Brief regering : Vijf studies luchtvaart
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 581 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2019
Hierbij zend ik u vijf studies die zijn uitgevoerd in opdracht of op verzoek van mijn
departement. Het betreft de rapporten:
1. «Connectiviteit Caribische deel van het Koninkrijk»;1
2. «Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties 2018»;2
3. «Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2018»;3
4. «Geactualiseerd luchtvaartprognosemodel AEOLUS»;4
5. «Kennis ten behoeve van de Luchtvaartnota» van het NLR (verzoek van IenW).5
In deze brief wil ik u informeren over de resultaten van deze studies en de vervolgtrajecten
voor zover van toepassing.
1. Connectiviteit Caribisch deel van het Koninkrijk
In de «Afspraken aangaande samenwerking op het gebied van luchtvaart» van 10 februari
2017 zijn de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning van Curaçao, de
Minister van Economische Ontwikkeling van Curaçao, de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van Nederland en de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu van Nederland overeengekomen om een Expertgroep Connectiviteit in te stellen
om te onderzoeken hoe de connectiviteit tussen de eilanden op een veilige en betrouwbare
manier structureel kan worden geborgd.
Op verzoek van de expertgroep heeft SEO Economisch Onderzoek (SEO) in 2018 het onderzoek
«Connectiviteit Caribische deel van het Koninkrijk» uitgevoerd. In dat onderzoek wordt
aangegeven dat in de periode 2012–2017 zowel het aanbod als de vraag naar luchttransport
op alle routes in het Caribisch deel van het Koninkrijk de laatste jaren sterk zijn
teruggelopen. Daarbij kwalificeren de routes Sint Maarten-Saba/Sint Eustatius, Sint
Maarten-Curaçao en Aruba-Bonaire in die periode als (zeer) dunne routes waarop passagiers
vaak afhankelijk zijn van een maatschappij en bewegen de routes Aruba-Curaçao en Curaçao-Bonaire
in de richting van dunne routes waarop nog wel meerdere luchtvaartmaatschappijen actief
zijn.
SEO geeft aan dat de inzet van het instrument van de «Public Service Obligation» (openbare
dienstverplichting) kan worden ingezet om de connectiviteit te garanderen wanneer
de maatschappelijke belangen als betrouwbaarheid en betaalbaarheid onvoldoende door
de markt worden geborgd. Daarbij is de inzet van PSO’s binnen het Koninkrijk volgens
SEO vooral gerechtvaardigd op zeer dunne routes met minder dan 100.000 passagiers
per jaar waarop passagiers vaak afhankelijk zijn van één maatschappij zoals de bovenwindse
routes tussen Sint Maarten en Saba/St Eustatius. Daarnaast is het verstandig, gezien
de ervaringen in het verleden, te bezien of een PSO voor de route Bonaire-Curaçao
de connectiviteit in de toekomst meer structureel zou kunnen borgen.
Daarnaast zou volgens de SEO het Multilateraal Protocol, dat de markttoegang voor
luchtvaartmaatschappijen binnen het Koninkrijk regelt, verder geliberaliseerd kunnen
worden om de connectiviteit binnen het Koninkrijk te verbeteren.
Het SEO-rapport is deels gebaseerd op bedrijfsvertrouwelijke gegevens over luchtvaartmaatschappijen
die niet in het rapport zijn opgenomen. Op basis van de uitkomsten van het SEO-rapport
heeft de Expertgroep Connectiviteit aan de landen van het Koninkrijk aanbevolen om
de opties van het inzetten van openbare dienstverplichtingen alsmede verdere liberalisering
van het Multilateraal Protocol in Koninkrijksverband nader te verkennen.
De uitkomsten van SEO en de aanbevelingen van de Expertgroep zijn tijdens de Regiegroep
Luchtvaart van 18 december 2018 in Aruba met de vertegenwoordigers van alle landen
uit het Koninkrijk besproken. Deze Regiegroep is het door de regeringen ingestelde
ambtelijke overlegorgaan over luchtvaart tussen de betrokken landen van het Koninkrijk.
Uit deze bespreking bleek dat de connectiviteit in het afgelopen jaar met name tussen
de benedenwindse landen van het Koninkrijk is verbeterd en er op die verbindingen
weer meer vluchten worden aangeboden door een toenemend aantal luchtvaartmaatschappijen.
De vertegenwoordigers van de overige landen hebben er daarom op gewezen dat vervolgacties
voor de benedenwindse eilanden minder prioritair zijn. Voor het op dit moment wijzigen
van het Multilateraal Protocol zag men geen noodzaak. Wel blijft dit punt op de agenda
van de Regiegroep en sluit men deze actie, indien de omstandigheden mochten verslechteren,
voor de toekomst niet uit.
De connectiviteit van de bovenwindse verbindingen tussen Sint Maarten en respectievelijk
Sint Eustatius en Saba blijft een punt van zorg qua gehanteerde tarieven en omdat
het aantal frequenties in de onderzochte periode is afgenomen. Daarbij blijven passagiers
sterk afhankelijk van het aanbod van één luchtvaartmaatschappij.
Ik zal dit jaar in samenspraak met Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius op basis van
het SEO-onderzoek opties gaan verkennen om de mate van connectiviteit tussen Sint
Maarten met Saba en Sint Eustatius alsmede tussen Bonaire en Curaçao te verbeteren.
In het bijzonder verdienen de tarifering, frequenties en leveringszekerheid bijzondere
aandacht. In februari zal met deze actie worden gestart.
Daarnaast blijf ik uiteraard de mate van connectiviteit binnen het gehele Koninkrijk
monitoren zodat ik in samenspraak met de overige landen van het Koninkrijk tijdig
de benodigde maatregelen kan nemen mocht de connectiviteit op een of meer routes binnen
het Koninkrijk in het geding komen.
Ik zal uw Kamer dit jaar informeren over de uitkomsten.
2. Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties 2018
Zoals voor elk jaar is er ook voor 2018 weer een monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties
door SEO uitgevoerd. Deze monitor geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit
op Schiphol ten opzichte van zes concurrerende luchthavens: Parijs Charles de Gaulle,
Londen Heathrow, Frankfurt, München, Istanbul Atatürk en Dubai. De monitor vergelijkt
het aantal directe verbindingen vanaf deze luchthavens («directe connectiviteit»)
en het aantal mogelijke verbindingen met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit»).
Ook richt de monitor zich op de zogenaamde «hubconnectiviteit». Het gaat dan om de
verbindingen die met een overstap via de betreffende luchthaven mogelijk zijn. Bij
verbindingen met een overstap wordt rekening gehouden met de overstap- en omvliegtijden.
Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France KLM vanaf Schiphol vergeleken
met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties
gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken.
Uit de monitor 2018 blijkt dat de groei van de directe en indirecte connectiviteit
en ook de hubconnectiviteit op Schiphol in vergelijking met voorgaande jaren bescheiden
is. Volgens SEO is dit vermoedelijk een gevolg van de capaciteitschaarste waar Schiphol
sinds dit jaar mee kampt. Van de zeven onderzochte luchthavens biedt Schiphol het
minste aantal nieuwe bestemmingen aan ten opzichte van 2017. De directe connectiviteit
en de hubconnectiviteit op Schiphol zijn in 2018 lager dan op Frankfurt, maar hoger
dan op de andere luchthavens. Hiermee heeft Schiphol nog steeds een omvangrijk netwerk
en blijft Schiphol een belangrijke overstapluchthaven. Frankfurt blijft de grootste
concurrent van Schiphol in termen van netwerkoverlap. Het directe netwerk van Air
France op Parijs Charles de Gaulle is in 2018 voor het eerst sinds 2010 sterker gegroeid
dan het netwerk van KLM op Schiphol. De hubconnectiviteit van KLM groeide in 2018
op Schiphol nog wel sterker dan van Air France op Parijs Charles de Gaulle. De vrachtcapaciteit
van KLM op Schiphol is in 2018 verder afgenomen. Op Parijs Charles de Gaulle is deze
van Air France toegenomen.
3. Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2018
Net als bij de monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties gaat het bij de benchmark
luchthavengelden en overheidsheffingen van SEO om een jaarlijks terugkerend onderzoek.
De benchmark geeft een indicatie van het niveau van de genoemde kosten voor luchtvaartmaatschappijen,
waarbij Schiphol vergeleken wordt met tien concurrerende luchthavens: Parijs Charles
de Gaulle, Frankfurt, Londen Heathrow, Brussel, Dubai, Istanbul Atatürk, Londen Gatwick,
Madrid, München en Zürich. De kosten in de benchmark zijn de luchthavengelden, de
Air Traffic Control (ATC)-heffingen en de overheidsheffingen. Er is berekend wat op
de verschillende luchthavens voor een identiek pakket vluchten, dat representatief
is voor Schiphol, aan deze kosten betaald zou moeten worden. Uit de benchmark blijkt
dat Schiphol in 2018 de goedkoopste is van de negen West-Europese luchthavens. Dubai
is marginaal duurder dan Schiphol. Istanbul Atatürk is als enige luchthaven goedkoper.
Ten opzichte van 2017 is Schiphol 5% duurder geworden. In 2018 is Schiphol even duur
als in 2003, terwijl alle andere luchthavens in die periode een substantiële groei
laten zien. Hierbij wil ik overigens de kanttekening plaatsen dat Schiphol op 31 oktober
2018 bekend heeft gemaakt dat de luchthaventarieven op Schiphol in de periode 2019
tot 2021 met gemiddeld 7,9% per jaar zullen stijgen ten opzichte van de tarieven van
2018. De tarieven zijn kostengeoriënteerd en een belangrijke reden voor deze tariefstijging
zijn de investeringen die Schiphol moet plegen. Verder wordt invoering van een vliegbelasting
voorbereid die ook tot hogere kosten zal leiden.
4. Geactualiseerd luchtvaartprognosemodel AEOLUS
In 2015 hebben het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) lange termijn luchtvaartprognoses gepubliceerd als onderdeel van de Toekomstverkenning
Welvaart en Leefomgeving (WLO). Deze prognoses waren berekend met het lange termijn
luchtvaartprognosemodel AEOLUS, dat eigendom is van IenW. Dit model wordt gebruikt
voor lange termijn verkenningen, scenariostudies zoals de WLO-prognoses en onderzoeken
waarbij beleidsmaatregelen worden doorgerekend (bijvoorbeeld het effect van een vliegbelasting
op de lange termijn).
Na de publicatie van de WLO-prognoses in 2015 is in opdracht van IenW en in overleg
met beide planbureaus door Significance gewerkt aan actualisatie en verfijning van
dit prognose- en simulatiemodel. In bijgevoegd rapport worden de technische aanpassingen
in het model beschreven en zijn de resultaten opgenomen van een nieuwe doorrekening
van luchtvaartscenario’s voor 2030 en 2050.
5. Kennis ten behoeve van de Luchtvaartnota
Voor een goede onderbouwing van de afwegingen die gemaakt moeten worden over de Nederlandse
luchtvaart in de toekomst, is kennis onmisbaar. Op verzoek van het ministerie hebben
het PBL, het NLR en het Kim onafhankelijke kennisbases opgesteld op basis van de meest
relevante thema’s voor de Luchtvaartnota. De kennisscan van het PBL en de factsheet
van het Kim zijn reeds naar uw Kamer gestuurd als bijlage bij Kamerstuk 31 936, nr. 570. Zoals toegezegd stuur ik u bij dezen de scan van het NLR toe.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.