Brief regering : Appreciatie amendementen Wet arbeidsmarkt in balans en reactie op de motie van de leden Van Brenk en Stoffer over intensiveren van het arbeidsmarktbeleid voor ouderen (Kamerstuk 35074-54)
35 074 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet arbeidsmarkt in balans)
Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2019
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet
financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste
en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet arbeidsmarkt in balans) (Kamerstuk
35 074) heb ik u toegezegd mijn appreciatie van de ingediende amendementen schriftelijk
te doen toe komen. In de bijlage vindt u per ingediend amendement een samenvatting
van mijn appreciatie, zoals ik u die tijdens de plenaire behandeling heb gegeven (Handelingen II
2018/19, nr. 48, Debat over de Wet arbeidsmarkt in balans), aangevuld met een appreciatie
van de amendementen die zijn ingediend na de plenaire behandeling.
Daarnaast kom ik nog terug op de oproep van de heer Stoffer (SGP). Hij heeft in het
debat specifiek aandacht gevraagd voor de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers
en mij opgeroepen te zorgen voor een vangnet voor deze groep werknemers. Tijdens de
behandeling heb ik aangegeven dat het kabinet deze oproep serieus neemt en kort de
tijd ging nemen om met een voorstel te komen.
Graag doe ik de heer Stoffer hierbij de toezegging deze oproep uit te voeren in een
wetsvoorstel ter verlenging van de Wet Inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW),
dat ik voornemens ben voor de zomer bij uw Kamer in te dienen. In het regeerakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is opgenomen de IOW met vier jaar te verlengen en de leeftijdsgrens met ingang van
1-1-2020 mee te laten stijgen met de AOW-leeftijd. Als toezegging aan de heer Stoffer
zal ik in dit wetsvoorstel voorstellen de koppeling met de AOW-leeftijd te schrappen
en de leeftijdsgrens per 1-1-2020 vast te stellen op 60 jaar en 4 maanden. Hiermee
wordt de inkomenszekerheid van oudere werklozen vergroot en het vangnet voor deze
groep uitgebreid. Over de budgettaire consequenties van het wetsvoorstel zal ik uw
Kamer informeren bij de indiening daarvan.
Tevens heb ik u toegezegd schriftelijk te reageren op motie met Kamerstuk 35 074, nr. 54, ingediend door de leden Van Brenk en Stoffer. In deze motie wordt het kabinet uitgenodigd
het arbeidsmarktbeleid voor ouderen te intensiveren, onder andere op het gebied van
scholing, persoonlijke ondersteuning, het verkrijgen van werk en het behouden van
werk en inkomenszekerheid. Het kabinet is van mening dat een dergelijke generieke
oproep tot intensivering ongericht is en geen recht doet aan de concrete maatregelen
die het kabinet al neemt.
Zo lopen er verschillende trajecten in het kader van het actieplan «Perspectief voor
vijftigplussers», waaronder intensieve dienstverlening door het UWV en het ontwikkeladvies
voor vijfenveertigplussers. Daarom ontraadt het kabinet deze motie.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ingediende amendementen Wab
NB. Op alle ingetrokken amendementen wordt geen advies meer gegeven.
Nr
indiener
Advies
Advies regering (samengevat op basis van ongecorrigeerd stenogram handelingen)
Kamerstuk 35 074, nr. 12
SP
Ontraden
Het verlengen van de ketenbepaling naar 3 jaar past in een totaalpakket aan maatregelen
die tot doel hebben het voor werkgevers aantrekkelijker maken vaste contracten aan
te bieden. Er is in het wetsvoorstel evenwicht gevonden in de maatregelen tussen de
belangen van de werkgever en van de werkgever.
Kamerstuk 35 074, nr. 13
SP
Ontraden
Met de oproep- en afzegtermijn van vier dagen is gepoogd een balans te vinden tussen
de belangen van de werkgever en die van de werknemer. De regering is geen voorstander
van het verruimen van die termijn naar veertien dagen, zoals is voorgesteld, omdat
zo'n lange termijn voor een werkgever te veel beperkingen geeft. Het kan heel lastig
zijn om twee weken vooruit te plannen, bijvoorbeeld omdat een bedrijf te maken kan
hebben met heel onregelmatige werktijden of productie.
Kamerstuk 35 074, nr. 24
PvdA
Ontraden
De uitzondering voorziet in een duidelijke behoefte. Het is onwenselijk om de huidige
uitzondering in de toekomst nog langer afhankelijk te houden van cao-onderhandelingen.
De uitzondering is beperkt tot invalkrachten die invallen voor zieke leerkrachten.
Kamerstuk 35 074, nr. 26
50PLUS
Ontraden
Een verhoging van de maximering van de extra vergoeding tot 100% leidt tot hogere
ontslagkosten voor de werkgever, waardoor het vaste contract onaantrekkelijker wordt
gemaakt. Dat gaat in tegen het doel van de maatregel.
Kamerstuk 35 074, nr. 27
50PLUS
Ontraden
De regering vindt payrolling een legitiem instrument om bedrijven te ontzorgen in
hun taken. Het payrollbedrijf kan als werkgever de verschillende werkgeverstaken goed
uitvoeren, bijvoorbeeld met betrekking tot de loondoorbetaling bij ziekte, de re-integratie
en de scholing.
Kamerstuk 35 074, nr. 28
GL SP
Ontraden
In de praktijk zijn er situaties waarin de rechter ontbinding van de arbeidsovereenkomst
gerechtvaardigd vindt, terwijl niet aan een van de (huidige) redelijke gronden voor
ontslag is voldaan. Rechters kunnen in het huidige stelsel van ontslaggronden de arbeidsovereenkomst
dan niet ontbinden, terwijl in redelijkheid van de werkgever niet meer gevraagd kan
worden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Dan kan er in het huidige systeem
onvoldoende maatwerk worden geleverd door de rechter. De cumulatiegrond brengt hier
een oplossing voor.
Kamerstuk 35 074, nr. 33
SP PvdA
Ontraden
Het maximeren van de extra vergoeding is belangrijk om zo veel mogelijk rechtszekerheid
te bieden aan de partijen. Zo weten zij vooraf hoe hoog de vergoeding bij ontslag
maximaal kan zijn. Dat is belangrijk omdat deze extra vergoeding ook invloed kan hebben
op de vergoedingen die bij ontslag met wederzijds goedvinden in vaststellingsovereenkomsten
worden afgesproken. Het zal ook leiden tot hogere vergoedingen, in procedures maar
ook in situaties waarin partijen in onderling overleg tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst
komen. Dat is gezien het doel van meer vaste contracten, niet wenselijk.
Kamerstuk 35 074, nr. 34
SP
Ontraden
Het amendement haalt de balans uit het pakket. De gewenste effecten van de transitievergoedingmaatregelen
– het wegnemen van verschillen, het aantrekkelijker maken van het vaste contract en
de doorstroming op de arbeidsmarkt bevorderen – worden hiermee niet meer bereikt.
Daarnaast gaat dit amendement ook gepaard met meerkosten van jaarlijks 30 miljoen
vanaf 2020, vanwege de compensatieregeling. Het amendement regelt hiervoor geen dekking.
Kamerstuk 35 074, nr. 38
GL SP PvdA
Oordeel Kamer
Uit de behandeling is de regering gebleken dat er weinig draagvlak is voor de verlengde
proeftijd, mede gegeven de risico’s op misbruik.
Kamerstuk 35 074, nr. 39
50PLUS
Ontraden
De regering is van mening dat het aanbod voor een vaste arbeidsomvang na 12 maanden
een aanbod moet blijven van de werkgever en dat het niet van rechtswege moet ingaan.
De werknemer moet namelijk ook de vrijheid hebben om als oproepkracht te blijven werken
als hij dat plezierig vindt, zoals een student die flexibiliteit waardeert.
Bovendien is de regering van mening dat we het arbeidspatroon niet dwingend moeten
voorschrijven, zoals deze twee amendementen wel regelen. Er kunnen omstandigheden
zijn voor de werkgever die bijvoorbeeld tot een wijziging van het arbeidstijdenpatroon
of tot ander werk leiden. Het valt ook onder goed werknemerschap dat een werknemer
hierover met zijn werkgever in gesprek gaat als hij deze werknemer een redelijk bod
doet of als zwaarwegende bedrijfsbelangen de werkgever tot aanpassingen nopen. Natuurlijk
heeft de werknemer in beginsel gewoon recht op voortzetting van de bestaande arbeidsvoorwaarden,
de bedongen arbeid en het arbeidstijdenpatroon. Dat valt onder het rechtsbeginsel
van goed werkgeverschap.
Kamerstuk 35 074, nr. 40
SP
Ontraden
Zie amendement 39.
Aanvullend: Het aanbod na 12 maanden van de werkgever aan de werknemer is een aanvullende
maatregel naast het huidige rechtsvermoeden van 3 maanden. De termijn van 3 maanden
is te kort voor de werkgever om bijvoorbeeld seizoensschommelingen te kunnen meenemen.
Na 12 maanden kan dit wel van een werkgever verwacht worden.
Kamerstuk 35 074, nr. 41
DENK
Ontraden
Het amendement is onwenselijk, omdat de maatregelen in de WAB gezamenlijk het doel
hebben om de balans tussen vaste en flexibele contracten te verbeteren. De aanpassing
van de titel is daarom niet gepast.
Kamerstuk 35 074, nr. 56
SGP FvD
Ontraden
Dit amendement gaat naar het oordeel van de regering te ver. De uitzondering voor
jongeren onder de 21 jaar met kleine baantjes op de oproepmaatregelen is gebaseerd
op een leeftijdsonderscheid en onderscheid naar arbeidsduur. Ook gaat bij de huidige
uitzondering in de ketenbepaling en de transitievergoeding de leeftijd omhoog naar
21 jaar. Dat dient (ook in het licht van het Europees recht) gerechtvaardigd te worden.
Deze rechtvaardiging weegt zwaar, omdat dit onderscheid de werknemer ook direct raakt
in zijn rechten als oproepkracht. Bij een leeftijdsgrens van 21 is de kans groter
dat het jongeren betreft voor wie de baan geen bijbaan is, maar noodzakelijk om in
hun levensonderhoud te voorzien. Dat kan ook aan de orde zijn als het een relatief
kleine baan betreft.
Kamerstuk 35 074, nr. 57
SGP FvD
Ontraden
Het doel van de WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract is tweeledig.
Ten eerste heeft het als doel het stimuleren van vaste contracten en ten tweede het
beprijzen van de instroom in de WW. Bij flexibele contracten is het risico op instroom
in de WW groter en daar hoort ook een hogere WW-premie bij. Om voor seizoensarbeid
de mogelijkheden te vergroten om de lage premie af te dragen, staat het wetsvoorstel
toe dat voor contracten met een jaarurennorm ook de lage premie wordt afgedragen.
De regering is daarom niet voornemens om in het kader van premiedifferentiatie in
de WW een uitzondering te maken voor seizoensarbeid. Bovendien is het niet uitvoerbaar.
Voor zo'n uitzondering zou de Belastingdienst per werknemer moeten kijken of er seizoensgebonden
werkzaamheden worden verricht en of zo'n functie onder een bij cao bepaalde uitzondering
valt. Dat is niet op korte of middellange termijn te realiseren. Daarom wordt dit
amendement ontraden.
Kamerstuk 35 074, nr. 59
SGP FvD
Ontraden
De extra vergoeding is bedoeld in het geval van cumulatie van twee (of meer) gronden
om tot ontbinding te komen. Voor de andere ontslaggronden geldt deze situatie niet.
Er is bij ontbinding op de cumulatiegrond geen sprake van ongerechtvaardigde ongelijke
behandeling, zoals gesteld in de toelichting bij het amendement, want de situatie
is niet gelijk aan ontbinding op een enkelvoudige grond.
Kamerstuk 35 074, nr. 60
SGP VVD CDA CU FvD
Oordeel Kamer
De regering vindt het te rechtvaardigen dat in het kader van premiedifferentiatie
in de WW een uitzondering wordt gemaakt voor jongeren onder de 21 jaar die minder
dan twaalf uur per week werken. Door een maximum te stellen aan het aantal uren per
week wordt gewaarborgd dat er inderdaad sprake is van bijbanen. De technische uitwerking
van het amendement, waarin wordt aangesloten bij de verloonde uren die de werkgever
opgeeft in de loonaangifte, maakt deze regeling tevens uitvoerbaar voor de Belastingdienst
en het UWV.
Kamerstuk 35 074, nr. 61
SGP VVD CDA CU FvD
Oordeel Kamer
De regering vindt een uitzondering te rechtvaardigen waarbij van de oproeptermijn,
afzegtermijn en/of het aanbod na 12 maanden bij cao een uitzondering kan worden gemaakt
op voor functies die door klimatologische omstandigheden slechts seizoensmatig kunnen
worden verricht. In de uitwerking van de oproepmaatregelen is geprobeerd een balans
te vinden tussen de behoefte van de werkgever aan flexibiliteit en het belang voor
de werknemer van meer zekerheid. De werknemer heeft ook de huur en de boodschappen
die elke maand betaald moeten worden. Aan de andere kant kan een werkgever in de land-
en tuinbouw ook met zijn handen in het haar zitten als hij moet inspelen op de weersverwachtingen,
op verandering van de klimatologische omstandigheden. De regering heeft begrip voor
de zorgen over functies in bedrijven in sectoren die sterk afhankelijk zijn van die
weersgebonden omstandigheden, vanwege de onvoorspelbaarheid van het weer (en daardoor
van het werk). Cao-partijen kunnen zelf besluiten voor welke functies waarin op basis
van oproepcontracten gewerkt wordt een uitzondering van de oproeptermijn, afzegtermijn
en/of het aanbod na 12 maanden vanwege deze omstandigheden noodzakelijk is.
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid