Brief regering : Reactie op verzoek van het lid Buitenweg, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 23 januari 2019, over het bericht dat het steeds minder goed lukt om geld van criminelen af te pakken
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
31 477
Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering
Nr. 221
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2019
Op 23 januari 2019 verzocht de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid om
nadere informatie over de door het Openbaar Ministerie (OM), de Fiscale Inlichtingen
en Opsporingsdienst (FIOD) en de politie aangekondigde strategie voor het afpakken
van crimineel vermogen en over de vraag wat nodig is om deze strategie uit te voeren
(Handelingen II 2018/19, nr. 44, item 5). Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek. Ik reageer ook op het op 21 januari 2019
verschenen en bij deze brief bijgesloten onderzoeksrapport van het Wetenschappelijk
Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) Integraal afpakken van crimineel vermogen – Verkenning handvatten voor kosten en baten
in de opsporings- en handhavingsfase1, mede namens de Minister van Financiën.
Samen met de Minister van Financiën zal ik uw Kamer dit voorjaar nog afzonderlijk
informeren over de bestrijding van het witwassen, in reactie op een aantal recent
uitgekomen onderzoeken2 op dat vlak.3
De burger beschermen, de crimineel betaalt
Nederland moet voor criminelen minder aantrekkelijk worden, de voedingsbodem voor
hun activiteiten moet worden aangepakt en criminele verdiensten moeten veel meer dan
nu worden getraceerd en afgepakt. Het voorkomt verstoring in de samenleving variërend
van vormen van onveiligheid tot hogere prijzen voor consumenten en bedrijven. Het
afpakken van crimineel vermogen maakt dat misdaad niet loont en heeft naast het effect
in de individuele zaak een belangrijk normstellend effect voor de samenleving als
geheel. Het draagt ook bij aan het rechtsgevoel van individuele burgers die erop moeten
kunnen vertrouwen dat de overheid effectief optreedt tegen criminaliteit en de daarmee
gegenereerde criminele winsten. Bij het afpakken van crimineel vermogen staat het
compenseren van geleden schade aan slachtoffers of rechthebbenden voorop.
Sinds de start van het programma Afpakken in 2011 zijn door vele maatregelen die ik
in mijn brief van 28 november 20174 toelichtte goede resultaten geboekt. Alle beschikbare bronnen (met als meest recente
het rapport aard en omvang criminele bestedingen in opdracht van het WODC5) maken duidelijk dat we te maken hebben met weerbarstige en ook grensoverschrijdende
materie. Het resultaat van het afgelopen jaar dat door het OM op 23 januari jl. werd
gepresenteerd laat dat ook zien.6 Weliswaar is de incassoraming in de begroting gehaald, mede dankzij een grote schikking
in een zaak (de ING-zaak uit 2018). Echter, criminele samenwerkingsverbanden kunnen
met behulp van zicht op geldstromen nog beter in kaart worden gebracht en aangepakt,
zodat ook een structureel hoger niveau in afpakresultaten wordt behaald. Extra inspanningen
zijn daarom nodig en daar maakt het kabinet samen met alle partners zich sterk voor.
Strategie: intensivering focus op criminele geldstromen
Een kenmerk van criminele geldstromen is dat criminelen er alles aan doen om te voorkomen
dat ze zichtbaar worden voor de overheid. Dat maakt het lastig harde uitspraken te
doen over de exacte omvang van het crimineel vermogen. Beredeneerde schattingen worden
gemaakt, maar over de hardheid daarvan wordt verschillend gedacht. Op basis van de
recente beschikbare schattingen7 kan worden geconcludeerd dat de omvang van het crimineel vermogen in Nederland in
de miljarden euro’s op jaarbasis kan worden geschat en dat het zicht dat de overheid
op de aanwezigheid van dat vermogen heeft nog te beperkt is. Dat moet beter, zoals
ik ook in mijn brief8 in reactie op het rapport Waar een
klein land groot in kan zijn al heb benadrukt.
De strategie waar het OM, de FIOD en de politie in het bericht van 23 januari jl.
op doelen, bouwt voort op de inzet van het Kabinet, de drie partijen maar ook die
van de belastingdienst, de gemeenten en de Regionale Informatie- en Expertisecentra
die de afgelopen periode in gang is gezet. Daarbij wordt ook met de private sector
en de academische wereld samengewerkt. In de kern houdt de strategie in dat bij het
bestrijden van georganiseerde criminaliteit en breder geld gedreven criminaliteit
méér focus moet worden gelegd op het blootleggen van criminele geldstromen, om van
daaruit effectieve interventies te bepalen en te plegen. Daarbij wordt ingezet op
vier actielijnen.
1) Het financieel-economisch perspectief aan de voorkant van het opsporingsonderzoek
Dit betekent criminaliteitsbestrijding vanuit een financieel economisch perspectief,
waarbij vanaf de start van een onderzoek met een financiële bril wordt gekeken om
vervolgens te bepalen hoe je het beste kunt ingrijpen met behulp van strafrechtelijke,
bestuurlijke (waaronder fiscale), tuchtrechtelijke of civiele interventiemogelijkheden.
Een vertaling van deze ambitie in het kader van de bestrijding van ondermijning is
opgenomen in de landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie, 2019–2022 (de Veiligheidsagenda)
en in eerdere brieven aan uw Kamer over de aanpak van ondermijnende criminaliteit,
versterking van de opsporing, het afpakken van crimineel vermogen en de aanpak van
synthetische drugs.9
2) Verder leren, ontwikkelen en integraal verbinden
Het afpakken van crimineel vermogen is een complex proces waarbij sprake is van een
wedloop tussen handhavende instanties en criminelen. Daarbij handelen de instanties
en criminelen in een voortdurend veranderende wereld met technologische, financieel-economische,
maatschappelijke en regelgevende ontwikkelingen. Dat vergt een lerende overheid en
het bekwaam maken van medewerkers (inclusief waar nodig door opleidingen) om in die
veranderende wereld doeltreffend ieder vanuit de eigen rol bij te dragen aan het afpakproces.
Daarbij is samenwerking met de private sector en academische wereld van groot belang
en wordt deze actief nagestreefd. In die stappen staat voorop dat ook ingezet wordt
op het optimaal benutten van het al beschikbare instrumentarium zowel in strafrechtelijke,
bestuurlijke (waaronder fiscale), tuchtrechtelijke als civiele zin.
3) Internationalisering
Voor een effectieve aanpak van crimineel vermogen is intensieve internationale samenwerking
en bijbehorende internationale monitoring van nieuwe ontwikkelingen onmisbaar: financiële
transacties en geldstomen zijn immers niet gebonden aan plaats en tijd. Dat blijkt
ook duidelijk uit de modus operandi waarmee criminelen hun vermogen wegsluizen, witwassen
en investeren, zoals onder meer beschreven in rapporten10 van de Financial Action Taskforce (FATF) en Europol. Uit die rapporten blijkt duidelijk
dat criminelen de kansen voor het detecteren en afpakken van illegaal verkregen vermogen
zo klein mogelijk proberen te maken. Dit doen ze onder meer met behulp van technologie,
nieuwe betalingsmethoden zoals cryptovaluta, snelle transactiemethoden maar ook door
het gebruik van zogenoemde geldezels, katvangers en schermbedrijven.
4) Monitoren en (bij)sturen
Voor een doeltreffende inzet van capaciteit, expertise en het realiseren van een lerende
overheid is het essentieel dat op een eenduidige manier wordt geregistreerd zodat
goede monitoring en sturing mogelijk wordt. Daarbij is het van belang om naast strafrechtelijke
incassoresultaten, ook preventieve initiatieven om het vermogen te verminderen te
betrekken bij de aanpak en bij het vaststellen van behaalde resultaten. Daarbij moet
in het bijzonder worden gedacht aan het in beslag nemen van crimineel vermogen dat
ervoor zorgt dat het vermogen niet in onze samenleving kan worden geïnvesteerd. Daarmee
wordt ook een signaal afgegeven aan criminelen en mensen in wijken dat criminaliteit
geen makkelijke weg is naar veel geld en een luxe leven. Ook heeft het in beslag nemen
en vernietigen van aangetroffen partijen drugs en andere illegale producten een direct
effect op het verdienmodel van criminelen. Criminelen investeren in de productie van
die illegale producten om ze met hoge straatwaardes te verkopen. Het doorbreken van
dit verdienmodel draagt bij aan een vermindering van het crimineel vermogen, bemoeilijkt
criminele investeringen en het op de markt brengen van criminele producten en diensten.
Ook wordt in beslag genomen voor de uiteindelijke uitkering van een schadevergoeding
aan slachtoffers.
Met de inzet op deze actielijnen en het gebruik van het financieel economische perspectief
zien de instanties kansen om met de beschikbare middelen en de versterkingsinitiatieven
die het Kabinet samen met hen onderneemt goede stappen te zetten.
Hieronder licht ik die versterkingsinitiatieven toe waarbij ik ook verwijs naar de
toelichting in voorgaande brieven (zie voetnoot 8).
Extra financiële middelen – versterkingsprojecten
Voor versterking van de financiële aanpak en het afpakken zijn extra middelen beschikbaar
gesteld. Het betreft in het bijzonder de structurele versterking van de politie en
haar opsporing, de middelen voor de versterking van de aanpak van ondermijning (€ 100
miljoen incidenteel en € 10 miljoen structureel) en een door het vorige Kabinet in
de miljoenennota 2018 (Kamerstuk 34 775, nrs. 1 en 2) beschikbaar gesteld bedrag van € 30 miljoen incidenteel ter versterking van de aanpak
van het afpakken van crimineel vermogen. De middelen ter versterking van de aanpak
van ondermijning en de genoemde € 30 miljoen zijn de voorbije maanden toegedeeld aan
betrokken partijen, op basis van voorstellen voor concrete versterkingsprojecten.
Daarbij ligt een belangrijk accent op de versterking van de integrale samenwerking
en ook het integraal afpakken. Alle tien regio’s ondernemen dergelijke versterkings-projecten
evenals landelijke partners met als doel het financieel-economische perspectief in
de bestrijding van criminaliteit breed in het land te borgen waardoor in samenwerking
met gespecialiseerde instanties zoals de FIOD, de FIU en de Landelijke Recherche belangrijke
stappen kunnen worden gezet. Integrale samenwerking, het realiseren van kruisbestuivingen,
het voeren van maatwerk om in te spelen op regionale verschillen in problemen en behoeften
en het borgen van verrijkte expertise zijn daarbij uitgangspunten. Enkele voorbeelden
(het betreft geen uitputtende opsomming) van landelijke en regionale projecten zijn:
Verwijzingsportaal bankgegevens 2.0
Momenteel wordt een verwijzingsportaal bankgegevens opgezet. Een nieuw project is
gelanceerd, met financiële ondersteuning uit de versterkingsgelden voor afpakken crimineel
vermogen. Het doel is het portaal nog effectiever maken zodat handhavingsinstanties
nog beter een beeld krijgen hoe de geldstromen lopen doordat aanvullende gegevens
makkelijk toegankelijk worden voor de opsporing. Het gaat om het opvragen van saldo-
en transactiegegevens op basis van het Wetboek van Strafvordering.
FIOD- analyse integrale aanpak
De FIOD zal met ondersteuning van de wetenschap zich richten op diepgaande analyse
van de integrale aanpak voor het afpakken van crimineel vermogen gevoerd door de FIOD
samen met het OM en toezichthouders, het inventariseren van de aanvullende mogelijkheden
om crimineel vermogen op te sporen en af te pakken en deze waar mogelijk realiseren
door een adequate borging. Ook zal de FIOD een kennismakelaar aantrekken om verbinding
te leggen tussen de onderzoeks- en innovatie-initiatieven die op regionaal en landelijk
niveau plaatshebben en de opgedane kennis beschikbaar maken voor alle partijen.
Smart Cell: Find the money-project
Door de regio’s Brabant en Zeeland wordt ingezet op het zogenoemde Smart Cell find the money project. Het is een integraal onderzoeks- en innovatieproject met een looptijd van
drie jaar waar een team bestaande uit verschillende expertises (financiële expertise,
cyber-expertise, expertise uit de criminologie en expertise op geografisch vlak en
inzake vastgoed) met verschillende sets data wordt ingezet op inzicht creëren, innoveren
en uitproberen, dan wel concrete signalen via de structuur van de RIEC’s aanbieden
voor mogelijke interventies.
Ondermijningsglab
Door de regio’s Brabant en Zeeland wordt in samenwerking met TNO een ondermijningslab
opgezet waarin toegepaste wetenschap wordt gekoppeld aan en ingebed in de praktijk
van de aanpak van crimineel vermogen. Concreet betekent dit dat wordt geanalyseerd
hoe het basismotief en bijbehorend gedrag van criminelen – geld verdienen en status
verwerven – succesvol kan worden doorbroken door met een wetenschappelijk gedragskundige
insteek complexe integrale zaken op te pakken en wat wordt geleerd duurzaam te borgen
en voortdurend de opgedane kennis verder te verrijken.
Integrale ondermijningstafels: regio Den Haag
In de regio Den Haag zullen integrale ondermijningstafels in de verschillende districten
op verschillende niveaus worden opgezet om snel alle signalen van de verschillende
diensten bijeen te brengen en op integrale wijze de interventiemogelijkheden op die
signalen voor te bereiden en uit te voeren. Het gaat om verdachte transacties die
regionaal worden waargenomen en beoordeeld op hoe kansrijk ze zijn om daar op te handelen.
Integraal afpakteam: regio Rotterdam
In de regio Rotterdam wordt gewerkt aan versterking van het integrale afpakteam Confisq.
Dit team onder leiding van het OM in Rotterdam is samengesteld vanuit verschillende
organisaties, politie, belastingdienst, OM, gemeente, FIOD en de FIU. Door het integrale
karakter worden goede resultaten geboekt. Het doel is onder meer het versterken van
de inning van openstaande vorderingen vanuit verschillende instanties waaronder de
gemeente. Ook wordt in de regio Rotterdam ingezet op het ontginnen van het instrument
bestuurlijk afpakken.
(Integraal) afpakprotocol: regio Noord Holland
De regio Noord-Holland richt zich met haar project onder meer op het vaststellen van
een integraal afpakprotocol en de ontwikkeling van een afpaktool en zet met trainingen
en masterclasses in op het realiseren van een professionaliseringsslag bij RIEC-medewerkers,
politiefunctionarissen, gemeenteambtenaren, KMAR-medewerkers, en medewerkers bij de
Belastingdienst en het OM.
Vergroten inzicht en afpakmogelijkheden: regio Oost Nederland
De regio Oost-Nederland onderneemt een project om het inzicht en de afpakmogelijkheden
in de synthetische drugscriminaliteit te vergroten en investeert daartoe in forensisch
rechercheren van drugsdumpingen en netwerkanalyse om tijdiger criminele processen
inzichtelijk te krijgen. Ook spant zij zich in voor trainingen van toezichthouders
in het buitengebied, wint ze expertise op het terrein van forensische accountancy
in en onderneemt ze wetenschappelijk onderzoek naar witwasconstructies.
Afpakplein: regio Noord Nederland
De regio Noord Nederland wil in de komende jaren de ambitie realiseren om met 50%
het vermogen dat in integrale casuïstiek in haar regio is afgepakt te verhogen en
kwaliteitsverbeteringen in het afpakproces door te voeren. Daartoe zal ze een afpakplein
realiseren. Op dat plein zullen vanuit een integrale benadering experts van alle samenwerkende
organisaties de meest doeltreffende afpakbenadering vaststellen en realiseren.
Doorsnijden criminele geldstromen: regio Amsterdam-Amstelland
De regio Amsterdam-Amstelland richt zich op het verkrijgen van inzicht in en aanpakken
van financieringsmethoden van drugs, financiële stromen en de activiteiten van financiële
facilitators. Hierin gaan de RIEC-partners ook samenwerken met andere regio’s en organisaties.
Optimaliseren Wettelijke Instrumentarium
Tijdens het Algemeen Overleg op 14 november 2018 over de aanpak van ondermijning heb
ik toegezegd de Kamer voor het mei-reces te informeren over de voortgang van de ondermijningswetgeving
op het onderdeel afpakken crimineel vermogen.
Er is een ambtelijke werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van mijn ministerie,
de politie, de FIOD en het OM dat zich richt op de mogelijkheden in het strafrechtelijke
instrumentarium. De opdracht voor de werkgroep is te bezien welke verbeterpunten in
de wetgeving mogelijk zijn om het afpakken van crimineel vermogen te versterken, in
het bijzonder in het kader van de aanpak van ondermijning, deze verbeterpunten verder
uit te werken in voorstellen en te bezien in welk traject, modernisering Wetboek van
Strafvordering of ondermijningswetgeving, deze voorstellen het beste kunnen worden
meegenomen. Bij de uitwerking worden de voorstellen met betrekking tot knelpunten
en verbeterpunten vanuit de praktijk betrokken alsmede een aantal aangenomen moties11. De voorstellen zullen ook de aanpak van het volgen van geldstromen moeten ondersteunen.
De aandacht gaat daarbij niet alleen uit naar de ontnemingswetgeving, maar onder meer
ook naar de wetgeving met betrekking tot beslag, opsporingsbevoegdheden ten behoeve
van het traceren van vermogensbestanddelen, procedurele regels en financiële sancties.
Ook wordt gekeken naar de internationale «best practices»12, onder meer uit het Verenigd Koninkrijk en Italië, en de toepasbaarheid daarvan in
het Nederlandse systeem. Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat Nederland
in vergelijking met andere landen op onderdelen een uitgebreider instrumentarium heeft
waardoor bepaalde «best practices» al op een andere wijze in de Nederlandse situatie
kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld de ruime strafbaarstelling van witwassen en
het feit dat Nederland zowel een «object-based» (verbeurdverklaring) als een «value-based»
(ontnemingsmaatregel) systeem heeft.
Afzonderlijke aandacht verdient het verbeteren van de mogelijkheden tot het ontnemen
van vermogen in situaties waarin geen of onvoldoende conservatoir beslag is gelegd.
In dergelijke situaties is het, als de ontnemingsvordering niet volledig kan worden
geïncasseerd op basis van de inbeslaggenomen voorwerpen of vermogensbestanddelen,
van essentieel belang dat een goed beeld wordt verkregen van het vermogen van de veroordeelde,
en dat ook gedurende een langere periode wordt gevolgd of een veroordeelde inmiddels
over vermogen beschikt dat zich leent voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde ontnemingsmaatregel.
Daartoe zullen de juridische mogelijkheden voor het instellen van een meer langdurig
toezicht op het vermogen van een veroordeelde nader worden onderzocht, rekening houdend
met grondrechtelijke kaders en vereisten inzake doeltreffendheid en proportionaliteit.
Versterking internationale samenwerking
De versterking van de internationale samenwerking voor de beschreven strategie wordt
al een aantal jaren sterk gestimuleerd. Dit blijkt onder meer uit mijn toelichting
in de brief van 28 november 201713 op vragen van uw Kamer. In dit kader wijs ik u ook op mijn toezegging volgend op
de motie Den Boer c.s.14 bij de bespreking van de begroting Justitie en Veiligheid 2019 voor een toelichting
op de Nederlandse inzet voor internationale politiesamenwerking. Die toelichting is
voorzien voor het voorjaar 2019. Ook wijs ik op de brief van het Kabinet inzake de
Staat van de Europese Unie van 25 januari 2019.15
In het licht van bovenstaande zijn de volgende ontwikkelingen relevant.
Operationele EU-projecten
Nederland participeert actief in operationele samenwerkingsprojecten met andere EU-lidstaten
op de EU prioriteiten voor georganiseerde criminaliteitsbestrijding. Ik noem in het
bijzonder dat Frankrijk en Nederland samen als trekkers optreden inzake de operationele
EU aanpak op criminele geldstromen, inbeslagnames en witwassen. Dat vertaalt zich
in concrete opsporingsonderzoeken en initiatieven voor operationele samenwerking.
Bij deze initiatieven en andere operationele acties worden lidstaten ondersteund door
het Europese netwerk en mondiale netwerk FIU’s (de Egmont groep waarop 156 FIU’s zijn
aangesloten). Ook Europol en Eurojust16 en netwerken gericht op financiële opsporing, afpakken en witwasbestrijding, bijvoorbeeld
het (informele) CARIN netwerk en het ARO-platform (zie brief 28 november 2017)17 helpen lidstaten in hun onderzoeken.
EU-Actieplan financieel rechercheren 2016
Onder en op initiatief van het Nederlands EU voorzitterschap in 2016 is het actieplan
voor de versterking van financieel rechercheren in Europa aangenomen. Dit plan wordt
uitgevoerd en in EU kader gemonitord. Het richt zich op versterking van de expertise
voor financieel onderzoek met behulp van trainingen, inzet van de EU agentschappen
Europol en Eurojust en gespecialiseerde netwerken inclusief inzet van op financieel
opsporen gerichte verbindingsofficieren. Het richt zich ook op borging van financieel
opsporen in EU criminaliteitsbestrijdingsmaatregelen en het bevorderen van strategieën
voor financieel opsporen.
EU-wetgeving
In EU verband wordt een richtlijn afgerond die het gebruik van financiële informatie
voor preventie en opsporing van strafbare feiten faciliteert.
Op 14 november 2018 is de EU verordening voor de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen
en verzoeken tot inbeslagname van vermogen aangenomen. Die verordening zal vanaf 19 december
2020 in werking treden.
Op 30 mei 2018 werd de vijfde EU anti-witwasrichtlijn vastgesteld en deze wordt momenteel
in alle EU lidstaten geïmplementeerd. De richtlijn beoogt onder meer, betere toegang
tot registers van uiteindelijk begunstigden, een pakket maatregelen inzake virtuele
valuta en uitbreiding van de reikwijdte van de vierde anti-witwasrichtlijn waardoor
dienstverleners belast met het houden, bewaren en verstrekken van virtuele valuta
evenals dienstverleners die soortgelijke diensten als auditors, externe accountants
en belastingadviseurs verschaffen binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen. Dat
geldt ook voor handelaren in kunst.
In 2018 is de wettelijke basis voor het Schengen Informatiesysteem (SIS) aangepast
waardoor meer typen goederen zoals ook ICT producten e.d. gesignaleerd kunnen worden
met als doel inbeslagname en gebruik als bewijs in strafzaken. Ook kunnen goederen
aan meer typen persoonssignaleringen worden gekoppeld. In het SIS waren in 2017 bijvoorbeeld
3.568.806 motorvoertuigen, 561 containers, 9.602 schepen en 532.257 vuurwapens in
het Schengengebied gesignaleerd.18
Versterking sturing en monitoring inclusief reactie op WODC rapport integraal afpakken
van crimineel vermogen
In de doelstellingen van de politie 2019–2022 (de Veiligheidsagenda) wordt prioriteit
gegeven aan de aanpak van ondermijning met bijzondere aandacht voor drugs, financiële
stromen en de handel in zware automatische vuurwapens. Daarbij vormt de financiële
invalshoek van onder meer geldstromen en af te pakken vermogens een dominante lijn
in de aanpak. In alle ondermijningzaken zal financieel onderzoek worden ingezet, zowel
in grotere als kleinere zaken, tenzij op voorhand duidelijk is dat dit geen meerwaarde
heeft (in de uitwerking van de veiligheidsagenda die de Kamer in het voorjaar wordt
toegestuurd wordt deze afspraak nader toegelicht).
Om deze afspraken en breder de beschreven strategie doeltreffend uit te voeren is
het noodzakelijk dat sturingsinformatie beschikbaar komt, ook voor integrale samenwerking
en integraal afpakken.
Daartoe zullen partners, zoals in de Veiligheidsagenda aangekondigd, in 2019 resultaat-
en effectdoelstellingen met betrekking tot het strafrechtelijk afpakken dan wel het
leggen van beslag waar het de inzet van de politie betreft uitwerken.
Daarnaast wordt een «afpakmonitor» ontwikkeld die inzicht moet geven in de resultaten
van het integraal afpakken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de beschikbare registraties.
Twee werkgroepen worden ingericht om bovenstaande initiatieven op te pakken waarbij
het realiseren van synergie het uitgangspunt vormt. Daarbij fungeert het Landelijk
Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) als het bestuurlijk gremium dat de voortgang
van de werkgroepen volgt. De werkgroep die de afspraken voor de afpakmonitor uitwerkt,
zal in het voorjaar van start gaan. Hierin zullen de partners worden betrokken die
bijdragen aan integraal afpakken, zijnde het OM, politie, FIOD, Belastingdienst en
gemeenten.
In de uitwerking van de monitor is het van belang te formuleren welke doelen worden
beoogd met de monitoring van de kosten en baten van integraal afpakken. Ik ben bovendien
van mening dat de wensen voor het in beeld brengen van deze informatie niet alleen
ambitieus maar ook realistisch en proportioneel moeten zijn, gelet op de daarvoor
in te zetten middelen en bijbehorende lastendruk. Ook moeten de benaderingen, monodisciplinair
afpakken (via één handhavingsaanpak – bijvoorbeeld strafrechtelijk, bestuursrechtelijk
of fiscaal) en integraal afpakken, goed worden afgebakend bij het zetten van de vervolgstappen.
Deze aandachtspunten voor de monitoring zijn overigens ook in het WODC-onderzoek dat
hieronder wordt toegelicht opgemerkt.
De afpakmonitor zal conform de afspraak in de Veiligheidsagenda in 2019 ontwikkeld
worden. Ik zal uw Kamer vervolgens eind 2019 informeren over de concrete stappen die
de werkgroep heeft voorgesteld om de monitoring te verbeteren en welke vervolgacties
ik daartoe in gang zet.
Het WODC-onderzoek toegelicht
Het op 21 januari 2019 verschenen WODC-onderzoek Integraal afpakken van crimineel vermogen was gericht op 1) meer inzicht krijgen in de wijze waarop kosten en baten van het
afpakken van crimineel vermogen het beste geregistreerd en gemonitord kunnen worden,
en 2) zicht krijgen op mogelijkheden om de samenwerking tussen betrokken partijen
te verbeteren.
De uitkomsten van het WODC-onderzoek waren de volgende.
Inzicht in baten van integraal afpakken
In het onderzoek wordt een aantal knelpunten ten aanzien van de meetbaarheid van de
baten van integraal afpakken gesignaleerd. Een belangrijke bevinding is dat de ketenpartners
elk afzonderlijk de «eigen» financiële baten registreren, waarbij het onderscheid
tussen zogenoemde monodisciplinaire en integraal gerealiseerde baten niet gemaakt
wordt. Zij hanteren daarbij hun eigen definities en prestatie-indicatoren (afpakdoelstellingen)
en gebruiken verschillende meetbare grootheden, zoals beslag en incassoresultaat.
De bevraagde ketenpartners hanteren geen registratie van maatschappelijke baten. Wel
zijn kwalitatief beschreven beelden van maatschappelijke baten aangereikt, zoals de
sluiting van een drugspand. De onderzoekers geven mee dat het nodig is om scherpte
in de definities te krijgen, om tot een beeld van de totale baten te komen. Deze noodzaak
onderschrijf ik. Ik zal de werkgroep die zich richt op de afpakmonitor daarom verzoeken
om het verbeterpunt ten aanzien van de eenduidige definities mee te nemen in de ontwikkeling
van de monitor. Het is daarnaast mijn streven dat in de monitor breder gerapporteerd
wordt dan alleen in termen van financiële opbrengsten, maar ook in termen van maatschappelijke
opbrengsten zodat bijvoorbeeld ook inzicht komt in de hoeveelheden drugs die zijn
afgepakt of productiestraten die zijn opgerold.
Inzicht in kosten van integraal afpakken
Voor bepaling van de kosten stellen de onderzoekers vast dat het relevant is dat deze
meer zijn dan een optelsom van de kosten voor integrale casussen. Het gaat om de kosten
gedurende het proces, vanaf signalering en informatiedeling, via gezamenlijke afpakken
tot en met het (eventueel inmiddels monodisciplinair) incasseren. Ook zaken die uiteindelijk
geen integrale zaak worden, die voortijdig worden stopgezet of niet tot opbrengsten
leiden, brengen kosten met zich mee. Bovendien bestaat een verwevenheid tussen kosten
van afpakzaken met kosten van andere (integrale) casussen.
De mogelijkheden om de kosten voor het integraal afpakken in beeld te brengen verschillen
op dit moment per ketenpartner. Het OM en de politie registreren geen tijdsbesteding
per project of type activiteit, registratie van bestede uren gebeurt bij de Belastingdienst
gedeeltelijk en bij de FIOD op zogenoemd zaak-niveau. De onderzoekers geven aan dat
bij het OM en de politie in principe tot registratie van tijdsbesteding kan worden
overgegaan, waarbij wel aangetekend wordt dat de verwevenheid van werkzaamheden het
toekennen van uren bemoeilijkt en een toename van administratieve lasten betekent.
Dit vergt een afgewogen keuze van registratiecategorieën en extra inspanningen van
uitvoerders. Voor gemeenten bestaan door de spreiding van werkzaamheden over diverse
afdelingen vooralsnog geen aanknopingspunten voor een koppeling van gemaakte individuele
stappen aan afpakzaken. Volledige meting van feitelijk gemaakte kosten van alle betrokken
partners lijkt daarom op korte termijn niet haalbaar. Stappen daartoe zouden op de
langere termijn wel mogelijk zijn, aldus de onderzoekers.
Ik zal in het LOVP en met de andere betrokken partners bespreken hoe stappen gezet
kunnen worden om meer inzicht te krijgen in de kosten, maar leg mijn focus de komende
termijn wel eerst op registratie van de baten aangezien het WODC-onderzoek daar ook
de meeste handreikingen toe biedt.
Samenwerking bij integraal afpakken
Een breed gedeeld knelpunt ten aanzien van integraal afpakken ziet op de aansturing
vanuit de individuele organisaties. De onderzoekers constateren dat de partners eigen
prestatiedoelen ten aanzien van de baten hanteren en daardoor minder geneigd zijn
menskracht vrij te maken voor integrale samenwerking. Samenwerking in de uitvoeringsfase
is minder vanzelfsprekend dan in de beginfase, en het beschikbaar stellen van geoormerkte
capaciteit vereist prioritering per organisatie.
Ik streef ernaar om met de partners in relatie tot het afpakken van crimineel vermogen
werkafspraken te maken over de wijze waarop de doelen en registraties van de afzonderlijke
partners beter op elkaar kunnen aansluiten. Daarmee wordt ook voorkomen dat dubbeltellingen
in registraties optreden.
Ik verwacht dat met het in deze brief beschreven pakket aan maatregelen de financiële
aanpak van zware en ondermijnende criminaliteit en het afpakken van crimineel vermogen
de gewenste en noodzakelijke impuls krijgen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid