Medisch specialistische zorg (msz)
– Wijkverpleging.
Het NZa-rapport Controles zorgverzekeraars naar aanpak wachttijden: Samenvattend rapport treft u in de bijlage aan1. Met deze toezending wordt voldaan aan de toezegging van de Staatssecretaris in de
brief bij de NZa informatiekaart inzake wachttijden in de ggz van 21 december 2018.2
In deze brief gaan wij per sector nader in op de conclusies van de NZa. Daarnaast
behandelen wij algemene conclusies en de vervolgstappen van de NZa.
Kernpunten
– De NZa heeft in 2018 controlebezoeken afgelegd bij zorgverzekeraars. Hun inspanningen
om wachttijden te verminderen in de ggz, msz en wijkverpleging zijn beoordeeld aan
de hand van beoordelingskaders per sector, die ontwikkeld zijn om houvast te bieden
aan verzekeraars over wat de NZa van hen verwacht. De conclusies staan in dit rapport.
– Het algemene beeld voor alle sectoren is dat verzekeraars actief zijn, wat positief
is, maar dat het nog ontbreekt aan structureel inzicht in de ontwikkeling van de wachttijden
en in de resultaten van de verrichte activiteiten. Dit gaat onder meer over het evalueren
van de effectiviteit van afspraken die met zorgaanbieders gemaakt worden. Hierdoor
ontbreekt het aan een belangrijke randvoorwaarde voor verzekeraars om te kunnen (bij)sturen
als resultaten uitblijven.
– Individuele zorgverzekeraars hebben van de NZa allen een terugkoppeling gehad over
wat goed gaat en welke aandachtspunten er nog zijn. Hiermee kunnen zij aan de slag.
In 2019 toetst de NZa in hoeverre dit is opgepakt en treedt waar nodig handhavend
op. Wij zijn positief over deze concrete aanpak van de NZa en zijn overtuigd dat het
toezicht ermee verrijkt wordt.
– De inspanningen van zorgverzekeraars kunnen worden aangescherpt. Tegelijkertijd constateren
wij dat er ook andere redenen zijn voor het ontstaan (of terugdringen) van wachttijden,
zoals de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De problematiek is complex, zoals de NZa
ook vaststelt. Er zijn inspanningen nodig van alle betrokken partijen. Hierover zijn
ook afspraken gemaakt in de hoofdlijnenakkoorden voor de ggz, de msz en de wijkverpleging.
Over het onderwerp, rol NZa en het rapport
Toegankelijkheid van zorg vinden wij van essentieel belang. Iedereen moet tijdig en
binnen redelijke afstand de zorg kunnen ontvangen die hij nodig heeft. Het kan voorkomen
dat iemand even moet wachten op electieve zorg (acute zorg moet direct worden verleend),
maar het is onacceptabel als wachttijden de Treeknormen overschrijden. Helaas komt
dit nog voor, zoals de NZa in deze rapportage ook constateert. Wachttijden staan dan
ook hoog op de beleidsagenda en wij spreken er regelmatig over met uw Kamer.
De NZa speelt een belangrijke rol in het oplossen van de wachttijdproblematiek. De
NZa ziet toe op de bijdrages van zorgaanbieders en verzekeraars hieraan. Daarbij wordt
van zorgaanbieders verwacht dat zij inzicht geven in de wachttijden. Van zorgverzekeraars
wordt een actieve houding verwacht in het terugdringen van de wachttijden. Dit in
het kader van hun zorgplicht richting verzekerden. Als partijen zich onvoldoende inspannen,
spreekt de NZa hen hierop aan. En mocht dat nodig zijn, kan de NZa extra maatregelen
nemen zoals het opleggen van een aanwijzing of last onder dwangsom.
In dit rapport beschrijft de NZa een specifieke invulling van het toezicht op zorgverzekeraars,
en de conclusies die daaruit getrokken kunnen worden. Het gaat om controlebezoeken
in 2018. Hierbij zijn de inspanningen van verzekeraars beoordeeld aan de hand van
beoordelingskaders per sector, die ontwikkeld zijn om houvast te bieden aan zorgverzekeraars
over wat de NZa van hen verwacht. Het betreft dus een concretisering van de Beleidsregel
toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars Zvw.
De beoordelingskaders bestaan uit vijf hoofdthema’s:
– Inzicht in de wachttijdenproblematiek
– Handelen richting verzekerden
– Handelen richting zorgaanbieders
– Bedrijfsprocessen
– Agenderen (voor de msz is dit geen onderdeel van het beoordelingskader)
Context
In mei 2017 heeft de NZa het Actieplan wachttijden in de zorg opgesteld3. Op 6 juli 2018 heeft de NZa voor de laatste keer gerapporteerd over de voortgang4. Met het actieplan heeft de NZa de regie genomen en gezorgd voor belangrijke randvoorwaarden
voor het verminderen van de wachttijden.
Het is aan zorgaanbieders, zorgverzekeraars en andere betrokken partijen om de aanpak
van de wachttijdenproblematiek verder vorm te geven. Dit uiteraard onder toezicht
van de NZa en ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). In de hooflijnenakkoorden
in de ggz, msz en wijkverpleging zijn afspraken gemaakt over de inspanningen van alle
betrokken partijen om zorg binnen de Treeknormen te blijven leveren.
Dit rapport geeft inzicht in de inspanningen van zorgverzekeraars. De NZa concludeert
dat zij aandacht hebben voor de wachttijden en veel verschillende activiteiten verrichten
die kunnen bijdragen aan het terugdringen van de wachttijden in de drie betreffende
zorgsectoren. Toch lijken de wachttijden nog niet af te nemen. De NZa stelt dan ook
vast dat er ruimte voor verdere verbetering is. Wij beamen dat. Duidelijk is dat zorgverzekeraars
verder aan de bak moeten. Dit neemt overigens niet weg dat, naast het feit dat een
zorgverzekeraar zich al dan niet inspant, er ook andere redenen zijn voor het ontstaan
van wachttijden. Voorbeelden zijn de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en ten aanzien
van de (verdeling van de) behandelcapaciteit. De wachttijdproblematiek is complex,
zoals de NZa ook vaststelt. Er zijn inspanningen nodig van alle betrokken partijen,
niet alleen van zorgverzekeraars.
Conclusies ggz
De NZa constateert in deze rapportage dat alle bezochte zorgverzekeraars structureel
contact hebben met zorgaanbieders met te lange wachttijden. Wel stelt de NZa vast
dat het vaak ontbreekt aan doelgerichte afspraken met aanbieders, en vooral ook aan
het monitoren van dergelijke afspraken op organisatieniveau. De opvolging van eventuele
acties wordt enkel meegenomen in de reguliere contacten met aanbieders (in het kader
van de zorginkoop). Het risico daarvan is dat de aanpak van wachttijden niet genoeg
op het netvlies van het management van de zorgverzekeraar komt. Dit is een belangrijk
aandachtspunt volgens de NZa. Daarnaast benadrukt de NZa het belang van het verder
bestendigen en verbeteren van de samenwerking met alle relevante partijen in de regio.
Dus niet alleen met zorgaanbieders, maar bijvoorbeeld ook met gemeenten.
Reactie Staatssecretaris:
Met deze aanbevelingen raakt de NZa aan belangrijke uitgangspunten van het actieplan
vervolgaanpak wachttijden in de ggz. Hierin werken zorgverzekeraars, zorgaanbieders
en andere relevante partijen immers samen om de wachttijden in de ggz in alle regio’s
tot onder de Treeknormen terug te brengen. Deze rapportage van de NZa biedt waardevolle
inzichten om de inspanningen van verzekeraars indien nodig verder aan te scherpen.
Over de voortgang van het actieplan vervolgaanpak wachttijden in de ggz zal ik uw
Kamer binnenkort apart informeren, zoals toegezegd in de brief van 22 februari 2019.5
Conclusies msz
De NZa geeft als belangrijkste aandachtspunt binnen de msz aan dat het bij een aantal
van de onderzochte zorgverzekeraars nog ontbreekt aan structureel inzicht in de wachttijden
en aan concrete resultaatgerichte afspraken met zorgaanbieders en de monitoring daarvan.
De NZa ziet het als positief punt dat alle zes de bezochte zorgverzekeraars bedrijfsprocessen
hebben ingericht om te kunnen sturen op de wachttijden, zowel op operationeel niveau
tussen de afdelingen zorginkoop en zorgbemiddeling als op managementniveau.
Reactie Minister voor Medische Zorg en Sport:
In juli 2018 heb ik u geïnformeerd over de vervolgrapportage wachttijden van de NZa
(Kamerstuk 32 620, nr. 207). Op 13 november 2018 heb ik u geïnformeerd over de meest recente cijfers en de stand
van zaken met betrekking tot aanpak van de wachttijden.6 In het Algemeen Overleg van 13 februari 2019 stonden de wachttijden ook op de agenda.
Voor een aantal specialismen zijn de wachttijden voor een polikliniekbezoek nog steeds
te lang. Dit vind ik onwenselijk. De NZa kijkt op dit moment samen met de Patiëntenfederatie
naar de mogelijkheden om de wachttijden van de NZa op de website Zorgkaart Nederland
te delen, zodat patiënten binnenkort zelf ook de wachttijd in hun omgeving kunnen
raadplegen. Ik zie dat partijen inspanningen plegen om de wachttijden te verminderen,
maar continue aandacht en meer inzet zijn nodig. Uit de rapportage van de NZa blijkt
dat zorgverzekeraars nog meer kunnen doen en ik vind het dan ook goed dat zorgverzekeraars
in de komende maanden door de NZa worden aangespoord om zich nog actiever op te stellen
richting verzekerden en zorgaanbieders om het inzicht te vergroten en om beter het
effect van hun acties na te gaan.
De constatering dat zorgverzekeraars bereid zijn inspanningen te leveren en extra
financiële middelen uit te trekken voor de terugdringing van wachttijden, stemt mij
positief. Tegelijkertijd blijkt geld lang niet altijd het probleem, zoals zorgverzekeraars
zelf ook aangeven. Er zijn vaak ook andere redenen voor de wachttijden. In deze rapportage
komt dit niet expliciet terug. Maar de aanpak van personeelstekorten, cliëntvoorkeuren
en capaciteitsproblemen is eveneens nodig om de wachttijden te reduceren. Dit blijft
vragen om inzet van alle partijen op diverse terreinen, teneinde de wachttijden onder
de Treeknormen te krijgen.
Conclusies wijkverpleging
Voor de wijkverpleging is er geen wachttijdregistratie.7 De NZa heeft daarom een aanvullend onderzoek laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen
in de toegankelijkheid van de wijkverpleging.8 Hier wordt in dit rapport meermaals naar verwezen. Uit het aanvullende onderzoek
blijkt dat wanneer een zorgaanbieder is gevonden, de zorg over het algemeen binnen
enkele dagen wordt verleend.
De zorg start gemiddeld 2,6 dagen na aanmelding en 37% van de cliënten ontvangt op
de dag van aanmelding al wijkverpleging. In 7% van de gevallen duurt het een week
of langer en slechts in 1% van de gevallen wordt de Treeknorm van zes weken niet gehaald.
Uit de rapportage van de NZa blijkt dat zorgverzekeraars de wachttijd vóór de indicatiestelling
als een groter probleem zien dan de wachttijd na de indicatiestelling. Mede daarom
zien zij geen nut in een algemene wachttijdregistratie, ook niet voor de acute zorg.
De NZa constateert dat drie van de vier bezochte zorgverzekeraars actief zorg bemiddelen.
Kanttekening die de NZa hierbij plaatst is dat zorgverzekeraars vervolgens niet toetsen
of deze bemiddeling ook succesvol is geweest en de cliënten in zorg zijn genomen.
De NZa vindt daarnaast dat de bemiddelingsrol van de zorgverzekeraars beter voor het
voetlicht kan komen, bijvoorbeeld door informatie op de website te publiceren.
Reactie Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
Het aanvullende onderzoek naar de wachttijden in de wijkverpleging toont aan dat de
Treeknorm in de wijkverpleging vrijwel altijd behaald wordt. Dat betekent niet dat
er geen problemen zijn. Het vinden van een aanbieder kan voor verwijzers, cliënten
en mantelzorgers echter tegenvallen. Dat kan onnodige zorgkosten met zich mee brengen
wanneer een cliënt bijvoorbeeld in het ziekenhuis moet wachten op wijkverpleging.
Belangrijke redenen zijn de arbeidsmarktproblematiek en de versnippering van het zorgaanbod.
Het is belangrijk dat zorgverzekeraars actief zorg bemiddelen en in spoedeisende situaties
actief handelen bij het zoeken naar een beschikbare wijkverpleegkundige. Het is daarom
wenselijk dat alle zorgverzekeraars niet alleen een proces voor zorgbemiddeling inrichten,
maar vervolgens ook (steekproefsgewijs) de resultaten meten. Uiteraard kunnen verzekerden
zich ook zelf tot de zorgverzekeraar richten als een bemiddelingsactie niet succesvol
is gebleken. Tevens is het belangrijk dat de zorgbemiddeling makkelijk toegankelijk
is voor zorgverleners (zoals bijvoorbeeld transferverpleegkundigen) die het niet lukt
om de benodigde wijkverpleging te vinden, zodat snel actief meegezocht kan worden.
Daarnaast ben ik het met de NZa eens dat zorgverzekeraars hun verzekerden beter kunnen
informeren over de mogelijkheden van zorgbemiddeling. Teveel verzekerden, maar ook
aanbieders, hebben hier geen weet van of maken niet van deze mogelijkheid gebruik.
Verder vind ik het wenselijk dat de NZa met het beoordelingskader langs de zorgverzekeraars
gaat en hen aan bovenstaande punten laat werken. Ik verwacht dat de NZa erop toeziet
dat zorgverzekeraars met het beoordelingskader aan de slag gaan.
Uit het aanvullende onderzoek blijkt dus dat er weinig wachttijd is voor het ontvangen
van zorg zodra een aanbieder is gevonden. Het blijkt in praktijk echter wel lastig
om snel een aanbieder voor wijkverpleegkundige zorg te vinden. Daarom roep ik de sector
op om gezamenlijk het proces voor toeleiding naar de wijkverpleging te verbeteren.
Algemene conclusies
Volgens de NZa ontbreekt het zorgverzekeraars in alle drie de sectoren nog aan structureel
inzicht in de ontwikkeling van de wachttijden en in de resultaten van de verschillende
activiteiten die worden ondernomen. Dit betreft onder meer het evalueren van de effectiviteit
van de met zorgaanbieders en andere betrokken partijen gemaakte afspraken ten aanzien
van wachttijdreductie en het leveren van zorg binnen de Treeknormen. Hierdoor ontbreekt
het aan een belangrijke randvoorwaarde voor verzekeraars om te kunnen (bij)sturen
als het gewenste resultaat van hun inspanningen uitblijft.
Dit is een concreet aandachtspunt waar zorgverzekeraars mee aan de slag kunnen. De
NZa zal hen hierop aanspreken en indien nodig handhavend optreden. Er zijn ook al
goede voorbeelden waarbij de wachttijden nauwkeurig worden gemonitord. Bovendien is
de kwaliteit van data die verzekeraars tot hun beschikking hebben om zichzelf het
structurele inzicht te verschaffen de afgelopen tijd sterk verbeterd. De NZa noemt
in dit kader de Transparantieregeling zorgaanbieders ggz, die aanbieders in de ggz
verplicht om maandelijks hun wachttijdgegevens aan te leveren aan Vektis. In de brief
van 21 december 2018 is de Staatssecretaris hier nader op ingegaan (Kamerstuk 25 424, nr. 451).
Voor zowel de ggz als de msz stelt de NZa dat alle zorgverzekeraars hun verzekerden
actief wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling. Dat stemt ons positief, omdat
wij het belangrijk vinden dat verzekerden weten dat zij (in het geval van een te lange
wachttijd) terecht kunnen bij hun zorgverzekeraar voor bemiddeling naar een andere
zorgaanbieder. Wel kunnen verzekeraars de zorgbemiddeling in de wijkverpleging nog
meer onder de aandacht brengen. Eerder in de brief wordt nader op dit punt ingegaan.
Verder stelt de NZa dat de meting van de resultaten van de zorgbemiddeling een aandachtspunt
is voor zorgverzekeraars. Dat geldt voor alle drie de sectoren. Er blijken echter
ook goede voorbeelden te zijn, bijvoorbeeld van zorgverzekeraars die na een bemiddelingsverzoek
(steekproefsgewijs) contact opnemen met de verzekerde om na te gaan of hij elders
zorg heeft kunnen krijgen. Dit soort goede voorbeelden zijn voor andere verzekeraars
een handvat om tot verbetering te komen.
Vervolg NZa
Na de controlebezoeken waarvan de conclusies in dit rapport zijn beschreven, hebben
de individuele verzekeraars allen een terugkoppeling van de NZa gehad over wat goed
gaat en welke aandachtspunten er nog zijn. In het tweede kwartaal van 2019 gaat de
NZa toetsen in hoeverre deze punten zijn opgepakt. Bij onvoldoende voortgang zal de
NZa verdere stappen zetten, zoals openbaarmaking en het geven van een aanwijzing.
Dit ondersteunen wij.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg