Brief regering : Reisuitgaven van leden van de Europese Commissie
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1415 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2019
In het schriftelijk overleg Raad Algemene Zaken d.d. 8 januari 2019 werd gevraagd
naar de reiskosten van de Voorzitter van de Europese Commissie en de leden van de
Europese Commissie in 2018. In de brief van 31 januari jl. vraagt u om een antwoord
op deze vraag voor het debat over de Staat van de Unie, dat op 7 februari zal plaatsvinden.
In reactie op dit verzoek vanuit de vaste commissie voor Europese Zaken, vindt u een
overzicht1 met verwijzingen naar de websites waarop elke Commissaris inzicht geeft in de door
hem of haar gemaakte reisuitgaven.
Op basis van dit overzicht heeft Commissievoorzitter Juncker bij 21 van zijn 43 officiële
bezoeken in 2018 gebruik gemaakt van een ingehuurd vliegtuig. De Commissie geeft hierbij
aan dat tot inhuur van een vliegtuig kan worden overgegaan als er geen commercieel
alternatief voorhanden is dat aan agenda-vereisten voldoet of vanwege veiligheidsbeperkingen.
In het algemeen maakt het kabinet zich ten aanzien van de EU-instellingen en internationale
organisaties sterk voor versobering en modernisering van arbeidsvoorwaarden, die in
lijn is met het publieke karakter van de instelling en de sector waarin de instelling
opereert; dat geldt ook ten aanzien van reisuitgaven. Daarbij zij aangetekend dat
buitenlandse reizen onlosmakelijk verbonden zijn met het goed kunnen uitoefenen van
de functie van voorzitter van de Europese Commissie. Voorop staat voor de regering
dat deze reizen zo efficiënt mogelijk moeten plaatsvinden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken