Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) van 15 maart 2019
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 507
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2019
Op 15 maart aanstaande vindt de Raad WSBVC te Brussel plaats.
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatie
                  verordening Sociale Zekerheid, de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel Evenwicht
                  tussen Werk en Privéleven en de onderhandelingen voorstel tot oprichting van een Europese
                  Arbeidsautoriteit. Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende
                  EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 MAART 2019
               
Via deze geannoteerde agenda voor de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC)
                  van 15 maart 2019 wordt u, conform de vastgestelde afspraken2 ook geïnformeerd over de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening
                  883/2004 Sociale Zekerheid, de onderhandelingen over de richtlijn Evenwicht tussen
                  Werk en Privéleven en de onderhandelingen over de verordening Europese Arbeidsautoriteit.
                  Tevens zijn in deze geannoteerde agenda de kwartaalrapportages opgenomen van wetgevende
                  dossiers die niet aan bod komen in de voortgangsrapportages of als agendapunt tijdens
                  de Raad.
               
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening
                  883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag
                  van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland,
                  Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van
                  stemming.
               
Op 11 december 2018 heeft het Europees Parlement (EP) haar standpunt bepaald over
                     de herziening van de verordening. Op die datum is het EP met een kleine meerderheid
                     akkoord gegaan met het voorstel van rapporteur Balas over de herziening. In mijn brief
                     van 4 december 2018 (Verslag van schriftelijk overleg, Kamerstuk 21 501-31, nr. 503) heb ik uiteengezet wat het standpunt van het EP met betrekking tot het werkloosheidshoofdstuk
                     inhoudt. Samengevat stelt het EP een verlenging voor van de exporttermijn van drie
                     naar zes maanden, behoud van de huidige regeling van de samentelling van tijdvakken
                     (geen wachttijd) en de invoering van een keuzerecht voor mensen die in een ander land
                     wonen dan waar ze gewerkt hebben. De werkloze mag bij een keuzerecht kiezen uit welk
                     land hij zijn WW ontvangt: het woonland of het werkland. Mijn bezwaar tegen deze voorstellen
                     is dat dit recht verkeerde prikkels bevat. Werklozen zullen eerder kiezen voor de
                     lidstaat met de gunstigste uitkeringsvoorwaarden in plaats van voor de lidstaat met
                     de grootste kans op werkhervatting. Nederland heeft grote bezwaren tegen deze voorstellen.
                  
De EP-voorstellen voor het hoofdstuk toepasselijke wetgeving (o.a. detachering/A1-verklaringen)
                     zijn op punten in lijn met de positie van Nederland, die er primair op gericht is
                     om misbruik en premieshopping tegen te gaan. Een aantal voorstellen gaat zelfs verder
                     dan de Nederlandse positie (bijvoorbeeld het verlagen van de detacheringstermijn voor
                     de sociale zekerheid van 24 naar 18 maanden). Met verdere aanscherpingen op dit hoofdstuk
                     zou Nederland – mogelijk samen met enige gelijkgezinde lidstaten – in tegenstelling
                     tot de meeste andere lidstaten kunnen instemmen. In januari zijn de trilogen gestart
                     tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over
                     de uiteindelijke tekst. Inmiddels is de eerste ronde trilogen over de herziening van
                     de verordening achter de rug. Partijen hebben hierin hun standpunten bekendgemaakt
                     over de belangrijkste onderwerpen waaronder detachering, A1-verklaringen en werkloosheid. De komende periode verkent het Voorzitterschap
                     mogelijke compromissen. De inhoud van de discussie kan in deze fase van de onderhandelingen
                     snel veranderen. Mijn inzet blijft erop gericht de door Nederland onwenselijk geachte
                     aanpassingen van het hoofdstuk werkloosheid van de verordening tegen te gaan. Ik zal
                     blijven inzetten op een regeling die de Nederlandse wensen zoveel mogelijk benadert.
                     Hierbij trek ik op met gelijkgezinde lidstaten.
                  
Voortgangsrapportage Richtlijn betreffende het Evenwicht tussen Werk en Privéleven
                     voor ouders en mantelzorgers
De Richtlijn Werk-privébalans heeft als doel een beter evenwicht tussen werk en privéleven
                     mogelijk te maken voor vrouwen en mannen met zorgtaken en te zorgen dat vrouwen en
                     mannen in gelijke mate gebruik maken van verlof om gezinsredenen. De richtlijn beoogt
                     tevens een actievere participatie van mannen in mantelzorg en bevat een verzoekrecht
                     van werknemers om flexibele werkregelingen. Het geheel aan maatregelen moet bijdragen
                     aan het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen, het verhogen van de zorgparticipatie
                     van mannen en de reductie van verschillen tussen vrouwen en mannen in beloning en
                     pensioenen.
                  
Zoals reeds met uw Kamer gedeeld is op 24 januari jl. een principeakkoord bereikt
                     tussen de Raad, de Europese Commissie, en het Europees Parlement.3 In lijn met de gele kaart die uw Kamer, samen met de Eerste Kamer getrokken heeft,
                     heeft Nederland tegen dit principeakkoord gestemd. Een gekwalificeerde meerderheid
                     steunde echter het onderhandelingsresultaat. Dit resultaat zal nu door de Raad van
                     Ministers en het Europees Parlement bekrachtigd worden.
                  
Nederland ondersteunt het doel van de richtlijn, het stimuleren van arbeidsparticipatie
                     van vrouwen en een meer evenwichtige verdeling van arbeid en zorgtaken, maar is van
                     mening dat het vormgeven van verlofregelingen een nationale competentie is. Met de
                     Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) zet Nederland belangrijke stappen in het
                     bevorderen van een goede verdeling van werk en zorgtaken. Het kabinet is van mening
                     dat dermate gedetailleerde voorschriften op Europees niveau overbodig zijn en onnodig
                     ingrijpt in het nationale sociale stelsel.
                  
Nu de richtlijn een feit is bekijk ik hoe deze in het Nederlandse verlofstelsel ingepast
                     kan worden. Nederland voldoet aan een groot gedeelte van de bepalingen van de toekomstige
                     richtlijn. Wel houdt de richtlijn in dat een gedeelte van het ouderschapsverlof betaald
                     moet worden. In de loop van dit voorjaar zal ik uw Kamer per brief informeren over
                     het implementatieproces van de richtlijn.
                  
Voortgangsrapportage Verordening Europese Arbeidsautoriteit
De Europese Commissie heeft op 14 maart 2018 een voorstel tot oprichting van een Europese
                     Arbeidsautoriteit (ELA) uitgebracht. De ELA beoogt een samenwerkingsverband te zijn
                     van de lidstaten, waarin de handhavende activiteiten van de nationale (arbeids)inspecties
                     worden gefaciliteerd. De Autoriteit krijgt een centrale positie op het brede terrein
                     van de Europese arbeidsmarkt en arbeidsrecht, specifiek gericht op grensoverschrijdende
                     aspecten zoals vrij verkeer en detachering van werknemers en mobiele dienstverlening.
                     Nederland staat positief tegenover dit initiatief, aangezien het aansluit bij de inzet
                     van het kabinet in het Regeerakkoord, waarin het belang van goede internationale afspraken
                     over handhaving wordt benadrukt.
                  
Op 14 februari jl. is een principeakkoord bereikt tussen de Raad, de Europese Commissie,
                     en het Europees Parlement. Dat akkoord is in grote lijnen hetzelfde als de eerder
                     door de Raad aangenomen algemene oriëntatie van 6 december 2018.
                  
In de triloogfase zijn wel een paar wijzigingen overeengekomen. Ten eerste is besloten
                     dat de ELA zich niet actief bezig zal houden met arbeidsbemiddeling. Zij zal slechts
                     de taken van het coördinerend bureau dat nu gevestigd is bij de Europese Commissie
                     op zich nemen en daarmee de coördinatie tussen lidstaten bevorderen. Ten tweede is
                     de taak van het bemiddelen bij grensoverschrijdende arbeidsmarktverstoringen uit het
                     voorstel gehaald. Ten derde is verhelderd dat het bemiddelingsmechanisme een vrijwillig
                     mechanisme wordt bij conflicten tussen lidstaten. Ten slotte is besloten om de benaming
                     «autoriteit» te behouden. Dit heeft niet tot gevolg dat het toekomstig agentschap
                     regelgevende bevoegdheden krijgt, het agentschap zal ondersteunend ten aanzien van
                     lidstaten opereren.
                  
Nederland is akkoord met deze wijzigingen, de wijzigingen zijn in lijn met het BNC-fiche
                     over dit onderwerp. Er zal geen sprake zijn van competentieoverdracht, experts van
                     lidstaten zullen veelvuldig betrokken worden en het toekomstig agentschap zal afspraken
                     maken met lidstaten en andere partijen om overlap tussen werkzaamheden te voorkomen.
                  
Nu de verordening een feit is zal Nederland de komende maanden actief bijdragen aan
                     de opbouw van het agentschap.
                  
Agendapunt: Verordening Europees Globaliserings Fonds
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Gedeeltelijke algemene oriëntatie/ gekwalificeerde meerderheid/ n.t.b.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor het Europees
                     Globaliseringsfonds (EGF) voor na 2021. Hoewel het EGF buiten de plafonds van het
                     Meerjarig Financieel Kader (MFK) staat, moet dit voorstel wel worden bezien in de
                     context van de onderhandelingen over een nieuw MFK. Het EGF is oorspronkelijk opgericht
                     om de EU een instrument te verschaffen om steun te verlenen aan werknemers die werkloos
                     zijn geworden als gevolg van door globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen
                     en van wie gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de regionale
                     of lokale economie. Deze doelstelling is, naar aanleiding van de financiële en economische
                     crisis, uitgebreid met het verlenen van steun bij onverwachte crises die tot ernstige
                     ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Voor de periode
                     na 2021 stelt de Commissie voor om deze doelstelling te verbreden naar het verlenen
                     van steun wanneer een herstructurering een zeer grote impact heeft. Tegelijkertijd
                     stelt de Europese Commissie voor om de minimumdrempel voor aanvragen te verlagen van
                     500 ontslagen werknemers naar 250 ontslagen werknemers. In het voorstel wordt tevens
                     de co-financiering van het EGF gelijkgetrokken met het hoogste co-financieringspercentage
                     dat een lidstaat voor Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) ontvangt.
                  
Het voorstel is besproken in de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken. De besprekingen
                     gingen met name over de uitbreiding van de doelstelling van het EGF, het verlagen
                     van de minimumdrempel, de co-financieringspercentages en het beperkt houden van de administratieve lasten van lidstaten. De
                     laatste raadswerkgroep over het voorstel heeft plaatsgevonden op 18 februari. Er is
                     een grote meerderheid van lidstaten voor het voorstel dus het Roemeense voorzitterschap
                     heeft het voor een gedeeltelijke algemene oriëntatie geagendeerd.
                  
Inzet NL
Zoals beschreven in het BNC-fiche over dit voorstel beoordeelt het kabinet de subsidiariteit
                  van het voorstel als negatief. De doelstelling van het EGF, het verlenen van steun
                  bij ontslag naar aanleiding van grote herstructureringen, kan voldoende op lidstaatniveau
                  geregeld worden en betreft een nationale zaak (werkgevers, werknemers en overheid).
                  Bovendien is het kabinet kritisch ten aanzien van de verbreding van de doelstelling.
                  Het uitbreiden van de doelstelling van het EGF verwatert het reactieve karakter van
                  het EGF en er bestaat veel overlap met het ESF+. Het kabinet is ook kritisch ten aanzien
                  van het verlagen van de minimumdrempel omdat er al een uitzonderingsbepaling in de
                  voorgestelde verordening is opgenomen waardoor aanvragen mogelijk zijn bij minder
                  ontslagen werknemers als deze ontslagen een grote impact op de regio hebben. In het
                  voorstel van de Europese Commissie was opgenomen dat het co-financieringspercentage
                  van het EGF gelijk wordt getrokken met het hoogste co-financieringspercentage dat
                  een lidstaat voor het ESF+ ontvangt. Voor Nederland is het uitgangspunt dat co-financieringspercentages omlaag moeten worden gebracht en nationale bijdragen omhoog. In de onderhandelingen
                  is er echter een passage opgenomen die aan deze koppeling toevoegt dat lidstaten tenminste
                  een co-financieringspercentage van 60% ontvangen. Dit betekent dat co-financiering
                  voor lidstaten gelijk blijft of omhoog gaat. Dit is voor Nederland niet acceptabel.
                  Daarnaast is de doelstelling nog iets breder geformuleerd en is de minimumdrempel
                  voor aanvragen niet verhoogd. Ik zal tijdens de Raad WSBVC op 15 maart dan ook tegen
                  de gedeeltelijke algemene oriëntatie stemmen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Bijna alle lidstaten zijn positief over de nieuwe EGF-verordening. Het is daarom de
                  verwachting dat een zeer grote meerderheid van lidstaten voor de gedeeltelijke algemene
                  oriëntatie zal stemmen. Het Europees Parlement heeft medio januari gestemd over haar
                  positie en wil o.a. de naam van het Europees Globaliseringsfonds veranderen in het
                  Europees Fonds voor Transitie. Volgens het EP dient het doel van dit transitiefonds
                  te zijn; het bieden van steun aan ontslagen werknemers bij sociaaleconomische transities
                  die het gevolg zijn van globalisering, technologische veranderingen en klimaatverandering.
               
Agendapunt: Sociale dimensie Europa post-2020
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU extranetnummer/
Beleidsdebat/n.v.t./nog geen stukken ontvangen
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Er zijn (nog) geen documenten beschikbaar voor dit agendapunt. Eind mei zijn de verkiezingen
                  voor het Europees Parlement. Voorts treedt dit najaar een nieuwe Europese Commissie
                  aan die haar agenda voor de komende vijf jaar zal presenteren. Met het vaststellen
                  van de prioriteiten in de Strategische Agenda in juni 2019 tracht de Europese Raad daar sturing aan te geven, zoals ook aangegeven
                  in de brief van 25 januari 2019 van Minister Blok van Buitenlandse Zaken inzake de
                  Staat van de Europese Unie 2019.4 De informele Raad van regeringsleiders op 9 mei in Sibiu gaat daaraan vooraf. Om
                  daaraan een bijdrage te leveren namens de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                  agendeert het Roemeense voorzitterschap tijdens de WSBVC-Raad van maart een beleidsdebat
                  over de sociale dimensie van Europa na 2020.
               
Inzet NL
Voor het kabinet is het van groot belang dat de beleidsagenda van de nieuwe Europese
                  Commissie, de basis van waaruit zij het de komende vijf jaar zal handelen en beleidsvoorstellen
                  zal doen, evenals de Strategische Agenda, aansluit bij de eigen strategische prioriteiten
                  zoals aangegeven in de brief inzake de Staat van de Europese Unie 2019. Ik zal dan
                  ook tijdens het beleidsdebat interveniëren langs de lijnen van die brief.
               
Dat betekent dat ik met name zal aangeven dat het van belang is dat de aandacht uitgaat
                  naar uitdagingen waarvoor de EU als geheel staat en waar Europese samenwerking of
                  coördinatie een meerwaarde heeft, zoals op terreinen als arbeidsmobiliteit, de veiligheid
                  en gezondheid op de werkvloer en de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden bijvoorbeeld
                  bij bedrijven die opereren in (meerdere lidstaten van) de EU. Nieuwe regelgeving zal
                  hierbij wat Nederland betreft niet in alle gevallen de eerste keuze zijn. Europees
                  sociaal beleid zal zich in de toekomst meer moeten richten op het stellen van gemeenschappelijke
                  doelen en normen en praktische ondersteuning bij het bereiken daarvan.
               
Rond het verschijnen van het SER-advies over een diepere en eerlijkere interne markt
                  zal ik uw Kamer nader informeren over mijn zienswijze rond een sociaal Europa.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De meeste lidstaten zijn in verschillende gradaties voorstander van het verder uitwerken
                  van de sociale dimensie van de EU met de Europese pijler van sociale rechten als leidraad.
                  Over de positie van het Europees Parlement zal na de verkiezingen meer duidelijk zijn.
               
Agendapunt: Europees Semester 2019
Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer
Beleidsdebat/ aanname Raadsconclusies en rapport, aanhoren presentatie/ n.t.b.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft op woensdag 21 november de start van het Europees Semester
                     2019 ingeluid met o.a. de publicatie van de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten
                     van de Europese Unie voor 2018 (Annual Growth Survey, AGS). De Commissie is over het geheel genomen positief over de economische ontwikkelingen
                     van de EU en de eurozone. Het aantal mensen met een baan ligt op het hoogste niveau
                     ooit: 239 miljoen mensen werken nu in de EU. 2018 zal het eerste jaar zijn waarin
                     het totale overheidstekort van de eurozone minder dan 1 procent bedraagt.
                  
Als bijlage bij de AGS heeft de Commissie tevens het jaarlijks terugkerende Joint
                     Employment Report (JER) gepubliceerd. Het JER schetst de belangrijkste trends en uitdagingen
                     voor werkgelegenheid en sociaal beleid en bevat een scorebord met indicatoren op werkgelegenheids-
                     en sociaal gebied. Hierin staat dat de EU op schema ligt om haar Europa 2020-doelstelling
                     te halen van een arbeidsparticipatie van 75% in 2020. Ook is het percentage personen
                     met een risico op armoede of sociale uitsluiting aanzienlijk afgenomen in 2017. Wel
                     blijkt uit het «sociaal scorebord» dat nog niet alle burgers en lidstaten op dezelfde
                     manier van het economisch herstel profiteren. Nederland doet het in relatief opzicht
                     zeer goed. Ten aanzien van alle hoofdindicatoren presteert Nederland op of boven het
                     gemiddelde. Nederland behoort zelfs tot de absolute kopgroep wat betreft indicatoren
                     op het gebied van het percentage jongeren dat werk heeft en onderwijs of een opleiding
                     volgt, de werkgelegenheidsgraad, de netto verdiensten van een full time enkel verdienend
                     inkomen, het aantal kinderen jonger dan drie jaar in formele kinderopvang, en het
                     individuele niveau van digitale vaardigheden.
                  
De Raadsconclusies omarmen in den brede de prioriteiten en uitdagingen in de AGS.
                     Daarbij worden lidstaten aangespoord om de landspecifieke aanbevelingen te implementeren
                     en na te denken over een vervolg van de Europa 2020 strategie.
                  
Ten tijde van het opstellen van deze geannoteerde agenda, waren de landenrapporten
                     2019 nog niet gepubliceerd.
                  
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met het JER en de Raadsconclusies over de AGS.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting zullen alle lidstaten kunnen instemmen met het JER en de Raadsconclusies.
                  Er is bij dit agendapunt van de Raad geen rol voor het Europees Parlement.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden
Het richtlijnvoorstel vervangt de bestaande richtlijn betreffende de verplichtingen
                  van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst
                  of- verhouding van toepassing zijn (91/533/EEG). Het richtlijnvoorstel leidt ertoe
                  dat de informatie die de werkgever aan werknemers moet verstrekken over hun rechtspositie
                  en arbeidsvoorwaarden wordt uitgebreid. De informatietermijn, die nu twee maanden
                  bedraagt, wordt verkort: de kerninformatie moet binnen één week na de eerste werkdag
                  worden verstrekt, de rest binnen één maand. Daarnaast krijgen werknemers een aantal
                  inhoudelijke minimumrechten, zoals een maximale proeftijdduur, het recht op een minimale
                  voorspelbaarheid van hun werkrooster en op het combineren van meerdere banen en recht
                  op gratis opleidingen wanneer die volgens wetgeving en/of cao verplicht zijn. Bij
                  cao kan van de bepalingen over inhoudelijke minimumrechten worden afgeweken, mits
                  het algemene niveau van bescherming adequaat blijft.
               
Tijdens de WSBVC Raad van 21 juni 2018 is, met onthoudingen van vier lidstaten, een
                  algemene oriëntatie over dit richtlijnvoorstel aangenomen. Nederland heeft ingestemd
                  met het voorstel.
               
Op 15 november 2018 heeft het Europees Parlement haar standpunt bepaald over het richtlijnvoorstel
                  van de Commissie en daarna zijn de trilogen tussen de Raad, het EP en de Commissie
                  gestart. De standpunten lagen aanvankelijk ver uiteen. Tijdens de triloog van 6 februari
                  jl. is sneller dan verwacht een voorlopig akkoord bereikt over de tekst van de richtlijn.
               
Uit analyse van het voorlopig akkoord blijkt dat de meeste amendementen van het EP
                  niet zijn overgenomen en dat de tekst dicht bij de algemene oriëntatie, waarmee Nederland
                  eerder heeft ingestemd, is gebleven. De extra elementen waarover informatie moet worden
                  verstrekt, zijn in het voorlopig akkoord in vergelijking met de algemene oriëntatie
                  beperkt gebleven. Ook de termijn waarbinnen informatie moet worden verstrekt is hetzelfde.
                  Voor de kerninformatie geldt net zoals bij de algemene oriëntatie dat deze informatie
                  in de periode tussen de eerste werkdag en de zevende kalenderdag moet worden verstrekt,
                  de rest binnen één maand.
               
Een EP-wens die wel is gehonoreerd betreft het opnemen van een extra artikel ter bescherming
                  van werknemers met oproepcontracten. Lidstaten dienen op grond van dit artikel één
                  of meer maatregelen te nemen, waaronder een weerlegbaar rechtsvermoeden van het bestaan
                  van een arbeidscontract. In Nederland geldt al een weerlegbaar rechtsvermoeden van
                  het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
               
Nederland heeft tijdens het Coreper van 15 februari ingestemd met het voorlopig akkoord.
                  In een eerstvolgende Raad zal dit richtlijnvoorstel als hamerstuk worden voorgelegd.
               
Kwartaalrapportage: Carcinogenenrichtlijn, derde batch met grenswaarden voor kankerverwekkende
                     stoffen
In de WSBVC Raad van 6 december 2018 is besloten tot een algemene oriëntatie inzake
                  de aanpassing van de Carcinogenenrichtlijn door toevoeging van een derde batch met
                  grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Meer informatie hierover is te vinden
                  in het verslag van de vorige Raad.5 Vervolgens zijn de trilogen tussen de Raad, de Europese Commissie en het Europees
                  Parlement van start gegaan. Dit heeft geleid tot een voorlopig akkoord6, waarmee Nederland kan instemmen. In een eerstvolgende Raad wordt de richtlijn als
                  hamerstuk voorgelegd.
               
Kwartaalrapportage: Verordening voor het Europees Sociaal Fonds plus
De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor een Europees
                  Sociaal Fonds plus (ESF+). Dit voorstel moet worden bezien in de context van de onderhandelingen
                  over een nieuw MFK. De overkoepelende beleidsdoelstelling van het ESF+ is bij te dragen
                  tot een beter presterend en veerkrachtig sociaal Europa. Naast deze overkoepelende
                  beleidsdoelstelling kent het ESF+ elf specifieke doelstellingen.
               
Zoals beschreven in het BNC-fiche, is het kabinet over het algemeen gematigd positief
                  ten aanzien van de voorgestelde verordening.7 Wel ziet het kabinet ruimte voor verbetering. Zo had het kabinet graag meer focus
                  gezien in het aantal prioriteiten waar ESF+ voor ingezet kan worden. In de onderhandelingen
                  wordt daarom ingezet op het aanbrengen van meer prioritering op basis van Europese
                  toegevoegde waarde. Het beleid dient zich met name te richten op thema’s waarbij een
                  Europese aanpak de hoogste toegevoegde waarde heeft (zoals bijvoorbeeld de integratie
                  van asielgerechtigde migranten) en de uitdagingen voor lidstaten die volgen uit het
                  Europees Semester. Momenteel wordt de ESF+ verordening besproken in de Raadswerkgroep
                  Structurele Maatregelen. Het krachtenveld is verdeeld langs de lijnen van netto-betalers
                  en netto-ontvangers. Waar de netto-betalende lidstaten meer ambities tonen ten aanzien
                  van prioritering, willen de netto-ontvangende lidstaten met name zo veel mogelijk
                  flexibiliteit.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn discriminatie buiten arbeid
Naast bovengenoemde wetgevingsvoorstellen wordt momenteel ook het voorstel voor een
                  richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen
                  ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (Richtlijn
                  discriminatie buiten arbeid) in de Raad WSBVC besproken. Het Ministerie van Binnenlandse
                  Zaken informeert in zijn kwartaalrapportages de Kamer over de stand van zaken van
                  dit voorstel.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.