Brief regering : Nadere informatie Kansrijke Start naar aanleiding van het AO zwangerschap en geboorte van 29 november 2018
32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte
Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2019
Tijdens het algemeen overleg zwangerschap en geboorte, d.d. 29 november 2018 (Kamerstuk
32 279, nr. 148), heb ik toegezegd u per brief nader te informeren over een aantal zaken.
Toegangscriteria Nu Niet Zwanger
Aan mevrouw Tellegen (VVD) heb ik toegezegd dat ik de toegangscriteria voor het project
Nu Niet Zwanger zou sturen. Nu Niet Zwanger richt zich op kwetsbare vrouwen in de
vruchtbare leeftijd en mannen waarbij sprake is van (vaak) een combinatie van:
• Opeenstapeling van problemen en beperkingen (multi-problematiek) zoals het zich gecombineerd
voordoen van bijvoorbeeld ernstige psychiatrische problematiek, verstandelijke beperking,
verslaving, dakloosheid, schulden, loverboyproblematiek, illegaliteit, etc.;
• Gebrek aan zelfredzaamheid en zelf herstellend vermogen;
• Tekortschieten of onvoldoende aansluiten van hulp van zorg en omgeving;
• Vanwege complexe problematiek (vrijwel) altijd al in beeld bij diverse organisaties.
Deze toegangscriteria staan ook vermeld op de website van Nu Niet Zwanger (www.nunietzwanger.nl)
Rol lactatiedeskundigen in Kansrijke Start
Ik heb aan mevrouw Dik-Faber (CU) toegezegd om te kijken op welke manier ik denk dat
er een plek is voor de lactatiekundige in het kader van het programma Kansrijke Start.
Een belangrijk onderdeel van Kansrijke Start zijn de lokale coalities. Deze coalities
maken inhoudelijk afspraken over de inzet van de meest effectieve maatregelen en praktisch
over de manier waarop organisaties samenwerken. Behalve de gemeente zitten in de coalities
de belangrijkste lokale vertegenwoordigers van verloskundigen, kraamzorg, zorgaanbieders,
zorgverzekeraars, jeugdgezondheidszorg en overige betrokken professionals. Om de kennis
en kunde van lactatiedeskundigen optimaal te kunnen benutten, zijn de lokale coalities
het meest geschikt. Samen met andere professionals kunnen zij op deze wijze zorgen
voor een goede start van kinderen. En verbinden zij zich aan het programma Kansrijke
Start.
POP-poli’s in Nederland
Mevrouw Van den Berg (CDA) heeft gevraagd hoe POP-poli’s (Psychiatrie-Obstetrie-Pediatrie)
in Nederland worden gefinancierd. Deze POP-poli’s richten zich op de ondersteuning
van vrouwen die zwanger zijn of graag zwanger willen worden en kraamvrouwen met een
psychiatrische aandoening. Een psychiatrische ziekte voor of tijdens een zwangerschap
of na de bevalling kan negatieve gevolgen voor het welbevinden van de (aanstaande)
moeder en het kind hebben. Psychiatrische stoornissen tijdens de zwangerschap kunnen
leiden tot obstetrische (verloskundige) complicaties en na de bevalling tot een verstoorde
moeder-kind band. Gezien deze gevolgen voor moeder en kind is het van belang dat (aanstaande)
zwangere vrouwen, kraamvrouwen en hun naasten psychiatrische symptomen herkennen en
hulp zoeken als dit nodig is. De POP-poli kan hierin een ondersteunende rol spelen.
Om in aanmerking te komen voor deze interventie is een verwijzing vanuit huisarts,
verloskundige en/of psychiater nodig. Na verwijzing volgt een gezamenlijk consult
met onder meer de kinderarts, gynaecoloog en psychiater. Zij komen met een advies,
bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van medicatie, dat ook wordt doorgestuurd
naar de verwijzer. De (meeste) POP-poli’s geven aan dat het consult door de zorgverzekeraars
wordt vergoed als er sprake is van een verwijzing door de huisarts, gynaecoloog of
verloskundige dan wel psychiater. Of deze consulten bij POP-poli’s inderdaad tot de
verzekerde prestaties van de Zorgverzekeringswet behoren is onduidelijk. Ik heb dit
dan ook voorgelegd aan het Zorginstituut Nederland. Dit om op dit punt helderheid
te verkrijgen. Ik verwacht de reactie in maart.
Nadere toelichting op monitoring
In mijn brief van 11 september 20181, behorend bij het actieprogramma Kansrijke Start, heb ik toegezegd dat ik u twee
keer per jaar op de hoogte zal houden van de voortgang van het actieprogramma: voor
de zomer en voor de kerst. Daarbij zou de zomerrapportage ingaan op de indicatoren.
Inmiddels is de invulling van de monitoring verder uitgewerkt. Ik zal u in juni en
december een voortgangsrapportage sturen. Voor bewaken van de voortgang en (bij)sturing
van het programma wordt niet alleen gemonitord op behaalde effecten (uitkomstindicatoren)
maar wordt tevens in kaart gebracht wat de voortgang is op activiteiten in het veld
en procesindicatoren.
In de voortgangsrapportage in juni zal de nadruk liggen op het geven van inzicht in
uitgevoerde activiteiten, de voortgang in het veld en procesindicatoren. Daarbij gaat
het bijvoorbeeld om het aantal lokale coalities Kansrijke Start, inzicht in de partijen
die daarbij betrokken zijn, de interventies die zij inzetten, beschrijvingen van best
practices en overige activiteiten en mijlpalen die in het kader van het programma
gerealiseerd zijn. De voortgangsrapportage in december zoomt vervolgens jaarlijks
in op behaalde effecten. Deze worden mede gebaseerd op de monitor die door het RIVM
ontwikkeld wordt. Hierbij gaat het onder andere om het monitoren van de ontwikkeling
in het percentage kinderen met laaggeboortegewicht en/of vroeggeboorte, het percentage
uithuisplaatsingen of onder toezichtstelling tussen 0–2 en vanaf 2020 wordt daar ook
de uitkomstindicator gezondheidsscore op 1.000 dagen aan toegevoegd. De eerste helft
van 2019 wordt gebruikt om met experts in het veld te bepalen of dit de juiste indicatorset
is en zo ja hoe deze exact geoperationaliseerd worden. In de eerste voortgangsrapportage
van juni 2019 ontvangt u het definitieve overzicht van uitkomstindicatoren waarop
gemonitord gaat worden.
Een belangrijke stap voor monitoring op lokaal niveau is dat gemeenten sinds begin
januari op www.waarstaatjegemeente.nl de perinatale kerncijfers uit hun gemeente kunnen zien (waar en in welke wijken wonen
gezinnen waarvan de kinderen een verhoogd risico hebben op een minder goede start).
Dit biedt waardevolle informatie aan de lokale coalities voor het maken van goede
lokale aanpak rondom de eerste 1.000 dagen. En zij kunnen daarmee ook de voortgang
van hun aanpak monitoren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport