Brief regering : Onderzoek "Minderjarige slachtoffers van zedenmisdrijven gehoord"
34 236 Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315)
Nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2019
Hierbij bieden wij u het onderzoek «Minderjarige slachtoffers van zedenmisdrijven
gehoord. Een kwalitatief onderzoek naar de verhoorpraktijk» aan1.
Aanleiding
In 2015 heeft Defence for Children (DfC) aangegeven dat minderjarige slachtoffers
van seksueel misbruik vanaf 12 jaar een «achtergestelde positie» hebben, dat er nauwelijks
specifieke voorzieningen in wet- en regelgeving zijn en dat zij te veel als volwassenen
worden bejegend. 2 Minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik tot 12 jaar mogen alleen door specifiek
daarvoor opgeleide professionals in een kindvriendelijke verhoorstudio worden gehoord.
Bij bepaalde kwetsbaarheden kunnen minderjarigen vanaf 12 jaar dezelfde behandeling
krijgen. Naar aanleiding van deze bevindingen nam de Tweede Kamer een motie aan om
de doelgroep die gehoord wordt in een speciale verhoorstudio uit te breiden naar alle
minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik, dus ook de groep van 12 jaar en ouder.3
Doel en reikwijdte onderzoek
Onder andere vanwege voornoemde motie hebben wij onderzoek laten doen naar:
• De praktijk van het horen van minderjarige zedenslachtoffers;
• De wenselijkheid en noodzakelijkheid om onderscheid te maken in groepen minderjarige
slachtoffers naar leeftijd voor de wijze van horen door de politie en rechter-commissaris
(RC)4;
• Inzicht in de kosten van de huidige praktijk van het kindvriendelijk horen van minderjarige
slachtoffers van seksueel misbruik en welke kosten moeten worden gemaakt indien aanpassing
daarvan noodzakelijk blijkt.
De uitkomsten van dit kwalitatieve onderzoek zijn gebaseerd op deskresearch, interpretatie
van cijfers, bestudering van 200 dossiers en 16 interviews. De politie heeft een overzicht
aangeleverd van alle minderjarige slachtoffers van zedendelicten over de jaren 2015–2017.
Het totale aantal door de politie gehoorde minderjarige slachtoffers van zedendelicten
ligt in die periode tussen de 2.700 en 2.900 per jaar. Ongeveer 500 slachtoffers zijn
jonger dan 12 jaar. De groep tussen 12 en 18 jaar bedraagt circa 2.200 per jaar. Er
is in het onderzoek gebruik gemaakt van beschikbare gegevens van de beheerders van
verhoorstudio’s in alle politie-eenheden. Het aantal minderjarige zedenslachtoffers
dat in een studio wordt verhoord, wordt niet als zodanig geregistreerd. Daarom moeten
de onderzoeksgegevens met enige terughoudendheid worden geïnterpreteerd, ook de gegevens
over de duur van een studioverhoor en van een «reguliere» zedenzaak lopen dermate
veel uiteen dat de genoemde uren met grote terughoudendheid moeten worden geïnterpreteerd.
De resultaten vanuit de interviews zijn bedoeld als inkleuring van de theorie en kwantitatieve
bevindingen.
Belangrijkste bevindingen onderzoek
Het rapport beschrijft de juridische context en concludeert dat in de praktijk van
het horen van minderjarigen rekening wordt gehouden met hun leeftijd en ontwikkeling.
Verder concludeert het rapport dat de Nederlandse praktijk tegemoet komt aan de internationale
verdragen.
Uit het rapport blijkt dat kinderen jonger dan 12 jaar worden gehoord in een verhoorstudio.
Bij zedenslachtoffers tussen de 12 en 18 jaar is de verhoorlocatie casusafhankelijk.
Dit is beschreven in de Politie-instructie. Bij deze groep wordt nagegaan of er kwetsbaarheden
zijn waardoor een studioverhoor geïndiceerd is. Het onderzoek maakt duidelijk dat
hierbij echter niet altijd genoeg rekening wordt gehouden met het ontwikkelingsniveau
en de bijkomende problematiek. Er zijn beschikbare checklists en richtlijnen om een
goede inschatting te maken of er indicaties zijn die een studioverhoor rechtvaardigen.
De checklist «kwetsbaarheid» is opgesteld door de Politieacademie en kan worden gehanteerd
bij 12 tot 18 jarigen. De checklist en richtlijnen worden echter niet in iedere eenheid
van de politie uniform en strikt gebruikt. In de praktijk komt het neer op maatwerk
op basis van ervaring van rechercheurs. De onderzoekers bevelen aan bestaande kennis
over kwetsbaarheden, zoals in de checklist, structureel toe te passen.
De onderzoekers geven aan dat respondenten kennis en expertise van de verhoorders
belangrijk vinden. De ruimte waarin het verhoor wordt gehouden, lijkt minder relevant.
Onderzoekers vermelden dat respondenten graag meer handvatten willen voor het horen
van minderjarigen tussen de 12 en 18 jaar middels een aanvullende opleiding of training.
Sinds begin 2018 worden de nieuwe zedenrechercheurs hierin opgeleid. De eerder opgeleide
zedenrechercheurs hebben deze aanvullende training niet gehad. Onderzoekers geven
aan dat extra scholing ook voor studioverhoorders wenselijk kan zijn, nu in de opleiding
voornamelijk aandacht is voor kinderen onder de 12 jaar en verstandelijk beperkten.
De kosten voor extra scholing kunnen beheersbaar worden gehouden wanneer deze worden
geïntegreerd in de reguliere na- en bijscholingstrajecten voor de zedenrechercheurs,
aldus de onderzoekers.
De onderzoekers geven voorts aan deskundigheidsbevordering in de vorm van supervisie
(gestructureerd zaken en beslissingen bespreken) belangrijk te vinden om de kwaliteit
van de beoordelingen te verbeteren. Dit zou minder vrijblijvend moeten zijn en meer
een verplichtend karakter moeten hebben.
De onderzoekers vermelden dat de onderzoeksresultaten niet impliceren dat alleen studioverhoorders
slachtoffers van zedenmisdrijven op kindvriendelijke wijze kunnen horen. Gecertificeerde
zedenrechercheurs zonder een opleiding tot studioverhoorder zijn er specifiek voor
opgeleid om op een juiste wijze met zedenslachtoffers om te gaan. De onderzoekers
geven aan dat uit de interviews blijkt dat het onwenselijk en dus niet noodzakelijk
is om alle minderjarige slachtoffers van zedenmisdrijven tussen de 12 en 18 jaar per
definitie in een studioruimte te horen. In veel gevallen kan worden volstaan met een
verhoor in een verhoorkamer of een sociale verhoorkamer (die is huiselijk aangekleed).
Beleidsreactie
In het onderstaande gaan wij in op de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport.
Verhoren in verhoorstudio’s
Uit het onderzoek blijkt dat dat er voldoende verhoorstudio’s zijn en dat het niet
noodzakelijk is om alle minderjarige zedenslachtoffers vanaf 12 jaar in een verhoorstudio
te horen. Wij voorzien daarom geen aanpassingen in de huidige beschikbaarheid van
de verhoorstudio’s.
Structurele toepassing kennis, zoals uit de checklist
Wij onderschrijven het belang dat bestaande kennis over kwetsbaarheden, zoals opgenomen
in de checklist, structureel en consequent wordt toegepast. Hiervoor heb ik aandacht
gevraagd bij de politie. Daarbij is duidelijk geworden dat de checklist «kwetsbaarheid»,
die kan worden gehanteerd bij 12 tot 18 jarigen, op dit moment niet altijd werkbaar
is. De politie gaat met de Politieacademie onderzoeken hoe de checklist kan worden
verbeterd ter bevordering van de praktische toepasbaarheid waarbij tevens recht wordt
gedaan aan de wens voor maatwerk voor ieder minderjarig zedenslachtoffer.
Kennisontwikkeling zedenslachtoffers van 12 tot 18 jaar
Het rapport benadrukt het belang van een specifieke opleiding voor verhoorders van
minderjarigen in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar. Wij onderschrijven dit
belang. Sinds begin 2018 is in de opleiding waarmee iedere zedenrechercheur zich certificeert,
een nieuwe module over het verhoor van minderjarigen van 12 tot 18 jaar opgenomen.
De politie zal de reeds gecertificeerde rechercheurs, die deze nieuwe module niet
hebben gevolgd, bijscholen tijdens studiedagen. We hebben bij de politie bovendien
extra aandacht gevraagd voor de kennisontwikkeling met betrekking tot de relevante
ontwikkelingspsychologie voor de zedenrechercheurs gericht op jongeren/pubers binnen
het zedendomein.
Tot slot melden wij dat de politie dit voorjaar start met een intervisietraining voor
alle studioverhoorders. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verdere kwaliteitsverbetering
van het verhoor van minderjarige zedenslachtoffers.
Informatieve gesprek
Een aspect dat niet als onderzoeksvraag is geformuleerd, gaat over het nut of de noodzaak
van het informatieve gesprek. De onderzoekers geven aan dat dit een probaat middel
is voor slachtoffers om juiste en volledige informatie over de verdere rechtsgang
te krijgen. Hierbij moet dan wel, onder andere aan de hand van kwetsbaarheden, een
zorgvuldige afweging plaatsvinden van de draagkracht en draaglast van het slachtoffer.
Daarnaast moet gericht gevraagd worden naar redenen van het slachtoffer wanneer deze
ervoor kiest geen aangifte te doen. De bovengenoemde kennisontwikkelingen bij de politie
over kwetsbaarheden van 12 tot 18 jarigen zedenslachtoffers, komen ook ten goede aan
het zorgvuldig voeren van het informatieve gesprek met deze groep kwetsbare slachtoffers.
Afsluitend
Uit het rapport blijkt dat de politie veel belang hecht aan het zorgvuldig horen van
minderjarige, en daarmee kwetsbare, zedenslachtoffers. Wij waarderen het daarom dat
de politie structurele aandacht heeft voor de inhoud en kwaliteit van de opleiding
en bijscholing. De politie draagt er zorg voor dat slachtoffers van zedendelicten
of andere betrokkenen op de juiste manier worden opgevangen en worden geïnformeerd
over hun rechten, de mogelijkheden tot ondersteuning en waar nodig begeleid worden
naar mogelijke vervolgtrajecten. Daarmee draagt de politie er aan bij dat secundaire
victimisatie zoveel mogelijk wordt voorkomen. Van het slachtoffer wordt niet meer
gevraagd dan nodig is voor waarheidsvinding. Het stemt positief te kunnen concluderen
dat de politie veel investeert in de juiste benadering van minderjarige zedenslachtoffers,
ook voor de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming