Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake overall rapportage sociaal domein 2017
34 477 Sociaal domein
Nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
De Kamer heeft mij op 5 december 2018 verzocht om een reactie op de Overall rapportage
sociaal domein 2017 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)1, in aanvulling op de eerder gegeven reactie van het Kabinet op de rapportage zoals
weergegeven in de aanbiedingsbrief van de Minister van BZK.2 Met deze brief geef ik gehoor aan dit verzoek.
Evenals de Minister van BZK ben ik het SCP zeer erkentelijk voor deze derde Overall
rapportage sociaal domein waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het verkrijgen van
een landelijk beeld van de stand van zaken in het sociaal domein.
Het SCP constateert dat er zowel positieve als zorgelijke ontwikkelingen zijn. In
deze brief zet ik allereerst deze bevindingen van het SCP nogmaals kort uiteen. Vervolgens
ga ik specifiek in op de punten van zorg die door het SCP worden beschreven en de
activiteiten die in dat kader vanuit VWS worden ondernomen.
Bevindingen SCP
In de derde Overall rapportage sociaal domein constateert het SCP dat het positief
is dat gemeenten meer aandacht hebben voor integraal werken, dus niet sectoraal maar
sociaal domein breed werken. Daarbij worden als voorbeelden de City deal inclusieve
stad genoemd en de zogeheten «village deals». Daarin wordt, in het kader van het Programma
Sociaal Domein, door gemeenten en het Rijk samengewerkt aan innovatieve aanpakken
om mensen met complexe problemen op verschillende terreinen goed te helpen. Het SCP
benoemt als andere positieve ontwikkeling dat grote groepen Nederlanders geholpen
zijn met de voorziening die ze krijgen: het merendeel van de Wmo-melders die een maatwerkvoorziening
van de gemeente ontvangen geeft aan positief te zijn over die hulp. Ook uit de evaluatie
van de Jeugdwet blijkt dat ouders over het algemeen positief zijn over de ontvangen
hulp. Verder constateert het SCP dat de waardering voor wijkteams iets is gestegen.
Als punt van zorg beschrijft het SCP onder andere de toegenomen emotionele eenzaamheid
bij Wmo-gebruikers, en ook in huishoudens waar gebruik wordt gemaakt van verschillende
voorzieningen. Een ander punt van aandacht is dat minder mensen verwachten dat ze
een beroep kunnen doen op het eigen netwerk voor hulp en ondersteuning en dat de toegang
tot hulp nog vaak lastig te vinden is. Het SCP constateert een toename van jeugdhulp,
maar ook een afname van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Voorts blijkt dat mensen
met verschillende problemen die ze niet zelf kunnen oplossen nog niet altijd op alle
fronten hulp krijgen. Een algemene conclusie is dat de kwaliteit van leven van mensen
vooral afhangt van de mate van kwetsbaarheid en probleemcumulatie. Voldoende inkomen
en het kunnen gaan en staan «waar je wilt» zijn volgens het SCP voor mensen zelf het
belangrijkst in het leven.
Toegenomen emotionele eenzaamheid bij Wmo-gebruikers
Zoals in de Kabinetsreactie op de rapportage is aangegeven heb ik – om de kwetsbare
groep oudere Wmo-gebruikers een steun in de rug te verlenen – het Actieprogramma Eén
tegen Eenzaamheid gelanceerd in maart 2018. Door middel van dit actieprogramma worden
gemeenten, maar ook bedrijven, maatschappelijke organisaties, ondernemers en buren
betrokken om met de doelgroep eenzaamheid te signaleren en te doorbreken. De focus
van het actieprogramma is gericht op ouderen van 75 jaar en ouder, omdat de urgentie
onder deze doelgroep het grootst is.
In de eerste voortgangsrapportage die ik d.d. 20 december 2018 aan uw Kamer heb verzonden3, heb ik aangegeven wat sinds de lancering van het programma in gang is gezet en wat
hiermee tot nu toe is bereikt. Zeker 65 grote landelijke organisaties zijn sinds september
gecommitteerd in de nationale coalitie. Op 12 februari 2019 breidt dit verder uit.
Het afgelopen kwartaal alleen al hebben ruim 40 initiatieven zich gemeld iets te doen
tegen eenzaamheid. De beweging tegen eenzaamheid is stevig van start.
Minder mensen verwachten dat ze een beroep kunnen doen op het eigen netwerk voor hulp
en ondersteuning
Het SCP stelt dat minder mensen verwachten dat ze in de toekomst een beroep kunnen
doen op hun eigen netwerk voor hulp en ondersteuning. Tevens zal de druk op mantelzorgers
en de sociale omgeving toenemen doordat ouderen steeds langer thuis willen blijven
wonen. Daarbij komt met name in krimpgebieden het aantal beschikbare mensen dat zorg-
en ondersteuningstaken kan verrichten zal dalen.
Ik constateer dat de bereidheid om voor elkaar te zorgen groot is. In Nederland geven
jaarlijks 4,4 miljoen mensen mantelzorg aan hun partner, familie, vriend of buur die
ondersteuning nodig heeft. Daarnaast zijn ruim 1 miljoen mensen als vrijwilliger actief
binnen het domein van zorg en welzijn. Zowel het aantal mantelzorgers als het aantal
vrijwilligers blijft de afgelopen jaren constant. Daarnaast zijn op dit moment meer
dan 500 bewonersinitiatieven bekend die lokaal zorg en ondersteuningstaken uitvoeren.
Dit aantal groeit snel. Tegelijkertijd onderken ik dat de informele zorg onder druk
staat. Om die reden is in het programma Langer Thuis een aparte actielijn opgenomen.
Samen met diverse koepel- en brancheorganisaties, gemeenten en andere stakeholders
zijn diverse acties geformuleerd om de bewustwording onder mantelzorgers te vergroten,
toegang tot ondersteuning bij gemeenten te verbeteren (o.a. respijtzorg) en de samenwerking
tussen beroepsmatige zorgverleners en informele zorgverleners (mantelzorgers en vrijwilligers)
te versterken. Op 8 november 2018 en 1 februari 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de voortgang van het programma Langer Thuis.4
De toegang tot hulp is vaak nog lastig te vinden/mensen met verschillende problemen
die ze niet zelf kunnen oplossen krijgen nog niet op alle fronten hulp
Het probleem dat de toegang tot passende zorg en ondersteuning vaak nog lastig te
vinden is, doet zich met name voor bij mensen met een meer complexe en/of domein overstijgende
vraag naar zorg en ondersteuning of bij de groep mensen die zeer langdurig gebruik
maken van verschillende voorzieningen.
Het op een adequate wijze bieden van zorg en ondersteuning aan mensen met een complexe
vraag naar zorg en ondersteuning vraagt deskundigheid, samenwerking, creativiteit
en lef van alle betrokken partijen. Het betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid
waarbij het voortouw voor het tot stand brengen van de noodzakelijke vernieuwing bij
gemeenten ligt. Deze vernieuwing krijgt langzaam maar zeker vorm.
Om deze vernieuwing verder aan te jagen organiseer ik, naast en in aanvulling op de
al lopende programma’s, in de komende maanden samen met gemeenten een aantal bijeenkomsten
met alle partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van zorg en ondersteuning aan
mensen die in hun eigen omgeving wonen. Het gaat daarbij niet alleen om de uitvoering
van de Wmo 2015, maar ook om daar waar de uitvoering van de Wmo 2015 raakt aan de
uitvoering van andere wetten; de Jeugdwet (problematiek 18-/18+), de Zvw (met name
de wijkverpleging) en de overgang van Wmo 2015 naar de Wlz. Deze bijeenkomsten zullen
benut worden om, mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie door het SCP van
de Hervorming langdurige zorg5 en het rapport «Zorgen voor burgers» van de Nationale ombudsman6, gezamenlijk te beoordelen waar we staan als het gaat om en de uitvoering van de
zorg en ondersteuning aan mensen en hoe aanwezige knelpunten kunnen worden beperkt
of zo mogelijk worden opgelost. Over de voortgang van dit proces zal ik het parlement
voor komende zomer informeren.
Daarnaast investeert dit Kabinet in versterking van de functie onafhankelijke cliëntondersteuning
in het sociaal domein en de Wlz. Cliëntondersteuning draagt bij aan een sterkere positie
van de cliënt. Er is daarvoor deze kabinetsperiode € 55 miljoen extra beschikbaar.
Momenteel worden onderzoeken uitgevoerd naar de vraag en het aanbod van cliëntondersteuning.
Gemeenten zijn aan de slag in een zogenaamd Koplopertraject om het beleid met betrekking
tot cliëntondersteuning te verbeteren. We gaan pilots doen met specifieke (cliënt)groepen
in de Wlz en de Wmo 2015. Ik heb uw Kamer daar, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
over geïnformeerd. Daarnaast zetten we in op kwaliteitsverbetering en professionalisering
via de beroepsgroep. Samen met gemeenten werken we aan het beter bekend maken van
cliëntondersteuning.
Toename van jeugdhulp
Het SCP constateert een toename van jeugdhulp, maar ook een afname van jeugdbescherming
en jeugdreclassering. De cijfers waarop het SCP zich in de Overall rapportage Sociaal
Domein 2017 baseert, betreft het jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering)
gebruik (tot en met) 2017. Met de Kamerbrief Beleidsinformatie Jeugd d.d. 18 juni
20187 heb ik uw Kamer hier reeds over geïnformeerd. Met de Kamerbrief Voortgang actieprogramma
Zorg voor de Jeugd d.d. 5 november 20188 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de meest recente jeugdzorg cijfers, over de eerste
helft van 2018. In deze nieuwste cijfers van het CBS is in de eerste helft van 2018
een daling te constateren ten opzichte van de eerste helft van 2017. In de eerstvolgende
voortgangsrapportage Jeugd eind mei zal ik uw Kamer informeren over het jeugdhulpgebruik
over 2018.
Het SCP benoemt in de inleiding kort dat de financiële situatie in het sociaal domein
lijkt te verslechteren en dat de ontwikkeling van de financiën sociaal domein een
zorgpunt voor gemeenten is. Het SCP wijst hierbij onder meer op de uitkomst van de
enquête die onder alle gemeenten is gehouden en waarin vragen zijn opgenomen of gemeenten
(denken) uit (te) komen met de rijksmiddelen die voor de nieuwe taken beschikbaar
zijn gesteld. Met name de uitgavenontwikkeling bij Jeugdhulp lijkt daarin een belangrijke
factor. Samen met de VNG voert het Rijk een onderzoek uit naar jeugdhulp. Dit onderzoek
zal op twee niveaus tot inzicht leiden.
Ten eerste ligt de nadruk op leren, innoveren en het bieden van handvatten die verspreid
kunnen worden onder alle gemeenten. Deze punten zullen worden ondergebracht in het
programma Zorg voor de Jeugd. Ten tweede zal het onderzoek door een analyse van de
volumeontwikkeling Jeugd en aanvragen Fonds tekortgemeenten input leveren over de
werking van het jeugdhulpstelsel in algemene zin. Hoe ontwikkelt dit zich inhoudelijk
en financieel, welke kansen en problemen doen zich voor, en in welke mate zijn deze
te veralgemeniseren? Dit onderzoek is in het najaar van 2018 gestart, zodat in de
lente van 2019 het Rijk en gemeenten zich over de uitkomsten kunnen beraden en hierover
het gesprek kunnen voeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport