Brief regering : Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7 en 8 maart 2019 te Brussel
32 317 JBZ-Raad
Nr. 542 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2019
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  de Geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken op 7 en 8 maart in Brussel.
               
Als bijlage bij de Geannoteerde agenda treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht
                  aan van de JBZ-dossiers voor het eerste kwartaal van 20191.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
                  7–8 maart te Brussel
               
I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en asiel
               
Raad wetgevende besprekingen
1. Voorstel herziening Europese Grens- en Kustwacht Verordening
               
= Voortgangsrapportage
Tijdens dit agendapunt zal de voortgang besproken worden van de wijziging van de Europese
                  Grens- en Kustwacht (EGKW) Verordening. Via de aanbiedingsbrief bij de Geannoteerde
                  agenda voor de informele JBZ-Raad van 7 en 8 februari jl. is uw Kamer geïnformeerd
                  over de voortgang in de onderhandelingen onder het Roemeense voorzitterschap en het
                  standpunt van het kabinet terzake2. Het kabinet heeft hierin gemeld dat aanpassing op bepaalde elementen uit de verordening
                  wenselijk is. Zo acht het kabinet een duidelijke link met het Meerjarig Financieel
                  Kader (MFK) van 2021–2027 wenselijk – mede gezien de Nederlandse wens om hierop te
                  bezuinigen. Verder heeft het kabinet gesteld dat de benodigde capaciteit vraag gestuurd
                  dient te zijn. Uitvraag van capaciteit van de lidstaten mag immers niet leiden tot
                  disproportionele druk op de personele capaciteit van de lidstaten en de nationale
                  taken van de lidstaten mogen niet in het gedrang komen. Daarnaast acht het kabinet
                  het van belang dat regels voor het dragen van wapens en het gebruik van geweld nader
                  worden uitgewerkt. Inmiddels heeft Coreper ingestemd met de Raadpositie. In deze positie
                  zijn, in lijn met de Nederlandse wensen, de regels rondom het dragen van wapens en
                  het gebruik van geweld duidelijk uitgewerkt. Ook is een expliciete link naar het MFK
                  gemaakt. Dit zijn positieve ontwikkelingen. Nederland heeft bij vaststelling van de
                  Raadspositie opnieuw specifiek benadrukt dat de benodigde capaciteit voor het EGKW
                  niet ten koste mag gaan van de inzet van capaciteit voor de nationale taken. In de
                  triloogfase zal Nederland hiervoor aandacht blijven vragen. De triloogfase zal op
                  27 februari a.s. beginnen. Het voorzitterschap zal inzetten op afronding van de triloog
                  voor de verkiezingen van het Europees Parlement.
               
2. Hervorming van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel en hervestiging
               
a. Dublinverordening
               
b. Richtlijn opvangvoorzieningen
               
c. Kwalificatie verordening
               
d. Asielprocedure-richtlijn
               
e. Eurodac-verordening (herschikking)
               
f. Verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie
               
g. Verordening tot oprichting van een EU-hervestigingskader
               
= Voortgangsrapportage / Beleidsdebat
Bij dit agendapunt wordt een discussie voorzien over de voortgang op de verschillende
                  wetgevende voorstellen van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) en van
                  hervestiging. Bij deze Geannoteerde agenda treft u in de kwartaalrapportage een overzicht
                  aan van de stand van zaken van de onderhandelingen over de bovengenoemde voorstellen.
                  Zoals bij uw Kamer bekend, zet het kabinet in op een herziening van het GEAS die leidt
                  tot meer moderne en robuuste asiel- en opvangprocedures in de EU die bestand zijn
                  tegen fluctuaties in de asielinstroom en illegale secundaire migratie tegengaan. Solidariteit
                  en een billijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten staan hierbij
                  centraal. Voorts is een herziening nodig om terug te kunnen keren naar een functionerende
                  Schengenzone zonder binnengrenscontroles. Een meerderheid van de lidstaten houdt vast
                  aan een breed gesteund akkoord op het hele GEAS pakket. Daarnaast is er ook een aantal
                  lidstaten, waaronder Nederland, dat dit niet langer wil afwachten en dat pleit voor
                  een akkoord op een kleiner pakket bestaande uit de Eurodac-verordening, het EU-hervestigingskader
                  en de Verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie. De posities van
                  de lidstaten lopen nog teveel uiteen voor een akkoord op het gehele pakket. Op korte
                  termijn wordt daarom geen voortgang verwacht.
               
Raad niet-wetgevende besprekingen
3. Migratie: EU samenwerking met derde landen
               
= stand van zaken en uitwisseling van standpunten
Voor de bespreking van dit agendapunt is ten tijde van het opstellen van deze agenda
                  nog geen discussiedocument beschikbaar. Naar verwachting zal de discussie zich vooral
                  richten op de EU samenwerking met Noord-Afrikaanse landen. Mogelijk zal de Commissie
                  stilstaan bij de verschillende lopende activiteiten met deze groep landen. In lijn
                  met de integrale migratieagenda zet het kabinet zich in voor EU samenwerking met derde
                  landen die gericht is op opvang in de regio, het aanpakken van grondoorzaken, het
                  tegengaan van irreguliere migratie en het maken van afspraken over terugkeer.
               
4. EU reactie op terrorisme – stand van zaken en weg vooruit
               
= Beleidsdebat
Het voorzitterschap heeft een discussiedocument opgesteld over de vooruitgang die
                  er sinds 2015 is geboekt op het voorkomen en bestrijden van terrorisme. In de JBZ-Raad
                  zal hierop worden gereflecteerd en worden gesproken over de toekomst vanwege de benoeming
                  van een nieuwe Commissie en de verkiezing van het Europees Parlement.
               
Nederland vindt dat er de afgelopen jaren veel resultaten zijn behaald op contraterrorisme
                  (CT)-gebied in de Europese Unie. Zo is er recentelijk overeenstemming bereikt over
                  de Verordening met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren
                  voor explosieven (COM 2018 (209)) en is er een algemene oriëntatie bereikt t.a.v.
                  de voorgestelde Verordening voor het voorkomen van de verspreiding van online terroristische
                  inhoud. Verder is onder het Nederlandse voorzitterschap in 2016 een belangrijke stap
                  gezet door het vaststellen van een Routekaart ter verbetering van informatie-uitwisseling
                  en informatiemanagement op JBZ-terrein.
               
We hebben een lange weg afgelegd sinds het Lissabon-verdrag, maar we hebben nog steeds
                  veel te doen; met name waar het gaat om het implementeren van wat we afgesproken hebben.
                  Ook waar het gaat om het delen van informatie en het gebruiken van Europese systemen
                  en databases die benut worden voor terrorisme bestrijding is er nog verbetering mogelijk.
                  Een relatief klein aantal lidstaten draagt hieraan bij en maakt gebruikt van de informatie
                  in deze systemen en databases.
               
Het is van belang om continu alert te blijven op nieuwe dreigingen en om hier ook
                  op Europees niveau goed en tijdig op in te kunnen spelen. Nederland is van mening
                  dat er verbetering en versterking van coördinatie van het EU-veiligheidsdomein mogelijk
                  en wenselijk is, dat vanwege verschillende commissies, Raadswerkgroepen en dergelijke
                  een versnipperd karakter kent. Met de Europese Parlementsverkiezingen en de formatie
                  van een nieuwe Commissie in het verschiet, is er momentum om de inspanningen te bundelen
                  om zo de effectiviteit van CT-beleid, uitvoering en monitoring verder te vergroten.
                  Nederland stelt voor om in de nabije toekomst samen met de Commissie en de lidstaten
                  te reflecteren op een consistentere coördinatie op het gebied van interne veiligheid.
               
5. Verbeteren van democratische weerbaarheid: zorgen voor vrije en eerlijke verkiezingen
                  en tegengaan van desinformatie
               
= Informatie van het voorzitterschap
Het pakket «vrije en eerlijke verkiezingen» bevat een verordening tot wijziging van
                  de verordening Europese politieke partijen en stichtingen3, een mededeling over het garanderen van vrije en eerlijke Europese verkiezingen4, een aanbeveling over verkiezingsnetwerken, online transparantie, cybersecurity-
                  en desinformatiecampagnes5, en een richtsnoer over de uitvoering van de Algemene verordening gegevensbescherming
                  (AVG)6. Op 19 oktober 2018 is het BNC-fiche over het pakket naar uw Kamer gestuurd7. De mededeling en aanbeveling verwijzen naar de aanpak van online desinformatie,
                  waarover de Commissie in december 2018 een Actieplan heeft gepresenteerd. Op 25 januari
                  jl. is het BNC-fiche hierover aan uw Kamer gestuurd8.
               
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben medio januari een akkoord bereikt
                  over de wijziging van de Verordening Europese politieke partijen, zodat deze tijdig
                  voor de verkiezingen van het Europees Parlement in werking kan treden. Tijdens de
                  Raad Algemene Zaken van 19 februari jl. zijn Raadsconclusies over vrije en eerlijke
                  Europese verkiezingen aangenomen. In de Raadsconclusies, die betrekking hebben op
                  het gehele pakket, wordt expliciet ingegaan op samenwerking in EU-verband en internationaal
                  verband op het gebied van cybersecurity in relatie tot verkiezingen en de verspreiding
                  van desinformatie. Op 20 februari jl. heeft u over de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over deze voorstellen een brief ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en
                  Koninkrijksrelaties met als bijlage deze Raadsconclusies9.Het kabinet is positief over het feit dat er in Europees verband aandacht is voor
                  de veiligheid van het organiseren van de verkiezingen, voor de transparantie online
                  en het rechtmatig gebruik van persoonsgegevens, ook in verkiezingscampagnes. Daarbij
                  is het voor het kabinet van belang dat er een helder onderscheid blijft tussen de
                  nationale en Europese competenties.
               
Het voorzitterschap zal tijdens de Raad toelichten wat de afgelopen periode is gedaan
                  ter implementatie van het pakket «vrije en eerlijke Europese verkiezingen» en het
                  actieplan desinformatie. Daarbij zal het ingaan op de in het verkiezingspakket aangekondigde
                  oprichting van een Europees netwerk van verkiezingsdeskundigen. Deze zijn inmiddels
                  een keer bij elkaar gekomen en zullen dit in aanloop naar de Europese verkiezingen
                  nog een aantal keer doen. Ook zal het voorzitterschap rapporteren over het oprichten
                  van nationale netwerken van bij de verkiezingen betrokken instellingen en hoe de uitwisseling
                  is geregeld rondom de maatregelen die lidstaten nemen om de verkiezingen vrij en eerlijk
                  te laten verlopen.
               
Over de implementatie van het actieplan desinformatie zal het voorzitterschap inzicht
                  geven in de maatregelen die zijn getroffen op Europees niveau zoals het versterken
                  van de Stratcom Taskforces, het opzetten van een netwerk van onafhankelijke factcheckers en de monitoring van de gedragscode voor sociale media, alsmede de oprichting van
                  een rapid alert system om informatie rondom desinformatie Europa-breed te kunnen delen.
               
II. Gemengd Comité
               
6. Verordening tot wijziging van de Europese grens- en kustwacht
               
= Beleidsdebat
Zie boven.
III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
Raad wetgevende besprekingen
1. Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in strafprocedures
               
= Algemene oriëntatie
Naast de verordening inzake het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel
                  tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken heeft de Commissie ook
                  een Richtlijn voor de vastlegging van geharmoniseerde regels inzake de benoeming van
                  juridische vertegenwoordigers voor het doel van het verzamelen van bewijs in strafprocedures
                  gepresenteerd. Zoals in de Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7 en 8 februari
                  is vermeld10, is deze richtlijn de afgelopen tijd besproken op Raadswerkgroep-niveau. Het voorzitterschap
                  heeft een algemene oriëntatie ten aanzien van deze richtlijn geagendeerd voor deze
                  JBZ-Raad. Bij het opstellen van deze Geannoteerde agenda was nog geen document beschikbaar
                  dat zal voorliggen ter besluitvorming tijdens de JBZ-Raad.
               
Zoals verwoord in het BNC fiche over de richtlijn11 worden in de richtlijn regels gesteld voor het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger
                  door internet dienstverleners met het oog op de in ontvangstneming, naleving en handhaving
                  van het Europees verstrekkings- of bewaringsbevel. De richtlijn schept de verplichting
                  voor alle dienstaanbieders die hun diensten in de EU aanbieden om een juridisch vertegenwoordiger
                  in de EU aan te wijzen, met de bovengenoemde taak. Dit kan een natuurlijke persoon
                  zijn of een rechtspersoon. Met dienstaanbieders wordt gedoeld op dezelfde categorieën
                  van dienstaanbieders zoals genoemd in de ontwerpverordening e-evidence: telecomoperators,
                  internetproviders, hosting- en cloudbedrijven, OTT-dienstverleners, digitale handelsplatforms
                  en domeinnaam registrars en registrees. Ook startups en het MKB vallen onder de verplichting. De Commissie heeft aangegeven
                  dat mogelijk is om met meerdere dienstaanbieders één wettelijke vertegenwoordiger
                  te delen.
               
Dienstaanbieders zijn daarbij vrij om te kiezen in welke lidstaat ze deze wettelijke
                  vertegenwoordiger aanwijzen, onder de voorwaarde dat de dienstaanbieder ofwel in de
                  lidstaat van keuze is gevestigd of daar (ook) diensten aanbiedt. De lidstaten zijn
                  verantwoordelijk voor de handhaving van deze verplichting. Lidstaten zullen in hun
                  nationale wetgeving regels stellen om te borgen dat een juridisch vertegenwoordiger
                  van een dienstaanbieder verantwoordelijk kan worden gehouden voor niet naleving van
                  een verstrekkingsbevel en een bewaringsbevel. Lidstaten zullen in hun nationale wetgeving
                  regels opnemen over het treffen van sancties richting serviceproviders bij het niet
                  voldoen aan de verplichting om een wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Het
                  is dus aan de lidstaat waar de vertegenwoordiger is gevestigd om eventuele sancties
                  te handhaven. De sancties die de lidstaten op basis van de richtlijn in nationale
                  wetgeving omzetten moeten voldoende doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
               
Het kabinet heeft sinds de presentatie van het voorstel in april 2018 de noodzaak
                  erkend van het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger voor de daadwerkelijke
                  handhaving van de verplichtingen die voortkomen uit de voorgestelde verordening over
                  een Europese vordering van afgifte en van bevriezing van elektronische gegevens. Elektronische
                  dienstverlening is zeer gemakkelijk en in veel gevallen grensoverschrijdend van aard.
                  Om handhavend te kunnen optreden, hebben rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten
                  behoefte aan een te benaderen vestiging van de dienstverlener dan wel een wettelijk
                  vertegenwoordiger van het bedrijf binnen de EU. De lidstaat waar de juridisch vertegenwoordiger
                  is gevestigd, is in de regel de handhavende lidstaat. In het licht van de notificatieverplichting
                  in de e-evidence verordening is deze lidstaat tevens de te notificeren lidstaat.
               
Hoewel de noodzaak voor het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger door het
                  kabinet werd gezien, is het wel belangrijk om oog te hebben voor de administratieve
                  lasten en gevolgen voor kleine bedrijven en start-ups. Zoals hierboven beschreven,
                  is door de Commissie aangegeven dat meerdere dienstaanbieders één wettelijke vertegenwoordiger
                  kunnen delen, maar daarnaast wordt bij het opleggen van sancties op grond van de richtlijn
                  ook rekening gehouden met de mogelijkheden/capaciteiten van micro bedrijven12 en de financiële gezondheid van bedrijven in het algemeen. Om deze redenen kan Nederland
                  het bereiken van een algemene oriëntatie daarom steunen. Uit de bespreking op Raadswerkgroep
                  niveau bleek voorts dat het bereiken van een algemene oriëntatie op brede steun onder
                  de lidstaten zou kunnen rekenen.
               
2. Voorstel voor een Richtlijn tot bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht
                  melden («klokkenluidersrichtlijn»)
               
= Voortgangsrapportage
Op 23 april 2018 publiceerde de Commissie een mededeling13 en een richtlijn14 tot bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden («klokkenluidersrichtlijn»).
                  Het BNC-fiche15 over deze voorstellen is 1 juni 2018 aan de Kamer verzonden. Voor de bespreking van
                  dit agendapunt is bij het opstellen van deze geannoteerde agenda nog geen document
                  beschikbaar.
               
Nadat in januari 2019, onder meer met steun van Nederland, de Raadspositie is vastgesteld
                  bevinden de onderhandelingen zich op dit moment in de triloogfase. De onderhandelaars
                  beogen op zeer korte termijn – vóór de Europese Parlementsverkiezingen – een akkoord
                  te bereiken.
               
De discussie binnen de triloog spitst zich met name toe op de materiële reikwijdte
                  van het voorstel en de systematiek van de meldkanalen. Indien ten tijde van de JBZ-raad
                  nog geen overeenstemming is bereikt in de triloog, zal het voorzitterschap mogelijk
                  een poging doen om een meerderheid te vinden voor mogelijke compromissen die tot een
                  akkoord kunnen leiden. In het geval er ten tijde van de JBZ-Raad wel overeenstemming
                  is bereikt in de triloog, zal het voorzitterschap een toelichting geven en het gevonden
                  akkoord ter goedkeuring voorleggen.
               
Nederland zal zich – conform het BNC-fiche – positief en constructief blijven inzetten
                  om de onderhandelingen over deze Richtlijn succesvol af te ronden.
               
Raad niet-wetgevende besprekingen
3. Raadsbesluit inzake de opening van onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst
                  over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs
               
= Beleidsdebat
Op 5 februari 2019 heeft de Europese Commissie een aanbeveling gedaan aan de Raad
                  om een besluit vast te stellen als machtiging tot het openen van onderhandelingen
                  ten behoeve van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van
                  Amerika, betreffende grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs voor justitiële
                  samenwerking in strafzaken16. Tijdens deze JBZ-Raad is een beleidsdebat en geen besluitvorming voorzien, de vaststelling
                  van het onderhandelingsmandaat is tentatief geagendeerd door het voorzitterschap voor
                  de JBZ-Raad van 6–7 juni 2019.
               
In de brief aan uw Kamer van 5 oktober 2018 heeft het kabinet een uiteenzetting gegeven
                  over de Amerikaanse CLOUD Act (Kamerstuk 32 317, nr. 526). Hierin heeft het kabinet toegelicht dat landen een verdrag kunnen sluiten met de
                  VS over de grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs.
               
Nederland vindt het belangrijk dat een onderhandelingsmandaat de grondrechten zoals
                  die gelden in de EU respecteert, rekening houdt met de gevolgen voor bedrijven en
                  een bijdrage levert aan de rechtshandhaving in de EU in het algemeen en in Nederland
                  in het bijzonder. Het voorstel voorziet hierin en daarom kan Nederland instemmen met
                  het mandaat.
               
Het is belangrijk om een overeenkomst te sluiten om daarin een procedure op te nemen
                  voor het geval zich rechtsconflicten voordoen. Verder zullen voorwaarden worden afgesproken
                  waaronder EU-lidstaten data kunnen vorderen van bedrijven die gegevens hebben opgeslagen
                  in de VS. Dit leidt tot een kortere en efficiëntere procedure voor de rechtshandhaving,
                  dan het opvragen van data via de gebruikelijke weg van wederzijdse rechtshulp. De
                  waarborgen die hierbij moeten gelden, zijn opgenomen in het mandaat. Er wordt aangesloten
                  bij de grondrechten, vrijheden en algemene beginselen van EU-recht zoals vastgelegd
                  in de EU-verdragen en het Handvest voor de Grondrechten (aldus paragraaf 1.3 van de
                  bijlage bij de aanbeveling).
               
4. Raadsbesluit inzake de opening van onderhandelingen voor het tweede aanvullend
                  protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit
               
= Beleidsdebat
Op 5 februari 2019 heeft de Europese Commissie een aanbeveling gedaan aan de Raad
                  om een besluit vast te stellen als machtiging tot het openen van onderhandelingen17 over het «Onderhandelingsmandaat voor het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag
                  van Boedapest». Tijdens deze JBZ-Raad is een beleidsdebat en geen besluitvorming voorzien,
                  de vaststelling van het onderhandelingsmandaat is tentatief geagendeerd door het voorzitterschap
                  voor de JBZ-Raad van 6–7 juni 2019.
               
Het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit of Cybercrimeverdrag18 wordt ook wel het Verdrag van Boedapest genoemd. Bij dat verdrag zijn ook derde landen
                  van buiten de Raad van Europa betrokken. Inmiddels zijn de Verenigde Staten, Canada,
                  Australië, Japan, Panama, de Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Chili, Sri Lanka,
                  Tonga, Mauritius, Senegal en Argentinië toegetreden. Er zijn nu 62 verdragspartijen.
                  Het verdrag heeft daarnaast een rol als «model wet» in 40 andere landen en is een
                  bron van inspiratie in enkele tientallen andere landen. Binnen de EU geldt het Cybercrimeverdrag
                  als de basis van het juridisch kader voor opsporing in cyberspace. Op onderdelen is
                  deze basis aangevuld met de richtlijnen 2013/40/EU (over aanvallen op informatiesystemen)
                  en 2011/92/EU (ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen
                  en kinderpornografie). De ambitie van de bij het cybercrime verdrag aangesloten partijen
                  die aanleiding voor dit voorgestelde mandaat vormt, is om onder meer regelingen voor
                  betere rechtshulp, grensoverschrijdende vorderingen en directe toegang op te nemen
                  in een additioneel protocol bij het verdrag. Het verdrag kent al één additioneel protocol
                  waarin vooral strafbaarstellingen van (online) racisme en xenofobie zijn opgenomen.
               
In de afgelopen jaren heeft Nederland zowel op ambtelijk als op ministersniveau een
                  actieve rol vervuld in de diverse internationale gremia waar de problematiek rondom
                  grensoverschrijdende cybercrime werd besproken. Onder meer tijdens de Global Conference on Cyberspace 2015, het EU-voorzitterschap in 2016 en als voorzitter en lid van het Cybercrime Convention Committee van de Raad van Europa heeft Nederland actief bijgedragen aan de ontwikkeling van
                  nieuwe initiatieven ter verbetering van de cybersecurity en tot vergroten van de effectiviteit
                  van de bestrijding van cybercrime. Uw Kamer is over deze activiteiten geïnformeerd
                  in specifieke brieven en in verschillende Geannoteerde agenda’s ter voorbereiding
                  op een JBZ-Raad. Deze activiteiten hebben naast Raadsconclusies en de bespreking van
                  de verordening en richtlijn e-evidence binnen de de JBZ-Raad (zie hiervoor), geresulteerd
                  in de start (in 2017) van gesprekken over een aanvullend protocol bij het Cybercrimeverdrag
                  in het comité van verdragspartijen bij de Raad van Europa. Vooralsnog wordt tot eind
                  2019 in een drafting group gewerkt aan concrete tekstvoorstellen die vervolgens in het Cybercrime Convention Committee worden behandeld. Het Committee biedt het eindresultaat aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan,
                  die het ook zal bespreken met de bovengenoemde verdragspartijen die geen lid van de
                  Raad van Europa zijn. Als het protocol is aangenomen, zullen staten ieder afzonderlijk
                  moeten ratificeren of toetreden.
               
De EU is als entiteit geen partij bij het cybercrimeverdrag; de EU lidstaten, op Ierland
                  en Zweden na, zijn dat wel. Omdat er specifieke regelgeving van de EU is o.a. op het
                  gebied van gegevensbescherming en wordt voorbereid via de verordening en richtlijn
                  e-evidence, is het nodig dat de Commissie en de EU lidstaten samen optrekken in de
                  het Cybercrime Convention Committee. Hierin moet een mandaat voorzien.
               
Nederland ondersteunt dat het bewaken van het EU acquis – in dit verband vooral de gegevensbeschermingsregels – en de specifieke elementen
                  waarin de EU al verder gaat dan het cybercrimeverdrag, nopen tot het vaststellen van
                  een onderhandelingsmandaat namens alle lidstaten.
               
Er zijn echter ook onderdelen die nu in het comité van verdragspartijen worden besproken
                  t.a.v. het tweede aanvullende Protocol bij het Verdrag van Boedapest waarvoor het
                  cybercrimeverdrag en de EU wet- en regelgeving geen kader vormen en die wat Nederland
                  betreft buiten het EU onderhandelingsmandaat moeten blijven. Het betreft dan vooral
                  het handelingsperspectief en de juridische instrumenten als politie of justitie niet
                  weten in welk land of bij welke dienstenaanbieder gegevens zich bevinden. Dan moet
                  gebruik worden gemaakt van onderzoeksmethoden waarbij een ander land of een dienstenaanbieder
                  geen medewerking hoeft te verlenen. Het betreft dan bijvoorbeeld een voortgezette
                  netwerkwerkzoeking vanuit een nationale doorzoeking van een computer naar de aangesloten
                  netwerkcomponenten (zoals bijvoorbeeld in de cloud). Ook kan politie of justitie rechtmatig verkregen inloggegevens gebruiken om alsof
                  zij de gebruiker zijn in te loggen. Ook kan worden gedacht aan het gebruik van de
                  zeer onlangs in Nederland in werking getreden bevoegdheid tot heimelijk betreden van
                  een computer (Wet computercriminaliteit III). Die vormen van zogenoemde directe toegang
                  tot gegevens zijn binnen en buiten de EU, als ze al zijn geregeld, in nationale regelgeving
                  vervat en dan veelal op verschillende manieren. Om de internationale aanpak van cybercrime
                  effectiever te laten zijn, daarbij transparant te zijn en onnodige verschillen in
                  aanpak te voorkomen zodat ook de rechtsstatelijkheid is geborgd, is Nederland voorstander
                  van het ontwikkelen van afspraken en regels via het aanvullende protocol.
               
Met betrekking tot directe toegang ziet Nederland vooralsnog geen rechtsgrondslag
                  die ertoe noopt dat ook hiervoor een EU onderhandelingsmandaat moet worden vastgesteld,
                  zoals de Commissie in het huidige concept mandaat voorstelt. Dit zijn onderwerpen
                  ten aanzien waarvan de lidstaten een eigenstandige bevoegdheid hebben. Met andere
                  woorden: op deze gebieden is de Unie niet exclusief bevoegd, gezien artikel 3 van
                  het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Naar verwachting zullen er
                  andere lidstaten zijn die deze visie delen, dit is op Raadswerkgroep niveau al gebleken.
                  In het beleidsdebat over dit onderhandelingsmandaat zal Nederland deze visie inbrengen.
               
5. Verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM): implementatie
               
= Informatie van de Commissie over de stand van zaken
Naar verwachting zal de Europese Commissie onder dit agendapunt de laatste stand van
                  zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de feitelijke start van het EOM toelichten.
                  Het selectiepanel bedoeld in artikel 14 (3), EOM-Verordening heeft op 4 februari jl.
                  een shortlist van drie kandidaten voor de positie van Europees hoofaanklager aan de
                  Raad en het Europees Parlement gestuurd. De Raad en het Europees Parlement dienen
                  de Europees hoofdaanklager namelijk in onderling overleg te benoemen. Het Europees
                  Parlement is voornemens deze kandidaten op 26 februari a.s. te horen. Tot slot loopt
                  er een haalbaarheidsstudie naar het case management systeem voor het EOM. Voor wat
                  de mogelijke uitbreiding van het mandaat van het EOM tot terrorismebestrijding aangaat,
                  verwijst het kabinet u graag naar het BNC-fiche dat u op 19 oktober jl. is toegegaan.
                  Het Voorzitterschap is overigens niet voornemens de uitbreiding van het mandaat van
                  het EOM tijdens deze JBZ-Raad aan de orde te stellen.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.