Brief regering : Aangevulde geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7 en 8 maart 2019 te Brussel
32 317 JBZ-Raad
Nr. 545 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2019
Hierbij bieden wij u de aangevulde geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van
                  de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 7 en 8 maart in Brussel.
               
De volgende agendapunten zijn aangepast:
I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en asiel
3. Migratie: EU samenwerking met derde landen
4. Werklunch: Binnenlandse Zaken 2014–2019 – prestaties en perspectieven (toegevoegd
                     agendapunt)
                  
III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap
3. Raadsbesluit inzake de opening van onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst
                     over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs
                  
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
                  7–8 maart te Brussel
               
I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en asiel
               
Raad wetgevende besprekingen
1. Voorstel herziening Europese Grens- en Kustwacht Verordening
               
= Voortgangsrapportage
Tijdens dit agendapunt zal de voortgang besproken worden van de wijziging van de Europese
                  Grens- en Kustwacht (EGKW) Verordening. Via de aanbiedingsbrief bij de Geannoteerde
                  agenda voor de informele JBZ-Raad van 7 en 8 februari jl. is uw Kamer geïnformeerd
                  over de voortgang in de onderhandelingen onder het Roemeense voorzitterschap en het
                  standpunt van het kabinet terzake (Kamerstuk 32 317, nr. 542). Het kabinet heeft hierin gemeld dat aanpassing op bepaalde elementen uit de verordening
                  wenselijk is. Zo acht het kabinet een duidelijke link met het Meerjarig Financieel
                  Kader (MFK) van 2021–2027 wenselijk – mede gezien de Nederlandse wens om hierop te
                  bezuinigen. Verder heeft het kabinet gesteld dat de benodigde capaciteit vraag gestuurd
                  dient te zijn. Uitvraag van capaciteit van de lidstaten mag immers niet leiden tot
                  disproportionele druk op de personele capaciteit van de lidstaten en de nationale taken van de
                  lidstaten mogen niet in het gedrang komen. Daarnaast acht het kabinet het van belang
                  dat regels voor het dragen van wapens en het gebruik van geweld nader worden uitgewerkt.
                  Inmiddels heeft Coreper ingestemd met de Raadpositie. In deze positie zijn, in lijn
                  met de Nederlandse wensen, de regels rondom het dragen van wapens en het gebruik van
                  geweld duidelijk uitgewerkt. Ook is een expliciete link naar het MFK gemaakt. Dit
                  zijn positieve ontwikkelingen. Nederland heeft bij vaststelling van de Raadspositie
                  opnieuw specifiek benadrukt dat de benodigde capaciteit voor het EGKW niet ten koste
                  mag gaan van de inzet van capaciteit voor de nationale taken. In de triloogfase zal
                  Nederland hiervoor aandacht blijven vragen. De triloogfase zal op 27 februari a.s.
                  beginnen. Het voorzitterschap zal inzetten op afronding van de triloog voor de verkiezingen
                  van het Europees Parlement.
               
2. Hervorming van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel en hervestiging
               
a. Dublinverordening
b. Richtlijn opvangvoorzieningen
c. Kwalificatie verordening
d. Asielprocedure-richtlijn
e. Eurodac-verordening (herschikking)
f. Verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie
g. Verordening tot oprichting van een EU-hervestigingskader
= Voortgangsrapportage / Beleidsdebat
Bij dit agendapunt wordt een discussie voorzien over de voortgang op de verschillende
                  wetgevende voorstellen van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) en van
                  hervestiging. Bij deze Geannoteerde agenda treft u in de kwartaalrapportage een overzicht
                  aan van de stand van zaken van de onderhandelingen over de bovengenoemde voorstellen.
                  Zoals bij uw Kamer bekend, zet het kabinet in op een herziening van het GEAS die leidt
                  tot meer moderne en robuuste asiel- en opvangprocedures in de EU die bestand zijn
                  tegen fluctuaties in de asielinstroom en illegale secundaire migratie tegengaan. Solidariteit
                  en een billijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten staan hierbij
                  centraal. Voorts is een herziening nodig om terug te kunnen keren naar een functionerende
                  Schengenzone zonder binnengrenscontroles. Een meerderheid van de lidstaten houdt vast
                  aan een breed gesteund akkoord op het hele GEAS pakket. Daarnaast is er ook een aantal
                  lidstaten, waaronder Nederland, dat dit niet langer wil afwachten en dat pleit voor
                  een akkoord op een kleiner pakket bestaande uit de Eurodac-verordening, het EU-hervestigingskader
                  en de Verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie. De posities van
                  de lidstaten lopen nog teveel uiteen voor een akkoord op het gehele pakket. Op korte
                  termijn wordt daarom geen voortgang verwacht.
               
Raad niet-wetgevende besprekingen
3. Migratie: EU samenwerking met derde landen
               
= stand van zaken en uitwisseling van standpunten
Voor de bespreking van dit agendapunt heeft het voorzitterschap een discussiepaper
                     verspreid. De discussie zal met name gericht zijn op EU samenwerking met de Noord-Afrikaanse
                     landen die gelegen zijn op de West-, Centraal- en Oostmediterrane routes. De Ministers
                     zullen spreken over de verschillende lopende activiteiten met deze groep landen, mogelijkheden
                     voor verdere verbetering van de samenwerking en evt. prioriteiten in dit kader. Ook
                     zal aandacht worden gevraagd voor de financiering van samenwerkingsactiviteiten.
                  
In lijn met de integrale migratieagenda zet het kabinet zich in voor EU samenwerking
                     met derde landen die gericht is op opvang in de regio, het aanpakken van grondoorzaken,
                     het tegengaan van irreguliere migratie en het maken van afspraken over terugkeer.
                     Vanwege hun geografische ligging en hun rol als landen van doorreis en herkomst zijn
                     de Noord-Afrikaanse landen hierbij prioritaire partners. Nederland zal in deze discussie
                     opnieuw aandacht vragen voor de verdere uitwerking van de ontschepingsarrangementen
                     uit de conclusies van de Europese Raad van juni 2018. Alleen door afspraken te maken
                     over ontscheping en spoedige terugkeer van degenen die niet in aanmerking komen voor
                     asiel, kan het business model van mensensmokkelaars ongedaan worden gemaakt.
                  
4. Werklunch: Binnenlandse Zaken 2014–2019 prestaties en perspectieven
               
Tijdens de werklunch zal een discussie plaatsvinden over de prestaties op het gebied
                  van asiel- en migratiebeleid van de Europese Unie tussen 2014 en nu en zal, in het
                  kader van de komende verkiezingen voor het Europese Parlement en de nog te vormen
                  Europese Commissie, vooruit worden geblikt op de toekomst van het asiel- en migratiebeleid.
               
In de periode 2014–2019 is het Gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid danig op
                  de proef gesteld. De migratiecrisis van 2015–2016 heeft een aantal zwakheden blootgelegd.
                  Deze zijn sindsdien deels hersteld en met name op de externe dimensie zijn ook nieuwe
                  instrumenten ontwikkeld – met de EU-Turkije Verklaring als meest succesvolle voorbeeld –
                  maar een daadwerkelijke hervorming van het Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid
                  is nog altijd niet gerealiseerd.
               
De Nederlandse inbreng in de discussie over de vooruitblik zal de lijnen volgen zoals
                  uiteengezet in de Kamerbrief over de Staat van de Unie die met uw Kamer is gedeeld1. Het is zaak dat de integrale Europese aanpak verder wordt versterkt. Het kabinet
                  pleit in EU-verband voor een verdere integrale benadering, zoals uiteen is gezet in
                  de Rijksbrede migratieagenda. Alleen als alle facetten die leiden tot ongereguleerde
                  instroom van migranten en vluchtelingen worden aangepakt, kan de EU de migratieproblematiek
                  effectief het hoofd bieden. Uitgangspunt van het Europees beleid op de langere termijn
                  is het voorkomen van irreguliere migratie door aanpak van de grondoorzaken, het tegengaan
                  van mensenhandel en mensensmokkel, opvang in de regio, grensversterking en verbetering
                  van de terugkeersamenwerking tussen de EU en haar lidstaten enerzijds en landen van
                  oorsprong en transit anderzijds. Vluchtelingen dienen bij voorkeur te worden opgevangen
                  en beschermd in de regio, waar zij betere ondersteuning en ook meer toekomstperspectief
                  zullen moeten kunnen genieten. De verbetering van de bescherming en opvang in de regio
                  zal de noodzaak voor migratie naar Europa moeten doen afnemen. Het werken aan perspectief
                  in de regio voor migranten, intern ontheemden en vluchtelingen is dan ook van groot
                  belang. Zo zullen veilige landen in de regio aangespoord worden om meer werk te maken
                  van het bieden van veilig verblijf in zo goed mogelijke omstandigheden aan vluchtelingen.
                  Om migratiestromen naar en binnen de EU effectief en menswaardig te beheersen, is
                  slagvaardig EU-migratiebeleid nodig. Goede internationale en Europese afspraken moeten
                  zorgen voor meer eensgezindheid in de EU, het plukken van de vruchten van een normaal
                  functionerend Schengen en betere relaties met de omringende landen.
               
Intern moet de EU zorgen voor een eerlijke verdeling van vluchtelingen. Het kabinet
                  ziet graag dat de nieuwe Europese Commissie initiatieven ontwikkelt en steunt die
                  gericht zijn op verdere versterking van de buitengrenzen, onder andere door verplichte
                  grensprocedures. Deze moeten er voor zorgen dat zo snel mogelijk een onderscheid wordt
                  gemaakt tussen zij die recht op bescherming hebben en zij die hiervoor niet in aanmerking
                  komen en dienen terug te keren. Ook moeten aanvullende maatregelen worden geïntroduceerd
                  om secundaire migratie tegen te gaan, om overlast gevende rondreizende asielzoekers
                  uit veilige landen tegen te gaan en om terugkeer te bevorderen. Dit vergt dat de Unie
                  nog meer investeert in de partnerschappen met derde landen en daarbij niet schroomt
                  om de gemeenschappelijke migratiebelangen zwaar te laten wegen.
               
5. EU reactie op terrorisme – stand van zaken en weg vooruit
               
= Beleidsdebat
Het voorzitterschap heeft een discussiedocument opgesteld over de vooruitgang die
                  er sinds 2015 is geboekt op het voorkomen en bestrijden van terrorisme. In de JBZ-Raad
                  zal hierop worden gereflecteerd en worden gesproken over de toekomst vanwege de benoeming
                  van een nieuwe Commissie en de verkiezing van het Europees Parlement.
               
Nederland vindt dat er de afgelopen jaren veel resultaten zijn behaald op contraterrorisme
                  (CT)-gebied in de Europese Unie. Zo is er recentelijk overeenstemming bereikt over
                  de Verordening met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren
                  voor explosieven (COM 2018 (209)) en is er een algemene oriëntatie bereikt t.a.v.
                  de voorgestelde Verordening voor het voorkomen van de verspreiding van online terroristische
                  inhoud. Verder is onder het Nederlandse voorzitterschap in 2016 een belangrijke stap
                  gezet door het vaststellen van een Routekaart ter verbetering van informatie-uitwisseling
                  en informatiemanagement op JBZ-terrein.
               
We hebben een lange weg afgelegd sinds het Verdrag van Lissabon, maar we hebben nog
                  steeds veel te doen; met name waar het gaat om het implementeren van wat we afgesproken
                  hebben. Ook waar het gaat om het delen van informatie en het gebruiken van Europese
                  systemen en databases die benut worden voor terrorisme bestrijding is er nog verbetering
                  mogelijk. Een relatief klein aantal lidstaten draagt hieraan bij en maakt gebruikt
                  van de informatie in deze systemen en databases.
               
Het is van belang om continu alert te blijven op nieuwe dreigingen en om hier ook
                  op Europees niveau goed en tijdig op in te kunnen spelen. Nederland is van mening
                  dat er verbetering en versterking van coördinatie van het EU-veiligheidsdomein mogelijk
                  en wenselijk is, dat vanwege verschillende commissies, Raadswerkgroepen en dergelijke
                  een versnipperd karakter kent. Met de Europese Parlementsverkiezingen en de formatie
                  van een nieuwe Commissie in het verschiet, is er momentum om de inspanningen te bundelen
                  om zo de effectiviteit van CT-beleid, uitvoering en monitoring verder te vergroten.
                  Nederland stelt voor om in de nabije toekomst samen met de Commissie en de lidstaten
                  te reflecteren op een consistentere coördinatie op het gebied van interne veiligheid.
               
6. Verbeteren van democratische weerbaarheid: zorgen voor vrije en eerlijke verkiezingen
                  en tegengaan van desinformatie
               
= Informatie van het voorzitterschap
Het pakket «vrije en eerlijke verkiezingen» bevat een verordening tot wijziging van
                     de verordening Europese politieke partijen en stichtingen, een mededeling over het
                     garanderen van vrije en eerlijke Europese verkiezingen, een aanbeveling over verkiezingsnetwerken,
                     online transparantie, cybersecurity- en desinformatiecampagnes, en een richtsnoer
                     over de uitvoering van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Op 19 oktober
                     2018 is het BNC-fiche over het pakket naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 2708). De mededeling en aanbeveling verwijzen naar de aanpak van online desinformatie,
                     waarover de Commissie in december 2018 een Actieplan heeft gepresenteerd. Op 25 januari
                     jl. is het BNC-fiche hierover aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 2760).
                  
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben medio januari een akkoord bereikt
                     over de wijziging van de Verordening Europese politieke partijen, zodat deze tijdig
                     voor de verkiezingen van het Europees Parlement in werking kan treden. Tijdens de
                     Raad Algemene Zaken van 19 februari jl. zijn Raadsconclusies over vrije en eerlijke
                     Europese verkiezingen aangenomen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1967). In de Raadsconclusies, die betrekking hebben op het gehele pakket, wordt expliciet
                     ingegaan op samenwerking in EU-verband en internationaal verband op het gebied van
                     cybersecurity in relatie tot verkiezingen en de verspreiding van desinformatie. Op
                     20 februari jl. heeft u over de stand van zaken van de onderhandelingen over deze
                     voorstellen een brief ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                     met als bijlage deze Raadsconclusies (Kamerstuk 22 112, nr. 2773). Het kabinet is positief over het feit dat er in Europees verband aandacht is voor
                     de veiligheid van het organiseren van de verkiezingen, voor de transparantie online
                     en het rechtmatig gebruik van persoonsgegevens, ook in verkiezingscampagnes. Daarbij
                     is het voor het kabinet van belang dat er een helder onderscheid blijft tussen de
                     nationale en Europese competenties.
                  
Het voorzitterschap zal tijdens de Raad toelichten wat de afgelopen periode is gedaan
                     ter implementatie van het pakket «vrije en eerlijke Europese verkiezingen» en het
                     actieplan desinformatie. Daarbij zal het ingaan op de in het verkiezingspakket aangekondigde
                     oprichting van een Europees netwerk van verkiezingsdeskundigen. Deze zijn inmiddels
                     een keer bij elkaar gekomen en zullen dit in aanloop naar de Europese verkiezingen
                     nog een aantal keer doen. Ook zal het voorzitterschap rapporteren over het oprichten
                     van nationale netwerken van bij de verkiezingen betrokken instellingen en hoe de uitwisseling
                     is geregeld rondom de maatregelen die lidstaten nemen om de verkiezingen vrij en eerlijk
                     te laten verlopen.
                  
Over de implementatie van het actieplan desinformatie zal het voorzitterschap inzicht
                     geven in de maatregelen die zijn getroffen op Europees niveau zoals het versterken
                     van de Stratcom Taskforces, het opzetten van een netwerk van onafhankelijke factcheckers
                     en de monitoring van de gedragscode voor sociale media, alsmede de oprichting van
                     een rapid alert system om informatie rondom desinformatie Europa-breed te kunnen delen.
                  
II. Gemengd Comité
               
7. Verordening tot wijziging van de Europese grens- en kustwacht
               
= Beleidsdebat
Zie boven.
III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
Raad wetgevende besprekingen
1. Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in strafprocedures
               
= Algemene oriëntatie
Naast de verordening inzake het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel
                     tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken heeft de Commissie ook
                     een Richtlijn voor de vastlegging van geharmoniseerde regels inzake de benoeming van
                     juridische vertegenwoordigers voor het doel van het verzamelen van bewijs in strafprocedures
                     gepresenteerd. Zoals in de Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7 en 8 februari
                     is vermeld, is deze richtlijn de afgelopen tijd besproken op Raadswerkgroep-niveau.
                     Het voorzitterschap heeft een algemene oriëntatie ten aanzien van deze richtlijn geagendeerd
                     voor deze JBZ-Raad. Bij het opstellen van deze Geannoteerde agenda was nog geen document
                     beschikbaar dat zal voorliggen ter besluitvorming tijdens de JBZ-Raad.
                  
Zoals verwoord in het BNC fiche over de richtlijn worden in de richtlijn regels gesteld
                     voor het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger door internet dienstverleners
                     met het oog op de in ontvangstneming, naleving en handhaving van het Europees verstrekkings-
                     of bewaringsbevel. De richtlijn schept de verplichting voor alle dienstaanbieders
                     die hun diensten in de EU aanbieden om een juridisch vertegenwoordiger in de EU aan
                     te wijzen, met de bovengenoemde taak. Dit kan een natuurlijke persoon zijn of een
                     rechtspersoon. Met dienstaanbieders wordt gedoeld op dezelfde categorieën van dienstaanbieders
                     zoals genoemd in de ontwerpverordening e-evidence: telecomoperators, internetproviders,
                     hosting- en cloudbedrijven, OTT-dienstverleners, digitale handelsplatforms en domeinnaam
                     registrars en registrees. Ook startups en het MKB vallen onder de verplichting. De
                     Commissie heeft aangegeven dat mogelijk is om met meerdere dienstaanbieders één wettelijke
                     vertegenwoordiger te delen.
                  
Dienstaanbieders zijn daarbij vrij om te kiezen in welke lidstaat ze deze wettelijke
                  vertegenwoordiger aanwijzen, onder de voorwaarde dat de dienstaanbieder ofwel in de
                  lidstaat van keuze is gevestigd of daar (ook) diensten aanbiedt. De lidstaten zijn
                  verantwoordelijk voor de handhaving van deze verplichting. Lidstaten zullen in hun
                  nationale wetgeving regels stellen om te borgen dat een juridisch vertegenwoordiger
                  van een dienstaanbieder verantwoordelijk kan worden gehouden voor niet naleving van
                  een verstrekkingsbevel en een bewaringsbevel. Lidstaten zullen in hun nationale wetgeving
                  regels opnemen over het treffen van sancties richting serviceproviders bij het niet
                  voldoen aan de verplichting om een wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Het
                  is dus aan de lidstaat waar de vertegenwoordiger is gevestigd om eventuele sancties
                  te handhaven. De sancties die de lidstaten op basis van de richtlijn in nationale
                  wetgeving omzetten moeten voldoende doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
               
Het kabinet heeft sinds de presentatie van het voorstel in april 2018 de noodzaak
                  erkend van het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger voor de daadwerkelijke
                  handhaving van de verplichtingen die voortkomen uit de voorgestelde verordening over
                  een Europese vordering van afgifte en van bevriezing van elektronische gegevens. Elektronische
                  dienstverlening is zeer gemakkelijk en in veel gevallen grensoverschrijdend van aard.
                  Om handhavend te kunnen optreden, hebben rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten behoefte aan een te benaderen vestiging van de dienstverlener
                  dan wel een wettelijk vertegenwoordiger van het bedrijf binnen de EU. De lidstaat
                  waar de juridisch vertegenwoordiger is gevestigd, is in de regel de handhavende lidstaat.
                  In het licht van de notificatieverplichting in de e-evidence verordening is deze lidstaat
                  tevens de te notificeren lidstaat.
               
Hoewel de noodzaak voor het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger door het
                  kabinet werd gezien, is het wel belangrijk om oog te hebben voor de administratieve
                  lasten en gevolgen voor kleine bedrijven en start-ups. Zoals hierboven beschreven,
                  is door de Commissie aangegeven dat meerdere dienstaanbieders één wettelijke vertegenwoordiger
                  kunnen delen, maar daarnaast wordt bij het opleggen van sancties op grond van de richtlijn
                  ook rekening gehouden met de mogelijkheden/capaciteiten van micro bedrijven en de
                  financiële gezondheid van bedrijven in het algemeen. Om deze redenen kan Nederland
                  het bereiken van een algemene oriëntatie daarom steunen. Uit de bespreking op Raadswerkgroep
                  niveau bleek voorts dat het bereiken van een algemene oriëntatie op brede steun onder
                  de lidstaten zou kunnen rekenen.
               
2. Voorstel voor een Richtlijn tot bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht
                  melden («klokkenluidersrichtlijn»)
               
= Voortgangsrapportage
Op 23 april 2018 publiceerde de Commissie een mededeling en een richtlijn tot bescherming
                  van personen die inbreuken op het Unierecht melden («klokkenluidersrichtlijn»). Het
                  BNC-fiche over deze voorstellen is 1 juni 2018 aan de Kamer verzonden (Kamerstuk 22 112, nr. 2574). Voor de bespreking van dit agendapunt is bij het opstellen van deze geannoteerde
                  agenda nog geen document beschikbaar.
               
Nadat in januari 2019, onder meer met steun van Nederland, de Raadspositie is vastgesteld
                  bevinden de onderhandelingen zich op dit moment in de triloogfase. De onderhandelaars
                  beogen op zeer korte termijn – vóór de Europese Parlementsverkiezingen – een akkoord
                  te bereiken.
               
De discussie binnen de triloog spitst zich met name toe op de materiële reikwijdte
                  van het voorstel en de systematiek van de meldkanalen. Indien ten tijde van de JBZ-raad
                  nog geen overeenstemming is bereikt in de triloog, zal het voorzitterschap mogelijk
                  een poging doen om een meerderheid te vinden voor mogelijke compromissen die tot een
                  akkoord kunnen leiden. In het geval er ten tijde van de JBZ-Raad wel overeenstemming
                  is bereikt in de triloog, zal het voorzitterschap een toelichting geven en het gevonden
                  akkoord ter goedkeuring voorleggen.
               
Nederland zal zich – conform het BNC-fiche – positief en constructief blijven inzetten
                  om de onderhandelingen over deze Richtlijn succesvol af te ronden.
               
Raad niet-wetgevende besprekingen
3. Raadsbesluit inzake de opening van onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst
                  over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs
               
= Beleidsdebat
Op 5 februari 2019 heeft de Europese Commissie een aanbeveling gedaan aan de Raad
                  om een besluit vast te stellen als machtiging tot het openen van onderhandelingen
                  ten behoeve van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van
                  Amerika, betreffende grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs voor justitiële
                  samenwerking in strafzaken. Tijdens deze JBZ-Raad is een beleidsdebat en geen besluitvorming
                  voorzien, de vaststelling van het onderhandelingsmandaat is tentatief geagendeerd
                  door het voorzitterschap voor de JBZ-Raad van 6–7 juni 2019.
               
In de brief aan uw Kamer van 5 oktober 2018 heeft het kabinet een uiteenzetting gegeven
                  over de Amerikaanse CLOUD Act (Kamerstuk 32 317, nr. 526). Hierin heeft het kabinet toegelicht dat landen een verdrag kunnen sluiten met de
                  VS over de grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs.
               
De vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij op 21 februari 2019
                     verzocht de Kamer een kabinetsappreciatie te doen toekomen ten aanzien van de «Recommendation
                     for a Council decision authorising the opening of negotiations in view of an agreement
                     between the European Union and the United States of America on cross-border access
                     to electronic evidence for judicial cooperation in criminal matters» en daarbij in
                     te gaan op de samenhang met de Nederlandse inzet rondom de ontwerpverordening EU-evidence.
                  
Aan dit verzoek zal ik graag voldoen. De kabinetsappreciatie zal ik aanbieden geruime
                     tijd voor de besluitvorming in de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019.
                  
Nederland is voorstander van totstandkoming van een overeenkomst met de VS. Een overeenkomst
                  kan voorzien in snellere procedures voor het verkrijgen van gegevens in strafzaken
                  en daarmee bijdragen aan een effectievere rechtshandhaving ter bestrijding van ernstige
                  criminaliteit. Verder kan in een overeenkomst een procedureregeling worden getroffen
                  voor het geval een dienstaanbieder (internet service provider) wordt geconfronteerd
                  met tegenstrijdige wettelijke verplichtingen. Dit kan zich voordoen als zowel het
                  recht van het land van de autoriteit die gegevens vordert, als het recht van het land
                  waar de gegevens zijn opgeslagen van toepassing is.
               
De tekst van het voorgestelde mandaat voorziet op zichzelf in verankering van grondrechten
                  voor burgers, aandacht voor de positie van het bedrijfsleven en leidt tot voordelen
                  voor de rechtshandhaving. Dat is positief, maar er zijn nog onderwerpen die aandacht
                  behoeven.
               
Een belangrijk punt van aandacht is de directe vordering door Amerikaanse autoriteiten
                  bij bedrijven van gegevens die in de EU zijn opgeslagen, zonder tussenkomst van autoriteiten
                  in de lidstaten. De CLOUD Act maakt dit naar Amerikaans recht mogelijk als het bedrijf
                  zijn hoofdvestiging in de Verenigde Staten heeft. Het kabinet vind dat zo een vordering
                  aan voorwaarden moet worden gebonden.
               
Volgens de CLOUD Act mogen gegevens van Amerikaanse personen niet rechtstreeks bij
                  een bedrijf worden gevorderd, maar dient voor gegevens van Amerikaanse personen de
                  gebruikelijke rechtshulpprocedure te worden gevolgd. Dit betekent dat een autoriteit
                  van een EU-lidstaat daarvoor het rechtshulpverzoek zal moeten doen bij de Amerikaanse
                  autoriteiten, zoals ook nu het geval is. Het kabinet streeft naar wederkerigheid in
                  de verhouding tussen de EU en VS. Dat wil zeggen dat er analogie moet zijn tussen
                  de procedures die Amerikaanse autoriteiten en autoriteiten van Europese lidstaten
                  moeten volgen om data te verkrijgen.
               
In het komend overleg op werkgroepniveau en in de JBZ-Raad wordt verkend hoe de genoemde
                  punten kunnen worden geadresseerd in het mandaat. Een meer uitgewerkt standpunt wordt
                  voorbereid in aanloop naar de JBZ-Raad in juni 2019.
               
4. Raadsbesluit inzake de opening van onderhandelingen voor het tweede aanvullend
                  protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit
               
= Beleidsdebat
Op 5 februari 2019 heeft de Europese Commissie een aanbeveling gedaan aan de Raad
                  om een besluit vast te stellen als machtiging tot het openen van onderhandelingen
                  over het «Onderhandelingsmandaat voor het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag
                  van Boedapest». Tijdens deze JBZ-Raad is een beleidsdebat en geen besluitvorming voorzien,
                  de vaststelling van het onderhandelingsmandaat is tentatief geagendeerd door het voorzitterschap
                  voor de JBZ-Raad van 6–7 juni 2019.
               
Het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit of Cybercrimeverdrag
                  wordt ook wel het Verdrag van Boedapest genoemd. Bij dat verdrag zijn ook derde landen
                  van buiten de Raad van Europa betrokken. Inmiddels zijn de Verenigde Staten, Canada,
                  Australië, Japan, Panama, de Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Chili, Sri Lanka,
                  Tonga, Mauritius, Senegal en Argentinië toegetreden. Er zijn nu 62 verdragspartijen.
                  Het verdrag heeft daarnaast een rol als «model wet» in 40 andere landen en is een
                  bron van inspiratie in enkele tientallen andere landen. Binnen de EU geldt het Cybercrimeverdrag
                  als de basis van het juridisch kader voor opsporing in cyberspace. Op onderdelen is
                  deze basis aangevuld met de richtlijnen 2013/40/EU (over aanvallen op informatiesystemen)
                  en 2011/92/EU (ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen
                  en kinderpornografie). De ambitie van de bij het cybercrime verdrag aangesloten partijen
                  die aanleiding voor dit voorgestelde mandaat vormt, is om onder meer regelingen voor
                  betere rechtshulp, grensoverschrijdende vorderingen en directe toegang op te nemen
                  in een additioneel protocol bij het verdrag. Het verdrag kent al één additioneel protocol
                  waarin vooral strafbaarstellingen van (online) racisme en xenofobie zijn opgenomen.
               
In de afgelopen jaren heeft Nederland zowel op ambtelijk als op ministersniveau een
                     actieve rol vervuld in de diverse internationale gremia waar de problematiek rondom
                     grensoverschrijdende cybercrime werd besproken. Onder meer tijdens de Global Conference
                     on Cyberspace 2015, het EU-voorzitterschap in 2016 en als voorzitter en lid van het
                     Cybercrime Convention Committee van de Raad van Europa heeft Nederland actief bijgedragen
                     aan de ontwikkeling van nieuwe initiatieven ter verbetering van de cybersecurity en
                     tot vergroten van de effectiviteit van de bestrijding van cybercrime. Uw Kamer is
                     over deze activiteiten geïnformeerd in specifieke brieven en in verschillende Geannoteerde
                     agenda’s ter voorbereiding op een JBZ-Raad. Deze activiteiten hebben naast Raadsconclusies
                     en de bespreking van de verordening en richtlijn e-evidence binnen de de JBZ-Raad
                     (zie hiervoor), geresulteerd in de start (in 2017) van gesprekken over een aanvullend
                     protocol bij het Cybercrimeverdrag in het comité van verdragspartijen bij de Raad
                     van Europa. Vooralsnog wordt tot eind 2019 in een drafting group gewerkt aan concrete
                     tekstvoorstellen die vervolgens in het Cybercrime Convention Committee worden behandeld.
                     Het Committee biedt het eindresultaat aan het Comité van Ministers van de Raad van
                     Europa aan, die het ook zal bespreken met de bovengenoemde verdragspartijen die geen
                     lid van de Raad van Europa zijn. Als het protocol is aangenomen, zullen staten ieder
                     afzonderlijk moeten ratificeren of toetreden.
                  
De EU is als entiteit geen partij bij het cybercrimeverdrag; de EU lidstaten, op Ierland
                     en Zweden na, zijn dat wel. Omdat er specifieke regelgeving van de EU is o.a. op het
                     gebied van gegevensbescherming en wordt voorbereid via de verordening en richtlijn
                     e-evidence, is het nodig dat de Commissie en de EU lidstaten samen optrekken in de
                     het Cybercrime Convention Committee. Hierin moet een mandaat voorzien.
                  
Nederland ondersteunt dat het bewaken van het EU acquis – in dit verband vooral de
                  gegevensbeschermingsregels – en de specifieke elementen waarin de EU al verder gaat
                  dan het cybercrimeverdrag, nopen tot het vaststellen van een onderhandelingsmandaat
                  namens alle lidstaten.
               
Er zijn echter ook onderdelen die nu in het comité van verdragspartijen worden besproken
                  t.a.v. het tweede aanvullende Protocol bij het Verdrag van Boedapest waarvoor het
                  cybercrimeverdrag en de EU wet- en regelgeving geen kader vormen en die wat Nederland
                  betreft buiten het EU onderhandelingsmandaat moeten blijven. Het betreft dan vooral
                  het handelingsperspectief en de juridische instrumenten als politie of justitie niet
                  weten in welk land of bij welke dienstenaanbieder gegevens zich bevinden. Dan moet
                  gebruik worden gemaakt van onderzoeksmethoden waarbij een ander land of een dienstenaanbieder
                  geen medewerking hoeft te verlenen. Het betreft dan bijvoorbeeld een voortgezette
                  netwerkwerkzoeking vanuit een nationale doorzoeking van een computer naar de aangesloten
                  netwerkcomponenten (zoals bijvoorbeeld in de cloud). Ook kan politie of justitie rechtmatig
                  verkregen inloggegevens gebruiken om alsof zij de gebruiker zijn in te loggen. Ook
                  kan worden gedacht aan het gebruik van de zeer onlangs in Nederland in werking getreden
                  bevoegdheid tot heimelijk betreden van een computer (Wet computercriminaliteit III).
                  Die vormen van zogenoemde directe toegang tot gegevens zijn binnen en buiten de EU,
                  als ze al zijn geregeld, in nationale regelgeving vervat en dan veelal op verschillende
                  manieren. Om de internationale aanpak van cybercrime effectiever te laten zijn, daarbij
                  transparant te zijn en onnodige verschillen in aanpak te voorkomen zodat ook de rechtsstatelijkheid
                  is geborgd, is Nederland voorstander van het ontwikkelen van afspraken en regels via
                  het aanvullende protocol.
               
Met betrekking tot directe toegang ziet Nederland vooralsnog geen rechtsgrondslag
                  die ertoe noopt dat ook hiervoor een EU onderhandelingsmandaat moet worden vastgesteld,
                  zoals de Commissie in het huidige concept mandaat voorstelt. Dit zijn onderwerpen
                  ten aanzien waarvan de lidstaten een eigenstandige bevoegdheid hebben. Met andere
                  woorden: op deze gebieden is de Unie niet exclusief bevoegd, gezien artikel 3 van
                  het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Naar verwachting zullen er
                  andere lidstaten zijn die deze visie delen, dit is op Raadswerkgroep niveau al gebleken.
                  In het beleidsdebat over dit onderhandelingsmandaat zal Nederland deze visie inbrengen.
               
5. Verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM): implementatie
               
= Informatie van de Commissie over de stand van zaken
Naar verwachting zal de Europese Commissie onder dit agendapunt de laatste stand van
                  zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de feitelijke start van het EOM toelichten.
                  Het selectiepanel bedoeld in artikel 14 (3), EOM-Verordening heeft op 4 februari jl.
                  een shortlist van drie kandidaten voor de positie van Europees hoofaanklager aan de
                  Raad en het Europees Parlement gestuurd. De Raad en het Europees Parlement dienen
                  de Europees hoofdaanklager namelijk in onderling overleg te benoemen. Het Europees
                  Parlement is voornemens deze kandidaten op 26 februari a.s. te horen. Tot slot loopt
                  er een haalbaarheidsstudie naar het case management systeem voor het EOM. Voor wat
                  de mogelijke uitbreiding van het mandaat van het EOM tot terrorismebestrijding aangaat,
                  verwijst het kabinet u graag naar het BNC-fiche dat u op 19 oktober jl. is toegegaan
                  (Kamerstuk 22 112, nr. 2707). Het Voorzitterschap is overigens niet voornemens de uitbreiding van het mandaat
                  van het EOM tijdens deze JBZ-Raad aan de orde te stellen.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid