Brief regering : Stand van zaken MC IJsselmeerziekenhuizen en MC Slotervaart
31 016 Ziekenhuiszorg
29 247
Acute zorg
Nr. 213
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2019
In de Regeling van Werkzaamheden van 12 februari jl. heeft de heer Van Gerven gevraagd
een spoedanalyse te laten verrichten door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
naar de brief van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)
en de cijfers over rijtijden van ambulancespoedritten in Urk en Lelystad van GGD Flevoland
(Handelingen II 2018/19, nr. 52, item 25). Op 13 februari 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat deze analyse niet voor het
Algemeen Overleg MSZ/Ziekenhuiszorg kon worden afgerond1.
In de procedurevergadering van 20 februari jl. heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport verzocht om een reactie op het verzoek van het lid Agema, gedaan
tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 12 februari 2019 (Handelingen II 2018/19,
nr. 52, item 25), over de brief van de KNOV, voor het Algemeen Overleg Acute zorg/ ambulancezorg
van d.d. 3 april 2019 aan de Kamer te sturen. Met deze brief ga ik in op beide verzoeken.
Verder zal ik in deze brief ingaan op een aantal toezeggingen die ik heb gedaan in
het Algemeen Overleg MSZ/Ziekenhuiszorg van 13 februari jongstleden (Kamerstukken
31 765 en 31 016, nr. 369), waarmee ik deze toezeggingen als afgedaan beschouw, te weten:
– Een reactie op de petitie van het Comité Actie Behoud Ziekenhuis Lelystad en het resultaat
van mijn gesprek met dit Comité;
– De analyse van de toekomstverkenner over feiten en cijfers;
– De eerste resultaten van de gesprekken die de toekomstverkenner heeft gevoerd over
de acute verloskunde op Urk;
– De regionale effecten van kwaliteitskaders op regionale ziekenhuizen.
Ook zal ik ingaan op het verzoek van een aantal Kamerleden uit het ordedebat van 5 maart
2019 over de gang van zaken rond het faillissement van de MC IJsselmeerziekenhuizen,
en dan met name over de mogelijkheden van patiënten en hoe ze worden geïnformeerd
over de continuering van zorg (Handelingen II 2018/19, nr. 58, Regeling van werkzaamheden).
Tenslotte ga ik kort in op het bewaren en toegankelijk houden van medische dossiers
en de gemaakte afspraken over de medische aansprakelijkheidsverzekering.
De 45-minutennorm
Alvorens in te gaan op bovengenoemde verzoeken en toezeggingen, maak ik van de gelegenheid
gebruik om de 45-minutennorm nogmaals nader toe te lichten. Zoals ik in mijn brief
van 22 januari jongstleden2 heb aangegeven is de 45-minutennorm geen prestatienorm; ook niet voor de ambulancesector.
De 45 minutennorm is geen norm om kwaliteit of tijdigheid van de ambulancezorg of
de totale reistijd van patiënt naar een ziekenhuis te meten. De enige prestatienorm
qua bereikbaarheid van acute zorg is de 15-minutennorm voor ambulances. Die 15-minutennorm
zegt dat in 95% van de spoedritten (A1) de ambulance onder normale omstandigheden
binnen 15 minuten na de melding ter plaatse moet zijn. De RAV Flevoland, die verantwoordelijk
is voor de ambulancezorg in de regio Flevoland, voldoet momenteel aan die norm.
De 45-minutennorm ziet op de spreiding en beschikbaarheid van SEH’s en afdelingen
voor acute verloskunde over Nederland. Het is een berekende spreidingsnorm. Een afdeling
voor spoedeisende hulp (SEH) of acute verloskunde (AV) mag op grond van de 45-minutennorm
alleen sluiten als het aantal inwoners dat in spoedgevallen (met een ambulance) niet
binnen 45 minuten op deze afdeling kan zijn, door deze sluiting niet toeneemt. Dit wordt berekend met een theoretisch model van het RIVM. Dat brengt
modelmatig de tijd tussen het binnenkrijgen van de melding op de meldkamer ambulancezorg
tot aan presentatie van de patiënt in het ziekenhuis voor alle postcodegebieden in
Nederland in kaart, waarbij bijvoorbeeld wordt gerekend met een vaste tijd tussen
aankomst van de ambulance bij de patiënt en vertrek van de ambulance naar het ziekenhuis3. Doel van deze modelmatige berekeningen is om afstanden tot aan een ziekenhuis met
acute zorg in kaart te brengen en daarbij niet alleen rekening te houden met kilometers
maar ook met de lokale omstandigheden; dit om te bepalen welke SEH’s en afdelingen
voor acute verloskunde niet mogen sluiten om de spreiding en beschikbaarheid van deze
zorg op een bepaald niveau te behouden.
Dit model, dat dateert uit het begin van deze eeuw, is zoals gezegd geen prestatienorm
om kwaliteit of tijdigheid van de ambulancezorg of de totale reistijd van patiënt
naar een ziekenhuis te meten. Dat een spoedrit in de praktijk langer dan 45 minuten
duurt is ook zeer goed mogelijk. Dit kan vanuit (medisch) behandeloogpunt logisch
en soms noodzakelijk zijn en kan gezondheidswinst opleveren voor de patiënt. Het is
aan de ambulancezorgverleners om na beoordeling van de patiënt te beslissen wat voor
deze patiënt het beste is. Bij sommige aandoeningen zal dit inhouden dat behandeling
in het ziekenhuis zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Maar, de ambulancezorgverleners
kunnen er ook voor kiezen langer bij de patiënt ter plaatse te zijn om uitgebreid(er)
onderzoek te doen en de zorg te starten. Denk hierbij aan het aanleggen van een infuus,
het maken van een ECG, het doen van tests, het starten met pijnbestrijding e.d. (in
welk geval de tijd tussen aankomst van de ambulance bij de patiënt en vertrek van
de ambulance naar het ziekenhuis ook langer is dan waar in het RIVM-model mee wordt
gerekend). De ambulance is immers niet slechts een vervoermiddel; door het ambulancepersoneel
kan steeds meer gespecialiseerde zorg worden verleend. Als vervoer naar het ziekenhuis
noodzakelijk is, bepalen de ambulancezorgverleners of de patiënt naar de dichtstbijzijnde
SEH of afdeling voor acute verloskunde wordt gebracht of niet. Hierbij spelen met
name medisch-inhoudelijke (bijvoorbeeld als het zorgaanbod in een ander ziekenhuis
beter aansluit op de behoefte van de patiënts) en logistieke redenen (bijvoorbeeld
wanneer bekend is dat het heel druk is op een SEH en de patiënt ergens anders sneller
kan worden geholpen) een rol. De ambulanceverpleegkundige heeft de professionele verantwoordelijkheid
om snel en deskundig te handelen, maar voor de patiënt is het kortom niet altijd het
beste dat deze zo snel mogelijk na een melding in het dichtstbijzijnde ziekenhuis
is. Dat is ook de reden waarom hiervoor geen prestatienorm bestaat.
Reactie van de IGJ op de brief van de KNOV en de cijfers van de GGD Flevoland
De IGJ heeft de gegevens uit de registratie van GGD Flevoland bekeken en hieruit blijkt
dat sinds de (gedeeltelijke) sluiting van de spoedeisende hulp in Lelystad de gemiddelde
totale ritduur (de tijd tussen het binnenkrijgen van de melding op de meldkamer ambulancezorg
tot aan presentatie van de patiënt in het ziekenhuis) voor een ambulance bij A1-ritten4 vanuit Lelystad is opgelopen van ongeveer 40 minuten in oktober 2018 naar 47 minuten
in november 2018 en 51 minuten in december 2018. Voor A1 ritten vanuit Urk geldt dat
de gemiddelde totale ritduur is opgelopen van 57 minuten in oktober 2018 naar 66 minuten
in november 2018 en 63 minuten in december 2018.
Door de sluiting van de afdeling klinische verloskunde in het ziekenhuis in Lelystad
is het onmiskenbaar dat ambulances verder moeten rijden en langer onderweg zijn om
patiënten te presenteren in de omliggende ziekenhuizen. Bestudering van de cijfers
laat zien dat de stabilisatietijd iets lijkt te zijn toegenomen en, zoals gezegd,
de ambulances langer onderweg zijn om de patiënt in een ziekenhuis te presenteren.
IGJ houdt sinds het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuis onder andere contact
met de betrokken Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ-en). In ROAZ-verband worden
afspraken gemaakt (en zo nodig bijgesteld) over onder meer volmeldingen en uitwijkmogelijkheden
van ziekenhuizen. Vanuit het ROAZ wordt beaamd dat het moeten uitwijken van ambulances
kan leiden tot langere rittijden, maar alleen bij patiënten waarbij dit verantwoord
is.
Het is daarbij goed te beseffen dat tussen het ophalen van de patiënt door de ambulance
en het aanrijden naar het ziekenhuis, de zorg aan de patiënt in de ambulance al wordt
gestart: de patiënt wordt gestabiliseerd door het ambulancepersoneel en krijgt de
eerste zorg die nodig is. Ook moet, zoals ik hier boven al aangaf, worden opgemerkt
dat tijdige toegang tot spoedeisende hulp niet altijd betekent dat een patiënt naar
de dichtstbijzijnde afdeling voor spoedeisende hulp wordt gebracht. Patiënten worden
naar de dichtstbijzijnde ziekenhuislocatie gebracht waar de voor hen best passende
zorg geleverd kan worden. Ter illustratie: ook voor het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen
en de afschaling van de SEH in Lelystad werden bijvoorbeeld patiënten met een hartinfarct
niet in Lelystad maar op andere SEH’s behandeld.
Uit de registratie van GGD Flevoland valt op te maken dat de gemiddelde responstijd
onder de 8 minuten ligt. Uit de gegevens van de inspectie blijkt tevens dat de norm
voor responstijd door de ambulancedienst in Flevoland vanaf oktober 2018 tot heden
wordt gehaald. IGJ ziet toe op de naleving van de wettelijke norm dat bij gemiddeld
bij 95% van de A1 meldingen binnen 15 minuten een ambulance aanwezig is. In het toezicht
worden ook de relevante externe factoren die de haalbaarheid van de norm beïnvloeden
en overige patiëntveiligheidsoverwegingen meegenomen. Om dit te bewerkstelligen heeft
RAV-Flevoland extra ambulances ingezet.
De conclusie van de analyse van IGJ op dit moment is dat er veranderingen zichtbaar
zijn als gevolg van de afschaling van de SEH en de sluiting van de afdeling klinische
verloskunde in Lelystad bij de eerstelijns acute zorg en de geboortezorg in de regio.
Aan de prestatienorm ten aanzien van de responstijden van de ambulances wordt voldaan.
De gemiddelde totale ritduur is toegenomen en overstijgt de 45 minuten, maar dit betekent
niet dat er een prestatienorm wordt overschreden aangezien de 45-minutennorm geen
prestatienorm is. Ook kan niet worden geconcludeerd dat ten gevolge hiervan gezondheidsrisico’s
zijn toegenomen. Er zijn door de IGJ signalen ontvangen en onderzocht in relatie tot
het sluiten van de acute verloskunde, maar er is geen sprake van calamiteiten of incidenten
met patiëntschade.
Bovenstaande neemt niet weg dat IGJ de zorgen van onder meer verloskundigen, patiënten
en andere betrokkenen begrijpt. De situatie vraagt in de ogen van IGJ doorlopende
samenwerking tussen de zorgaanbieders, aanpassingen in de acute keten om de mogelijke
risico’s voor patiënten zo adequaat mogelijk te beheersen en waakzaamheid van alle
betrokken partijen. Verderop in de brief zal ik ingaan op de gesprekken die de toekomstverkenner
voert met alle betrokkenen bij de verloskundige zorg op Urk.
Reactie op de petitie van de Stichting Actie Behoud Ziekenhuis Lelystad en het resultaat
van het gesprek van de Minister met dit Comité.
In aanloop naar het Algemeen Overleg MSZ/Ziekenhuiszorg van 13 februari jongstleden
heeft de Stichting Actie Behoud Ziekenhuis Lelystad uw Kamer een petitie aangeboden
naar aanleiding van het faillissement van het ziekenhuis in Lelystad (Kamerstuk 29 247, nr. 269). Zoals ik in het Algemeen Overleg heb toegezegd heb ik de Stichting uitgenodigd
voor een overleg over de zorgen van de Stichting. Dat overleg heeft op 19 februari
jongstleden plaatsgevonden, in aanwezigheid van IGJ. De Stichting heeft in dat overleg
haar zorgen uitgesproken over het niet, of niet snel genoeg, realiseren van de door
de Stichting gewenste uitbouw van de zorg die St Jansdal op korte termijn in Lelystad
aanbiedt. Zo pleit de Stichting voor een short-stay ziekenhuis met circa 3 dagen opnamecapaciteit,
operatiekamers, poliklinieken, laboratoria, röntgen en IC-afdeling. Plus alle voorzieningen
voor 24-uurs spoedeisende hulp en voorzieningen voor acute verloskunde. Daarnaast
pleit men voor meer samenwerking met de plaatselijke zorgaanbieders voor opvang voor
langduriger en minder acute zorg.
In het overleg heb ik erop gewezen dat St Jansdal zich, op korte termijn, primair
richt op het stabiliseren van het zorgaanbod zoals ik u eerder bericht heb in mijn
brief van 11 februari jongstleden5. Na deze stabilisatie zal de aandacht worden verbreed naar de mogelijkheden voor
verdere uitbreiding van zorg in de regio. De visie van de toekomstverkenner op de
zorg in Flevoland, die rond de zomer zal worden afgerond, zal daarbij een ondersteunende
rol bieden. De elementen die de Stichting benoemt zullen daarin worden meegenomen.
In dat kader heeft de Stichting aangegeven al meerdere constructieve gesprekken met
de toekomstverkenner te hebben gevoerd. Als laatste heeft de Stichting in het gesprek
aangegeven van mening te zijn dat dat de kwaliteitseisen die aan de zorg in regionale
ziekenhuizen worden gesteld te hoog zijn. Het niveau van de zorg in een regionaal
ziekenhuis hoeft volgens de Stichting niet per definitie hetzelfde te zijn als dat
van de zorg in topklinische of academische ziekenhuizen. Ik verschil hierover van
mening met de Stichting. Natuurlijk worden in topklinische of academische ziekenhuizen
deels ander typen patiënten behandeld dan in kleinere, regionale ziekenhuizen. Maar
voor zover vergelijkbare patiënten worden behandeld, wil ik daar ook dezelfde kwaliteitseisen
voor hanteren. Overal in Nederland dient de zorg voor soortgelijke patiënten van goede
kwaliteit te zijn, daar wil ik niet aan tornen. Dat heb ik eerder ook zo met uw Kamer
besproken.
In de petitie benoemt de Stichting ook de signalen over incidenten die zij registreert
en waarover regelmatig contact is met de IGJ. In mijn brief van 11 februari 20195 heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop de IGJ de signalen, die zij van de Stichting
heeft ontvangen, heeft beoordeeld. De IGJ heeft daarna op 18 februari, 21 februari
en 7 maart 2019 aanvullende signalen van de Stichting ontvangen. In totaal heeft de
Stichting nu 115 signalen aan de IGJ doorgegeven, waarvan een aantal zeer algemeen
van aard is, aldus de IGJ. Deze signalen zijn in de ogen van zowel de Stichting als
de IGJ een uiting van onvrede over de sluiting van het ziekenhuis. Andere signalen
zijn specifieker en geven een beschrijving van de concrete gevolgen voor patiënten
en familie nu zij verder moeten reizen naar een ziekenhuis. Ook ik heb kennis genomen
van de inhoud van de lijst.
De IGJ heeft op verschillende momenten contact met de Stichting, waarbij de beoordeling
van de signalen en de wijze waarop zij deze in haar toezicht betrekt onderwerp van
gesprek zijn. De IGJ was ook vertegenwoordigd bij het gesprek dat ik op 19 februari
met de Stichting heb gevoerd. Op 26 februari heeft een uitgebreid telefonisch overleg
tussen de IGJ en de Stichting plaatsgevonden, waarbij de Stichting op verzoek van
de IGJ over een aantal signalen nadere informatie of een toelichting heeft verstrekt.
Verder heeft de IGJ de Stichting geïnformeerd over de wijze waarop de Stichting patiënten
en zorgaanbieders over specifieke onderwerpen, waaronder aspecten van gegevensbescherming
in de zorg, verder kan helpen en in welke gevallen patiënten en zorgaanbieders rechtstreeks
bij de IGJ kunnen melden. Patiënten kunnen hiervoor terecht bij het Landelijk Meldpunt
Zorg, zorgaanbieders bij het Meldpunt IGJ. In beide gevallen is het mogelijk om rechtstreeks
laagdrempelig een melding te maken, vragen te stellen of om zorgen te bespreken. Een
melding via een van deze meldpunten van de IGJ wordt volgens standaard procedures
afgehandeld, waardoor de melder standaard terugkoppeling krijgt over de afhandeling.
De IGJ en de Stichting hebben afgesproken dat de Stichting ten aanzien van een aantal
signalen bij de melder vraagt of de contactgegevens mogen worden uitgewisseld zodat
de IGJ contact op kan nemen en het signaal uiteindelijk kan bespreken met betrokken
zorgaanbieders. De melder krijgt in deze specifieke gevallen terugkoppeling wat er
met zijn melding bij de Stichting is gebeurd.
Op grond van de informatie waar de IGJ op dit moment over beschikt is er geen reden
om aan te nemen dat er sprake is van calamiteiten of van patiëntschade die een directe
samenhang heeft met het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen en de veranderingen
in het zorgaanbod. Dit neemt niet weg dat diverse signalen door de IGJ goed gebruikt
kan worden om zicht te krijgen op mogelijke risico’s in de patiëntenzorg en noodzakelijke
verbeteringen in de zorgverlening en de samenwerking tussen zorgaanbieders.
Tijdens het gesprek op 26 februari hebben de Stichting en de IGJ nogmaals afgesproken
laagdrempelig contact met elkaar te blijven houden. Met de IGJ ben ik de Stichting
erkentelijk voor de wijze waarop zij signalen verzamelt en aan de IGJ doorgeeft. De
achtergrondinformatie van de Stichting over de beleving van patiënten en andere betrokkenen
is voor de IGJ behulpzaam bij haar toezicht.
Tenslotte heeft de IGJ nog specifiek gekeken naar een uitspraak gedaan in het televisieprogramma
de Hofbar van 19 februari jongstleden, dat «door de sluiting van het MC IJsselmeerziekenhuis
in Lelystad er al doden zijn gevallen». Navraag bij betreffende melder leert dat er
weliswaar zorgen zijn over een aantal aspecten (die de IGJ direct heeft meegenomen
in het toezicht), maar dat er geen nieuwe signalen bekend zijn waar de IGJ nog niet
van op de hoogte was. Er is dus ook geen sprake van een calamiteit.
De analyse van de toekomstverkenner over feiten en cijfers
In mijn brief aan uw Kamer van 30 november 20186 heb ik aangegeven dat de toekomstverkenner allereerst duidelijkheid dient te scheppen
in de informatiepositie voor alle betrokkenen. Van belang is dat alle betrokkenen
een gelijke informatiepositie krijgen, zodat er een gedeeld beeld is over precieze
cijfers en percentages, over het al dan niet schaars zijn in de regio van bepaalde
zorgverleners (zoals kinderartsen), over de bevolkingssamenstelling en zorgvolumes,
etc. De juiste informatie is immers mede bepalend voor de mogelijkheden in de regio.
Voor dit eerste deel van de opdracht heeft de toekomstverkenner ruim 25 interviews
gehouden en is veel informatie verzameld en geanalyseerd. Deze informatie is door
hem samengebracht in een concept-Feitenboek dat op maandag 25 februari in Lelystad
aan ongeveer 70 belanghebbenden voor consultatie is gepresenteerd. Het Feitenboek
bevat een uitwerking van de volgende onderwerpen:
– Het zorgaanbod van het voormalige MC Zuiderzee ziekenhuis en de omliggende ziekenhuizen;
– Gegevens over de spoedzorg in Nederland en in Flevoland inclusief de rijtijden van
ambulances;
– Gegevens over de acute geboortezorg op Urk;
– Gegevens over de inwoners en hun profiel zoals bevolkingsgroei en -samenstelling,
de Sociaal Economische Status, de gezondheid en zorgkosten van inwoners van de verschillende
gemeenten binnen de provincie.
Belanghebbenden zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens
aan te leveren bij de toekomstverkenner om de inhoud van het Feitenboek te verdiepen
en te finaliseren. Inmiddels heeft de toekomstverkenner de definitieve versie ter
beschikking gesteld aan alle belanghebbenden en deze ook aan mij toegestuurd. Zoals
toegezegd in het algemeen overleg medisch-specialistische zorg van 13 februari jongstleden
(Kamerstuk 29 247, nr. 269) heb ik het Feitenboek als bijlage bij deze brief toegevoegd7.
Voortgang toekomstvisie zorg in Flevoland vanaf 2020 en de eerste resultaten van de
gesprekken die de toekomstverkenner heeft gevoerd over de acute verloskunde op Urk
Een gelijke informatiepositie voor alle belanghebbenden vormt de basis voor het tweede
deel van de opdracht van de toekomstverkenner; het rond de zomer presenteren van een
toekomstvisie op de zorg in Flevoland vanaf 2020. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen de periode direct vanaf 2020 en de langere termijn. Voor dit tweede deel van
de opdracht is in de eerder genoemde interviews al aandacht geweest. Daarnaast zal
er rond de acute zorg, de acute verloskunde en de klinische zorg voor kwetsbare groepen
een drietal sessies in maart, april en mei worden georganiseerd. Aan de sessies nemen
zorgprofessionals deel. Naast deze sessies met zorgprofessionals over deze onderwerpen
is er een aparte bestuurlijke tafel voor lokale bestuurders en bestuurders van ziekenhuizen.
Innovatie is een belangrijk onderwerp dat in alle sessies terug zal komen. Tussen
de sessie in maart en april zal een inspiratie-/innovatiesessie worden georganiseerd
voor alle belanghebbenden om te verkennen welke innovaties nuttig en haalbaar zijn
voor de zorg in Flevoland. Met deze expliciete aandacht voor de mogelijkheden voor
«slimme zorg thuis» (e-health) in de regio Flevoland wordt voldaan aan de wensen van
de Kamer zoals vastgelegd in de motie van de leden Dik-Faber en Arno Rutte8.
Zoals ik u in mijn brief van 11 februari jongstleden9 heb laten weten, is de toekomstverkenner op mijn verzoek begin januari direct gestart
met gesprekken over verloskunde op Urk vanwege de zorgen over de langere rijtijden
door de sluiting van acute verloskunde in Lelystad. De toekomstverkenner heeft laten
weten dat er een constructieve dialoog is tussen alle zorgprofessionals betrokken
bij de verloskundige zorg op Urk, dat aanwezigen positief zijn over de vorderingen
en dat zij de relevantie van het traject erkennen.
Inmiddels zijn er drie sessies met alle betrokkenen geweest. De eerste sessie stond
in het teken van het definiëren en kenbaar maken van het vraagstuk, sessie twee ging
over het verkennen van oplossingen en sessie drie was gericht op het verdiepen en
verbreden van die oplossingsrichtingen. Daarbij waren aanwezig gynaecologen, kinderartsen,
verloskundigen uit de 1e en 2e lijn, verloskundig actieve huisartsen, de regionale
ambulancevoorziening (RAV), de KNOV, ROAZ, vertegenwoordigers van diverse Verloskundige
Samenwerkingsverbanden (VSV’s) en vertegenwoordigers van St Jansdal (Harderwijk),
het Flevoziekenhuis, de Antonius Zorggroep, Tjongerschans en Isala Klinieken. Planning
is om eind maart een volgende sessie te houden. Voor die vierde sessie worden vijf
oplossingsrichtingen verder uitgewerkt tot een plan van aanpak, waarbij ook aandacht
zal worden besteed aan de financiële impact. Op dat moment zijn de opties voldoende
concreet en is het zinvol om de IGJ en zorgverzekeraar Zilveren Kruis aan te haken
bij dit traject. De vijf oplossingsrichtingen zijn:
1. Bedden beschikbaar stellen die kunnen worden gehuurd om thuis op de benedenverdieping
te bevallen. Dit zorgt er voor dat eventueel vertrek naar het ziekenhuis per ambulance
veel sneller kan verlopen.
2. Beschikbaar stellen van goede informatie rondom de bevalling, over de risico’s van
thuis bevallen, optimale voorbereiding op eventueel vertrek naar ziekenhuis, etc.
Dit kan met behulp van een zogeheten «counseling card» die de verloskundige gebruikt
in het gesprek met de zwangere.
3. Eén of meerdere mobiele CTG-apparaten (cardiotocograaf) beschikbaar hebben op Urk,
waarmee een hartfilmpje van het ongeboren kind kan worden gemaakt. Deze kan op afstand
worden uitgelezen, waardoor professionals in het ziekenhuis zich beter kunnen voorbereiden
op de status van het kind dat binnengebracht gaat worden.
4. Uitbreiding van scholing van de zorgprofessionals.
5. Het voorschieten van kosten voor taxiritten en ander vervoer.
Deze vijf oplossingsrichtingen zijn volgens de toekomstverkenner allemaal praktisch
en haalbaar op korte termijn en kunnen ieder naar inschatting van de zorgprofessionals
cruciale minuten tijdwinst opleveren. Daarnaast wordt ook gekeken naar lange termijn
oplossingen, zoals een expertonderzoek naar de mogelijkheden en risico’s van het inleiden
van de zwangere zodat een deel van de bevallingen gepland in het ziekenhuis kan plaatsvinden,
en het real-time inzichtelijk hebben van actuele SEH- en verloskamercapaciteit in
omliggende ziekenhuizen.
De regionale effecten van kwaliteitskaders op regionale ziekenhuizen.
Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Ziekenhuiszorg op 21 november 2018 (Kamerstuk 31 016, nr. 183) en het AO Ziekenhuiszorg op 13 februari jongstleden (Kamerstuk 29 247, nr. 269) heeft het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aandacht besteed aan de vraag of de belangen
van regionale ziekenhuizen, zoals Lelystad, worden meegewogen bij het vaststellen
van kwaliteitsnormen van beroepsgroepen. Tijdens het laatstgenoemde debat heb ik de
Kamer een brief toegezegd. In dat kader merk ik graag het volgende op.
In het AO op 21 november 2018 (Kamerstuk 31 016, nr. 183) heb ik aangegeven dat de belangen van burgers en zorgaanbieders uit de regio al
een belangrijke rol hebben bij de totstandkoming van kwaliteitskaders. In reactie
op de gewijzigde motie Van den Berg – Kerstens heb ik aangegeven dat ik het Zorginstituut
heb verzocht zich ervan te verzekeren dat partijen bij het opstellen van het kwaliteitskader
spoedzorgketen voldoende aandacht besteden c.q. hebben besteed aan de effecten van
dit kwaliteitskader op de kwaliteit en toegankelijkheid – waaronder: de bereikbaarheid
– van de zorg in de regio’s, inclusief de afweging tussen kwaliteit en toegankelijkheid
van zorg (zie ook mijn brief aan uw Kamer van 7 september 201810). In mijn brief van 14 januari jongstleden11 met betrekking tot het kwaliteitskader spoedzorgketen heb ik u geïnformeerd over
de reactie van het Zorginstituut hierop. Het Zorginstituut heeft beargumenteerd laten
weten ervan overtuigd te zijn dat partijen voldoende aandacht hebben besteed aan de
effecten van dit kwaliteitskader in de regio. Ook heb ik u geschreven dat de Budget
Impact Analyse (BIA) van de NZa duidelijk maakt dat de drie publieke belangen kwaliteit,
toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg met elkaar samenhangen. Alle drie deze
belangen moeten in de zorg worden geborgd. Naar aanleiding van deze BIA heb ik de
partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van het kwaliteitskader spoedzorgketen
dan ook per brief gewezen op de gewijzigde motie Van den Berg – Kerstens, en hen verzocht
om in het vervolg van dit traject alle publieke belangen (kwaliteit, toegankelijkheid
en betaalbaarheid van zorg) zorgvuldig af te wegen.
In het AO op 13 februari jongstleden heeft het lid Dik-Faber aangegeven dat zij in
aanvulling op deze informatie van het Zorginstituut toch ook graag de regionale ziekenhuizen
meer bij dit traject betrokken wilde hebben (Kamerstuk 29 247, nr. 269). Ik wil graag benadrukken dat het kwaliteitskader een kader van de veldpartijen
is, als Minister heb ik geen rol bij de inhoud van kwaliteitskaders. Het is niet aan
mij om mij te bemoeien met de vraag wat goede zorg is. Dat neemt niet weg dat ik bereid
ben om naar aanleiding van het gedane verzoek met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
(NVZ) en de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ) in gesprek te gaan over de wijze
waarop het concept kwaliteitskader spoedzorgketen uitpakt voor streekziekenhuizen.
Dit gesprek zal op korte termijn plaatsvinden.
Verzoek van een aantal Kamerleden uit het ordedebat van 5 maart 2019 over de gang
van zaken rond het faillissement van de MC IJsselmeerziekenhuizen; met name over de
mogelijkheden van patiënten en hoe ze worden geïnformeerd over de continuering van
zorg (Handelingen II 2018/19, nr. 58, Regeling van werkzaamheden).
Op 6 maart heeft u mij per brief het verzoek van een aantal leden van uw Kamer overgebracht
om een brief over de gang van zaken rond het faillissement van de MC IJsselmeerziekenhuizen,
over wat de patiënten mogen, hoe zij worden geïnformeerd en welke mogelijkheden zij
hebben met betrekking tot de continuering van zorg, in het verlengde van de mondelinge
vraag van 5 maart 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 58, vragen van het lid Agema aan
de Minister voor Medische Zorg over de gang van zaken rondom het faillissement van
de IJsselmeerziekenhuizen).
De vraag van mevrouw Agema (PVV) van 5 maart jongstleden betrof een bericht op SKIPR
waarin is aangegeven dat de curatoren van de MC IJsselmeerziekenhuizen twee medisch-specialisten
de toegang tot het ziekenhuis in Lelystad hebben ontzegd (Handelingen II 2018/19,
nr. 58, vragen van het lid Agema aan de Minister voor Medische Zorg over de gang van
zaken rondom het faillissement van de IJsselmeerziekenhuizen). Uit het debat maak
ik op dat mevrouw Agema van mening is dat deze handelwijze van de curatoren een actie
is, die er op gericht zou zijn te verhinderen dat patiënten hun behandeling bij de
nieuwe zorgaanbieders waar deze specialisten nu werken voortzetten, in plaats van
in het ziekenhuis in Lelystad. Dit zou de vrije artsenkeuze van patiënten belemmeren.
Ik vind dat de vrije artsenkeuze altijd, en dus ook in deze specifieke situatie in
Flevoland, gewaarborgd moet zijn. Zoals aangegeven heb ik de curatoren om verheldering
gevraagd. Zij hebben mij laten weten dat de betreffende medisch-specialisten, na eerdere
waarschuwingen, de toegang tot het ziekenhuis is ontzegd omdat zij zich niet gehouden
zouden hebben aan de regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Dat is een zaak
tussen de curatoren en de betreffende medisch-specialisten. Indien de betreffende
medisch-specialisten zich hier niet mee kunnen verenigen, dan staat het hen natuurlijk
vrij de gang naar de rechter te maken zodat die zich hierover kan uitspreken. Ik meng
mij niet in een zaak tussen curatoren en twee individuele medisch specialisten. Zoals
ik in het debat heb aangegeven zijn er geen signalen dat door deze gebeurtenis de
veiligheid van de directe patiëntenzorg in gevaar is, de IGJ heeft daar geen meldingen
over ontvangen.
Zoals u weet vind ik het van belang dat de continuïteit van zorg voor de patiënten
in Flevoland is gewaarborgd. In dat kader hebben de curatoren van MC IJsselmeerziekenhuizen
mij laten weten dat alle patiënten van de MC IJsselmeerziekenhuizen met een zorgbehoefte
die niet door St Jansdal wordt aangeboden (kinderdiabetes, HIV/Hepatitus, bariatrie)
individueel zijn geïnformeerd waar zij voor hun zorgbehoefte terecht kunnen. Alle
patiënten woonachtig in Emmeloord en omstreken zijn gebeld om hen te wijzen op het
zorgaanbod van de Antonius zorggroep. De overige patiënten in de Noordoostpolder en
in de gemeente Urk zijn eveneens individueel geïnformeerd, met een brief met informatie
over het zorgaanbod van Antonius. Alle overige patiënten kunnen terecht bij St Jansdal,
en, indien woonachtig in de Noordoostpolder, bij de Antonius zorggroep.
Maar patiënten zijn natuurlijk vrij om te bepalen bij welke aanbieder zij behandeld
willen worden. De vrije artsenkeuze in het algemeen, en dus ook in deze specifieke
situatie in Flevoland, staat overeind. Patiënten kunnen er dus voor kiezen om hun
behandeling voort te zetten bij andere zorgaanbieders dan St Jansdal of de Antonius
zorggroep. Zij kunnen zich desgewenst wenden tot hun huisarts en tot hun zorgverzekeraar
voor informatie over de mogelijkheden om over te stappen naar een andere zorgaanbieder.
De zorgverzekeraar kan hen daarbij ook informeren over wat hun keuze eventueel voor
gevolgen heeft voor de vergoeding vanuit de zorgverzekering. Die is immers afhankelijk
van de door de individuele verzekerde gekozen verzekeringspolis. En indien de patiënt
kiest voor een andere zorgaanbieder kan hij of zij het patiëntendossier meenemen naar
die andere aanbieder.
St Jansdal heeft mij laten weten dat met de curatoren van de MC IJsselmeerziekenhuizen
is afgesproken dat St Jansdal de medische dossiers van patiënten van de MC IJsselmeerziekenhuizen
bewaart. Conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) kan St Jansdal
inhoudelijk niets met deze dossiers doen zonder toestemming van de patiënten zelf.
Alleen indien er een behandelrelatie is tussen patiënt en St Jansdal én de patiënt
daar toestemming voor heeft gegeven, worden de betreffende patiëntgegevens vanuit
de dossiers van de MC IJsselmeerziekenhuizen geconverteerd, ingelezen in het electronisch
patiëntendossier van St Jansdal en klaargezet voor de behandelend medisch-specialist.
De curatoren hebben laten weten dat al sinds begin dit jaar aan patiënten met een
afspraak op de poli in het ziekenhuis te Lelystad is gevraagd om toestemming om het
patiëntendossier te laten omzetten naar de nieuwe zorgaanbieder. Veel van die patiënten
hebben daar toestemming voor gegeven en voor hen is het dossier dan ook al omgezet.
De patiënten die een brief hebben ontvangen over de wijziging in het zorgaanbod te
Lelystad (bijvoorbeeld alle bariatrische patiënten) hebben tegelijkertijd ook een
toestemmingsformulier ontvangen voor omzetting van het patiëntendossier naar de nieuwe
zorgaanbieder (in het geval van de bariatrische patiënten naar het Flevoziekenhuis).
Alle patiënten, die patiënt willen blijven bij St Jansdal en wiens dossier nog niet
is omgezet naar St Jansdal, en die een dezer dagen een poli-afspraak hebben, kunnen
ter plekke in het ziekenhuis het toestemmingsformulier ondertekenen, zodat het patiëntendossier
vervolgens zo snel mogelijk wordt omgezet.
Indien patiënten hun behandeling elders willen voortzetten, bijvoorbeeld omdat zij
hun vertrouwde arts willen volgen als die zijn of haar werkzaamheden niet bij St Jansdal
of de Antonius zorggroep voortzet, dan kunnen zij hun dossier opvragen bij St Jansdal.
Ook andere zorgverleners kunnen, met toestemming van de patiënt, de dossiers van deze
patiënten opvragen. St Jansdal heeft mij laten weten dat deze week informatie op de
website van St Jansdal zal verschijnen over hoe dossiers opgevraagd kunnen worden.
Daar wordt nu een werkwijze voor ingericht die voldoet aan de AVG. St Jansdal heeft
aangegeven dat men de termijn voor het uitleveren van patiëntendossiers, voor zover
het niet-urgente patiënten betreft, in de huidige overgangsfase wil terug brengen
naar enkele dagen. Voor situaties waarin zorgverleners in andere ziekenhuizen onmiddellijk
informatie nodig hebben over een patiënt van St Jansdal of van MC IJsselmeerziekenhuizen
bestaat een spoedprocedure.
Medische dossiers
Voor de medische dossiers geldt een bewaartermijn van 15 jaar en gedurende deze termijn
moeten de dossiers ook kunnen worden ingezien. De patiënten die onder behandeling
waren bij het MC Slotervaart en de MC IJsselmeerziekenhuizen zijn inmiddels overgedragen
aan andere ziekenhuizen of, in het geval van de MC IJsselmeerziekenhuizen, zetten
hun behandeling veelal voort bij een van de overnemende ziekenhuizen. De overdracht
van de medische dossiers van deze patiënten aan de nieuwe behandelaren vindt plaats.
Daarnaast zijn er dossiers van patiënten die eerder in een van de genoemde ziekenhuizen
onder behandeling zijn geweest, maar waar de behandeling eerder is beëindigd. Gezien
de bewaartermijn gaat het om omvangrijke aantallen dossiers. Het zorgdragen voor het
bewaren en toegankelijk houden van dossiers blijft natuurlijk eerste verantwoordelijkheid
van de zorgverlener, maar in zeer specifieke gevallen van aantoonbare overmacht waarin
bijvoorbeeld geen doorstart plaatsvindt, zal de rijksoverheid zorgen voor een «last
resort» functie, zodat altijd voorkomen wordt dat medische dossiers tussen wal en
schip raken. VWS zal daarom in dit specifieke geval de kosten van het bewaren en toegankelijk
houden van de dossiers voor zijn rekening nemen. In overleg met de curatoren en verzekeraars
zal VWS zoeken naar de beste praktische en juridische vorm hiervoor.
Medische aansprakelijkheidsverzekering
Eerder heb ik u geïnformeerd over op de wijze waarop de medische aansprakelijkheidsverzekering
na faillissement is vormgegeven. De medische aansprakelijkheidsverzekering van zowel
MC Slotervaart als MC IJsselmeerziekenhuizen heeft doorgelopen totdat de zorg in beide
ziekenhuizen definitief was overgedragen. Lopende schadeclaims worden volgens de gebruikelijk
procedures afgewikkeld. Hoofdregel daarbij is dat de verzekeraar van de medische aansprakelijkheidsverzekering
mede namens het ziekenhuis de schadeclaims behandelt en onderzoekt om vervolgens met
de benadeelde tot een overeenkomst te komen. Een schadevergoeding kan hier onderdeel
kan zijn. Het Ministerie van VWS heeft daarbij zoals ik u eerder berichtte garant
gestaan voor het eigen risico van beide ziekenhuizen. Voor schadeclaims die pas worden
ingediend nadat de zorg definitief is overgedragen moesten aparte uitloopdekkingen
worden afgesloten. Hiermee worden ook claims gedekt die pas in een later stadium duidelijk
worden of worden gemeld. Zorgverzekeraars en curatoren hebben in overleg met VWS afspraken
gemaakt over de totale medische aansprakelijkheidsverzekering. Zorgverzekeraars dragen
de premies en het eigen risico voor de gehele medische aansprakelijkheidsverzekering
inclusief de uitloopdekkingen, waardoor (voormalig) artsen van MC Slotervaart en MC
IJsselmeerziekenhuizen kunnen rekenen op een adequate medische aansprakelijkheidsverzekering
in het geval van calamiteiten die voorafgaand en tijdens de faillissementsfase hebben
plaatsgevonden.
Aflopen Verscherpt Toezicht IGJ op MC IJsselmeerziekenhuizen
Op 6 augustus 2018 heeft de IGJ verscherpt toezicht op MC IJsselmeerziekenhuizen ingesteld.
De IGJ heeft met het verscherpt toezicht een vinger aan de pols willen houden bij
de uit te voeren maatregelen binnen MC IJsselmeerziekenhuizen onder de verantwoordelijkheid
van de toenmalige raad van bestuur. Door het faillissement is dat niet meer aan de
orde. Er is een nieuwe situatie ontstaan. De curatoren, die inzake het faillissement
zijn aangesteld, hebben hun bestuurlijke verantwoordelijkheid genomen voor de kwaliteit
en veiligheid van zorg en hebben de organisatiestructuur gewijzigd. Dit betekent dat
de oorspronkelijke grondslag voor het verscherpte toezicht is vervallen en is beëindigd.
Op 28 februari 2019 heeft de IGJ het rapport over het verloop van het verscherpt toezicht
op MC IJsselmeerziekenhuizen gepubliceerd. Dit betekent niet dat het toezicht van
de IGJ op het ziekenhuis verslapt; de inspectie blijft de kwaliteit en veiligheid
van de zorg in het ziekenhuis in Lelystad intensief volgen. Ook na de overname door
St. Jansdal zal de inspectie regelmatig het ziekenhuis bezoeken.
Afsluitend
Vanaf 1 maart is de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening in Lelystad grotendeels
overgegaan naar St Jansdal. Na een minutieuze operatie is het ziekenhuis op 1 maart
zonder grote problemen opengegaan. Een knappe prestatie. Het ziekenhuis gaat nu een
nieuwe fase in waarin alle energie nodig zal zijn om een stabiele situatie te creëren
om op te bouwen wat St Jansdal in Lelystad neer wil zetten. Ik blijf u over de voortgang
informeren.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.