Brief regering : Uitkomst triloog pulsvisserij
32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Nr. 93
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
Afgelopen woensdag 13 februari zijn de onderhandelingen van het Europees Parlement,
de Raad en de Europese Commissie afgerond met een politiek akkoord over de nieuwe
Verordening Technische Maatregelen Visserij. Naar verwachting zal dit akkoord in maart
2019 ter stemming worden neergelegd in het Europees Parlement en de Raad. Een definitief
besluit moet dus nog worden genomen. Ook zijn er nog geen vastgestelde teksten beschikbaar
met de inhoud van het akkoord. Toch wil ik u vooruitlopend op de formele vaststelling
informeren om onzekerheden waar mogelijk al weg te nemen, zoals ik uw Kamer heb toegezegd
tijdens het vragenuurtje van 12 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 52, Vragenuur).
Het politiek akkoord bevat een verbod op de pulsvisserij, met een beperkte overgangsperiode
die naar verluidt geldt tot 1 juli 2021. Deze uitkomst is teleurstellend en ook anders
dan waar we op ingezet hebben. In het afgelopen jaar is veelvuldig gesproken met de
Commissie, collega’s van de Raad en leden van het Europees Parlement, op diverse momenten
en op diverse niveaus. Over de te volgen strategie is veelvuldig overleg geweest in
het kabinet. Het belang van een wetenschappelijke basis voor het debat heb ik onderstreept
onder andere door de rapportage van ICES (International Council for the Exploration
of the Sea), met de tussentijdse positieve resultaten van het veelomvattende, meerjarige
pulsvisserij onderzoek, onder de aandacht te brengen en te agenderen in de Landbouw-
en Visserijraad.
Deze genoemde voordelen van de pulsvisserijtechniek zijn bevestigd door wetenschappelijk
onderzoek en er zijn geen signalen dat het nu lopende onderzoek tot een andere conclusie
zal leiden. Ik vind het zorgelijk dat in dit besluitvormingsproces feiten en resultaten
van wetenschappelijk onderzoek geen doorslaggevende rol hebben gespeeld in de discussie.
Wel is in het akkoord voorzien in een clausule waarbij aan de hand van de resultaten
van internationaal gevalideerd onderzoek het verbod kan worden heroverwogen. Hiertoe
zal ik, zodra het wetenschappelijk onderzoek is afgerond, de resultaten daarvan voor
het voetlicht brengen.
Voor zover nu bekend zal tijdens de overgangsperiode, en overigens ook daarna, praktijkonderzoek
van de pulsvisserij mogelijk zijn. Wel is dit aan strikte beperkingen onderhevig.
Zo dient het onderzoek beperkt in de tijd te zijn en mag het worden uitgevoerd met
maximaal 6 schepen. Afwijking hiervan is in principe mogelijk maar dan moet de wetenschappelijke
noodzaak worden aangetoond en bevestigd door STECF (Scientific, Technical and Economic
Committee for Fisheries). Ook moet het onderzoek worden uitgevoerd aan de hand van
een door ICES of STECF gevalideerd protocol en moet het drie maanden van te voren
worden aangemeld bij de Europese Commissie.
Ook is naar verluid in het politiek akkoord opgenomen dat lidstaten, vanaf de datum
van in werking treden van de Verordening, beperkingen kunnen stellen aan de pulsvisserij
in hun eigen twaalf-mijlszone, tot een volledig verbod van pulsvisserij aan toe. Onbekend
is of en zo ja welke lidstaten van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.
Als het EP en de Raad instemmen zal het verbod van de pulsvisserij naar verwachting
enkele maanden daarna van kracht zijn. Zoals ik u eerder heb gemeld heeft Nederland
drie groepen pulsvissers (beantwoording Kamervragen van het lid Kröger, Aanhangsel
Handelingen II 2017/18, nr. 1233). Voor de eerste groep van 22 vaartuigen is gebruik gemaakt van de algemene bepaling
in de Europese regelgeving op grond waarvan 5% van de boomkorvloot mag pulsvissen.
Deze groep heeft een vergunning ontvangen voor onbepaalde tijd. Dit is ook het geval
voor de tweede groep die een vergunning heeft gekregen in verband met deelname aan
wetenschappelijk onderzoek naar pulsvisserij. Het betreft 20 vaartuigen. De derde
groep heeft een vergunning in het kader van het onderzoek voor de implementatie van
de aanlandplicht. De vergunningen voor deze vaartuigen lopen af op individueel verschillende
data in 2019 (april – september). Het betreft 37 vaartuigen (vijf van de oorspronkelijke
42 vergunningen zijn niet actief).
Zoals ik in het voorgaande al heb aangegeven zijn er nog geen vastgestelde teksten
van het politiek akkoord beschikbaar. Het is dan ook nog niet helder welke overgangsperiode
voor welke groep mogelijk is. Bij de invulling van de transitieperiode moet worden
bedacht dat de eerste twee groepen beschikken over een vergunning voor onbepaalde
tijd.
Dit geldt niet voor de derde groep. Zij hebben immers een vergunning voor bepaalde
tijd. Hoewel deze derde groep van te voren wist dat eventuele verlenging van hun vergunning
afhankelijk was van de Europese besluitvorming over toelating van de pulsvisserij,
leefde bij deze groep nochtans de veronderstelling dat pulsvisserij inmiddels zou
zijn gelegaliseerd vanwege de goede onderzoeksresultaten tot nu toe. Ook voor deze
groep moet door het Kabinet worden bezien hoe zij de gelegenheid kunnen krijgen een
alternatief vistuig voor te bereiden.
Vanwege het ontbreken van vastgestelde Verordeningsteksten en omdat nog onbekend is
wanneer de herziene Verordening van kracht zal worden, kan ik momenteel geen duidelijkheid
geven aan de betreffende vissers. De behoefte daaraan is groot, zo realiseer ik me,
zeker voor de pulsvissers waarvan de vergunningen al in de komende maanden aflopen.
Ik zal onmiddellijk na de stemming in Raad en Europees Parlement, dus zodra duidelijk
is hoe de Verordeningsstekst zal gaan luiden, de betrokken vissers informeren hoe
ik om wil gaan met de afloop van hun vergunningen en of en zo ja welke transitieperiode
voor hen zal gelden.
Ik realiseer me dat ik met de in het voorgaande beschreven situatie niet de teleurstelling
over het verbod bij de betreffende vissers weg kan nemen.
Tegelijkertijd moeten we ook naar de toekomst kijken. De pulsvissers zullen zoals
het er nu uitziet in de komende tijd, op kortere of langere termijn, hun visserijmethoden
moeten aanpassen. We moeten blijven werken aan innovaties, waar mogelijk in internationaal
verband. In dit kader wil ik me, waar mogelijk in internationaal verband, voorbereiden
op het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
Naast het verbod op de pulsvisserij spelen op de Noordzee verschillende uitdagingen
zoals de Brexit en de herinrichting van de Noordzee. Dit vraagt veel van de vissers.
Om de vissers behulpzaam te zijn bij het vinden en ontwikkelen van nieuwe, innovatieve
technieken voor een duurzame visserij stelt het Kabinet 15 miljoen euro innovatiemiddelen
beschikbaar. In een separaat aan u verzonden brief wordt hier nader op ingegaan (Kamerstuk
32 201, nr. 94). Hiermee geef ik ook invulling aan de gewijzigde motie van het lid Van der Graaf
c.s. (Kamerstuk 35 078, nr. 25) waarin wordt verzocht om een innovatie- en transitieperiode.
Tot slot heeft uw Kamer tijdens het vragenuurtje van 12 februari jl. (Handelingen
II 2018/19, nr. 52, Vragenuur) verzocht om een tijdlijn van de verschillende gebeurtenissen
in het pulsdossier. In bijlage 1 bij deze brief vindt u deze tijdlijn waarbij wordt
ingegaan op de geschiedenis van het verstrekken van pulsvergunningen en het proces
rond de Verordening Technische Maatregelen tot nu toe1.
Als bijlage 2 treft tevens u de beantwoording aan van de Kamervragen van het lid Weverling
(VVD) over het terugtreden van de heer Veerman als «mediator» in het pulsdossier (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 1588).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit