Brief regering : Antwoorden op vragen gesteld tijdens het Algemeen Overleg van 29 november 2018 over politiepersoneel, inzake politieonderwijs en instroom
29 628 Politie
Nr. 864 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2019
Tijdens het AO Politiepersoneel van 29 november 20181 zijn door het Lid Den Boer (D66) vragen gesteld over de actuele stand van zaken ten
aanzien van het politieonderwijs, in het bijzonder het Vakspecialistisch Onderwijs
(VPO), de verhoogde instroom van aspiranten en de pilots in Amsterdam en Rotterdam.
Aanvullend hierop zal ik in deze brief ingaan op de stand van zaken rond de onderwijsbehoeftestelling
en de herijking van de beroepsprofielen. Tot slot geef ik u, naar aanleiding van de
motie van het lid Den Boer (D66) (Kamerstuk 29 628, nr. 792) tijdens het VAO van 4 juli 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 102, item 18), mijn reactie op het advies van de Politieonderwijsraad (POR) betreffende de samenwerking
van de Politieacademie met het regulier onderwijs.
Zoals toegezegd in het AO van 29 november 2018, zal ik in mijn brief over de internationale
politiesamenwerking ingaan op het internationaal politieonderwijs. U ontvangt deze
brief in juni. Verder zal ik u voor het zomerreces het Jaarbeeld Politieonderwijs
2018 van de Inspectie Justitie en Veiligheid aanbieden, voorzien van mijn beleidsreactie.
Verbetering proces onderwijsbehoeftestelling
Medio 2018 heb ik het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna Inspectie)
inzake het Jaarbeeld Politieonderwijs 2017, inclusief mijn beleidsreactie2, aan uw Kamer aangeboden. Ten aanzien van de behoeftestelling, heeft de Inspectie
geconstateerd dat de opleidingsvraag van de politie aan de Politieacademie nog niet
tijdig en voldoende adequaat plaatsvindt. Naar aanleiding van het Inspectierapport
heeft de politie in afstemming met de Politieacademie een verbetervoorstel gemaakt.
In het zogenoemde tripartiet overleg is dit verbetervoorstel besproken.
Het verbeterplan legt de focus op de verbetering van het behoeftestellingsproces ten
behoeve van het Vakspecialistisch Onderwijs (VPO), ook wel aangeduid als vervolgonderwijs
voor ervaren politiemedewerkers. Het stellen van de onderwijsbehoefte voor het Basis
Politie Onderwijs (BPO) – dat wil zeggen het instroomonderwijs op mbo, bachelor- en
masterniveau – verloopt naar behoren en vereist thans geen aanpassingen.
Om dit proces ook organisatorisch te borgen is er een driemanschap in het leven geroepen
voor de (be)sturing van het behoeftestellingsproces. Het driemanschap ressorteert
rechtstreeks onder de korpsleiding. Verder heeft het driemanschap een permanent ondersteuningsteam
met gekwalificeerde capaciteit ter beschikking, samengesteld uit deskundigen vanuit
de politie en de Politieacademie.
Deze maatregelen hebben ertoe geleid dat de politie voor 1 maart 2019 de totale onderwijsbehoefte
2020 aan de directeur van de Politieacademie kenbaar heeft gemaakt. Op basis hiervan
geeft de Politieacademie voor 1 april 2019 aan hoeveel mensen en middelen nodig zijn
om aan de opleidingsvraag te kunnen voldoen.
Om het effect van de verbetering van de behoeftestelling te monitoren en waar nodig
bij te sturen, zijn er evaluatiemomenten in mei 2019 en 2020. Ik zal uw kamer informeren
over de bevindingen van deze evaluatie.
Nieuwe beroepsprofielen
Een beroepsprofiel beschrijft de essentie van een beroep, de specifieke kenmerken
van het beroep zelf, van de aard van de beroepsuitoefening en van de context. De beroepsprofielen
voor de politie zijn voor het laatst vastgesteld in 2011 en waren aan herijking toe.
Door de beroepsprofielen te herijken ontstaat er voor de komende ten minste zeven
jaar een stabiele basis voor de curricula van het politieonderwijs.
Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de politie, de Politieacademie,
de POR en mijn departement, heeft de beroepsprofielen herijkt. Daarvoor is in 2018
literatuuronderzoek gedaan, zijn er enquêtes gehouden, zijn stakeholders en kennishouders
geïnterviewd en zijn er werksessies in de eenheden gehouden.
Dit heeft geleid tot een concept van de herijkte beroepsprofielen. De volgende stap
is besluitvorming binnen de politie. De nieuwe beroepsprofielen vormen vervolgens
de basis voor de aanpassing van de kwalificatiedossiers door de POR en leiden tot
aanpassingen in de werving en selectie en het politieonderwijs.
Opleidingsvraag en -capaciteit 2019 en 2020
Basis Politie Onderwijs
In mijn brief aan uw Kamer van 2 juli 20183 heb ik u aan de hand van een aantal kengetallen aangegeven wat de meerjarige uitstroom
van politiemedewerkers is en hoe de instroom in de komende jaren zorgt voor vervanging én voor
uitbreiding van de sterkte. De instroom van aspiranten is vanaf 2017 verhoogd en de
opleidingscapaciteit bij de Politieacademie is uitgebreid op basis van een door de
Korpsleiding vastgesteld meerjarig instroomarrangement.
De instroom in het korps bestaat zowel uit aspiranten als uit (hoog) opgeleide specialisten
die gericht worden ingezet op vakgebieden als Financieel Economische Criminaliteit,
Digitale Opsporing, Forensische Opsporing en Intelligence. Deze specialisten verwerven
met een korte opleiding van enkele maanden aan de Politieacademie de benodigde algemene
kennis over het politiewerk en de politie organisatie. Daarmee behalen ze de basiskwalificatie
voor executieven met een specifieke inzet volgens de daartoe door mij aangepaste Regeling aanstellingseisen politie 2002 en de ontwikkelde Kwalificatie Politiemedewerker specifieke inzet, die is opgenomen
in de Kwalificatiestructuur Politieonderwijs.
Om het instroomarrangement te kunnen realiseren, groeit de capaciteit van de Politieacademie
van 2000 opleidingsplaatsen in 2017 naar 2200 in 2018 en verder naar ruim 2600 in
2022. De Politieacademie breidt sinds 2018 stapsgewijs jaarlijks uit met tientallen
docenten. In 2019 zal de Politieacademie circa 35 fte nieuwe docenten nodig hebben.
Pilots Amsterdam en Rotterdam
Door de hoge instroom van aspiranten in de randstedelijke eenheden neemt de druk op
de inzetbaarheid de komende jaren toe. Dit speelt vooral bij de eenheden Amsterdam
en Rotterdam. Dit leidt tot de vraag of de inzetbaarheid van aspiranten tijdens de
opleiding niet kan worden verhoogd zonder dat de veiligheid van de aspirant of het
publiek in het gedrang komt. De Politieacademie heeft daartoe in 2018 samen met beide
eenheden een verkenning uitgevoerd naar de grenzen tussen de school- en praktijkdelen
van het politieonderwijs. De Politieacademie en de politie hebben vervolgens besloten
tot een afgebakende pilot in deze twee eenheden gericht op het verhogen van de inzetbaarheid
van aspiranten gedurende de periode van opleiden. De pilot gaat in week 41 van 2019
van start. De eerste pilotgroepen zijn aspiranten van de allround politieopleiding
die in week 41 beginnen aan hun tweede opleidingsjaar. Ze stromen in bij de twee eenheden,
in beide gevallen bij één basisteam. De resultaten van de pilot worden door de Politieacademie
gebruikt voor verdere doorontwikkeling van de allround opleiding. Ik zal uw Kamer
te zijner tijd informeren over de resultaten van de pilot.
Vakspecialistisch Politie Onderwijs
In 2018 was de vraag van de politie naar Vakspecialistisch Politie Onderwijs groter
dan de beschikbare opleidingscapaciteit van de Politieacademie. Dat gold bijvoorbeeld
voor het domein van de bijzondere opsporing, voor de specialistische rijopleidingen
en voor de opleiding tot IBT-docent. De behoeftestelling is toen door de politie aangepast
aan de beschikbare capaciteit van de Politieacademie.
In het arbeidsvoorwaardenakkoord Politie 2018–2020 wordt structureel € 10.1 miljoen
beschikbaar gesteld voor flexibilisering, doorontwikkeling en innovatie van het Vakspecialistisch
Politie Onderwijs, voor het meer kunnen opleiden op locatie en voor ophoging van de
specialistische opleidingscapaciteit.
De extra middelen worden onder meer aangewend ten behoeve van het meerjarig programma
toekomstbestendig opsporingsonderwijs, dat de Politieacademie uitvoert in samenwerking
met de politie. In dit programma komen meerdere doelen samen:
– een meer samenhangend onderwijsaanbod;
– dat aansluit op de praktijk;
– dat is gepersonaliseerd (maatwerk) en gedigitaliseerd;
– dat slimme leerroutes bevat;
– dat gebruik maakt van actuele technische hulpmiddelen.
Daarbij zal de Politieacademie keuzes maken over de samenwerking met diverse onderwijsinstellingen
(hogescholen, universiteiten) in het opsporingsonderwijs.
Concreet betekent dit dat wordt bekeken welke onderdelen van het onderwijs de studenten
volgen bij de Politieacademie en welke, niet politie specifieke onderdelen, bij andere
instellingen.
Samenwerking Politieacademie met het regulier onderwijs
Samenwerking met het regulier onderwijs is één van de pijlers van het huidige stelsel
van politieonderwijs, zoals de Politieacademie dat sinds 2002 invult. De belangrijkste
reden voor de samenwerking was destijds een verdere vermaatschappelijking van het
politieonderwijs en een vergroting van de toegankelijkheid. Deze motieven voor samenwerking
tussen de Politieacademie en regionale opleidingscentra (ROC’s), hogescholen en universiteiten
gelden nog steeds. Hieronder staat een overzicht van de huidige samenwerking(sverbanden)
van de Politieacademie met het reguliere onderwijs.
In mijn brief van 2 juli 2018 heb ik u geïnformeerd over snellere leerroutes voor
aspiranten. Zo is er een verkorte route voor studenten die met een diploma van de
MBO 3-opleiding Handhaving, Toezicht en Veiligheid (HTV-P (Politie) instromen in de
Politieopleiding Allround Politiemedewerker (2-jarige opleiding in plaats van 3 jaar).
Verder is er een verkorte opleiding Politiekundige Bachelor voor studenten met een
relevante Bachelor opleiding (2 jaar en 4 maanden in plaats van 4 jaar). Specifiek
voor de opleiding Recherchekundige Master verkent de Politieacademie met verschillende
universiteiten en hogescholen welke vooropleidingen (zoals een Master Criminologie)
tot een verkort traject aan de politieacademie zouden kunnen leiden.
Minoren in het regulier onderwijs kunnen de druk op de opleidingscapaciteit van de
Politieacademie verminderen en bijdragen aan aansluiting van de opleiding op vakinhoudelijke
ontwikkelingen. De minor Forensisch Opsporen, als pilot ontwikkeld door de Politieacademie
samen met een aantal hogescholen en het NFI, is daar een voorbeeld van.
De Politieacademie werkt niet alleen op instellingsniveau maar ook op het niveau van
de totale branche samen met het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
De Politieacademie is een OCW-erkende instelling van hoger onderwijs, met een aantal
geaccrediteerde Bachelor en Master Politieopleidingen. Eens in de zes jaar worden
deze Bachelor en Master opleidingen gecontroleerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
(NVAO), volgens de algemeen geldende kwaliteitsnormen in het hoger onderwijs. Verder
is de Politieacademie aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk MBO zodat zij zich kan
spiegelen aan de MBO-kwaliteitsstandaarden.
De Politieacademie neemt verder deel aan de landelijke studenten enquêtes voor MBO-leerlingen
(JOB-Monitor) en voor Bachelor en Master studenten (de Nationale Studenten Enquête).Ongeveer
1300 aspiranten waren in 2018 volgens de JOB monitor over alle aspecten van het politieonderwijs
meer tevreden dan het landelijk MBO-gemiddelde.
De samenwerking van de Politieacademie met het hoger onderwijs heeft niet alleen betrekking
op onderwijs, maar ook op onderzoek. Van de huidige tien lectoren van de Politieacademie
combineren er vier het werk aan de Politieacademie met een aanstelling aan een universiteit
of HBO instelling; er zijn structurele samenwerkingsverbanden van de Politieacademie
op het gebied van onderzoek met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hogeschool van
Amsterdam-Vrije Universiteit, de NHL Studenten (Cyber Science Center), de Open Universiteit
en Hogeschool Saxion.
Naast genoemde samenwerkingsverbanden met het regulier onderwijs, werkt de Politieacademie
intensief samen met collega-onderwijs- en onderzoeksinstellingen binnen het veiligheidsdomein,
waaronder het Studiecentrum Rechtspleging (SSR), het Instituut Fysieke Veiligheid
(IFV), de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en het Landelijk Opleidingscentrum
van de Koninklijke Marechaussee (LocKmar). Een concreet voorbeeld is de tweejarige
HBO-Master opleiding Master of Crisis and Public Order Management (MCPM) die gezamenlijk
door de Politieacademie en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) wordt aangeboden.
Op mijn verzoek heeft de POR een advies op gesteld met relevante criteria voor samenwerking
tussen de Politieacademie en het reguliere onderwijs.
Verder ontwikkelingen ten aanzien van het politieonderwijs zal ik betrekken bij de
halfjaarberichten politie.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid