Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Baudet, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 13 februari 2019, over het rapport 'De kosten van het Energieakkoord'
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 618 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2019
Tijdens de regeling van werkzaamheden op 13 februari jl. heeft uw Kamer verzocht om
een reactie op het rapport «De kosten van het Energieakkoord» (Handelingen II 2018/19,
nr. 53). Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
In het AO Klimaat en Energie van 13 februari jl. heb ik al aangegeven dat ik niet
erg onder de indruk ben van de methodologie van het rapport. Het rapport heeft een
optelling gemaakt van alle investeringen, kosten en uitgaven die, volgens de auteurs,
in een periode van 35 jaar (2003–2038) zijn en worden gedaan ten behoeve van het vergroten
van duurzame energieproductie, energiebesparing en CO2-reductie. Deze aanpak geeft geen betekenisvol beeld van de werkelijke netto kosten
voor de samenleving. Zo zijn de diverse typen bedragen ten onrechte bij elkaar opgeteld.
Daarnaast kijkt het rapport niet naar de opbrengsten en besparingen die met deze uitgaven,
kosten en investeringen samenhangen. Deze uitgaven leveren namelijk ook financiële
opbrengsten op, bijvoorbeeld door de verkoop van hernieuwbare energie of een lagere
energierekening als gevolg van investeringen in energiebesparende maatregelen. Bovendien
zorgen de uitgaven voor opbrengsten die niet gemakkelijk in euro's zijn uit te drukken,
zoals extra werkgelegenheid, nieuwe verdienmodellen en betere luchtkwaliteit. En dit
alles natuurlijk naast het feit dat de uitgaven bedoeld zijn om een bijdrage te leveren
aan CO2-reductie en daarmee het tegengaan van klimaatverandering.
Naast een onvolledige weergave van de (financiële) betekenis van het Energieakkoord
voor de Nederlandse samenleving, suggereert het rapport dat uw Kamer door opeenvolgende
regeringen zou zijn misleid over de kosten van het Energieakkoord. Ik bestrijd dat.
Het parlement is steeds geïnformeerd over de uitgaven van de overheid aan de energietransitie
en het Energieakkoord. Zo wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de gerealiseerde
en verwachte meerjarige uitgaven in de SDE+, zoals meest recent in mijn brief van
3 maart 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 283). Daarnaast is op basis van de motie Leegte c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 278) vanaf 2016 in de begroting van het Ministerie van EZ(K) een totaaloverzicht opgenomen
van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord. Bovendien
geven de verschillende edities van de Nationale Energieverkenning van het PBL, die
op verzoek van het vorige kabinet in het leven is geroepen, inzicht in onder andere
de economische impact van de energietransitie, inclusief de werkgelegenheidseffecten,
en de gevolgen voor de energierekening van huishoudens.
Dat de transitie naar een CO2-arme samenleving gepaard gaat met kosten is voor iedereen duidelijk. Daar heeft mijn
ambtsvoorganger nooit geheimzinnig over gedaan en dat doe ik ook niet. Die kosten
moeten we zo laag mogelijk zien te houden. Dat was het uitgangspunt bij het Energieakkoord
en dat is het ook bij de uitwerking van het Klimaatakkoord. De beste indicator van
de kosten die we als samenleving maken zijn de zogenoemde «nationale kosten». Dit
zijn de meerkosten voor de samenleving als geheel, als we de financiële kosten en
opbrengsten met elkaar verrekenen. Over de nationale kosten van het ontwerp-Klimaatakkoord
zal de doorrekening duidelijkheid geven. Daar zal het kabinet scherp op letten, in
combinatie met het uitgangspunt dat de transitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar
moet zijn.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat