Brief regering : Advies Bureau ICT-toetsing inleenadministratie en quotumheffing
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 161 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het standpunt van het kabinet met betrekking
tot het bijgevoegde advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT) over de implementatie
van de inleenadministratie en quotumheffing op grond van de Wet banenafspraak en quotum
arbeidsbeperkten (verder: Wet banenafspraak)1.
In de eerste plaats dank ik de medewerkers van het BIT voor het werk dat is verzet
om tot dit advies te komen. In mijn brief van 7 september 20182 heb ik echter aangekondigd de Wet banenafspraak te willen vereenvoudigen, waardoor
het advies van het BIT door de tijd is ingehaald. Ik wil een simpelere regeling zodat
het voor werkgevers makkelijker wordt om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen
en waarmee tegelijkertijd de administratieve lasten worden verminderd. Bij dit voornemen
hoort ook dat de inleenadministratie overbodig zou moeten worden. Zoals ook het BIT
terecht in zijn advies constateert, is de inleenadministratie bewerkelijk en maakt
het het voor werkgevers niet makkelijk om hun rol uit te voeren. In mijn brief van
20 november 20183 heb ik de knelpunten in het huidige systeem aangegeven, de contouren van een vereenvoudigd
systeem van de Wet banenafspraak geschetst en de vervolgstappen beschreven die ik
wil gaan zetten om de contouren van een vereenvoudigd systeem met betrokken organisaties
verder uit te werken.
Van belang is verder de motie Nijkerken-De Haan c.s.4 waarin de regering onder meer wordt verzocht om in de transitie van het huidige naar
het nieuwe systeem geen onomkeerbare stappen te nemen en/of kosten te maken in het
huidige systeem. Gelet op deze motie heb ik UWV en de Belastingdienst verzocht de
activiteiten ten behoeve van de implementatie van de inleenadministratie en de quotumheffing
op te schorten en geen nieuwe activiteiten te starten, totdat uit de uitwerking van
het vereenvoudigingsvoorstel blijkt hoe het nieuwe systeem er uit komt te zien. UWV
en de Belastingdienst UWV zijn inmiddels gestopt met de implementatie van de inleenadministratie
en quotumheffing.
Ondanks dat de bevindingen van het BIT betrekking hebben op een inmiddels opgeschort
traject en daarom niet meer kunnen worden opgevolgd, wil ik er toch op reageren. Het
advies van het BIT bevat namelijk een aantal waardevolle bevindingen die kunnen worden
benut voor volgende projecten. Ik richt me in mijn reactie dan ook op die lessen.
Ik dank de medewerkers van het UWV voor het vele werk dat zij hebben verricht om de
inleenadministratie en rekenmodule quotumheffing tijdig te realiseren. Reeds vanaf
het begin heeft UWV in uitvoeringstoetsen aangegeven dat de inleenconstructie een
complex en administratief zwaar proces is. UWV moest een geheel nieuwe keten ontwikkelen,
met nieuwe en gewijzigde koppelingen en onder tijdsdruk. Gegeven de opdracht van SZW
om op het vroegst mogelijke moment de quotumregeling inclusief inleenadministratie
te kunnen uitvoeren (oorspronkelijk in 2018 over 2017), betekende dat voor UWV de
focus zou liggen op het tijdig kúnnen uitvoeren van de wet. Deze context is bepalend
geweest voor de keuzes die UWV met steun van SZW heeft gemaakt.
In zijn advies geeft het BIT aan dat het programma IQ ruim binnen het geschatte budget
van 24 miljoen euro nieuwe processen en systemen kan realiseren zodat in 2020 heffingen
kunnen worden geheven voor de overheid, met enige extra inspanning zelfs in 2019.
Het BIT constateert drie bezwaren.
Hieronder ga ik in op deze bezwaren.
1. Bevinding van het BIT: het programma wordt duurder dan nodig en er is te weinig
sturing
Het BIT vindt de begroting van in totaal 24 miljoen euro van UWV en de Belastingdienst
hoog in verhouding tot de totale scope van het programma. Het programma levert een
onevenredig grote hoeveelheid ontwerpdocumentatie op en er wordt niet zichtbaar gestuurd
op kosten, noch door SZW, noch door het UWV, aldus het BIT.
Duurder dan nodig
Met het BIT ben ik van mening dat het programma niet duurder moet zijn dan nodig is.
Het BIT suggereert dat er binnen het programma slechts beperkt software moet worden
gerealiseerd en dat de begroting van 10 miljoen bij UWV daarvoor erg hoog is. Omdat
het programma is opgeschort, is het bezwaar van het BIT over de begroting niet meer
relevant, maar opgemerkt zij wel dat de daadwerkelijke realisatie tot en met september
2018 vijf miljoen euro bedroeg, terwijl initieel zeven miljoen euro was begroot. De
gerealiseerde uitgaven zijn dus lager gebleken dan de initieel begrote kosten, en
niet te hoog in verhouding tot de totale scope en complexiteit van het programma.
De sturing van UWV loopt bij alle projecten (inclusief de kosten) via een lijn van
projectcontrol, een decentraal portfoliobureau, een centraal portfoliobureau en de
Raad van Bestuur. Dit project heeft gekozen voor een gefaseerde aanpak van sturing
op de begrote kosten. Dit betekent dat er extra sturing is geweest op de projectomvang.
Daarnaast heeft UWV in het project fases aangebracht in het traject, die er voor zorgden
dat het vrijgeven van financiering (en eventuele herziening van kosten) telkens met
actuele kennis is gedaan. Op het moment dat middels de KAUT-procedure5 een gedetailleerdere kosteninschatting kon worden gemaakt, is ook mijn Ministerie
begin 2018 daarover geïnformeerd.
In aanvulling op de projectsturing van UWV is er financiële sturing en toezicht op
UWV vanuit SZW. Dit gebeurt op basis van de kaderwet ZBO’s en de wet SUWI middels
de planning en control cyclus rond jaarplan, tertaalrapportages en jaarverslag; daarvan
maakt ICT integraal onderdeel uit.
Voor nieuw beleid en regelgeving maakt UWV als onderdeel van de uitvoeringstoets een
kostenraming van de uitvoering, inclusief ICT kosten. Waar de kostenraming nog niet
in de uitvoeringtoets te maken is, volgt deze overeenkomstig de KAUT-procedure vanuit
UWV op een later moment. Deze kostenramingen worden vanuit SZW op hoofdlijnen getoetst.
Dat is in dit traject gevolgd.
In regulier overleg tussen UWV en SZW wordt met regelmaat over de voortgang van grote
ICT- projecten alsmede kostenbeheersing gesproken. Het project is binnen het afgesproken
budget gebleven. Daarnaast wordt op het Rijks ICT-dashboard informatie geplaatst over
grote projecten waarvan ICT ten minste vijf miljoen euro bedraagt. Deze toont het
verloop van geraamde kosten, van werkelijke uitgaven en van de doorlooptijd.
Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat er meer dan voldoende is gestuurd op
de kosten, maar ik ben het met het BIT eens dat een nauwere samenwerking in een vroeg
stadium van de implementatie van wet- en regelgeving inclusief (kosten van) ICT van
belang is. Ook UWV onderkent dit. De samenwerking is bij de inleenadministratie en
quotumheffing intensiever dan voorheen geweest. Mede op basis van deze leerervaringen
bezien UWV en SZW hoe we in de toekomst bij nieuwe BIT-trajecten passende invulling
geven aan de sturing en het toezicht.
2. Bevinding van het BIT: bewerkelijke inleenadministratie biedt werkgevers geen actueel
inzicht
De inleenadministratie is volgens het BIT te bewerkelijk en biedt werkgevers geen
actueel inzicht in hoeveel arbeidsbeperkten zij aan het werk helpen. Het ontwerp is
niet goed afgestemd op de behoeften van inlenende en uitlenende werkgevers.
De bevinding van het BIT dat de inleenadministratie werkgevers geen actueel inzicht
biedt in hoeveel arbeidsbeperkten zij aan werk helpen, is correct, maar
dit was ook niet het doel van de inleenadministratie. De inleenadministratie was bedoeld
als het enige registratiemiddel voor de wetgever om vast te kunnen stellen welke verloonde
uren van uitgeleende mensen met een arbeidsbeperking voor de quotumheffing toegerekend
moeten worden aan welke inlenende werkgever. Deze gegevens zijn niet via een andere
bron te ontsluiten. Ik ben het volledig eens met het BIT dat het van belang is om
het ontwerp van de inleenconstructie af te stemmen op de behoeften van inlenende en
uitlenende werkgevers. Zij zijn immers degenen die met het systeem zouden zijn gaan
werken. En zij zijn degenen die belang hebben bij een goedlopende inleenconstructie.
Daarom heb ik UWV begin 2018 ook gevraagd om te komen met voorstellen om de gebruiksvriendelijkheid
van het systeem voor werkgevers te verhogen. Om dit proces zo goed mogelijk te laten
verlopen, heeft UWV in een vroeg stadium sessies georganiseerd met werkgevers, zowel
individuele gesprekken als werkgeversbijeenkomsten, en daar de wensen geïnventariseerd.
Dit heeft er toe geleid dat UWV in de looptijd van het project belangrijke en door
werkgevers gewenste vereenvoudigingen heeft kunnen realiseren.
Deze interactieve werkwijze met werkgevers die UWV heeft gehanteerd bij het realiseren
van de inleenconstructie is waardevol gebleken. In een vroeg stadium zijn werkgevers
betrokken bij de ontwikkeling van de inleenadministratie. Waar mogelijk zijn verbeteringen
meteen doorgevoerd, of waren gepland deze in een later stadium door te voeren. Ik
wil daarom bij andere grote automatiseringstrajecten van UWV bevorderen dat gebruikers
en belanghebbenden zoveel mogelijk bij de realisatie en de implementatie van de ICT
worden betrokken.
Zoals ik hiervoor al aangaf, deel ik de mening van het BIT dat de huidige wettelijke
systematiek in de uitvoering bewerkelijk is. In mijn gesprekken met werkgevers en
stakeholders kwam dit ook naar voren. Daarom wil ik een simpelere regeling met minder
administratieve lasten. Ik wil dat het er niet meer toe doet wáár een baan gerealiseerd
wordt, maar dát een baan gerealiseerd wordt. In mijn brief van 20 november 20186 heb ik de contouren van de vereenvoudigde banenafspraak geschetst. In de nieuwe systematiek
is de inleenadministratie niet meer nodig. Dit verlicht de administratieve lasten
bij werkgevers en de uitvoering.
3. Bevinding van het BIT: Onzeker of de inleenadministratie op tijd voldoende beveiligd
is
Het BIT vindt het onvoldoende zeker of de inleenadministratie is beveiligd op het
door de Autoriteit Persoonsgegevens vereiste minimale niveau.
Net als het BIT acht ik het van groot belang dat (bijzondere) persoonsgegevens van
burgers op het juiste niveau zijn beveiligd, zodat alleen met een juiste autorisatie
toegang kan worden verkregen tot die gegevens. Ook UWV neemt deze bescherming serieus.
UWV heeft gekozen voor de implementatie van eHerkenning als meerfactorauthenticatie
voor het werkgeversportaal. De inleenadministratie zou via dit portaal te benaderen
zijn geweest. Daarmee sluit UWV aan bij de ontwikkeling van het overheidsbrede authenticatiestelsel
voor bedrijven en anticipeert UWV op de inwerkingtreding van de Wet Digitale Overheid
die ter behandeling bij uw Kamer voorligt. Eind vorige jaar heeft UWV eHerkenning
niveau 3 in gebruik genomen op het werkgeversportaal. UWV is hiermee de eerste grote
uitvoeringsorganisaties die op dit niveau eHerkenning heeft geïmplementeerd. In de
brief van 26 november 20187 over «Beveiliging werkgeversportaal en datalekken UWV» heeft de Minister van SZW
uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens naar
de beveiliging van het werkgeversportaal en de maatregelen die UWV heeft genomen om
de beveiliging van het werkgeversportaal te verbeteren. Kortheidshalve verwijs ik
u naar deze brief.
Samenvattend zal ik naar aanleiding van de bevindingen van het BIT initiëren hoe UWV
en SZW in de toekomst bij nieuwe BIT-trajecten passende invulling geven aan de sturing
en het toezicht. Een nauwe samenwerking in een vroeg stadium van de implementatie
van wet- en regelgeving inclusief (kosten van) ICT acht ik van groot belang.
Uit het advies blijkt dat BIT oog heeft voor de wensen van gebruikers. Bij andere
grote automatiseringstrajecten van UWV zal ik bevorderen dat gebruikers en belanghebbenden
zoveel mogelijk bij de realisatie en de implementatie van de ICT worden betrokken.
Ik wil dat mensen met een arbeidsbeperking meer kansen krijgen op werk bij reguliere
werkgevers. Systemen dienen dit doel te ondersteunen en zijn geen doel op zich. Ondanks
belangrijke aanpassingen van UWV om de inleenadministratie eenvoudiger te maken, brengt
deze bij in- en uitlenende werkgevers hoge administratieve lasten met zich mee en
is foutgevoelig. Met de vereenvoudiging van de Banenafspraak wordt het systeem simpeler
voor werkgevers en krijgen zij meer mogelijkheden om banen te realiseren voor de doelgroep.
Zodat we het commitment en de energie bij werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking
aan het werk te helpen, kunnen inzetten om de doelstelling van 125.000 extra banen
voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid