Brief regering : Financieringsmonitor en evaluaties diverse financieringsinstrumenten
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 344 BRIEF VAN DESTAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2019
Financiering is voor ondernemers essentieel om te kunnen ondernemen. Het is nodig
voor hun dagelijkse bedrijfsactiviteiten, maar ook voor hun investerings- en innovatie-inspanningen.
Als eigen middelen tekortschieten moeten ondernemers op zoek gaan naar externe financiering.
Als goede ideeën blijven liggen omdat er geen of geen passende financiering voor te
vinden is, is dat nadelig voor het innovatievermogen en de economische ontwikkeling
van Nederland. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau naar de relatie
tussen financiering, innovatie en macro-economische prestaties.1 Daarom heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) diverse (risico)financieringsinstrumenten.
Hierbij bied ik uw Kamer de recent opgeleverde evaluaties van een aantal van deze
risicokapitaalinstrumenten aan: VroegeFaseFinanciering (VFF), het Innovatiekrediet
(IK), de SEED Capital regeling (SEED), het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Groeifaciliteit
(GF)2. De externe evaluaties, die een beeld geven van nut en noodzaak («de rationale»)
op instrumentniveau, zijn min of meer gelijktijdig uitgevoerd. Dit geeft mij nu de
gelegenheid om de instrumenten in bredere samenhang te bezien, alsook de mogelijkheden
voor het overdragen van activiteiten aan marktpartijen. Dit conform mijn toezegging
aan lid Paternotte in antwoord op zijn motie (Kamerstuk 31 311, nr. 200).
De evaluaties geven over het algemeen een positief beeld: ze laten zien dat de instrumenten
een doelmatige en doeltreffende werking hebben en een keten vormen van diverse vormen
aan financiering afgestemd op verschillende behoeftes in de levensfasen van een bedrijf.
Ook is er sprake van additionaliteit: zonder inzet van de regelingen was er vanuit
de markt minder geïnvesteerd in bedrijven en zou er minder innovatie hebben plaatsgevonden.
EZK investeert met haar instrumentarium altijd zoveel mogelijk met en via de markt.
Het is volgens de evaluaties aannemelijk dat de toegang tot risicokapitaal voor ondernemers
is verbeterd door de instrumenten en dat daarmee de markt voor risicokapitaal in Nederland
is versterkt. Daar ben ik verheugd over.
In deze brief zal ik eerst de context schetsen van het financieringsbeleid en ingaan
de actuele vraag naar kapitaal zoals die blijkt uit de nieuwe Financieringsmonitor
2018. Dan ga ik in op de opzet van het EZK-financieringsinstrumentarium3 en de plaats in de financieringsketen. Vervolgens komen de belangrijkste resultaten
van de individuele evaluaties aan de orde. Hoe ik de aanbevelingen die voortbouwen
op deze resultaten zal oppakken is weergegeven in bijlage 2. Tot slot ga ik in op
de samenhang en een voor deze brief uitgevoerde analyse van gecombineerd gebruik van
de EZK financieringsinstrumenten, evenals de vervolgacties.
Context financieringsbeleid/Financieringsmonitor
Veranderend ondernemerschap
Verschillende maatschappelijke en technologische veranderingen waar we voor staan
hebben hun weerslag op onze economie. Door transities, zoals digitalisering en verduurzaming,
maar ook nieuwe sleuteltechnologieën, nieuwe verdienmodellen en ketenafhankelijkheid
ontstaat een behoefte aan nieuwe financieringsarrangementen, ook voor het mkb. Met
een toegevoegde waarde van 60%4 vormt het mkb het «fundament van de economie». Het wegnemen van financieringsknelpunten
voor mkb’ers en innovatieve starters is daarom een speerpunt in het huidige ondernemerschapsbeleid.
Daarom heb ik het MKB-actieplan opgesteld, dat nu volop in uitvoering is (Kamerstuk
32 637, nr. 316).
De financieringsmarkt in beweging
De financieringsmarkt is de laatste jaren in beweging. Om in kaart te brengen en te
toetsen hoe ondernemers in hun financieringsbehoefte voorzien laat ik regelmatig de
zogenaamde Financieringsmonitor uitvoeren. Hoewel bancaire financiering voor het Nederlandse
mkb nog steeds verreweg de belangrijkste externe financieringsbron is, zoals de nieuwe
versie van de Financieringsmonitor aangeeft, zijn ook nieuwe aanbieders met nieuwe
financiële producten en diensten (zoals FinTech) hun plek in de markt aan het vinden
en wordt het financieringsaanbod diverser. Dit heeft met mijn steun onder meer geleid
tot de oprichting van de Stichting MKB-Financiering door een voorhoede van vertegenwoordigers
uit de markt. Deze stichting heeft als doel de toegang tot alternatieve (non-bancaire)
financieringsmogelijkheden voor ondernemers te verbeteren en zo deze jonge sector
ook meer zichtbaar te maken.
De vernieuwde Financieringsmonitor
Samen met het CBS is dit jaar gewerkt aan een vernieuwde monitor, die voortaan jaarlijks
zal verschijnen. De methodiek, aanpak en vorm zijn nieuw. De resultaten zijn dan ook
niet zonder meer vergelijkbaar met de eerdere monitors. De resultaten van de monitor
zijn opgenomen in bijgevoegd onderzoeksrapport (bijlage 3) en zijn te vinden op een
online dashboard, dat gepubliceerd wordt op www.staatvanhetmkb.nl.
De Financieringsmonitor 2018 heeft middels een representatieve digitale enquête met
een respons van 5.200 ondernemingen de gehele zoektocht naar financiering in beeld
gebracht: van behoefte tot aan uitkomst. De uitkomsten gelden voor het mkb in het
jaar dat loopt van juli 2017 tot juli 2018. De omvangrijke steekproef vergroot de
betrouwbaarheid van de uitkomsten ten opzichte van eerdere monitors. Dat is niet de
enige vernieuwing: om de uitkomsten van de enquête in perspectief te plaatsen, is
er ook een schets gemaakt van recente ontwikkelingen in het gerealiseerde aanbod op
de Nederlandse financieringsmarkt. In figuur 1 is een vergelijking gemaakt van vijf
niet-bancaire vormen van financiering, te weten: crowdfunding, equipment lease (exclusief
auto lease), factoring, private equity en venture capital5. Hiervoor zijn data gebruikt van aanbieders van deze financieringsvormen.
De Financieringsmonitor laat zien dat het kleinere mkb afhankelijk blijft van leningen
en rekening-courantkredieten van banken, zo bedraagt de som van uitstaande kredieten
van de drie grootbanken aan het mkb meer dan € 100 miljard. Tegelijkertijd gebruikt
het mkb een steeds meer diverse financieringsmix. Traditionele kredieten worden daarbij
aangevuld met onder andere leasing en factoring. De figuur hieronder geeft een vergelijking
van het gebruik van verschillende alternatieve financieringsvormen in Nederland in
2013 en 2017. Crowdfunding maakt een sterke groei door, maar blijft slechts een klein
onderdeel van het totale plaatje. Venture Capital, hoewel in omvang ook kleiner, heeft
tevens een groei doorgemaakt. Asset-based finance6, waaronder equipment lease en factoring worden ook steeds meer gebruikt. Ook private
equity heeft in enkele jaren een duidelijke groei doorgemaakt.
Figuur 1. Vergelijking alternatieve financieringsvormen (mln.) euro), 2013–2017
Bron: CBS Financieringsmonitor 2018
Van financieringsbehoefte naar investeringen
Uit de Financieringsmonitor blijkt dat bijna 24% van het mkb behoefte heeft aan externe
financiering. Het merendeel van deze bedrijven oriënteert zich en vervolgens doet
in totaal 12,8% van het mkb een aanvraag. Het zijn vaak de kleinere bedrijven die
niet overgaan tot een aanvraag, onder meer omdat zij onafhankelijk willen blijven
van de financier. De mediane bedragen die het micro-, klein-, midden- en grootbedrijf
aanvragen, zijn respectievelijk 60 duizend, 350 duizend, 1 miljoen en 9 miljoen euro.
In figuur 2 staan de uitkomsten van de financieringsaanvraag. Ondernemingen gebruiken
de financiering vooral om te investeren in uitbreiding, gevolgd door werkkapitaal
en voorraden. Bankleningen zijn nog steeds de meest populaire vorm, gevolgd door leasing
en rekening courantkrediet.
Uit het onderzoek blijkt dat met name voor microbedrijven, bedrijven jonger dan vijf
jaar en startups toegang tot financiering een uitdaging vormt. Deze drie typen hebben
gemeen dat ze een beperkte staat van dienst en omvang hebben. Het niet kunnen aantrekken
van de gezochte financiering vormt daarmee een mogelijke barrière voor doorgroei en
opschaling. Daarnaast is het moeilijk om financiering te vinden voor ondernemers actief
in de handel, vervoer en horeca, ongeacht grootteklasse of type bedrijf.
Figuur 2: Aandeel bedrijven met een (deels) succesvolle aanvraag
Bron: CBS financieringsmonitor 2018
Financieringsvragen kunnen om verschillende redenen afgewezen worden. Zo kan het voorkomen
dat de financiële gezondheid van het bedrijf tekortschiet, of dat de business case
niet sluitend of te risicovol is. Ook kan de vraag onvoldoende aansluiten bij het
risicoprofiel van de financier. In die gevallen is het van belang dat de ondernemer
de juiste terugkoppeling krijgt. In het MKB-Actieplan heb ik het belang van goede
feedback en doorverwijzing onderstreept. Van de (deels) afgewezen ondernemers kreeg
93 procent feedback, maar werd slechts 17 procent doorverwezen naar een andere financier.
Vooral kleine bedrijven worden nauwelijks op de mogelijkheden van andere financiers
gewezen. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft inmiddels een Gedragscode
Kleinzakelijke Financiering in het leven geroepen die op 1 juli 2018 is ingegaan.
Dat is dus na de periode waarop deze monitor betrekking heeft. De Gedragscode schrijft
voor dat banken die klanten met kleine financieringsaanvragen hebben, hen duidelijke
informatie moeten verstrekken over de mogelijkheden en afwijzingen motiveren. Met
het MKB-Actieplan, heb ik ook al een eerste aanzet gemaakt met de zogenaamde financieringstafels
als experiment voor verbinding tussen ondernemers en financiers.
Een afgewezen aanvraag kan uiteenlopende gevolgen voor een bedrijf hebben: bijna de
helft kan daardoor niet uitbreiden, gevolgd door een grote groep die daardoor geen
personeel kan aantrekken. Ongeveer een kwart van de afgewezen bedrijven zoekt na een
afwijzing weer verder naar financiering.
De Financieringsmonitor kijkt ook naar de bekendheid van het overheidsinstrumentarium
om toegang tot financiering te stimuleren. Hieruit blijkt dat twee-derde van de mkb’ers
niet bekend is met de loketten waar deze instrumenten beschikbaar worden gesteld.
Hierbij moet worden opgemerkt dat veel van de instrumenten door de financier aangevraagd
worden, en niet door de onderneming zelf. In het kader van de uitkomst van de evaluaties
vind ik het van groot belang om de potentiële doelgroep van de instrumenten hier bekend
mee te maken. Op diverse manieren geef ik daar invulling aan. Zo kunnen ondernemers
met hun vragen terecht bij de financieringsdesk van de Kamer van Koophandel, biedt
NLGroeit begeleiding voor ondernemers aan en biedt de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO.nl) informatie aan over de bestaande instrumenten.
Instrumenten EZK op het gebied van risicofinanciering
Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie
en vormt een belangrijk aspect van het versterken van het economische groei-vermogen
van Nederland en van het beleid van EZK.
De huidige inzet van het EZK-financieringsinstrumentarium is veelal geformuleerd tegen
de achtergrond van een krimpende kredietverlening van financiële instellingen aan
het Nederlands bedrijfsleven. Strenger acceptatiebeleid van banken speelde daarbij
een rol, omdat de financieringskosten voor het mkb relatief hoog zijn ten opzichte
van het grootbedrijf. Ook andere financiers schatten door onbekendheid met de business
en te weinig tastbare zekerheden de risico’s om te investeren bij jonge snelgroeiende
bedrijven en innovatieve ondernemingen hoog in en zijn voorzichtig met investeringen.
Dit terwijl juist dát de bedrijven zijn die kunnen zorgen voor vernieuwing, verandering
en diversiteit in de economie. Daarom is met het huidige instrumentarium ingezet op
het vergroten van het aanbod aan risicodragend vermogen voor het mkb, verbreding van
het aanbod van mkb-financiering in het algemeen en heeft EZK ingezet op het verbeteren
van de marktwerking. Er zijn diverse stimuleringsinstrumenten ingezet die voorzien
in financiering van ondernemingen waarin de markt niet zelfstandig voorziet. In bijlage
1 schets ik voor de volledigheid het totale palet aan financiële instrumenten van
het ondernemerschapsbeleid.
De financieringsinstrumenten Vroegefasefinanciering (VFF), Innovatiekrediet, SEED,
DVI en Groeifaciliteit zijn nu elk afzonderlijk geëvalueerd op de werking, legitimiteit,
doeltreffendheid en doelmatigheid. De instrumenten richten zich op uiteenlopende doelgroepen
en knelpunten.
VFF richt zich met een lening op de fase nog voor de start van een onderneming, de
«proof of concept fase», om te kijken of innovatieve ideeën commercialiseerbaar zijn.
Dit instrument stimuleert daarmee het beschikbaar maken van (privaat) risicokapitaal
voor technologische startups. Innovatiekredieten zijn leningen bedoeld voor de financiering
van technologische en klinische ontwikkelprojecten van ondernemingen en de SEED en
DVI richten zich via de financiering van gespecialiseerde fondsen op startups en scale-ups.
De Groeifaciliteit richt zich op garanties in het hogere risicosegment van de kapitaalmarkt,
de private equity en achtergestelde leningen.
Bij alle instrumenten is het streven de marktwerking en transparantie op de (mkb)financieringsmarkt
te verbeteren en additionele private financieringsbronnen uit te lokken als hefboom
(«crowding in»). De insteek is dat elk instrument (gelijktijdig of opeenvolgend) een
substantieel aandeel aan private co-financiering uit de markt realiseert; bovenop
de publieke investeringsgelden.
Financieringsketen
De regelingen van EZK vormen samen een keten van diverse vormen van financiering afgestemd
op knelpunten in verschillende levensfasen van ondernemingen. Het aandeel van de overheid
in (het risico van) de financiering in de regelingen neemt af naarmate de onderneming
meer volwassen is.
Onderstaand een schematische weergave hiervan. Hoewel er uit het plaatje op onderdelen
enige overlap tussen instrumenten lijkt, dient te worden opgemerkt dat instrumenten
in eenzelfde fase kunnen zitten maar zich daarbinnen richten op andere doelgroepen
en/of knelpunten. Dit komt omdat dan vaak andere vormen van financiering nodig zijn,
die wel in dezelfde levensfase van een bedrijf zitten maar zich richten op een ander
knelpunt. Zo richt bijvoorbeeld het Innovatiekrediet zich in de eerste fase van de
groei nog op het verminderen van technische risico’s, terwijl een SEED fonds zich in eenzelfde fase richt op het afdekken van commerciële risico’s.
Figuur 3: Schematische weergave van de samenhang van de geëvalueerde instrumenten
Naast deze instrumenten is bij uw Kamer een wetsvoorstel ingediend tot oprichting
van Invest-NL. Beoogd is dat Invest-NL een investeringstaak krijgt om zelf, additioneel
aan de markt, financiering te verstrekken aan ondernemingen voor het realiseren van
maatschappelijke transitieopgaven, maar ook aan het mkb en op groei gerichte middelgrote
ondernemingen die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie. Daarnaast is het
de bedoeling dat Invest-NL de taak krijgt samen te werken met Europese financiële
instellingen, zoals de Europese Investeringsbank (EIB).
Resultaten evaluaties
De uitvoering van het instrumentarium is erop gericht in te spelen op de actualiteit
en streeft ernaar zoveel mogelijk via de markt te werken en indien nodig instrumenten
ook af te bouwen of over te dragen. Het oplossen van knelpunten bij het verkrijgen
van financiering door in de kern financieel gezonde ondernemers met goede plannen,
is het belangrijkste doel van de EZK instrumenten. Een regeling is daartoe een middel
en geen doel op zichzelf. Ik zal de aandachtpunten uit de evaluaties dan ook ter harte
nemen. Voor het totaal aan aanbevelingen en mijn reactie daarop verwijs ik naar de
tabel in bijlage 2. Hieronder ga ik in op de belangrijkste onderdelen.
Vroegefasefinanciering
De Vroegefasefinanciering (VFF), in 2014 als instrument van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat van start gegaan, is erop gericht innovatieve starters en mkb-ondernemingen
door middel van leningen te ondersteunen bij de ontwikkeling van innovatieve producten
of diensten in de «proof-of-concept» fase. De VFF bestaat inmiddels vier jaar en is
nu voor het eerst geëvalueerd door KPlusV (bijlage 4).
Uit de evaluatie blijkt dat de VFF haar beoogde rol voor ondernemers vervult, omdat
zij een unieke doelgroep weet te bereiken die anders niet aan financiering kan komen.
Ondernemers die financiering vanuit de VFF ontvangen hebben meer «proof-of-concepts»
gerealiseerd dan ondernemers die zijn afgewezen voor de VFF.
De inzichten die in de uitvoering van de regeling zijn opgedaan, kunnen nu ingezet
worden voor een vervolg van de VFF. Ik zal onderzoeken of de VFF haar rol nog beter
kan blijven vervullen door het instrument te verbinden aan de regionale ecosystemen,
deze nog beter aan te passen aan de behoeften van ondernemers en financiers en door
een duidelijke rolverdeling te bespreken met de regio's. Dit mede in het kader van
de MKB-samenwerkingsagenda en het nadere onderzoek naar de werking van de financieringsmarkt
dat ik momenteel opstart en waarvan ik de resultaten kort na de zomer verwacht.
Het Innovatiekrediet
Het innovatiekrediet biedt ondersteuning aan innovatieve bedrijven. Dit wordt gedaan
door subsidie te verstrekken in de vorm van een krediet voor risicovolle technische
en klinische ontwikkelingsprojecten, waarin nieuwe producten, processen of diensten
worden ontwikkeld. Ondernemers kunnen maximaal 45% van de totale projectkosten financieren
met het Innovatiekrediet: het Innovatiekrediet werkt als hefboom voor private financiering,
en vereist dus dat ondernemers ook andere financiers aantrekken.
Sinds 2008 hebben 230 bedrijven – gebruikgemaakt van het Innovatiekrediet en is er
ruim 460 miljoen euro krediet toegekend. Bijna driekwart van de gebruikers van het
krediet heeft minder dan 20 medewerkers en bijna 40% van de gebruikers bestaat vijf
jaar of minder en is dus starter. De evaluatie, uitgevoerd door SEO Economisch Bureau
en Technopolis (bijlage 5), laat zien dat de meeste bedrijven die gebruik maken van
het Innovatiekrediet bedrijven zijn met meer dan gemiddeld hoogopgeleid personeel
en hogere investeringen in R&D dan gemiddeld. Het Innovatiekrediet bereikt dus de
groep innovatieve mkb’ers waarvoor volgens de Financieringsmonitor financiering een
uitdaging is. Het Innovatiekrediet is goed bekend bij de doelgroep, hoewel er sectorale
verschillen zijn. Het Innovatiekrediet is bijvoorbeeld zeer goed bekend bij Life Science
& Health bedrijven.
De evaluatie laat zien dat de belangrijkste doelstellingen van het Innovatiekrediet
worden behaald. Er wordt geconstateerd dat het Innovatiekrediet een belangrijke rol
speelt bij het rondkrijgen van de financiering voor de projecten waarvoor het wordt
ingezet. Hiermee helpt het Innovatiekrediet om innovatieprojecten sneller tot stand
te laten komen. Er volgt ook een verhoging van R&D-inspanningen, zoals blijkt uit
de econometrische analyses. Het ontvangen van Innovatiekrediet zorgt verder voor meer
werkgelegenheid bij de ontvangende bedrijven. In de praktijk sluiten de innovaties
die mogelijk zijn gemaakt door het Innovatiekrediet vaak aan bij maatschappelijke
vraagstukken. Op de website van de RVO.nl staan voorbeelden van succesvolle projecten
met een maatschappelijke waarde.
Het rapport concludeert dat RVO.nl goed invulling weet te geven aan de manier waarop
aanvragen worden beoordeeld, duidelijk is over de documentatie die van aanvragers
en gebruikers wordt verwacht en over de afspraken die worden gemaakt met gebruikers.
De evaluatie laat ook aandachtspunten zien, zoals de benutting van het instrument
door verschillende sectoren, de transparantie van het beoordelingsproces en beoordelingscriteria
en de aansluiting op vervolgfinanciering.
SEED, DVI en de GF
De SEED, Dutch Venture Initiative (DVI) en de Groeifaciliteit (GF) zijn geëvalueerd
door de Rotterdam School of Management (RSM), het Erasmus Centre for Entrepreneurship
(ECE) (beide Erasmus Universiteit Rotterdam) en Dialogic (bijlage 6). Er is gekozen
om deze instrumenten gezamenlijk te evalueren omdat zij allemaal tot doel hebben om
de beschikbaarheid van en de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.
SEED en GF zijn regelingen van het ministerie, terwijl DVI een samenwerking is van
het ministerie, de regionale ontwikkelingsmaatschappij Oost NL en het Europees Investeringsfonds
(EIF).
De integrale conclusie van de onderzoekers is dat het aannemelijk is dat de toegang
tot risicokapitaal voor ondernemers is verbeterd door deze drie instrumenten. Een
tweede conclusie is dat het aannemelijk is dat investeerders met behulp van de SEED
en DVI makkelijker financiering hebben gekregen voor hun fonds. Als derde is het aannemelijk
dat deze regelingen er ook voor hebben gezorgd dat de markt voor risicokapitaal in
Nederland is versterkt.
SEED Capital Regeling
De SEED Regeling, gestart in 2005, richt zich op startups die moeite hebben om aan
risicokapitaal te komen. De regeling werkt via fondsvorming en tracht zo de beschikbare
hoeveelheid risicodragend kapitaal voor startups te vergroten en hun ideeën om te
zetten in toepasbare producten of diensten. Zoals de evaluatie concludeert is de SEED
hierin geslaagd. Tussen 2005 en 2017 is er door SEED fondsen € 279,9 miljoen geïnvesteerd
in 342 unieke bedrijven. Iets meer dan de helft van dit bedrag is ingebracht door
private partijen. De SEED is conform de doelstelling gedeeltelijk revolverend (de
doelstelling is 60–80%). Van de investeringen tussen 2005 en 2010 is inmiddels 61%
terugverdiend door de overheid.
Zonder de SEED zouden fondsen in minder bedrijven hebben geparticipeerd en minder
middelen bij andere investeerders hebben opgehaald, of zelfs helemaal niet hebben
kunnen investeren in de seedfase wegens gebrek aan belangstelling bij private investeerders.
De onderzoekers geven aan dat de SEED goed functioneert en er weinig verbeterpunten
zijn. Om de regeling nog beter toe te snijden op de behoefte van de SEED-fondsen en
startups kan er wel meer sectorspecifiek gewerkt worden. In specifieke tenders kan
rekening worden gehouden met (grotere) financieringsknelpunten in bepaalde sectoren.
Deze lijn heb ik een paar jaar geleden ingezet met tenders in de eHealth en agri-horti-food
sector en zal ik continueren. Een sectorspecifieke tender zal goed worden onderbouwd
en ik zoek daarbij ook de complementariteit met de focusgebieden van Invest-NL.
Dutch Venture Initiative
Het Dutch Venture Initiative (DVI) is bedoeld om innovatieve bedrijven die snel groeien
(scale-ups) betere toegang tot risicokapitaal te geven. DVI bestaat uit twee zogenaamde
dakfondsen (fondsen die op hun beurt investeren in andere fondsen); DVI-I en DVI-II.
De twee DVI-fondsen investeren in private venture capital fondsen die vervolgens in
snelgroeiende innovatieve ondernemingen investeren. DVI investeert vaak als eerste
in een fonds waarna private investeerders ook instappen. Het eerste DVI-I is opgericht
in 2013 en omvat in totaal € 202,5 miljoen. DVI-II is in 2016 opgericht en omvat € 200
miljoen. DVI-I en DVI-II zijn opgezet met een bijdrage van het Ministerie van EZK.
Het DVI vergroot de beschikbaarheid van risicokapitaal in het grotere segment (fondsen
van >€ 30 miljoen). Als uitvoerder van het DVI heeft EIF in vier jaar tijd 95,5% van
het DVI-I budget van € 202,3 miljoen weten te committeren aan 14 verschillende fondsen.
Van DVI-II, dat loopt sinds 2016, is inmiddels 30,3% van de € 200 miljoen gecommitteerd
(stand per eind 2017).
Het totale fondsvolume van de fondsen waar DVI-I in participeert, bedraagt € 1,6 miljard;
bij DVI-II bedraagt het totale fondsvolume € 0,5 miljard. Van de investeringen die
hebben plaatsgevonden gaat bijna de helft van het aantal (en ruim 40% van het bedrag)
naar Nederlandse ondernemingen. Zet je dit af tegen het fondsvolume, dan is in de
evaluatie berekend dat dit betekent dat vier keer de bijdrage van de Nederlandse overheid
terugvloeit naar Nederland. De onderzoekers concluderen dat het aannemelijk is dat
de Nederlandse risicokapitaalsector zonder DVI (onder meer door gebrek aan middelen
en perspectief) aanmerkelijk minder ver ontwikkeld zou zijn. Ik continueer mijn inspanning
om pensioenfondsen te interesseren om te investeren in de Nederlandse economie en
in het bijzonder venture capital. Daarbij zal ik ook DVI onder de aandacht brengen.
Groeifaciliteit
De Groeifaciliteit (GF) is een in 2006 opgerichte garantieregeling. Op grond van de
GF verstrekt de Nederlandse staat een garantstelling op achtergestelde leningen van
banken en op investeringen van participatiemaatschappijen voor de financiering van
mkb-bedrijven, om te helpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen. Ondernemers
dienen zich voor de financiering met overheidsgarantie tot de deelnemende banken en
participatiemaatschappijen te wenden (de financier). De financier besluit of hij voor
de financiering bij RVO.nl een verzoek tot garantstelling indient en of hij de financiering
uiteindelijk ook verstrekt. De uitstaande garanties bedragen per ultimo 2017 € 100,4
miljoen.
De onderzoekers concluderen dat de GF in de afgelopen jaren zijn nut heeft bewezen
in het Nederlands financieringslandschap. Financiers doen dankzij de garantstelling
investeringen in bedrijven die zij anders niet zouden doen. Zij zouden ook minder
risicodragend vermogen verstrekt hebben en het aantal transacties zou lager zijn.
De GF heeft de toegang tot risicokapitaal vergroot. Vooral de industrie en de groot-
en detailhandel maken er gebruik van.
De GF wordt vooral gebruikt om groei te versnellen en voor overnames en de noodzaak
ervoor zou kunnen samenhangen met de conjunctuur. Hoe beter het gaat met de economie,
hoe minder behoefte er volgens de onderzoekers is aan de faciliteit (vooral ten aanzien
van het versterken van het buffervermogen).
Zoals vorig jaar aangekondigd7 zal met de komst van Invest-NL de GF worden uitgefaseerd en afgeschaft in 2020, omdat
de doelen van de Groeifaciliteit dan ook kunnen worden bereikt via Invest-NL. Dit
jaar zal worden gebruikt om het alternatief bij Invest-NL uit te werken. De GF blijft
tot die tijd nog operationeel bij RVO.nl.
Samenhang instrumenten
In de drie afzonderlijke evaluaties is gevraagd naar de samenhang van deze instrumenten
met andere overheidsinterventies. Om deze vraag nog beter te kunnen beantwoorden,
heb ik ook laten uitzoeken hoe vaak bedrijven die van één van de instrumenten gebruik
hebben gemaakt, ook een ander instrument hebben gebruikt. Hiervoor heeft het CBS in
samenwerking met RVO.nl een analyse uitgevoerd. Hier is gebruik gemaakt van data die
al bij het CBS beschikbaar zijn in dit geval de data die bij CBS beschikbaar waren
naar aanleiding van de afzonderlijke evaluaties, plus data van de eerder geëvalueerde
Borgstelling MKB (BMKB).
Uit de analyse8 blijkt dat het overgrote deel van de ondernemingen alleen gebruik maakten van één
instrument (bijna 99%). Van deze ondernemingen maakten 212 alleen gebruik van de SEED
en 131 alleen gebruik van het Innovatiekrediet. Deze twee instrumenten zijn complementair
aan elkaar en worden ook aanvullend door ondernemingen gebruikt. Soms volstaat het
maximum in de SEED van € 3,5 mln. per onderneming echter niet voor ondernemingen die
met meer kapitaalintensieve trajecten te maken hebben. Het innovatiekrediet kan dan
uitkomst bieden met een extra lening. Het Innovatiekrediet en SEED kunnen in dat geval
wel door ondernemingen gecombineerd worden gebruikt. Er zijn in de analyse 40 ondernemingen
die van beide instrumenten gebruik hebben gemaakt.
De combinatie die relatief het vaakst voorkomt is die van ondernemingen die zowel
de SEED als het DVI gebruiken. Deze combinaties vinden echter vaak volgtijdelijk plaats;
ongeveer één-derde van de ondernemingen uit de analyse die een investering hebben
gekregen van een fonds dat gebruik maakt van DVI, kreeg daarvoor ook investeringen
van een SEED-fonds. Zoals in de evaluatie van SEED en DVI is uitgezocht, gaat dit
dan vooral om vervolgfinancieringen om de onderneming verder te laten doorgroeien.
Beide instrumenten zien dus op een andere levensfase.
Samengevat ondersteunen de analyse en de evaluaties het beeld dat de instrumenten
elkaar goed aanvullen. Voor meer inzicht in de samenhang van de beleidsinstrumenten
en de beleidsmix is echter nader onderzoek nodig, dat ik binnenkort in gang zal zetten.
Conclusie
Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie
en daarmee het economische groeivermogen. Omdat met name kleine bedrijven, starters,
innovatieve bedrijven en snelle groeiers moeite hebben met het verkrijgen van toegang
tot bedrijfsfinanciering, heeft EZK de beschreven instrumenten ontwikkeld.
De evaluaties geven aan dat deze instrumenten een doelmatige en doeltreffende werking
hebben. Er is sprake van additionaliteit: zonder inzet van regelingen was er vanuit
de markt minder geïnvesteerd in bedrijven en zou er minder innovatie hebben plaatsgevonden.
EZK investeert zoveel mogelijk met en via de markt. Het is volgens de evaluaties aannemelijk
dat de toegang tot risicokapitaal voor ondernemers is verbeterd door de instrumenten.
Investeerders hebben met behulp van de SEED en DVI makkelijker financiering gekregen
voor hun fonds. De evaluatie-uitkomsten geven aan dat deze regelingen er ook voor
lijken te hebben gezorgd dat de markt voor risicokapitaal in Nederland is versterkt.
Het instrumentarium doet dus zijn werk, maar kan met de aanbevelingen uit de evaluaties
nog nader aangescherpt worden. Dit neem ik ter harte en in de tabel in bijlage 2 geef
licht ik toe hoe ik daar invulling aan zal geven. Daarnaast ben ik voornemens de looptijd
van de regelingen Innovatiekrediet, de SEED en de VFF9 te verlengen en zal het fonds DVI worden uitgeïnvesteerd.
Vervolg
Deze brief schetst de samenhang van het EZK-instrumentarium op de risicokapitaalmarkt.
Echter, de markt is breder en de omgeving verandert snel. Dat werpt vragen op, zoals
in hoeverre trends en ontwikkelingen in de maatschappij hun weerslag op de markt voor
financiering. Hoe verkrijgt een ondernemer geld voor vergroening van zijn bedrijf,
en hoe verkrijgt hij dit voor digitalisering? Gaan aanbieders mee in deze ontwikkelingen
of ondervinden ondernemers hiermee problemen?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, start ik een nader onderzoek naar de werking
van de financieringsmarkt en de rol van de overheid daarin. Dit onderzoek zal een
integrale beschrijving geven van zowel de werking van de mkb-financieringsmarkt, van
het overheidsingrijpen op deze markt in den brede en meer specifiek van de beleidsmix
van EZK-financieringsinstrumenten, en de invloed van wet en regelgeving op de markt.
Het onderzoek moet een feitelijke analyse opleveren die bijdraagt aan een nieuwe toekomstvisie
op de financieringsmarkt. Ik verwacht uw Kamer hierover na de zomer te kunnen informeren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Bijlage 1: Het financieel instrumentarium van EZK
Qredits:
Qredits helpt perspectiefvolle, startende en bestaande ondernemers die in de markt
geen financiering kunnen krijgen, met kredieten tot € 250.000, persoonlijke coaching
en tools.
BKMB:
Bij de BMKB staat de overheid borg voor bedrijfsfinanciering om een tekort aan zekerheden
te completeren. Banken en andere geaccrediteerde financiers geven eerder een lening
als de overheid voor een deel borg staat.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO):
Met de GO helpt het Ministerie van Economische Zaken (middel)grote ondernemingen bij
het aantrekken van bankleningen en bankgaranties. Door de GO kunnen banken een 50
procent Staatsgarantie krijgen op middelgrote en grote leningen. Hierdoor wordt het
risico voor de bank kleiner, en zijn zij sneller bereid om geld uit te lenen aan ondernemingen.
Vroegefasefinanciering (VFF):
De VFF is een risicodragende lening die startende ondernemers en mkb-ondernemingen
kunnen aanvragen als ze de kans van slagen van nieuwe producten en diensten op de
markt willen onderzoeken. De VFF moet ervoor zorgen dat een idee van de planfase in
de startfase komt.
Deels wordt de VFF uitgevoerd door RVO.nl en deels door Toegepaste en Technische Wetenschappen,
ook wel TTW (voormalig STW), een onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO).
SEED capital-regeling (SEED):
De SEED (risicokapitaal) helpt technostarters en creatieve starters bij het verwerven
van risicokapitaal. Via de regeling verstrekt de overheid kapitaal aan investeringsfondsen
die met risicokapitaal investeren in innovatieve ondernemers uit de high tech-sector
en de creatieve sector.
Sinds 2017 bestaat ook de SEED Business Angels-regeling. Via deze regeling kunnen
business angels «slim geld» leveren aan start-ups door actief betrokken te zijn met
hun kennis, netwerk en ervaring.
Innovatiekrediet:
Het innovatiekrediet is een risicodragende geldlening voor met name het innovatieve
mkb en start-ups. Het Innovatiekrediet helpt ondernemers aan financiering voor innovatieprojecten
met een sterke business case, in een fase dat zij bij banken nog nauwelijks voor financiering
in aanmerking komen.
DVI:
DVI verstrekt financiering aan (later stage VC-) fondsen om snel groeiende innovatieve
bedrijven betere toegang tot investeringskapitaal te geven en andere private investeerders
aan te trekken. Het bestaat uit twee DVI fund-of-funds waaronder een specifiek fonds
voor business angels.
Groeifaciliteit (GF):
De GF helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend krediet, dat zij bijvoorbeeld
nodig hebben bij snelle groei of bedrijfsovername. Bij de GF staat de overheid voor
50 procent garant voor het risicodragend vermogen dat financiers aan bedrijven verstrekken.
Voor financiers wordt hierdoor het risico kleiner, en voor bedrijven de kans op het
aantrekken van risicodragend kapitaal groter.
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s):
De ROM’s hebben als doel om van de regio een aantrekkelijke vestigingsplek te maken.
De ROM’s investeren in innovatieve en snelgroeiende regionale bedrijven en herstructureren
vervallen bedrijventerreinen. Daarnaast begeleiden de ROM’s ondernemers in hun bedrijfsvoering
en stimuleren ze ondernemers om zich in de regio te vestigen.
Invest-NL:
Invest-NL wordt opgericht om maatschappelijke transitieopgaven door ondernemingen
te realiseren en het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering. Op beide vlakken
verhinderen marktfalen en marktimperfecties namelijk dat private investeringen het
maatschappelijk gewenste niveau bereiken.
Bijlage 2: Totaal aan aanbevelingen uit de evaluaties met beleidsreactie
Aanbeveling VFF
Reactie
1.
Het instrument/de regeling
Acties voor 1e helft 2019
•
Hanteer en communiceer duidelijke definities, zodat voor de doelgroep duidelijk is
wanneer zij voor het instrument in aanmerking komen.
Ik zal samen met de uitvoerders de communicatie en de begrippen daar waar nodig verhelderen
voor de aanvragers.
•
Voer aanpassingen door aan het leningsinstrument gericht op aflossingstermijnen en
creëer ruimte voor financiële betrokkenheid van de beoogd vervolgfinancier.
Ik zal de mogelijkheden voor maatwerk onderzoeken en daarbij ook oog houden voor eenvoud
en de hoogte van de uitvoeringskosten.
•
Om het free-rider effect tegen te gaan moet er tijdens de beoordeling van een aanvraag
expliciet gekeken worden of het bedrijf een recent opgestarte dochter van een bestaand
mkb bedrijf is of dat het bedrijf recent is opgericht door de eigenaren van een mkb
bedrijf in dezelfde sector.
Ik zal dit onderzoeken waarbij ik er rekening mee zal houden dat er legitieme redenen
kunnen zijn voor een mkb bedrijf om een aparte entiteit op te richten. Meer in algemene
zin zal ik onderzoeken op welke wijze een commitment van de ondernemer (in cash of
«in kind») meegewogen kan worden in de toekenningscriteria. Uiteraard zal dit maatwerk
zijn waarbij gekeken dient te worden naar de draagkracht van de ondernemer, teneinde
de regeling ook toegankelijk te houden voor ondernemers met innovatieve ideeën die
niet het kapitaal hebben om ze te realiseren.
•
Beoordeel of het noodzakelijk is om het aantal indieningsmomenten bij TTW te vergroten.
Ik neem deze aanbeveling over. Ik bezie op dit moment de haalbaarheid om de VFF bij
TTW in (door)looptijd te harmoniseren met RVO.nl.
•
Onderzoek de mogelijkheid om leningen om te zetten in converteerbare leningen, in
het geval dat het in belang van vervolgfinanciering wenselijk is.
Ik neem de aanbeveling om dit te onderzoeken over. Daarbij zal oog gehouden moeten
worden voor de eenvoud en de hoogte van de uitvoeringskosten.
•
Maak van de VFF slim kapitaal: borg betrokkenheid van investeerders in het bieden
van ondersteuning.
RVO.nl zal in de begeleiding er naar streven om de beoogd investeerder(s) te bewegen
al vanaf het moment van VFF-financiering de ondernemer actief (gevraagd en ongevraagd)
te adviseren.
TTW zal in hun begeleiding er naar streven om ondernemers in contact te brengen met
vervolgfinanciers.
2.
De uitvoering en uitvoerders van VFF
Acties voor 1e helft 2019
•
Duidelijke communicatie naar aanvragers over de start van de doorlooptijd maakt helder
wanneer de 13 weken ingaan.
In de ontvangstbevestigingsbrief van RVO.nl staat duidelijk omschreven wat de uiterste
reactie-datum is en ook bij het ontbreken van informatie wordt aangegeven dat dit
een opschortende werking heeft. RVO zal de communicatie aanscherpen waar nodig.
•
Laat onderdelen gezamenlijk uitgevoerd worden (zoals bijzonder beheer), en blijf actief
van elkaar leren.
Ik neem deze aanbeveling over. In een kwartaaloverleg tussen EZK, RVO.nl en TTW zal
over operationele zaken en bijzonder beheer gesproken over. Daarnaast zal worden onderzocht
of het incasseren van leningen en het bijzonder beheer gezamenlijk kan worden uitgevoerd.
•
Integreer de data-registratie, bij voorkeur in één systeem.
Een goede data-registratie is belangrijk voor overzicht en de evalueerbaarheid van
de regeling. Ik onderzoek op welke wijze dit het meest bevorderd kan worden waarbij
ik oog heb voor de kosten van ICT integratie en de verschillen van de beide uitvoerders.
3.
De samenwerking Rijk-Regio onderzoek fin.markt
Actie irt
Oplevering kort na zomer 2019
•
Creëer helderheid over de subsidiariteit en bespreek wie welke risico’s draagt t.a.v.
de financiering van de vroege fase. Schep daarbij ook onderling duidelijkheid over
de financiering van de ondersteunende functies in het ecosysteem.
Ik zal onderzoeken hoe de complementariteit van de regionale initiatieven met de VFF
verder bevorderd kan worden Ik zal hierover in gesprek gaan met de regio ook in het
kader van mkb-samenwerkingsagenda.
•
Verbeter de informatie-uitwisseling tussen publieke actoren. Dit verbetert de samenhang
van het ecosysteem, zorgt voor betere aansluiting met de ondersteunende structuren
en bevordert efficiënt gebruik van publieke middelen.
•
Stel een passende vorm vast, waarbij de middelen van het Rijk en de regio vanuit een
gezamenlijke visie worden ingezet. Dit altijd in aanvulling op de VFF als landelijk
instrument, wat er voor zorgt dat ondernemers niet tussen wal en schip belanden, afhankelijk
van de regio waarin zij zitten.
Aanbeveling Innovatiekrediet
Reactie
Innovatiekrediet
1.
Doelgroepbereik
•
De evaluatie beveelt aan om in de communicatie sterker in te zetten op een duidelijke
omschrijving van het innovatiekrediet, wat betreft de omvang van bedrijven, de leeftijd
en innovatiefase, en wanneer loting wordt toegepast.
Actieve communicatie over de wijze waarop RVO.nl omgaat met het Innovatiekrediet kan
misverstanden hierover verminderen. In de tweede helft van 2019 zal ik u laten weten
welke acties hiervoor zijn opgezet.
2.
Doeltreffendheid
•
Er zijn een aantal projecten die zo succesvol zijn dat ze na of tijdens de afronding
van het ontwikkelproject door andere, soms grote en soms buitenlandse bedrijven worden
overgenomen. Overweeg om projecten te selecteren op verankering in Nederland.
In de praktijk blijken bedrijven die een Innovatiekrediet hebben ontvangen in Nederland
verankerd te zijn. Van de vijftien bedrijven die tot 2017 door buitenlandse bedrijven
zijn opgekocht, waren er negen bedrijven na een jaar nog actief in Nederland. Het
Innovatiekrediet is toegekend aan 204 bedrijven tot 2017. Ik neem de constatering
voor kennisgeving aan en zal de situatie monitoren, maar zie geen aanleiding voor
een directe beleidswijziging. Ik blijf scherp selecteren op het belang van projecten
voor de Nederlandse economie.
•
Innovatiekredietprojecten worden beoordeeld op volgorde van indiening, totdat het
budget op is. De afgelopen jaren werd een aantal keer geloot vanwege een overvraging
van het budget voor het klinisch luik. Om loting bij dit first-come-first-serve principe
te voorkomen, zouden projecten als alternatief kunnen worden geselecteerd op basis
van kwaliteit. De praktijk van loting heeft ook negatieve gevolgen voor het imago
van het Innovatiekrediet.
Ik zal onderzoeken hoe de praktijk van loting zich ontwikkelt en op welke manier het
gebruik van loting voor klinische projecten kan worden beëindigd, bijvoorbeeld door
additionele criteria. Ik zal de voor- en nadelen van alternatieven voor loting afwegen.
•
Onderzoek een additionele rol voor de overheid ligt bij het vinden van vervolgfinanciering.
In de meta-analyse zal de samenhang tussen de verschillende financieringsinstrumenten
van EZK in kaart worden gebracht. Invest-NL zal naar verwachting ook een rol gaan
bieden in het bieden van vervolgfinanciering.
3.
Doelmatigheid
•
Verschaf duidelijkheid over de verwachte revolverendheid van 60%, ten opzichte van
de doelstellingen van het Innovatiekrediet, de consequenties voor de portefeuille
en mogelijke sturing daarop zorgt voor transparantie en expliciete keuzes ten aanzien
van de doelmatigheid.
De verwachte revolverendheid is een ervaringscijfer dat voortkomt uit de aard van
het krediet en geen streefcijfer. De revolverendheid speelt geen expliciete rol bij
de toekenningsbeslissing van de RVO.nl.
•
In de praktijk weten ondernemers volgens de evaluatie niet altijd goed wat de criteria
Nieuw voor Nederland en Belang voor de Nederlandse economie voor hen betekenen. Concretiseer de criteria Nieuw voor Nederland en Belang voor de Nederlandse economie en communiceer hierover naar ondernemers.
Met deze criteria probeert het Innovatiekrediet te borgen dat de projecten die aanspraak
maken op het Innovatiekrediet innovatief zijn en iets toe kunnen voegen aan de Nederlandse
economie. Ik zal kijken op welke manier de praktische gevolgen van deze criteria meer
zichtbaar gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld door de criteria duidelijker aan ondernemers
uit te leggen en voorbeelden te geven.
•
Er is sprake van een aantal bedrijven die heel lang in de portefeuille van de RVO
blijven. Door de hoge rente lopen de financiële verplichtingen van het Innovatiekrediet
van zulke bedrijven op als de terugbetaling van het Innovatiekrediet wordt uitgesteld.
Dat schrikt nieuwe financiers af en vormt een obstakel voor de verdere ontwikkeling
van het bedrijf. Dit brengt bovendien administratieve lasten met zich mee voor de
RVO.
Samen met de RVO zal ik dit onderzoeken. Hierover verwacht ik u in het tweede helft
van 2019 te kunnen informeren.
4.
Doelmatigheid in de uitvoering
•
De evaluatie geeft een positief beeld van de uitvoering door de RVO. Ondernemers ervaren
medewerkers van de RVO als kundig en het contact als prettig. Ondernemers zien niet
altijd voldoende transparantie in het aanvraagproces. Onderzoek of het aanvraagproces
kan worden herzien, met betrekking tot de aan de ondernemers gevraagde details en
concreetheid en versterk de transparantie over dit proces richting aanvragers. Overweeg,
met het oog op transparantie, ook om de adviescommissie per Ministeriële Regeling
in te stellen.
Ik zal op basis van de evaluatie samen met RVO het aanvraagproces kritisch beschouwen
en nagaan of dit aanpassing behoeft. Hierbij heb ik aandacht voor de transparantie
van het proces en zal ik extra aandacht besteden aan de afgewezen aanvragen. Tevens
zal daarbij ook de formele status van de adviescommissie worden bezien. In de tweede
helft van 2019 zal ik u hierover nader informeren.
•
Til de IT- en datamanagementstructuur van de RVO.nl naar een hoger plan en monitor
de algemene kosten van de RVO.nl.
We zijn hierover in gesprek met de RVO.nl. Aan een betere IT- en datamanagement structuur
wordt al gewerkt.
Aanbeveling SEED, DVI, GF
Reactie
Overkoepelende aanbevelingen SEED, DVI en GF
•
Het beroep op de verschillende regelingen hangt mede af van de economische conjunctuur.
Overweeg om regelingen daarom beter aan te laten sluiten bij de conjunctuur: tijdens
hoogconjunctuur een geringer beroep op de regelingen mogelijk maken zonder consequenties
voor het totale budget voor de regeling (overheidsbudget overhevelen naar magere jaren)
en tijdens laagconjunctuur een groter beroep op de regelingen mogelijk maken.
Ik onderschrijf de aanbeveling door op basis van de actuele behoefte van de markt
de regelingen continu aan te passen. Daarbij signaleer ik dat bij een oplevende economie
projecten die tijdelijk vanwege laagconjunctuur stil hebben gelegen weer vlotgetrokken
worden waardoor juist ondersteuning wenselijk is.
•
Ontwikkel een actuele visie op de rol van de overheid in het structureel verstevigen
van de risicokapitaalmarkt. In dit kader moet voortdurend gewaakt worden voor marktverstoring.
Instrumenten moeten ingezet worden om de markt te helpen daar waar er toegevoegde
waarde kan zijn. Dit vereist een lange termijn en integrale visie op de risicokapitaalmarkt.
Tevens zou moeten worden nagedacht over hoe de overheid haar rol geleidelijk kan terugschroeven
wanneer doelstellingen zijn bereikt en hoe kan worden gekomen tot een risicokapitaalmarkt
die meer op eigen benen kan staan. Regelingen moeten tijdig worden afgeschaald of
gewijzigd indien dit nodig is.
In de kamerbrief van 10 juli 2018 over de invulling van de motie Paternotte1 heb ik een beeld geschetst van de risicokapitaalmarkt en welke rol de instrumenten
die de afgelopen jaren zijn opgezet hierin spelen (Kamerstukken 32 637 en 31 3101,
nr. 318). Deze individuele evaluaties van risicokapitaalinstrumenten geven inzicht
in de effectiviteit van deze instrumenten op dit moment. Op basis daarvan bezie ik
de wijzigingen die nodig zijn.
Zo is al eerder aangekondigd zal de GF vanwege de komst van Invest-NL worden uitgefaseerd
en afgeschaft bij RVO.nl.
Mijn visie krijgt zijn beslag in de brede in het onderzoek van de werking van de financieringsmarkt
die ik kort na de zomer u zal doen toekomen. In deze visie zal ook terugkomen of de
beleidsmix van instrumenten nog past bij de markt.
•
Ontwikkel een integrale visie op de risicokapitaalmarkt en bekijk of het huidig instrumentarium
alle levensfasen van ondernemingen voldoende afdekt. Bij analyses naar financiering
is het essentieel om het gehele financieringslandschap en instrumentarium te beschouwen:
het gaat uiteindelijk om de mix van mogelijkheden in het hele landschap van financiering.
Het oplossen van financieringsknelpunten in een deel van de markt kan waterbedeffecten
veroorzaken in andere segmenten van de markt. Zo is het raadzaam dat RVO en EIF als
uitvoerders van de regelingen regelmatig met elkaar overleggen om te zien of de SEED
Capital en DVI regelingen voldoende op elkaar aansluiten. Daarnaast zou periodiek
de vraag naar en het aanbod van risicokapitaal in kaart moeten worden gebracht om
zo tijdig tot de signalering van eventuele nieuwe financieringsknelpunten te komen.
Voor de visie zie mijn reactie op de vorige aanbeveling.
In een overleg met RVO.nl, EIF en Invest-NL spreken we met elkaar over de diverse
interventies op de risicokapitaalmarkt.
De financieringsmonitor die ik door het CBS jaarlijks laat uitbrengen zal ik vanaf
nu ook de risicokapitaalmarkt in beeld brengen.
•
Verbeter de informatievoorziening over regelingen die de beschikbaarheid en toegang
tot (risico)kapitaal vergroten, zowel aan ondernemers, financiers als adviseurs. Als
inzichtelijk gemaakt wordt welke financiers de diverse regelingen gebruiken helpt
het om er meteen duidelijk bij te vermelden welke criteria die financiers hanteren
bij hun investeringen, zodat ondernemingen en adviseurs beter kunnen inschatten hoe
nuttig de geboden mogelijkheden voor hen zijn. Aan de kant van de ondernemers is het
van belang zich te realiseren dat het aantrekken van financiering een onlosmakelijk
onderdeel is van het ondernemerschap. Betere educatie en ondersteuning van ondernemers
op het gebied van financieringsmogelijkheden blijft gewenst.
De informatievoorziening over de instrumenten is van buitengewoon belang. Op diverse
manieren geef ik hier invulling aan. Zo kunnen ondernemers met hun vragen terecht
bij de financieringsdesk van de KvK, biedt NLGroeit mentoring voor ondernemers aan
en biedt RVO.nl informatie aan over de instrumenten.
•
Geef expliciet aandacht aan andere doelstellingen die met deze regelingen kunnen worden
gerealiseerd buiten het vergroten van de beschikbaarheid van en toegang tot risicokapitaal,
bijvoorbeeld het vergroten van het innovatief vermogen van ondernemingen, het stimuleren
van spillovers of het bijdragen aan maatschappelijke transities.
Bij het ontwerp of aanpassen van een financieringsinstrument zal ik aandacht blijven
geven aan de diverse doelstellingen die met een regeling gerealiseerd kunnen worden.
Zo heb ik voor de SEED twee tenders gedaan op het maatschappelijke domein van zorg
en landbouw. En zal hier aandacht aan blijven geven. Ik zoek hierbij de complementariteit
bij de focusgebieden van Invest-NL.
SEED capital regeling
•
Continueer de SEED Capital regeling, maar overweeg beperkte aanpassingen om de regeling
nog meer toe te snijden op de behoeften van SEED Capital fondsen en startups. Overweeg
bijvoorbeeld of de voorwaarden voor SEED Capital fondsen gedeeltelijk afhankelijk
kunnen worden gesteld van de sector(en) waar een fonds zich op richt, bijvoorbeeld
door het toestaan van grotere financieringen in sectoren waar investeringen voor startups
gemiddeld genomen aanmerkelijk hoger zijn.
Waar nodig doe ik dit. Ik houd daarbij oog voor de eenvoud van de regeling voor gebruikers.
Recent is in de kamerbrief van het MKB-actieplan toegezegd om voor meer kapitaalintensieve
sectoren grotere fondsen en investeringen in startups toe te staan i.p.v. € 6 mln.
kunnen zij € 10 mln. verkrijgen.
•
Laat de sectorspecifieke tenders beter aansluiten bij belangrijke economische en maatschappelijke
thema’s. Besteed daarbij voldoende aandacht aan de onderbouwing van de keuze voor
een bepaalde sector (bijvoorbeeld een voorkeur voor sectoren met relatief grote financieringsknelpunten
waar gedoseerd en gericht ingrijpen gewenst is).
Dit najaar zal ik een sectorspecifieke tender openstellen voor duurzaamheid. Bij de
publicatie zal ik hiervoor een onderbouwing geven en zoek ik de complementariteit
met Invest-NL. Dit volgt in de loop van dit jaar.
Groeifaciliteit (GF)
•
RVO geeft duidelijk aan voor welke drie doelen de Groeifaciliteit is bedoeld, namelijk
ondernemingen in een groeifase, bedrijfsovernames of voor het versterken van buffervermogen.
Maar RVO houdt zelf deze indeling niet bij. Om te weten waar de Groeifaciliteit het
meest voor wordt gebruikt is het raadzaam om deze indeling wel bij te houden.
De GF zal worden uitgefaseerd en afgeschaft bij RVO.nl. Ik zal Invest-NL vragen om
bij het vormgeven van het alternatief hierbij rekening te houden.
•
Verbeter de informatievoorziening over de Groeifaciliteit richting financiers, o.a.
wat betreft de onderbouwing van de adviezen van de betrokken commissies en zorg voor
een uniforme interpretatie van de voorwaarden.
•
Informeer de markt zo snel mogelijk over de toekomstplannen met betrekking tot de
Groeifaciliteit.
In de Kamerbrief van Invest-NL 7heb ik aangegeven de markt te zullen betrekken bij het alternatief. Dit jaar zal worden
gebruikt om het alternatief bij Invest-NL uit te werken. Invest-NL zal dit met de
markt bespreken.
DVI
•
Wees duidelijk over de mate waarin fondsen waarin DVI participeert investeren in bedrijven
in Nederland en waarom de uitvoering van DVI is neergelegd buiten Nederland.
In eerdere kamerbrieven en in deze evaluatie is duidelijk aangegeven hoeveel DVI participeert
in bedrijven in Nederland. Uit de evaluatie blijkt dat de beoogde hefboom met de factor
4 ruimschoots is behaald.
De keuze om de uitvoering van DVI bij EIF neer te leggen is gezamenlijk met de oprichters
(Oost NL en EIF) gemaakt. Vanwege de ruime en unieke ervaring van EIF met dit type
fondsen.
•
Overweeg een hernieuwde poging om DVI onder de aandacht te brengen van Nederlandse
institutionele beleggers, in het bijzonder pensioenfondsen. Ten opzichte van andere
landen zijn de Nederlandse pensioenfondsen terughoudend in hun aanwezigheid op de
risicokapitaalmarkt, aldus de geïnterviewde DVI-fondsmanagers. Het is niet waarschijnlijk
dat daar snel grote veranderingen in komen, maar mocht er toch beweging ontstaan dan
is een structuur van DVI voor hen een relatief aantrekkelijke manier om grote bedragen
te (laten) investeren.
Ik continueer mijn inspanning om pensioenfondsen te interesseren om te investeren
in de Nederlandse economie in het bijzonder venture capital. Daarbij zal ik ook DVI
onder de aandacht brengen.
X Noot
1
Kamerstuk 31 311, nr. 318.
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat