Brief regering : Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Kaapverdië, met Slotprotocol, ondertekend te ’s-Gravenhage op 18 november 1981, zoals gewijzigd en ondertekend op 23 januari 1995 en 22 mei 2000, van het Protocol bij het Verdrag, ondertekend te Praia op 22 mei 2000, en van het Administratief Akkoord, ondertekend te ’s Gravenhage op 18 november 1981, zoals gewijzigd op 23 januari 1995; Amsterdam, 12 december 2018
35 159 Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Kaapverdië, met Slotprotocol, ondertekend te ’s-Gravenhage op 18 november 1981, zoals gewijzigd en ondertekend op 23 januari 1995 en 22 mei 2000, van het Protocol bij het Verdrag, ondertekend te Praia op 22 mei 2000, en van het Administratief Akkoord, ondertekend te ’s Gravenhage op 18 november 1981, zoals gewijzigd op 23 januari 1995; Amsterdam, 12 december 2018
A/ nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
8 maart 2019.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 7 april 2019.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de
Wet op de Raad van State).
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2019
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 12 december
2018 te Amsterdam tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake
sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering
van de Republiek Kaapverdië, met Slotprotocol, ondertekend te ’s-Gravenhage op 18 november
1981, zoals gewijzigd en ondertekend op 23 januari 1995 en 22 mei 2000, van het Protocol
bij het Verdrag, ondertekend te Praia op 22 mei 2000, en van het Administratief Akkoord,
ondertekend te ’s-Gravenhage op 18 november 1981, zoals gewijzigd op 23 januari 1995
(Trb. 2018, nr. 233).
Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
I. Algemeen
Nederland en Kaapverdië hebben door onderhandelingen een akkoord bereikt over de wijziging
van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag middels een Protocol tot wijziging (hierna:
het Protocol tot wijziging). Met het Protocol tot wijziging worden het op 18 november
1981 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid, met Slotprotocol (Trb. 1982, nr. 20) (hierna: het Verdrag) – zoals gewijzigd bij het op 23 januari 1995
te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het Verdrag (Trb. 1995, nr. 55) en het bij het op 22 mei 2000 te Praia tot stand gekomen Verdrag houdende
wijziging van het Verdrag, met Protocol betreffende de rechtmatigheid van aanspraken,
bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Republiek Kaapverdië (Trb. 2000, nr. 61) – en het op 18 november 1981 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Administratief Akkoord
met betrekking tot de wijze van toepassing van het Verdrag (Trb. 1982, nr. 21) (hierna: het Administratief Akkoord) in overeenstemming gebracht met
verschillende maatregelen ter herziening van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel.
Het betreft een pakket van hervormingen om de houdbaarheid van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel
te verbeteren. Het Protocol tot wijziging ziet op de beëindiging van de export van
uitkeringen, waaronder kinderbijslag, kind gebonden budget en toeslagen op grond van
de Toeslagenwet, toepassing van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid, vermogenscontroles
voor de bijstand op grond van de Participatiewet en wijzigingen in de Zorgverzekeringswet.
Ook is van de gelegenheid gebruik gemaakt om middels het Protocol tot wijziging het
Verdrag op een aantal technische punten te actualiseren. De wijzigingen zijn afgestemd
met de betrokken uitvoeringsorganen. De genoemde maatregelen leiden mede tot inhoudelijke
en technische aanpassingen in het op 22 mei 2000 te Praia tot stand gekomen Protocol
betreffende de rechtmatigheid van aanspraken, bij het Verdrag inzake sociale zekerheid
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië (hierna: het Protocol)
(Trb. 2000, nr. 61) dat ingevolge artikel 7 van het Protocol integrerend onderdeel van het Verdrag vormt.
Hoewel in het protocol tot wijziging de regeringen als partijen worden genoemd, zal
het protocol tot wijziging gelden tussen de staten.
Naar het oordeel van de regering bevatten met name de navolgende bepalingen van het
Protocol tot wijziging een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen
93 en 94 van de Grondwet, die een rechtssubject rechtstreeks rechten toekennen of
plichten opleggen:
Artikel I, de onderdelen 1 tot en met 16, waarin materiële bepalingen zijn opgenomen.
Het gaat daarbij om zaken als begripsomschrijving, vermogenscontroles voor bijstand,
schrappen van wetten op grond waarvan rechten op uitkeringen en toeslagen ontstaan,
introductie van het woonlandbeginsel, verzekeringen en het schrappen van recht op
medische zorg bij tijdelijk verblijf.
Artikel IV dat overgangsbepalingen vastlegt en onder meer voorziet in eerbiedigende
werking van bestaande rechten op uitkeringen bij ongewijzigde situatie.
Export van uitkeringen
Het Verdrag wordt in lijn gebracht met de op 1 januari 2015 in werking getreden Wet
van 19 juni 2014 tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een
andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen
van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan
wel een daarmee gelijk te stellen situatie (Stb. 2014, nr. 238) (hierna: Whek). Op basis van de Whek is de woonplaats van het kind leidend geworden.
Met het onderhavige Protocol tot wijziging biedt het Verdrag geen basis meer voor
de verplichting om kinderbijslagen en kind gebonden budget te exporteren naar Kaapverdië.
Rechten van personen die reeds kinderbijslag en kind gebonden budget ontvangen worden
gerespecteerd.
Ook voor toeslagen op grond van de Toeslagenwet geldt een exportverbod. Dit exportverbod
is geïntroduceerd met de Wet beperking export uitkeringen (Stb. 1999, nr. 250) (hierna: Wet BEU) en houdt in dat de verzekerde die niet in Nederland woont geen
recht heeft op een toeslag op zijn loondervingsuitkering. Het Protocol tot wijziging
maakt expliciet dat de exportbepaling van het Verdrag niet van toepassing is op toeslagen
op grond van de Toeslagenwet. Export van toeslagen naar Kaapverdië is dan ook niet
langer mogelijk. Voor personen die reeds een toeslag ontvangen geldt dat de toeslag
wordt afgebouwd.
Woonlandbeginsel
Op basis van de op 1 juli 2012 in werking getreden Wet van 29 maart 2012 houdende
wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met aanpassing van de hoogte
van de uitkering aan het woonland (Stb. 2012, nr. 198) (hierna: Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid) wordt de hoogte van bepaalde
uitkeringen afgestemd op het niveau van de kosten van levensonderhoud van het woonland
van de uitkeringsgerechtigde. Dit heeft tot gevolg dat de uitkering zoals die in het
woonland tot uitbetaling komt, een percentage (tot maximaal 100%) bedraagt van de
uitkering waarop de gerechtigde recht zou hebben indien de gerechtigde in Nederland
zou hebben gewoond of verbleven. Het geldende percentage wordt de woonlandfactor genoemd.
In Kaapverdië bedraagt de woonlandfactor, zoals vastgesteld in de bijlage bij de Regeling
woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012, voor 2018 60% (hetzelfde percentage
als in de jaren 2015 t/m 2017). In 2019 zal de woonlandfactor voor Kaapverdië ook
60% bedragen. Het woonlandbeginsel zal thans conform de Wet woonlandbeginsel in de
sociale zekerheid worden toegepast op nabestaandenuitkeringen op basis van de Algemene
nabestaandenwet (hierna: Anw) en de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten
op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA-WGA). Het Protocol
tot wijziging maakt het mogelijk om het woonlandbeginsel toe te passen op Nederlandse
uitkeringen die in Kaapverdië worden uitbetaald. Deze maatregel heeft geen gevolgen
voor personen die reeds een uitkering ontvangen en wiens situatie ongewijzigd blijft.
Vermogenscontroles voor de bijstand
In het Verdrag en het Protocol betreffende de rechtmatigheid van aanspraken, bij het
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Kaapverdië is vastgelegd dat Nederland vermogensonderzoeken in Kaapverdië kan verrichten
om de rechtmatigheid van het recht op bijstand op grond van de Participatiewet of
de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen in Nederland vast te stellen. Dit geldt
voor personen die mogelijk vermogen hebben in Kaapverdië en een beroep doen op bijstand
bij de Nederlandse overheid. Voor het in stand houden van een goede bijstandsregeling
is het nodig dat enkel personen die onvoldoende inkomen hebben, bijstand kunnen ontvangen.
Personen die beschikken over een bepaald eigen vermogen, komen niet in aanmerking
voor de bijstand.
Wijzigingen in de Zorgverzekeringswet
Met ingang van 1 januari 2006 is het Nederlandse stelsel van ziektekostenverzekeringen
ingrijpend veranderd. De Ziekenfondswet waarvoor zo’n 60% van de Nederlandse bevolking
(werknemers en uitkeringsgerechtigden met een inkomen lager dan een bepaalde inkomensgrens)
was verzekerd, is vervangen door een sociale verzekering voor de geneeskundige zorg
voor de gehele bevolking van Nederland – de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Tegelijkertijd
is de Wet op de zorgtoeslag ingevoerd, die voorziet in een tegemoetkoming in de kosten
van de nominale premie voor huishoudens met lagere inkomens. Daarnaast is op 1 januari
2015 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vervangen door de Wet langdurige zorg.
Initieel was tijdens de verdragsonderhandelingen nog de beperking van de werelddekking
aan de orde. Deze beperking is afgeschaft maar op verzoek van Kaapverdië is toen het
vergoeden van medisch noodzakelijke zorg in geval van kort verblijf uit het Verdrag
geschrapt omdat Kaapverdië dit andersom ook niet meer wilde. Voor mensen die vanuit
Nederland tijdelijk in Kaapverdië verblijven geldt op grond van de Zvw nog wel dat
zij medisch noodzakelijke zorg kunnen inroepen tot maximaal de in Nederland geldende
tarieven.
Technische wijzigingen
Tot slot is in het Protocol tot wijziging van de gelegenheid gebruik gemaakt om het
Verdrag, het Slotprotocol, het Protocol betreffende de rechtmatigheid van aanspraken,
bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Republiek Kaapverdië en het Administratief Akkoord bij het Verdrag op verschillende
punten te actualiseren. Deze technische wijzigingen hebben onder meer te maken met
wijzigingen in de Nederlandse wet- en regelgeving, naamsveranderingen, de verhoging
van de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland en het schrappen van overbodige bepalingen.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I – het Verdrag
Onderdeel 1
De begripsomschrijving van gezinsleden in artikel 1, onderdeel l, van het Verdrag
kan voor Nederland niet meer worden toegepast voor het hoofdstuk ziekte en moederschap
ten behoeve van rechthebbenden op verstrekkingen die in Nederland wonen. De Zvw kent
het begrip «gezinslid» niet, omdat iedereen individueel verzekerd is. Voor de toepassing
van het Verdrag wordt daarom voor die situatie in een aanvullende begripsomschrijving
voorzien in artikel 1, onderdeel l.
Onderdeel 2
Dit onderdeel betreft aanpassingen in de materiële werkingssfeer van artikel 2. De
terminologie ten aanzien van nabestaanden wordt aangepast aan de Nederlandse wetgeving:
het betreft niet meer de weduwen- en wezenverzekering, maar nabestaandenuitkeringen.
Om een verdragsbasis te bieden voor het vaststellen van de rechtmatigheid van bijstand
wordt de materiële werkingssfeer uitgebreid met bijstand ten aanzien van vermogenscontroles
(geregeld in de artikelen 32, 34 en 37 vierde lid en in artikel 1 Protocol betreffende
de rechtmatigheid van aanspraken, bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië).
Onderdeel 3
Dit onderdeel betreft aanpassingen in de exportbepaling van artikel 5. De verplichting
tot het exporteren van kinderbijslagen wordt opgeheven waardoor Nederland niet langer
kinderbijslag en kind gebonden budget moet betalen voor kinderen die wonen in Kaapverdië.
Daarnaast wordt verduidelijkt dat toeslagen op grond van de Toeslagenwet conform de
Nederlandse wetgeving niet langer worden geëxporteerd. Tot slot wordt in artikel 5
bepaald dat waar de Nederlandse wetgeving dit vereist het woonlandbeginsel wordt toegepast.
Hierdoor is het mogelijk om bij export naar Kaapverdië de hoogte van bepaalde Nederlandse
uitkeringen af te stemmen op het niveau van de kosten van levensonderhoud aldaar.
Het woonlandbeginsel wordt thans toegepast op de nabestaanden- en de WIA-WGA-vervolguitkering.
Onderdelen 4, 5, 6 en 7
De artikelen 12, 13 en 14, vijfde lid, gaan over verstrekkingen bij tijdelijk verblijf
op het grondgebied van het andere land. Werknemers en pensioengerechtigden hebben
niet langer aanspraak op verstrekkingen bij tijdelijk verblijf. Het recht van werknemers
op uitkeringen in geld (loondervingsuitkeringen) bij ziekte of moederschap gedurende
tijdelijk verblijf op het grondgebied van het andere land blijft wel bestaan. Het
eerste lid van artikel 13 is in die zin aangepast. Het schrappen van de aanspraak
op verstrekkingen bij tijdelijk verblijf vergt tevens een aantal technische wijzingen
in andere leden van artikel 13. De verrekening van medische kosten tussen de (bevoegde)
organen bedoeld in artikel 15 wordt ten aanzien van verstrekkingen bij tijdelijk verblijf
geschrapt.
Onderdeel 8
Dit onderdeel betreft aanpassing van artikel 22. De vaststelling en berekening van
verzekeringstijdvakken op het gebied van arbeidsongeschiktheid is vormgegeven conform
de huidige Nederlandse wet- en regelgeving.
Onderdeel 9
Dit onderdeel betreft de nodige aanpassingen in artikel 24 omdat het artikel verouderd
is. Het betreft technische wijzigingen die te maken hebben met wijzigingen in de Nederlandse
wet- en regelgeving, naamsveranderingen, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd
in Nederland en het schrappen van overbodige bepalingen. Daarnaast vervalt artikel
24, zesde lid, omdat op grond van Nederlandse jurisprudentie bij de toekenning van
verzekeringstijdvakken op basis van artikel 24, eerste en tweede lid, de voorwaarde
van vrijwillige verzekering niet mag worden gesteld.
Onderdeel 10
Dit onderdeel betreft een actualisering van de tekst van artikel 25 op het punt van
de pensioengerechtigde leeftijd en de Anw.
Onderdeel 11
De wijzigingen in artikel 29 hebben te maken met het stopzetten van de export van
kinderbijslag. De bepaling is nu enkel nog relevant voor Kaapverdische kinderbijslagen.
Artikel I – het Slotprotocol
Onderdeel 12
Dit onderdeel betreft aanpassing van punt 1 van het Slotprotocol. Hier wordt aangegeven
wie rechthebbende is op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving. Het gaat
hier om twee categorieën van personen: a. verzekeringsplichtigen en b. zogenaamde
verdragsgerechtigden. De verzekeringsplichtigen zijn verzekerd op grond van de Zvw.
De verdragsgerechtigden hebben ten laste van Nederland met toepassing van het Verdrag
recht op geneeskundige zorg, maar zijn niet verzekerd volgens de Zvw. De in dit onderdeel
aangegeven personen komen derhalve niet ten laste van Kaapverdië.
Onderdeel 13
Punt 2 van het Slotprotocol wordt geschrapt omdat het Verdrag niet langer voorziet
in aanspraken op verstrekkingen bij tijdelijk verblijf.
Onderdeel 14
Dit onderdeel betreft aanpassingen in punt 3 van het Slotprotocol waarbij aan de bestaande
opsomming wordt toegevoegd: de bovenwettelijke nabestaandenpensioenen die worden uitgekeerd
aan nabestaanden van rechthebbenden op een wettelijke uitkering die nadien is geprivatiseerd
of aan nabestaanden van overleden rechthebbenden op pensioenen en uitkeringen wegens
vervroegde uittreding. Hiermee wordt voorkomen dat deze nabestaanden die tijdens het
leven van de overledene als gezinslid recht hadden op zorg ten laste van Nederland,
door het overlijden ineens geen ziektekostenvoorziening meer zouden hebben in het
geval aan hen geen uitkering op grond van de Anw wordt uitgekeerd.
Onderdeel 15
Dit onderdeel is een technische wijziging van punt 4 van het Slotprotocol.
Onderdeel 16
Met dit onderdeel worden vier nieuwe punten aan het Slotprotocol toegevoegd ten behoeve
van de kenbaarheid van deze bepalingen voor betrokkenen.
Artikel II – het Protocol betreffende de rechtmatigheid van aanspraken, bij het Verdrag
inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië
Onderdeel 1
In dit onderdeel wordt artikel 1 van het Protocol als volgt gewijzigd. Naast de bevoegde
organen kan men voortaan ook verbindingsorganen betrekken bij de verificatie van aanvragen
en betalingen van bijstand. Daarnaast kunnen de bevoegde organen, verbindingsorganen
en diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers voortaan rechtstreeks aan de autoriteiten
in het buitenland om inlichtingen vragen. Dit verbetert de onderlinge samenwerking.
Het noemen van de kadasters, pensioen instellingen en het gevangeniswezen naast de
genoemde autoriteiten verbetert de rechtmatigheidstoetsing. Tot slot kunnen bevoegde
organen en verbindingsorganen nadere afspraken maken over de wijze waarop zij elkaar
de in dit artikel bedoelde inlichtingen verstrekken.
Onderdeel 2
Dit betreft een technische wijziging van artikel 3, tweede lid, van het Protocol.
De namen van de verschillende uitkeringsinstellingen worden geactualiseerd.
Onderdeel 3
In dit onderdeel wordt artikel 6 van het Protocol geschrapt omdat de bevoegdheid tot
het weigeren, opschorten en intrekken van een Nederlandse uitkering reeds bestaat
op grond van Nederlandse wet- en regelgeving. Op grond van de huidige rechtspraak
mag een Nederlandse uitkering niet worden ingetrokken indien het verbindingsorgaan
geen gehoor geeft aan een vraag om inlichtingen.
Artikel III – Administratief Akkoord
Onderdeel 1
In dit onderdeel worden in artikel 2 van het Administratief Akkoord de namen van de
verschillende uitkeringsinstellingen geactualiseerd en wordt het verbindingsorgaan
voor de bijstand aangewezen.
Onderdelen 2 en 3
Deze onderdelen betreffen aanpassingen in artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede
lid. De Sociale verzekeringsraad te Zoetermeer bestaat niet meer en is vervangen door
de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen.
Onderdeel 4
Met dit onderdeel worden aanpassingen gemaakt in artikel 5. Het eerste lid bepaalt
welke organen worden bedoeld met het «orgaan van de woonplaats». Het artikel wordt
voor wat betreft het orgaan van de woonplaats omgevormd tot een meer algemene beschrijving,
waarin staat dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat orgaan aanwijst.
Het tweede lid bepaalt verder welke organen zijn bedoeld met «bevoegd orgaan» en wordt
het bevoegd orgaan voor de zorgtoeslag genoemd. De Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht
is toegevoegd als het bevoegd orgaan voor de zorgtoeslag. Het derde lid regelt welk
orgaan wordt bedoeld met «orgaan van de verblijfplaats» in geval van uitkeringen bij
ziekte. Het artikel bevat ook enkele technische wijzigingen.
Onderdeel 5
Dit onderdeel betreft aanpassing van artikel 6. In Nederland kan zich de situatie
niet meer voordoen waarin een werknemer alleen verzekerd is voor verstrekkingen en
niet voor andere takken van sociale zekerheid.
Onderdeel 6
Artikel 8 wordt geschrapt vanwege het niet langer kunnen inroepen van verstrekkingen
bij tijdelijk verblijf.
Onderdelen 7 en 8
Deze onderdelen betreffen de artikelen 9, 10, 12 en 13. De laatste drie bepalingen
worden geschrapt in verband met het schrappen van de aanspraak op verstrekkingen bij
tijdelijk verblijf. Met de verdragswijziging is het artikel alleen nog van toepassing
op het overbrengen van de woonplaats.
Onderdelen 9 tot en met 16
Deze onderdelen betreffen aanpassingen van de artikelen 14, 15, 15a, 16, 18, 23, 31
en 36. De aanpassing van artikel 18 over de afrekening van kosten die gemaakt zijn
bij tijdelijk verblijf en het overbrengen van de woonplaats heeft te maken met het
feit dat de bepalingen over tijdelijk verblijf zijn geschrapt. De aanpassingen van
de overige artikelen hebben betrekking op het feit dat de (bevoegde) bedrijfsvereniging
en de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging niet meer bestaan en zijn opgegaan in het
UWV.
Artikel IV – Overgangsbepalingen
Dit artikel voorziet in de volgende overgangsbepalingen vanaf de datum van voorlopige
toepassing van het Protocol tot wijziging:
– Het eerste en tweede lid voorzien in overgangsbepalingen met betrekking tot medische
zorg bij tijdelijk verblijf.
– Het derde lid voorziet in een eerbiediging van bestaande rechten als de situatie ongewijzigd
blijft bij export van kinderbijslag en kind gebonden budget.
– Het vierde lid voorziet bij de beëindiging van de export van toeslagen op grond van
de Toeslagenwet in een progressieve afbouwregeling over een periode van vier jaar
voor bestaande uitkeringsgerechtigden. Hiermee is aansluiting gezocht bij de afbouwregeling
zoals vastgelegd in artikel 44b van de Toeslagenwet en de wijze waarop het overgangsrecht
bij de Wet BEU werd vormgegeven.
– Het vijfde lid voorziet in eerbiediging van bestaande rechten als de situatie ongewijzigd
blijft bij toepassing van het woonlandbeginsel.
Artikel V – Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
Dit artikel regelt de schriftelijke kennisgeving van de voltooiing van de interne
goedkeuringsprocedures vereist voor de inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging
en de voorlopige toepassing ervan. Het Protocol tot wijziging treedt in werking op
de eerste dag van de derde maand volgend op de maand van de laatste kennisgeving waarin
de regeringen van de verdragsluitende partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld
dat de constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van het Protocol
tot wijziging zijn voltooid. Hangende de inwerkingtreding zal het Protocol tot wijziging
voorlopig worden toegepast vanaf 1 juli 2019. Zie eveneens hoofdstuk III van deze
toelichtende nota.
III. Voorlopige toepassing
In afwachting van de inwerkingtreding wordt het Protocol tot wijziging ingevolge artikel
V, derde lid, voorlopig toegepast vanaf 1 juli 2019. De voorlopige toepassing bewerkstelligt
dat Nederland het Protocol tot wijziging al voorafgaand aan inwerkingtreding kan uitvoeren.
Het belang van de voorlopige toepassing voor Nederland is dat de verschillende maatregelen
vanaf 1 juli 2019 reeds kunnen worden toegepast en het Verdrag vanaf die datum zal
stroken met de betreffende Nederlandse wetgeving.
IV. Koninkrijkspositie
Het Protocol tot wijziging zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, evenals
het Verdrag, inclusief de Protocollen, en het Administratief Akkoord bij het Verdrag,
alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken