Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake NRC artikel van 22 februari 2019 “Asielzoekersscholen leveren komende jaren fors in”
27 020 Aanpak onderwijsachterstanden
Nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2019
Uw Kamer heeft mij verzocht te reageren op het artikel «Asielzoekersscholen leveren
de komende jaren fors in» van 20 februari van het NRC Handelsblad. In dit artikel
wordt aangegeven dat scholen die asielzoekerskinderen opvangen minder geld zullen
ontvangen door een nieuwe rekenmethode voor de verdeling van het onderwijsachterstandenbudget.1 Medio 2018 heb ik geconstateerd dat er inderdaad herverdeeleffecten optraden specifiek
voorscholen met veel asielzoekersleerlingen. In de brief informeer ik u over hoe deze
situatie is rechtgezet.
Aanvullende middelen voor nieuwkomerskinderen blijven bestaan
In het artikel van het NRC Handelsblad wordt benoemd dat de PO-Raad bang is dat het
draagvlak verdwijnt om asielzoekerskinderen op te vangen. De onderwijsachterstandsmiddelen
zijn echter niet de enige aanvullende middelen die scholen met nieuwkomerskinderen
ontvangen. Graag zet ik ze hier op een rij. In het basisonderwijs zijn er, naast de
reguliere bekostiging, verschillende regelingen waarmee aanvullende bekostiging voor
nieuwkomerskinderen wordt verstrekt. Voor eerstejaars nieuwkomers wordt er per jaar
circa € 10.000 per asielzoekerskind en circa € 3.100 voor overige nieuwkomers aanvullend
verstrekt. Daarnaast wordt er per jaar circa € 1.500 aanvullend verstrekt voor tweedejaars
asielzoekerskinderen.2
Asielzoekerskinderen in procesopvang- en gezinslocaties worden met circa € 900 per
kind per jaar aanvullend bekostigd. Tot slot ontvangen scholen die niet eerder voor
het eerste opvang van nieuwkomersleerlingen hebben verzorgd eenmalig een bedrag van
€ 12.000. Door de lumpsum inclusief onderwijsachterstandenmiddelen en de aanvullende
nieuwkomersregelingen wordt gewaarborgd dat er voldoende middelen zijn om onderwijs
te bieden aan kinderen die nog niet lang in Nederland verblijven.
Nieuwe verdeling onderwijsachterstandenmiddelen
Aanleiding voor de berichtgeving is de nieuwe verdeling van het onderwijsachterstandenbudget
vanaf volgend schooljaar. Het CBS heeft een indicator ontwikkeld, op basis waarvan
per basisschool en per gemeente berekend kan worden hoe groot de verwachte achterstandsproblematiek
is. Met de indicator van het CBS worden de kinderen met een risico op een onderwijsachterstand
beter in beeld gebracht. Bovendien kan de verdeling van het geld meebewegen met de
ontwikkelingen in de samenleving en lost de ingebruikname van de indicator de administratieve
knelpunten voor scholen op. De jaarlijkse automatische onderuitputting van het onderwijsachterstandenbudget
wordt bovendien stopgezet en het beschikbare budget kan met deze verdeling volledig
besteed worden. Deze nieuwe werkwijze is een verbetering ten opzichte van de oude
regelingen en kan op breed draagvlak rekenen. In overleg met uw Kamer heb ik daarom
verleden jaar besloten om de CBS-indicator in te voeren. 3 Hierbij is ook per schoolbestuur en gemeente inzichtelijk gemaakt hoe groot de verwachte
herverdeeleffecten zouden zijn. De nieuwe verdeling wordt stapsgewijs ingevoerd.
Verbetering schattingsmethode CBS voor nieuwkomers
Vorig jaar werd vlak voor de zomer bekend dat er voor sommige scholen met veel nieuwkomerskinderen
grote onwaarschijnlijke herverdeeleffecten zouden optreden. Dit kwam doordat het CBS
niet altijd over alle gegevens van de (ouders van) leerlingen beschikt en in die gevallen
ontbrekende informatie schat. Het CBS heeft op mijn verzoek het afgelopen half jaar
de systematiek verbeterd om de negatieve herverdeeleffecten van scholen met veel nieuwkomerskinderen
te verzachten.4
Het CBS hanteert verschillende methodes om de ontbrekende informatie van kinderen
bij te schatten. In het rapport dat uw Kamer hier eerder over heeft ontvangen wordt
hierover nadere technische uitleg gegeven. 5 De kinderen waarvan informatie ontbreekt zijn in drie categorieën onder te verdelen.
1. Kinderen waarvan alleen het opleidingsniveau van één of beide ouders onbekend is bij
het CBS.
2. Kinderen waarvan één of beide ouders niet in de Basisregistratie Persoonsgegevens
(BRP) voorkomen.
3. Kinderen die zelf niet in de BRP voorkomen.
Voor de kinderen uit de eerste categorie wordt de onderwijsscore (het risico op een
onderwijsachterstand) voor het kind berekend, waarbij er gebruik wordt gemaakt van
een schatting voor het opleidingsniveau van één of beide ouders. Voor de kinderen
uit de tweede en derde categorie wordt de onderwijsscore niet berekend omdat er te
veel informatie ontbreekt, maar wordt de onderwijsscore overgenomen van een ander
kind dat zoveel mogelijk dezelfde achtergrondkenmerken heeft (de «donor»). Scholen
met veel nieuwkomers hebben veel kinderen uit de tweede en derde categorie. De achterstandsproblematiek
op deze scholen werd zodoende onderschat, waardoor deze scholen minder achterstandsmiddelen
zouden ontvangen. Bovendien zouden de budgetten te veel kunnen verschillen van jaar
op jaar. Om dit recht te zetten heb ik het CBS daarom opdracht gegeven de schattingsmethodes
te verbeteren.
Het CBS heeft daartoe op verschillende manieren de schattingsmethode verbeterd, zodat
deze problemen zich nu niet meer voordoen:
− Wanneer er op een school één donor vaak gebruikt wordt, dan wordt er op landelijk
niveau verder gezocht naar andere geschikte donoren. Hiermee is de score van een school
niet meer afhankelijk van één of enkele leerlingen.
− Als er meerdere donoren op een school zijn die geschikt zijn voor een schatting, dan
wordt willekeurig één van de donoren gekozen (in plaats van de eerste, waardoor deze
te vaak gebruikt werd).
− Een score van een donor mag alleen gebruikt worden wanneer het opleidingsniveau van
één van de ouders van de donor bekend is.
− Geschikte donoren kunnen nu beter worden gevonden doordat er op meer genuanceerde
wijze naar de achtergrondkenmerken van ouders gekeken kan worden.
Deze aanpassingen resulteerden in een verbetering van de systematiek voor alle scholen
en gemeenten. Op scholen met veel nieuwkomerskinderen werd de achterstandsproblematiek
echter nog steeds onderschat. Daarom heb ik het CBS de opdracht gegeven om alle asielzoekerskinderen
mee te tellen in de landelijke doelgroep voor het onderwijsachterstandenbudget. Het
CBS beschikt tegenwoordig over registraties van asielzoekerskinderen van het Centraal
Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), waarmee
geregistreerde asielzoekersleerlingen en statushouders herkenbaar zijn. Tijdens de
ontwikkeling van de nieuwe indicator voor onderwijsachterstanden waren deze bestanden
nog niet beschikbaar. Alle kinderen die via deze bestanden bekend zijn, worden nu
door het CBS opgenomen in de doelgroep en tellen mee voor het onderwijsachterstandenbudget
voor een school.
Herverdeeleffect voor scholen met nieuwkomers vergelijkbaar met andere scholen
Als gevolg van deze aanpassingen ontvangen basisscholen met veel nieuwkomerskinderen
meer onderwijsachterstandsmiddelen dan eerder gecommuniceerd. Ik ben hier blij mee,
omdat dit beter recht doet aan de leerlingenpopulatie op deze scholen.
Het CBS heeft onderzocht of er nog steeds groepen scholen met specifieke kenmerken
zijn die er structureel onverklaarbaar veel op achteruitgaan ten opzichte van de oude
gewichtenregeling. Dergelijke groepen heeft het CBS niet meer gevonden. Het CBS heeft
geconcludeerd dat de achterstandsscores nu veel plausibeler zijn dan voorheen.6 Er zijn in totaal circa 340 nieuwkomersscholen die bij het ondersteuningstraject
voor nieuwkomersonderwijs bekend zijn. Circa 140 van deze scholen hebben een negatief
herverdeeleffect, gezamenlijk ter waarde van ongeveer € 10,9 miljoen. Daarnaast zijn
er circa 160 scholen die er op vooruit gaan, bij elkaar opgeteld ongeveer € 9,4 miljoen.
Tot slot zijn er circa 40 scholen waar geen herverdeeleffecten optreden. Dit zijn
de bedragen waarbij geen rekening is gehouden met de overgangsregeling.7
Ik realiseer me dat het een forse opgave betekent voor de scholen die er op achteruitgaan.
Scholen kunnen er bij het nieuwe beleid op achteruitgaan vanwege twee redenen: deze
scholen ontvangen nu impulsmiddelen en/of deze scholen hebben veel gewichtenleerlingen
met het gewicht 1,2. Dit kan zowel voor scholen met als voor scholen zonder nieuwkomers
gelden. Met de impulsmiddelen kreeg een school per gewichtenleerling meer geld als
de school in een bepaald postcodegebied stond. De impulsmiddelen worden nu opgenomen
in de nieuwe onderwijsachterstandenregeling. Daarnaast ontvingen scholen vier keer
zoveel geld voor een 1,2-leerling dan voor een 0,3-leerling. In de nieuwe systematiek
wordt de omvang van de verwachte onderwijsachterstand genuanceerder meegenomen. Om
schoolbesturen de kans te geven om naar het nieuwe budget te groeien, hanteer ik een
overgangsregeling van drie jaar.
Tot slot
Basisscholen worden financieel in staat gesteld om onderwijs te bieden aan nieuwkomers,
via de aanvullende bekostiging voor nieuwkomersonderwijs en de onderwijsachterstandsmiddelen.
Door de verbeteringen van het CBS wordt de achterstandenproblematiek op scholen met
nieuwkomers niet langer onderschat. Ik herken mij dan ook niet in het beeld dat een
school die onderwijs aan nieuwkomers gaat geven er per definitie financieel sterk
op achteruit gaat. De negatieve herverdeeleffecten voor een deel van de scholen die
nieuwkomersonderwijs geven zijn vergelijkbaar met andere scholen zonder nieuwkomers
met negatieve herverdeeleffecten. Desalniettemin realiseer ik me dat de herverdeling
van de onderwijsachterstandsmiddelen tot lastige keuzes voor schoolbesturen zal leiden.
Daarom is er een overgangsregeling van drie jaar waarmee scholen stapsgewijs kunnen
toegroeien naar de nieuwe situatie.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.