Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het bericht dat de Belastingdienst duizenden risicovolle aangiften niet controleert
31 066 Belastingdienst
Nr. 456 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft op 31 januari 2019 een aantal vragen aan mij
voorgelegd over het bericht dat de Belastingdienst duizenden risicovolle aangiften
niet controleert.
Ik bied u hierbij mijn reactie aan op de aan mij voorgelegde vragen.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Antwoorden in het kader van het schriftelijke overleg over het bericht dat de Belastingdienst
duizenden risicovolle aangiften niet controleert.
Ik heb met interesse kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van
de VVD, het CDA, GroenLinks, de SP en de PvdA. Ik beantwoord de vragen zoveel mogelijk
in de volgorde waarin ze gesteld zijn, met dien verstande dat ik gelijkluidende of
in elkaars verlengde liggende vragen tezamen beantwoord.
Vragen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fractie van de VVD vragen om hoeveel aangiften het gaat en of deze
aangiften betrekking hebben op 2016.
Het gaat om 25.000 aangiften over het belastingjaar 2016 die in november 2018 in categorie
2 waren opgenomen.
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de verdeling van de aangiften in categorie
2 is naar de drie categorieën; ondernemers die geld lenen van een eigen vennootschap
(a), aangiften van stichtingen en verenigingen (b) en ondernemers die emigreren naar
het buitenland (c).
Categorie a betrof circa 90 procent van de aangiften. Categorie b betrof circa 9 procent
van de aangiften en categorie c betrof circa 1 procent van de aangiften.
De leden van de fractie van de VVD vragen of er verband is tussen een risicovolle
aangifte, de extra controle die plaatsvindt en een correctie en andere belastingen
die betaald moeten worden. Als dat het geval is, vragen deze leden welke acties ik
heb genomen om dit in de handhaving te betrekken.
Als uit de behandeling van een aangifte vennootschapsbelasting volgt dat er mogelijk
fiscale consequenties zijn voor andere belastingmiddelen, wordt dat onderzocht en
legt de Belastingdienst waar nodig correcties op.
De leden van de fractie van de VVD vragen om een overzicht van de hoeveelheid aangiften
winstbelasting in het midden- en kleinbedrijf (mkb) in 2017 en 2018 zijn ingediend
en zijn gecontroleerd. Verder vragen deze leden hoeveel extra controles er op deze
aangiften hebben plaatsgevonden. De leden van de fractie van de SP vragen hoe het
aantal handmatig gecontroleerde aangiften zich het afgelopen jaar heeft ontwikkeld.
De Belastingdienst beschikt over gegevens over het aantal aangiften per belastingjaar.
Het belastingjaar is het jaar waarover de aangifte wordt gedaan. Over de afgelopen
belastingjaren is het aantal (te) ontvangen aangiften vennootschapsbelasting van mkb-ondernemers
nagenoeg verdubbeld, van circa 350.0001 in 2000 naar circa 735.000 in het belastingjaar 2018.2 In de hierna opgenomen tabel zijn voor de afgelopen belastingjaren de aantallen te
ontvangen aangiften vennootschapsbelasting van mkb-ondernemers weergegeven.
Belastingjaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal te ontvangen aangiften
623.000
644.000
660.000
683.000
707.000
735.000
Het aantal handmatig behandelde aangiften in de afgelopen kalenderjaren is in onderstaande
tabel weergegeven. Het gaat om aangiften die in het betreffende kalenderjaar over
voorgaande belastingjaren zijn behandeld.
Kalenderjaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal handmatig behandelde aangiften
21.700
24.600
25.600
26.400
23.600
21.900
Bij handmatig toezicht op individuele aangiften worden deze in eerste instantie beoordeeld
door het zogenoemde «geoefende oog» en vervolgens inhoudelijk behandeld door een expert.
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe het kan dat voor bijna € 1,5 miljard
correcties zijn opgelegd, terwijl de risicovolle aangiften niet behandeld zijn. Deze
leden vragen om hoeveel correcties het gaat en wat de vijf belangrijkste redenen zijn
waarom er correcties worden opgelegd. De leden van de fractie van de PvdA vragen wat
de ontwikkeling van het aantal gecorrigeerde aangiften als percentage van het aantal
gecontroleerde aangiften in de mkb-praktijk.
In mijn brief van 1 februari jongstleden heb ik toegelicht dat er geen sprake is van
aangiften met een hoog risicoprofiel die niet beoordeeld zijn (Kamerstuk 31 066, nr. 453). In het onderstaande schema is een overzicht opgenomen van het aantal handmatig
behandelde aangiften Vpb, het aantal correcties, de gemiddelde correctie per behandelde
aangifte en het percentage correcties als deel van het aantal behandelde aangiften.
Ter volledigheid merk ik op dat het correctiebedrag van € 1,5 miljard de omvang betreft
van de correctie van de Vpb-grondslag (vóór verliesverrekening en belastingverminderingen)
en niet de opbrengst voor de schatkist.
Kalenderjaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal handmatig behandelde aangiften
21.700
24.600
25.600
26.400
23.600
21.900
Aantal correcties
4300
5100
5800
6100
5400
5900
Gemiddelde correctie per behandelde aangifte (in €)
40.000
56.000
74.000
62.000
63.000
77.000
Correctiepercentage (%)
20
21
23
23
23
27
De selectieregels en de daaruit voortvloeiende correcties kunnen niet openbaar worden
gemaakt, omdat deze inzicht geven in de toezichtstrategie van de Belastingdienst.
Vragen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de fractie van het CDA vragen mij te reflecteren op de situatie dat de
Belastingdienst risicovolle aangiften van met name het mkb afstempelt wegens een gebrek
aan mankracht, gezien het feit dat hier eerder aandacht voor is gevraagd naar aanleiding
van een WOB-verzoek over de businesscase van de extra investering in toezichtscapaciteit
in 2012.De leden van de fractie van het CDA vragen mij verder te reflecteren op de
gevolgen van het niet controleren van aangiften voor zowel de belastingmoraal van
ondernemers als het rechtvaardigheidsgevoel van werknemers van de Belastingdienst
die zien dat risicovolle aangiften niet gecontroleerd worden. Ook de leden van de
fractie van de PvdA vragen of ik van mening ben dat het gebrek aan kans op controle
de belastingmoraal onder belastingplichtigen doet afnemen.
Ik heb in mijn brief van 1 februari jongstleden toegelicht dat binnen de Belastingdienst
voortdurend afwegingen moeten worden gemaakt over de inzet van de beschikbare capaciteit
(Kamerstuk 31 066, nr. 453). Daarbij wordt gebruikgemaakt van risicogericht toezicht. De Belastingdienst houdt
dus wel degelijk toezicht op risicovolle aangiften.
Uit onderzoek blijkt dat de kans op een controle (de «pakkans»), de hoogte van een
belastingtarief of de hoogte van sancties niet de enige of de belangrijkste zogenoemde
«determinanten» van naleving zijn.3 Er zijn meer determinanten die invloed hebben op het naleven van belastingregels.
Als belastingplichtigen bijvoorbeeld het gevoel hebben dat de belastingdruk eerlijk
verdeeld is, zijn ze eerder geneigd om belastingregels na te leven. Ook de mate waarin
mensen de Belastingdienst betrouwbaar, objectief en respectvol vinden, heeft invloed
op de naleving. Daarnaast zijn sociale en persoonlijke normen van invloed. Dit is
ook één van de redenen dat de uitvoerings- en toezichtstrategie op een mix van instrumenten
ziet. Behalve toezicht en de aanpak van fraude, zijn juist ook activiteiten gericht
op het voorkomen van fouten en dienstverlening heel belangrijk, omdat die het doen
van aangifte door belastingplichtigen vereenvoudigen en daarmee de naleving verhogen.
Op het moment dat hier meer en meer fouten mee worden voorkomen, werkt dit naar ik
hoop ook geruststellend voor de medewerkers van de Belastingdienst.
Om de belastingmoraal te toetsen volgt de Belastingdienst met de «Fiscale monitor»
de grondhouding ten opzichte van belastingbetaling.4 Over de gepercipieerde pakkans wordt in het Jaarplan van de Belastingdienst gerapporteerd.
Deze laat al een aantal jaren een bestendige lijn zien.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoeveel risicovolle aangiften de afgelopen
vijf jaar ongecontroleerd zijn afgedaan. Deze leden vragen of ik onderscheid kan maken
tussen aangiften van particulieren, het mkb en grote ondernemingen. Verder vragen
deze leden of ik kan aangeven hoeveel «harde uitworpen» en hoeveel «overige uitworpen»
het betreft. De leden van de fractie van de SP vragen ook naar het aantal risicovolle
aangiften dat ongecontroleerd is afgedaan. Verder vragen deze leden om welk percentage
van het aantal uitgeworpen risicovolle aangiften het gaat. De leden van de fractie
van de SP vragen of bij de segmenten Grote Ondernemingen en Particulieren ook met
categorieën op basis van risicoprofielen wordt gewerkt. Verder vragen deze leden of,
indien dit het geval is, hoeveel risicovolle aangiften er jaarlijks zijn en hoeveel
hiervan handmatig worden gecontroleerd. De leden van de fractie van de SP vragen verder
hoeveel van de 17 procent risicovolle aangiften jaarlijks in categorie 1 terecht zijn
gekomen, hoeveel in categorie 2 en hoeveel in categorie 3. Deze leden vragen verder
of ik per categorie kan aangeven welk percentage aangiften handmatig is nagelopen.
Voorts vragen deze leden hoeveel aangiften per jaar zijn verhuisd van categorie 1
naar categorie 2 of 3 en of ik deze aantal zowel absoluut als relatief kan aangeven.
De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel van de 17 procent risicovolle aangiften
uiteindelijk handmatig zijn gecontroleerd en of ik dat aantal zowel absoluut als relatief
kan aangeven.
Voor de directie MKB ziet het beeld met betrekking tot het aantal (te) ontvangen aangiften
vennootschapsbelasting per belastingjaar (het jaar waarover aangifte wordt gedaan),
de uitworp en de handmatig behandelde aangiften er als volgt uit.
Aantal Vpb-aangiften door mkb-ondernemers
Belastingjaar
2014
2015
2016
2017
(Te) ontvangen aangiften
644.000
660.000
683.000
707.000
Uitworp
122.000
125.000
120.000
94.000 tussenstand
Aangiften in categorie 1
84.000
80.000
56.000
Handmatig behandelde aangiften
25.000
Het aantal «uitworp» betreft de aangiften die over het betreffende belastingjaar na
geautomatiseerde selectie zijn uitgeworpen vanwege risicosignalen. Waar hierna gesproken
wordt over belastingjaar gaat het over het jaar waarover de aangifte vennootschapsbelasting
door de mkb-ondernemer wordt gedaan. In een kalenderjaar wordt gewerkt aan meerdere
belastingjaren.
De uitworp over belastingjaar 2017 is niet (volledig) bekend omdat nog niet alle aangiften
ontvangen zijn. De afdoening van aangiften Vpb voor mkb-ondernemers over de belastingjaren
2015, 2016 en 2017 is nog niet afgerond, bijvoorbeeld omdat de behandeling van de
aangifte door grote complexiteit enige tijd vergt of omdat aanslagen over oudere jaren
nog niet zijn opgelegd. De aangiften voor het belastingjaar 2018 moeten nog binnenkomen.
Daarom zijn nog geen cijfers beschikbaar hoeveel van deze aangiften uiteindelijk,
na beoordeling door het geoefend oog, vervolgens door een expert zijn behandeld.
Van de ontvangen Vpb-aangiften van mkb-ondernemers over het belastingjaar 2016 is
circa 17 procent (circa 120.000 aangiften), uitgeworpen met (relevante) risico's.
Ondanks de gesignaleerde risico’s hoeven deze aangiften niet onjuist te zijn. Vervolgens
worden de aangiften automatisch verdeeld op basis van risicoprofielen. De verdeling
vindt plaats naar verschillende categorieën. Er zijn drie categorieën. De eerste categorie
betreft aangiften met het hoogste risicoprofiel. Deze krijgen de hoogste prioriteit.
Deze aangiften worden allemaal (inhoudelijk) beoordeeld door ervaren vaktechnische
medewerkers. De beoordeling van aangiften met een hoog risicoprofiel (categorie 1)
gebeurt door ervaren vaktechnische experts (ook wel het geoefend oog genoemd), mede
op basis van klantspecifieke informatie die niet in het selectiesysteem is ingebouwd.
Het geoefend oog beoordeelt of een aangifte uiteindelijk wel of niet in behandeling
wordt genomen door een vaktechnisch expert. Het ging voor 2016 om circa 56.000 aangiften
die in categorie 1 zijn opgenomen, dat is ruim 8% van het aantal ingediende aangiften.5 Aangiften uit categorie 1 worden niet overgeheveld naar categorie 2 of 3. Aangiften
die in categorie 2 terechtkomen, worden na nader onderzoek toebedeeld aan categorie
1 of 3.
Inkomensheffing
Het toezicht op de inkomensheffing niet-winst (de doelgroep Particulieren) kent op
onderdelen een iets ander karakter dan het toezicht op ondernemers zoals dat in het
MKB en Grote Ondernemingen is vormgegeven. Dat komt door het massaal aanleveren van
informatie die het voorinvullen van de aangifte mogelijk maakt. De Vooringevulde Aangifte
Inkomensheffing (VIA) biedt ruime mogelijkheden om het doen van aangifte te vergemakkelijken
en het maken van fouten aan de voorkant te voorkomen. Waar de VIA voor de aangifte
inkomensheffing in 2015 nog ruim 7,7 miljoen keer werd gedownload, liep het aantal
downloads voor de aangifte inkomensheffing 2017 op naar 8,5 miljoen. De informatiestroom
uit de VIA is de afgelopen jaren steeds verbeterd, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Het percentage vooringevulde loongegevens is gestegen van 97,2% ten behoeve van de
aangifte inkomensheffing 2016 naar 97,8% ten behoeve van de aangifte inkomensheffing
2017. Hoe beter (kwalitatief en kwantitatief) de invulling van de VIA, hoe kleiner
de kans op de potentiële correcties door de Belastingdienst. De kwaliteit van de ingediende
aangiften wordt dan ook steeds beter en de kans op potentiële fouten die correctie
noodzakelijk maken neemt navenant af. Deze kwaliteitsslag vertaalt zich in een dalend
aantal massaal automatisch opgelegde correcties en een daling van het nalevingstekort
van Particulieren. Zo blijkt uit de steekproef Particulieren van het belastingjaar
2016 dat het nalevingstekort is gedaald naar 0,7%, ten opzichte van 0,9% in het belastingjaar
2015. Door een effectieve beïnvloeding van het aangiftegedrag aan de voorkant daalt
het correctiepotentieel.
Alle ontvangen aangiften inkomensheffing worden door het systeem gecontroleerd en
krijgen een bepaalde risico-classificatie. De uitvoerings- en toezichtstrategie van
de Belastingdienst is primair gericht op het voorkomen van fouten. Afhankelijk van
de effectiviteit van andere handhavingsinstrumenten, de uitkomsten van de risicoclassificatie
en op basis van de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit wordt bepaald
welke aangiften vervolgens handmatig worden gecontroleerd. De hieronder opgenomen
tabel geeft het aantal ontvangen aangiften Inkomensheffing per kalenderjaar van 2015
tot en met 2018 weer. Het aantal «traditioneel IH» geeft de aantallen aangiften weer,
die handmatig door vaktechnische medewerkers worden behandeld. Het aantal «Massaal
automatische correctie» geeft de aangiften weer die automatisch door het systeem worden
gecorrigeerd. Ten slotte wordt het totaal aantal behandelde aangiften Inkomensheffing
weergegeven voor de kalenderjaren 2015 tot en met 2018.
Aangiften inkomensheffing (IH)
Kalenderjaar 2015
Kalenderjaar 2016
Kalenderjaar 2017
Kalenderjaar 2018
Ontvangen aangiften IH (x 1000)
11.503
11.705
11.796
12.079
Traditioneel IH
677.600
567.400
430.300
413.700
Massaal automatische correctie
334.000
271.900
327.500
142.800
Totaal behandeld IH
1.011.600
839.400
757.800
556.600
* De cijfers in bovenstaande tabel gaan over het kalenderjaar. Een kalenderjaar kan
meerdere belastingjaren betrekken.
Grote ondernemingen
De uitworp van de aangiften vindt ook bij de directie grote ondernemingen plaats op
basis van de generieke risicoselectie, waarna een doorselectie door vaktechnische
experts plaatsvindt (geoefend oog). De doorselectie vindt mede plaats op basis van
klantspecifieke informatie die niet in het selectiesysteem is ingebouwd. De vaktechnische
expert komt in het overgrote deel van de gevallen tot het oordeel dat geen sprake
is van een (relevant) risico. Deze aangiften worden op dat moment versneld of geautomatiseerd
afgedaan. Ongeveer 8000 tot 10.000 aangiften van grote ondernemingen worden jaarlijks
intensief behandeld en handmatig behandeld. Voor grote ondernemingen ziet het beeld
met betrekking tot het aantal ontvangen aangiften per belastingjaar, de uitworp en
de handmatig behandelde aangiften er als volgt uit.
Aangiften Vpb grote ondernemingen
Belastingjaar
2014
2015
2016
2017
2018
Ontvangen aangiften
54.400
56.700
58.900
34.6001
Verzonden uitnodigingen tot het doen van aangifte (2018)
63.900
Uitworp
37.500
39.600
40.600
21.600
niet bekend
Traditioneel geregelde aangiften2
8.600
10.300
10.500
10.400
8.000
X Noot
1
Betreft het aantal ontvangen aangiften 2017 per februari 2019; tot en met 1 mei 2019
worden naar verwachting nog aangiften 2017 ontvangen.
X Noot
2
Betreft aantal traditioneel geregelde aangiften per kalenderjaar en kan zien op aangiften
uit verschillende belastingjaren.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de afhandeling van aangiften verloopt
die niet handmatig worden gecontroleerd. Deze leden vragen of deze ondernemers een
voorlopige aanslag of een definitieve aanslag krijgen of dat de aangifte wordt aangehouden
in afwachting van de controle in een later jaar.
De Belastingdienst streeft ernaar om iedere belastingplichtige zo snel mogelijk zekerheid
te geven over de fiscale positie. Iedere aangifte wordt bij binnenkomst geautomatiseerd
beoordeeld op aanwezige risico’s. Als de Vpb-aangiften van mkb-ondernemers niet worden
uitgeworpen of na uitworp uitsluitend worden toebedeeld aan categorie 3 wordt de aanslag
definitief vastgesteld conform de aangifte.
De leden van de fractie van het CDA vragen welke belastingmiddelen als het meest risicovol
worden beoordeeld. Daarnaast vragen deze leden bij welke belastingmiddelen meer toezichtscapaciteit
gewenst is.
Er kan niet zonder meer een belastingmiddel worden aangewezen dat het meest «risicovol»
is. Bij de beoordeling van risico’s gaat het ook om een combinatie van (onder andere)
kenmerken van het subject (de belastingplichtige), de hoogte van de belasting, de
complexiteit van de wet- en regelgeving en het (on)gemak van (niet)naleving. Kortom,
niet alleen het middel zegt iets over het risico. In zijn algemeenheid streeft de
Belastingdienst overigens naar een subjectgerichte aanpak, waarbij integraal naar
het subject wordt gekeken, over middelen heen.
Aan de onderwerpen waarbij in de aangifte relatief vaak fouten worden gemaakt, besteedt
de Belastingdienst extra aandacht op de website van de Belastingdienst en in de aangifteformulieren.
Dit past binnen de uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst; namelijk
van de aanpak van het achteraf corrigeren van individuele aangiften, naar een aanpak
waarin het maken van fouten in aangiftes en aanvragen zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de reorganisatie bij de
Belastingdienst een rol heeft gespeeld bij de risicoselectie door de Belastingdienst.
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de ontwikkeling van het aantal handmatig beoordeelde
aangiften te maken heeft met de reorganisatie van de Belastingdienst.
Het is praktisch onmogelijk om alle aangiften individueel handmatig te bekijken. Daarom
zet de Belastingdienst de beschikbare capaciteit door middel van risicogericht toezicht
zo effectief mogelijk in. De strategie van de Belastingdienst is erop gericht om het
naleven van fiscale verplichtingen zo eenvoudig mogelijk te maken en fouten zoveel
mogelijk te voorkomen. Het is daarom niet gezegd dat een hogere beschikbare capaciteit
direct leidt tot een groter aantal handmatige beoordelingen van aangiften. Tegelijkertijd
ondervindt de Belastingdienst wel degelijk hinder van de vertrekregeling en heeft
een grote wervingsopgave. Met meer capaciteit kan de Belastingdienst meer toezichtsactiviteiten
uitvoeren.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen welke beleidsmatige wijzigingen hebben
plaatsgevonden in de afgelopen jaren rondom de risicoselectie. Het systeem van geautomatiseerde
risicoselectie, indeling in risicoprofielen, beoordeling en behandeling door experts
is de afgelopen tien jaren neergezet en doorontwikkeld. De hierbij gehanteerde selectieregels
en risicocategorieën worden jaarlijks omwille van eenheid van beleid en uitvoering
centraal door vaktechnische experts vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met
ervaringen over voorgaande jaren, nieuwe ontwikkelingen in regelgeving en de beschikbare
capaciteit.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen welk percentage van de aangiften uit
categorie 2 in categorie 1 terechtkomt. Deze leden vragen verder hoe dit percentage
zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.
In mijn brief van 1 februari jongstleden heb ik toegelicht dat de risico’s van de
aangiften van mkb-ondernemingen in categorie 2 een nadere beoordeling vragen en op
basis van deze beoordeling worden de aangiften toebedeeld aan categorie 1 of 3. Dit
is een dynamisch proces dat gedurende het jaar voortdurend plaatsvindt. Vanwege de
dynamiek van het proces beschikt de Belastingdienst niet over de gevraagde percentages.
Wel kan een momentopname worden gemaakt, zoals voor de aangiften Vpb over 2016 is
gebeurd in november 2018. Het ging toen om 25.000 aangiften over het belastingjaar
2016 die in november 2018 nog in categorie 2 waren opgenomen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen met hoeveel zekerheid kan worden gesteld
dat aangiften die van bakje 2 naar bakje 3 zijn gegaan niet zouden hebben geleid tot
extra inkomsten voor de Belastingdienst als ze wel handmatig waren gecontroleerd.
Ook de leden van de fractie van de PvdA vragen wat het geschatte bedrag aan misgelopen
belastinginkomsten is door minder stringente controle.
Van de ontvangen Vpb-aangiften van mkb-ondernemers werd in 2016 circa 17 procent (120.000
aangiften) uitgeworpen met (relevante) risico's. Ik wil graag benadrukken dat ondanks
de gesignaleerde risico’s, de aangiften niet onjuist hoeven te zijn en alsnog conform
aangifte kunnen worden afgedaan. Dat gebeurt op basis van de feiten en omstandigheden
van het concrete geval. Het controleren van alle aangiften Vpb door mkb-ondernemers
had tot hogere inkomsten kunnen leiden maar dat kan ik uw Kamer niet garanderen. Om
alle aangiften individueel te kunnen bekijken zouden er echter veel meer mensen op
de aangiftebehandeling moeten worden ingezet. Dat is praktisch ondoenlijk en vind
ik niet verstandig.
De operationele keuze om aangiften wel of niet in behandeling te nemen is weloverwogen.
Het gaat hier om aangiften met risico’s die bij volgende aangiften nog beoordeeld
en indien nodig gecorrigeerd kunnen worden. Rekeningcourantverhoudingen doen zich
doorgaans meerdere jaren op rij voor. Na vaststelling van de aanslag conform aangifte
is het toezicht niet voorbij. Mocht zich later een zogenoemd nieuw feit voordoen waardoor
alsnog een correctie moet plaatsvinden, dan kan dat. De navorderingstermijn is immers
vijf jaar. Gezien het soort risico’s is moeilijk in te schatten of en zo ja, hoe groot
het financieel belang is. In de begroting is een prestatie-indicator opgenomen van
de correctieopbrengst bij de aangiftebehandeling vennootschapsbelasting (Vpb) door
de directie MKB. De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst de streefwaarde steeds
gehaald. Overigens worden de prestatie-indicatoren, zoals ook in het Jaarplan 2019
Belastingdienst (hierna: Jaarplan)6 is aangegeven, doorontwikkeld zodat deze beter aansluiten bij de uitvoerings- en
toezichtstrategie van de Belastingdienst. Ook de indicator met een normbedrag aan
correctieopbrengsten wordt tegen het licht gehouden. De doorontwikkeling is een meerjarig
traject tot aan de Rijksbegroting 2021. Ik ga graag met uw Kamer in gesprek over de
over de doorontwikkeling van de prestatie-indicatoren bij de bespreking van het Jaarplan
2020.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de risicoselectie bij de Belastingdienst
zich verhoudt tot de risicoselectie door andere EU-lidstaten.
Het risicogerichte toezicht van de Belastingdienst maakt onderdeel uit van de meer
omvattende uitvoerings- en toezichtstrategie. Belastingdiensten van andere lidstaten
hanteren eenzelfde strategie en onderdeel daarvan is risicoselectie.7 Binnen het risicogerichte toezicht maken alle belastingdiensten vanzelfsprekend eigen
keuzes op basis van de belangrijkste risico’s in de betreffende lidstaat, capaciteit,
et cetera.
Vragen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP vragen hoe het aantal boekenonderzoeken zich de
laatste tien jaar heeft ontwikkeld. De leden van de fractie van de SP vragen hoe de
inspectiecapaciteit is verdeeld over de verschillende typen aangiften. Deze leden
vragen voorts hoe het aantal fte dat de aangiften handmatig controleert zich de afgelopen
tien jaar heeft ontwikkeld. De leden van de fractie van de PvdA vragen met hoeveel
fte de handmatige controlepraktijk is afgenomen in de afgelopen vier jaren.
In de jaren 2013 tot en met 2018 heeft de Belastingdienst/MKB de volgende hoeveelheid
boekenonderzoeken verricht.
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal boeken-onderzoeken
38.900
37.300
25.300
27.000
23.300
19.900
In de begroting is een prestatie-indicator opgenomen van de correctieopbrengst bij
de boekenonderzoeken door de directie MKB. De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst
de streefwaarde steeds gehaald.
De directie MKB heeft een berekening gemaakt van het aantal fte’s dat zich bezighoudt
met boekenonderzoeken op basis van de gerealiseerde uren in het tijdsysteem in 2015,
2016, 2017 en 2018. Het betreft een voorlopig inzicht dat nog nadere analyse en uitwerking
behoeft.
2015
2016
2017
2018
Aantal fte
1654
1603
1460
1359
De onderstaande tabel geeft op basis van de gerealiseerde uren in het tijdregistratie-systeem
een inschatting van het aantal fte dat in de aangegeven kalenderjaren bezig is met
de aanslagregeling en navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting.
Realisatie 2015
Realisatie 2016
Realisatie 2017
Realisatie 2018
Aantal fte
194
212
209
202
De leden van de fractie van de SP vragen wanneer het besluit is genomen om de uitgeworpen
aangiften door mkb’ers af te doen. Deze leden vragen verder waarom in de verslaglegging
van de werkzaamheden van de Belastingdienst niet expliciet is opgenomen hoeveel risicovolle
aangiften worden uitgeworpen. Deze leden vragen ten slotte of ik ben geïnformeerd
over dit besluit en waarom de Kamer niet is geïnformeerd.
Ik informeer uw Kamer periodiek via het Jaarplan en de begroting over de uitvoerings-
en toezichtstrategie en rapporteer over de daarbij behorende prestatie-indicatoren.
De Belastingdienst moet deze strategie uitwerken in operationele keuzes. Dat is in
het onderhavige geval op de gebruikelijke manier gebeurd. De operationele keuzes zijn
in lijn met de strategie zoals uiteengezet in het Jaarplan en hebben eraan bijgedragen
dat de prestatie-indicatoren gehaald zijn. De selectieregels voor de uitworp worden
zorgvuldig vastgesteld door ervaren vaktechnische experts. De selectieregels worden
ieder jaar scherper doordat de Belastingdienst bij het vaststellen van deze selectieregels
leert van voorgaande jaren. De keuzes met betrekking tot de risicoprofielen worden
door de directeuren van de uitvoeringsdirecties gemaakt.
De Belastingdienst streeft ernaar om de aangiften met de hoogste risico’s te detecteren.
Een van de middelen daarvoor is de inzet van data-analyse. Het aantal uitgeworpen
aangiften kan daardoor van jaar op jaar verschillen en is geen goede indicator van
de juistheid van de aangiften of van de toezichtinspanningen van de Belastingdienst.
De bespreking van het Jaarplan is het geëigende moment om met uw Kamer van gedachten
te wisselen over de strategische keuzes van de Belastingdienst. Dat doe ik graag.
De leden van de fractie van de SP vragen of ik bereid ben jaarlijks een overzicht
te verstrekken van de kengetallen toezicht met de aantallen aangiften en boekenonderzoeken.
Zoals ik in mijn brief van 14 juni 2018 heb aangegeven en zoals later met uw Kamer
besproken, werk ik aan een nieuwe wijze van rapporteren over de Belastingdienst.8 Zo start de jaarplancyclus met het opstellen van de Rijksbegroting hoofdstuk IX,
gevolgd door het maken van het jaarplan. Deze documenten geven inzicht in de doelstellingen
van de Belastingdienst in het komend jaar en zijn voorzien van prestatie-indicatoren
om de resultaten van die doelstellingen in kaart te brengen. Met de voortgangsrapportages
en de afsluitende jaarrapportage wordt er drie keer over het Jaarplan gerapporteerd.
De voortgangsrapportages laten de voortgang zien ten aanzien van de doelen in het
Jaarplan. Ook laat de voortgangsrapportage zien hoe de Belastingdienst presteert op
de prestatieafspraken die in de begroting van Financiën IX zijn opgenomen. Ik hecht
aan deze gestructureerde wijze van rapporteren zodat de informatievoorziening aan
uw Kamer meer samenhangend en informatief is. De cijfers en statistieken die in de
verschillende rapportages zijn opgenomen, hangen samen met de prestatie-indicatoren.
Dat zijn wat mij betreft de meest relevante gegevens en de gegevens waar ik structureel
over zal rapporteren.
Overigens wil ik benadrukken dat handmatig toezicht op individuele aangiften niet
het enige instrument is om tot een zo hoog mogelijke naleving te komen en daarmee
de belastingopbrengsten zeker te stellen. Andere instrumenten, zoals dienstverlening
(bijvoorbeeld een telefoontje), beleid gericht op fiscaal dienstverleners of een automatische
correctie, kunnen effectiever zijn om tot een zo hoog mogelijke naleving te komen.9
De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel aangiften op andere terreinen na
geautomatiseerde risicobeoordeling worden uitgeworpen, om welke percentages dit gaat
en hoe deze risico’s verder worden gecategoriseerd. Deze leden vragen hoeveel van
deze uitgeworpen risico’s worden gecontroleerd en hoeveel er alsnog worden weggestreept.
Het risicogerichte toezicht is een onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie
van de Belastingdienst strategie. Tussen de verschillende dienstonderdelen en belastingmiddelen
kan de precieze vormgeving verschillen. Het is in de beperkte beschikbare tijd voor
de beantwoording van deze vragen niet gelukt om een Belastingdienstbrede analyse van
de aantallen te maken. In het antwoord op de feitelijke vragen over de beleidsdoorlichting
van artikel 1 Belastingdienst is een breder overzicht opgenomen van de toezichtactiviteiten
van de Belastingdienst.10
De leden van de SP vragen of de prestatie-indicator «Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling
Vpb MKB» is gebaseerd op de te verwachten risico’s of op de capaciteit die er is voor
controle.
Deze prestatie-indicator is op beide gebaseerd. Er is een nalevingstekort en dus zijn
er risico’s. Daarnaast is de hoogte van de streefwaarde ook afhankelijk van de capaciteit,
zoals ook in begrotingshoofdstuk IX bij de toelichting op de prestatie-indicator is
vermeld. Overigens worden de prestatie-indicatoren, zoals ook in het Jaarplan 2019
Belastingdienst (hierna: Jaarplan)11 is aangegeven, doorontwikkeld zodat deze beter aansluiten bij de uitvoerings- en
toezichtstrategie van de Belastingdienst. Ook de indicator met een normbedrag aan
correctieopbrengsten wordt tegen het licht gehouden. De doorontwikkeling is overigens
een meerjarig traject tot aan de Rijksbegroting 2021.
De leden van de fractie van de SP vragen of het besluit om 90% van de uitgeworpen
risicovolle aangiften ongecontroleerd af te doen genomen had kunnen worden als de
naheffingsdoelstelling nog niet gehaald was.
Zoals ik in mijn brief van 1 februari jongstleden heb toegelicht, is er geen sprake
van risicovolle aangiften die ongecontroleerd afgedaan worden (Kamerstuk 31 066, nr. 453). Daarnaast kent de Belastingdienst geen navorderingsdoelstelling. In de begroting
is een prestatie-indicator opgenomen van de correctieopbrengst bij de aangiftebehandeling
vennootschapsbelasting (Vpb) door de directie Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De afgelopen
jaren heeft de Belastingdienst de streefwaarde steeds gehaald. Met het risicogerichte
toezicht zet de Belastingdienst de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk in.
De inzet van capaciteit is een operationele afweging die voortdurend door de Belastingdienst
wordt gemaakt.
De leden van de fractie van de SP vragen verder of er meer aangiften handmatig zouden
worden gecontroleerd als de Belastingdienst meer capaciteit zou hebben.
Het is vanzelfsprekend zo dat de Belastingdienst met meer capaciteit meer aangiften
handmatig zou kunnen behandelen. Op dit moment levert de Belastingdienst een grote
wervingsinspanning om het grote aantal vacatures te vullen. Daarmee komt voor de Belastingdienst
meer capaciteit beschikbaar.
Om de naleving te bevorderen en te borgen, en daarmee ook de belastingopbrengsten
zeker te stellen, zet de Belastingdienst een mix van instrumenten in. Dit betekent
dat steeds wordt bepaald wat het meest effectieve preventieve of repressieve instrument
is dat ingezet wordt evenals dat wordt bepaald op welke activiteiten medewerkers het
beste kunnen worden ingezet. De inzet op het voorkomen van fouten in aangiften door
belastingplichtigen heeft hierbij het meeste effect.
De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel fte worden aangenomen die aangiften
handmatig gaan controleren.
Tussen september 2018 en januari 2019 zijn bij de directie MKB circa 428 fte ingestroomd.
Instromende medewerkers worden op dit moment opgeleid en ingewerkt. Daarbij beziet
de Belastingdienst/directie MKB nog op welke processen deze medewerkers worden ingezet.
Met het risicogerichte toezicht zet de Belastingdienst de beschikbare capaciteit zo
effectief mogelijk in. De inzet van capaciteit is een afweging die voortdurend door
de Belastingdienst wordt gemaakt. In het algemeen geldt uiteraard dat de Belastingdienst
met meer capaciteit meer aangiften kan behandelen.
Vragen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik ook van mening ben dat er altijd
steekproefsgewijs controles gedaan moeten worden, ook wanneer het geen hoog-risico
aangifte betreft.
Daar ben ik het mee eens. Door statistische steekproeven krijgt de Belastingdienst
namelijk inzicht in het niveau en de oorzaken van niet-naleving dat nodig is om de
mix van instrumenten te bepalen die het grootste effect op de naleving zal hebben.
Het aselecte karakter van steekproeven zorgt er ook voor dat er een zekere onvoorspelbaarheid
zit in ons toezicht: elke belastingplichtige kan in beginsel controle verwachten.
Dit laat echter onverlet dat, en dit heeft ook de Algemene Rekenkamer onderkend,12 de risicogerichte controles, in termen van correctiebedragen per uur, doeltreffender
zijn dan een controlebenadering zonder risicoselectie zoals een aselecte steekproef.
In zijn toezichtstrategie maakt de Belastingdienst dan ook gebruik van een mix van
beide instrumenten waaronder een aselecte steekproef. Daar behoren ook aselecte boekenonderzoeken
in het mkb toe. Daarvan worden er in 2019 naar verwachting 2250 gedaan.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of een hoge rekening-courant standaard
aangemerkt wordt als hoog risico. Deze leden vragen verder of bij aangiften van zzp’ers
beoordeeld wordt of sprake is van een schijnconstructie en of anderszins geen sprake
is van ondernemerschap. Voorts vragen deze leden er nog ruimte is om te controleren
of kosten dubbel in aftrek worden genomen, bijvoorbeeld een auto bij twee ondernemingen
van de zelfde persoon.
De selectieregels, de aandachtspunten bij de handmatige beoordelingen en de daaruit
voortvloeiende correcties kunnen niet openbaar worden gemaakt, omdat deze inzicht
geven in de wijze waarop de Belastingdienst bepaalt welke aangiften worden gecontroleerd.
Bij de aangiftebehandeling houdt de Belastingdienst toezicht op de juiste toepassing
van alle fiscale wet- en regelgeving, waaronder rekening-courantposities en kostenaftrek.
In het licht van de kwalificatie van de arbeidsrelatie houdt de Belastingdienst toezicht
op de juiste toepassing van de loonheffingen. Gedurende het handhavingsmoratorium
van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (DBA) dat geldt tot 1 januari 2020
kan de Belastingdienst alleen handhaven bij kwaadwillenden. Kwaadwillenden zijn opdrachtgevers
die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of
voortbestaan.
De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom er minder aangiftes van ondernemingen
worden gecontroleerd terwijl zij van mening zijn dat het aantal foute mkb-aangiftes
relatief hoog is.
Zoals ik ook in mijn brief van 1 februari jongstleden heb aangegeven,13 wil ik het beeld wegnemen dat een significant deel van de mkb-ondernemers hun aangifteverplichtingen
niet zou nakomen.
Bij het merendeel van de aangiften Vpb door mkb-ondernemers, in 2016 ruim 83 procent,
worden namelijk geen relevante risico’s gedetecteerd. Dat gezegd hebbende, zet de
Belastingdienst een mix van instrumenten in om de naleving te bevorderen en te borgen.
De praktijk leert dat een mix van middelen het beste bijdraagt aan naleving, in die
mix zitten zowel preventieve als meer repressieve middelen. Voorgaande betekent dat
steeds operationeel wordt bepaald wat het meest effectieve (preventieve of repressieve)
instrument is dat ingezet wordt evenals dat wordt bepaald op welke activiteiten medewerkers
het beste kunnen worden ingezet. Dit jaar worden bijvoorbeeld medewerkers ingezet
voor een campagne voor startende ondernemers en voor het geven van voorlichting aan
fiscaal dienstverleners op intermediairdagen en in expertsessies. In het geval tot
handmatige beoordeling wordt overgegaan, wordt vervolgens een afweging gemaakt op
basis van het fiscale belang, de beschikbare capaciteit en de voorraadvorming van
uitgeworpen aangiften. Tot slot speelt ook de wervingsopgave een rol. Met meer capaciteit
kan de Belastingdienst immers meer aangiften behandelen. De geworven medewerkers door
Belastingdienst/MKB zijn echter nog niet allemaal ingestroomd en ingewerkt. Bovendien
moet, op basis van de uitvoerings- en toezichtstrategie, worden bezien op welke processen
de inzet van medewerkers het meest effectief is.
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe ik de signalen uit de praktijk beoordeel
dat de Belastingdienst onbereikbaar zou zijn voor ondernemers waardoor de kans op
fouten toeneemt.
De uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst is er onder meer op gericht
om een omgeving te creëren waarin het maken van fouten zoveel mogelijk wordt voorkomen
en waarin het burgers en bedrijven gemakkelijk wordt gemaakt goede aangiften en aanvragen
te doen. Dit doet de Belastingdienst voor ondernemers op verschillende manieren. Om
de kwaliteit van de aangiften te verhogen, werkt de Belastingdienst samen met softwareontwikkelaars,
fiscaal dienstverleners en andere overheidsorganisaties. Zo wordt er bijvoorbeeld
voorlichting gegeven aan fiscaal dienstverleners (intermediairdagen, expertsessies
en een-op-eengesprekken door accountmanagers). Daarnaast voert de Belastingdienst
campagnes uit voor specifieke doelgroepen. Dit jaar bijvoorbeeld voert de Belastingdienst
campagne voor startende ondernemers omdat is geconstateerd dat bij startende ondernemers
vaak dezelfde fouten voor komen. Voor inhoudelijke vragen over de inkomstenbelasting
en omzetbelasting of inning en betalingen kunnen ondernemers en hun intermediairs
bovendien terecht bij de BelastingTelefoon. Jaarlijks wordt bijna drie miljoen keer
met de BelastingTelefoon gebeld.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik bereid ben te investeren in de Belastingdienst.
Zoals toegelicht in het mondelinge vragenuur ben ik er niet op voorhand op tegen om
meer geld te investeren in de Belastingdienst. Ik heb echter ook aangegeven dat budget
op dit moment niet het grootste knelpunt in de uitvoering is. De Belastingdienst had
4200 vacatures, waarvan er nu nog 3400 openstaan. Op dit moment levert de Belastingdienst
een grote wervingsinspanning om het grote aantal vacatures te vullen. Daarmee komt
voor de Belastingdienst meer capaciteit beschikbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën