Brief regering : Voortgang Programma Langer thuis
31 765 Kwaliteit van zorg
34 104
Langdurige zorg
Nr. 361
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2019
Donderdag 7 februari a.s. spreken we over de ouderenzorg. Een belangrijk element in
dat kader is het Programma Langer thuis. In deze brief wil ik u meenemen in een aantal
belangrijke ontwikkelingen binnen de actielijnen van dit programma. Deze brief zend
ik u voor actielijn 3, Wonen, mede namens de Minister van BZK. Maar ik begin met de
Raad van Ouderen. Voorts voldoe ik aan verschillende toezeggingen aan Uw Kamer. Het
betreft de volgende:
✓ Tijdens het notaoverleg over de Zorgbuurthuizen (Kamerstuk 34 849, nr. 9) heb ik u toegezegd om de stimuleringsregeling wonen en zorg toe te zenden voordat
deze zou worden gepubliceerd. Deze regeling is bijgevoegd1.
✓ Ook wordt in deze brief aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan twee gewijzigde
moties van het Kamerlid Krol. De eerste betreft het verzoek er bij de gemeenten op
aan te dringen een proportioneel deel van de nieuw te bouwen woningen te bestemmen
voor seniorenhuisvesting.2 De tweede verzoekt de regering er bij de gemeenten op aan te dringen met de woningbouwcorporaties
afspraken te maken om een proportioneel deel van de bestaande sociale huurwoningen
leeftijdsbestendig te renoveren.3
✓ Daarnaast ga ik in op de leegstand van verzorgingshuizen, naar aanleiding van de toezegging
aan het Kamerlid Agema die ik heb gedaan tijdens het notaoverleg Lachend Tachtig (Kamerstuk
34 948, nr. 9).
✓ Verder geef ik een reactie op het onderzoek van Patiënten Federatie Nederland (PFN)
over »Mijn kwaliteit van leven» en de kosten die mantelzorgers moeten maken naar aanleiding
van de vraag van het Kamerlid Geleijnse hiernaar.
✓ Ten slotte zal ik aangeven hoe ik uitvoering geef aan de motie Renkema-Ellemeet4 waarin ik word opgeroepen onderlinge uitwisseling van regionale samenwerking rondom
kwetsbare ouderen te bevorderen.
Advies Raad van Ouderen
Ik ben voornemens voor de zomer een landelijke campagne te starten met als doel de
beeldvorming over ouderen en ouder worden in positieve zin te veranderen. De betrokkenheid
van ouderen bij de stappen die we zetten met het Pact voor de ouderenzorg is van groot
belang. Ik heb de Raad van Ouderen daarom gevraagd om een advies uit te brengen over
de invulling van de campagne over waardering van ouderen die in het regeerakkoord
is opgenomen. In de bijlage bij deze brief treft u het advies van de Raad van Ouderen
aan5. De raad adviseert om onderzoeksrapporten te betrekken die gaan over beeldvorming
van ouderen, om aandacht te besteden aan de diversiteit onder ouderen en om het beeld
dat ouderen over zichzelf hebben te betrekken. Een belangrijk advies van de Raad is
dat ouder zijn een nieuwe, volwaardige fase in het leven is. Het zijn dus niet alleen
gebreken en ongemakken, maar juist ook veel kansen en mogelijkheden. Ouderen zijn
van betekenis. Omdat ouder worden nieuwe levensaspecten met zich mee brengt, is het
ook goed om je daarop voor te bereiden. Ik gebruik deze adviezen in de uitwerking
van de campagne. Recent heeft bijvoorbeeld een co-creatie sessie plaatsgevonden met
de Raad, het campagnebureau en een wetenschapper die veel weet over beeldvorming over
ouderen. Ik betrek de Raad van Ouderen bij de verdere uitwerking van de campagne.
Stand van zaken Programma Langer Thuis: algemeen
Na de vaststelling van het Plan van Aanpak op 1 november 2018, wordt in het programma
Langer Thuis nu gewerkt aan verdere implementatie en borging van de verschillende
acties.6 Het programma kent een grote variëteit aan maatregelen en er is een brede groep
partners betrokken. Ik ervaar bij de partners goede wil om vaart te maken. We voelen
een gezamenlijke urgentie om de kwaliteit van ondersteuning en zorg voor ouderen thuis
te verbeteren. Er is hard gewerkt om verschillende maatregelen dit voorjaar gereed
te hebben. Ik noem de stimuleringsregeling E-health, het aanstellen van een landelijk
aanjager respijtzorg en de stimuleringsregeling wonen en zorg.
Voor een belangrijk deel ligt de opgave van het programma Langer Thuis op lokaal en
regionaal niveau: zorgverleners, zorgaanbieders, sociale wijkteams, welzijnswerkers,
gemeenten, woningcorporaties en verzekeraars zijn hierbij aan zet, samen met ouderen
zelf. Het programma Langer Thuis ondersteunt hen hierbij en helpt te versnellen. We
doen dit door:
– voor partijen in de regio zichtbaar te maken welke ondersteuning zij kunnen krijgen
en welke goede lokale en regionale voorbeelden er zijn. Hiertoe wordt onder meer een
website ontwikkeld. Het is mijn ambitie om de website en bijbehorende communicatiestrategie
dit voorjaar gereed te hebben.
– een aanpak waarmee ik het onderling leren tussen regio’s en de inrichting van een
vraagbaakfunctie kan faciliteren. Hiertoe voer ik een verkenning uit samen met vertegenwoordigers
uit enkele regio’s (Rotterdam, Drenthe, Eindhoven, Amsterdam, Den Haag) en vertegenwoordigers
van ROS-organisaties die in diverse regio’s actief zijn. Hiermee voer ik de motie-Renkema/Ellemeet
uit.
Daarnaast bevat het Programma Langer Thuis diverse kennis- en pilotprogramma’s waarin
samen met de lokale partijen de beste voorbeelden worden ontwikkeld, verrijkt, verzameld
en verspreid. Wat betreft stimuleren en ondersteuning doe ik dat via de twee genoemde
stimuleringsregelingen. Ook ondersteun ik gemeenten en corporaties bij de opgave om
ouderen geschikt te laten wonen.
– voor het bespreken van knelpunten per actielijn diverse bestuurlijke overleggen in
te richten, waar knelpunten die ondanks alle hulp en ondersteuning niet regionaal
of lokaal kunnen worden opgelost, worden geagendeerd zodat ze kunnen worden aangepakt.
– VWS als partner te verbinden aan regionale samenwerkingsagenda’s. VWS kan goede praktijkvoorbeelden
uit de betreffende regio landelijk delen, de beleidsinzet en ondersteuningsmogelijkheden
van VWS toelichten en, waar mogelijk, gezamenlijk thema’s of knelpunten die spelen
helpen oplossen binnen de bestaande wettelijke kaders.
Om de voortgang van het programma te volgen heb ik het RIVM gevraagd de monitor van
het programma uit te voeren. Voor de zomer ontvangt u de eerste rapportage hiervan,
met daarbij ook een nulmeting. Aan de hand hiervan kunnen de effecten van het programma
nader gevolgd worden.
Actielijn 1 Goede zorg en ondersteuning thuis
Kern van actielijn 1 is het creëren van een samenhangend ondersteunings- en zorgaanbod, dat goed is afgestemd op de individuele (sociale en medische)
behoeften en wensen van ouderen. Zo worden ouderen in staat gesteld thuis te wonen
zo lang het kan en mensen dit willen. De basis zou moeten bestaan uit de huisarts
en de wijkverpleegkundige in nauwe samenwerking met zorgverleners in het sociale domein.
Onderdeel van dit netwerk zijn samenwerkingsafspraken met apotheker, sociaal team,
specialist ouderengeneeskunde, medisch specialisten en andere disciplines (bijvoorbeeld
de fysiotherapeut). Om tot deze afspraken te komen zijn zorgverzekeraars en gemeenten
nodig om randvoorwaarden op gebied van mensen, middelen, ICT en kennis te borgen.
Het programma Langer Thuis zet daarom in de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars
in de regio te versterken. Gemeenten en zorgverzekeraars werken aan een gezamenlijk
plan dat onder meer ingaat op hoe zij de samenwerking in de regio de komende tijd
kunnen versterken en borgen en hoe zij goede voorbeelden en kennis kunnen delen en
opschalen
Vanuit Programma Langer Thuis wordt de Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) opengesteld.
U bent hier apart per brief over geïnformeerd. Met deze regeling wil ik een impuls
geven aan innovatieve en digitale zorg. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om valsensoren,
elektronische sleuteloplossingen, wondverzorging op afstand, communicatieplatforms
tussen professionals onderling en de cliënt, leefstijlmonitoring, maar ook technologie
die een mantelzorger in staat stelt op afstand in de gaten te houden hoe het met zijn
naaste gaat. De regeling heeft als doel om e-health toepassingen die ondersteuning
of zorg faciliteren voor cliënten met een chronische ziekte of beperking en die thuis
wonen, op te schalen en te borgen. Zo kunnen zij langer zelfstandig thuis wonen. De
inzet van E-health kan voor veel ouderen met een chronische ziekte of beperking van
betekenis zijn met een goede kwaliteit van leven zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Het draagt bijvoorbeeld bij aan veiligheid, sociale contacten en meer integrale ondersteuning
en zorg.
Vanuit het Plan van Aanpak Zorg voor Kwetsbare ouderen van dertien koepel-organisaties
uit het medisch en sociaal domein, leggen partijen de komende twee maanden de laatste
hand aan een handreiking over het bieden van persoons-gerichte, proactieve en samenhangende
ondersteuning en zorg aan thuiswonende kwetsbare ouderen. De handreiking beschrijft
in een 6-stappenplan wat de zorg voor kwetsbare thuiswonende ouderen betekent en geeft tips en suggesties
hoe deze zorg kan worden geboden. De handreiking is daarmee een tool waarmee professionals
in de wijk direct aan de slag kunnen om de ondersteuning en zorg voor kwetsbare ouderen
in te vullen. Om professionals hierbij te faciliteren bevat de handreiking ook aanbevelingen
hoe de ondersteuning en zorg op regionaal niveau georganiseerd kan worden en welke
knelpunten landelijke opgelost kunnen worden. Naar verwachting kan de handreiking
in het tweede kwartaal van 2019 bestuurlijk worden vastgesteld.
Wij ondersteunen professionals om op wijkniveau als één team rondom de oudere samen
te werken. Via het programma Langdurige Zorg en Ondersteuning van ZonMw stelt VWS
de komende jaren 3 miljoen euro per jaar beschikbaar om netwerken integrale ondersteuning
en zorg voor ouderen te faciliteren, door te ontwikkelen en te borgen. Eind januari
2019 wordt een eerste subsidie-oproep opengesteld. Startende netwerken kunnen hiermee
proces-ondersteuning krijgen bij de verdere doorontwikkeling van hun samenwerking.
Bestaande netwerken kunnen ondersteuning krijgen zich te verbreden met nieuwe partners,
inhoudelijk verder te ontwikkelen bijvoorbeeld met behulp van tools, zoals een dashboard,
of te werken aan duurzame borging van de samenwerking binnen de bestaande werkstructuren.
In oktober 2019 zal – op basis van de ervaringen met de uitgevoerde trajecten op landelijk,
regionaal en lokaal niveau – een tweede subsidieoproep worden geopend. Zo werken we
ernaar toe dit jaar 60 netwerken integrale ouderenzorg te versterken. Dit is tevens
een voorbeeld, waarbij ik rekening houd met het advies «zelfredzaamheid van ouderen»
van de Gezondheidsraad. Ik verwijs verder naar de bijlage voor mijn nader uitgewerkte
reactie op het advies van de Gezondheidsraad7.
Actielijn 2: mantelzorg en vrijwilligers
Mantelzorgers kunnen de zorg incidenteel overdragen, kortdurend of structureel. Op
die manier krijgt de mantelzorger even time out en kan op adem komen. Toch zien we
dat respijtzorg niet goed aansluit bij de wensen van de mantelzorger of de oudere.
Daarom is van uit Langer Thuis een landelijk aanjager respijtzorg aangesteld. Mevrouw
Clémence Ross-Van Dorp, voormalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, gaat het komende jaar aan de slag om samen met gemeenten, zorgverzekeraars
en zorgaanbieders de respijtzorg te verbeteren voor mantelzorgers en degene die zij
ondersteunen. Haar opdracht is:
1. samen met de gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren in kaart brengen wat respijtzorg
precies is en hoe respijtzorg in brede zin geregeld is (van dagbesteding tot intensieve
logeerzorg) te beginnen in de krimpgebieden;
2. de behoefte naar vormen van respijtzorg onder mantelzorgers inventariseren;
3. in kaart brengen met gemeenten en zorgverzekeraars hoe respijtzorg nu wordt ingekocht
en hoe het gebruik/de vraag ernaar is;
4. verbeteringen voor te stellen over hoe respijtzorg beter kan;
5. gemeenten en zorgverzekeraars stimuleren dat de voorgestelde verbeteringen ook overgenomen
worden (aanjaagfunctie);
6. voorstellen doen hoe partijen beter van elkaar kunnen leren op basis van de werkzame
elementen van goede respijtzorg.
Logeerzorg kan zo’n vorm van respijtzorg zijn. Er worden vanuit de Zorg-verzekeringswet
(Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz) en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vormen
van tijdelijk verblijf geboden, maar een structurele vorm van logeerzorg voor senioren
ontbreekt volgens de notitie «Logeerzorg» van de leden van uw Kamer Bergkamp en Hermans.
Op voorstel van deze partijen gaan we daarom starten met pilots logeerzorg. Er is
een quickscan uitgevoerd door Platform 31 die verder inzicht biedt in hoe het landschap
van de logeerzorg eruit ziet, welke vormen van logeerzorg bestaan en welke knelpunten
er op dit moment zijn. Zo is er onvoldoende coördinatie voor de toeleiding en zijn
er knelpunten om tot een businesscase te komen op basis van de Zvw en Wmo. Daarom
wordt ervoor gekozen bij de pilots te focussen op de doorontwikkeling van logeerzorg
vanuit de Wmo. Logeerzorg is daarbij iets anders dan eerstelijnsverblijf, omdat logeren
een sociale en geen medische noodzaak kent die vergoeding vanuit de Zvw zou rechtvaardigen.
De 10 pilots die starten in april 2019 gaan verder antwoord op geven op de ervaren
knelpunten.
Mantelzorgers hechten veel waarde aan het contact met andere mantelzorgers om zo hun
zorgen te kunnen delen en elkaar te kunnen inspireren. De afgelopen maanden zijn diverse
regionale bijeenkomsten geweest in het kader van de documentaire «Moeder aan de lijn»,
opgezet door New Amsterdam Film Company en omroep Human. De documentaire fungeerde
als steen in de vijver en door de bijeenkomsten die mede door VWS werden georganiseerd
gingen mantelzorgers met elkaar in gesprek over de emotionele beleving van de zorg
voor naasten. Het is gericht op vermindering van het risico op overbelasting en handelingsperspectief
te bieden. Met ongeveer 100 bezoekers per bijeenkomst bleek de noodzaak te spreken
met anderen over de beleving van mantelzorg zeer groot.
Het Kamerlid Geleijnse heeft gevraagd om een schriftelijke reactie op het onderzoek
van Patiënten Federatie Nederland (PFN) over »Mijn kwaliteit van leven» en de kosten
die mantelzorgers moeten maken.
Naar schatting verlenen 850.000 mantelzorgers langdurig en intensief mantelzorg (langer
dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week). Dat daar ook kosten bij komen kijken is
begrijpelijk. Zorgelijk wordt het als mensen die kosten niet op kunnen brengen en
toch mantelzorgen. Zo heeft MantelzorgNL (voorheen Mezzo) een factsheet gemaakt over
de financiële gevolgen voor het mantelzorgen. We moeten daarom gezamenlijk (gemeenten,
zorgverzekeraars en rijksoverheid) mantelzorgers wijzen op de (financiële) mogelijkheden
die bestaan voor ondersteuning. Ook op lokaal niveau zijn veel mogelijkheden die kunnen
bijdragen aan een tegemoetkoming in de gemaakte kosten en waar veel mantelzorgers
niet van op de hoogte zijn:
○ sommige gemeenten geven parkeervergunningen af voor mantelzorgers;
○ mensen kunnen een OV-begeleiderskaart aanvragen als zij voor iemand zorgen die niet
zelfstandig kan reizen;
○ sommige gemeenten vergoeden reiskosten voor mantelzorgers met een bijstandsuitkering;
○ als degene voor wie men zorgt gebruik maakt van Valys, mag hij of zij gratis een begeleider
meenemen;
○ woont men samen met degene die men verzorgt? Als deze persoon voor langere tijd opgenomen
is in een instelling, dan kunnen de reiskosten voor het ziekenbezoek mogelijk afgetrokken
worden van de specifieke zorgkosten.
Lokaal maatwerk staat voorop. Het is van belang eenduidig en helder hierover naar
mantelzorgers te communiceren. Dat gaan we samen verder vormgeven met gemeenten, verzekeraars,
maar ook de landelijk aanjager respijtzorg.
Ik heb subsidie toegekend aan het programma «Samen Ouder Worden», dat door vrijwilligerskoepel
NOV in samenwerking met circa tien landelijke vrijwilligers-organisaties wordt uitgevoerd.
Het programma richt zich specifiek op het bieden van een passend aanbod aan ouderen.
Binnen veertig lokale trajecten wordt onder andere gewerkt aan het versterken van
de samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties onderling en de samenwerking tussen
vrijwilligers-organisaties en beroepskrachten. Daarbij wordt ook ingezet op het aanbieden
van meer geschikte vrijwilligersfuncties die ouderen zelf tot op hoge leeftijd kunnen
vervullen en op het versterken van de functie van de (betaalde) vrijwilligers-coördinator.
Op de website www.nov.nl is meer informatie beschikbaar over het programma.
Actielijn 3 Wonen
Kern van deze lijn is dat mensen geschikt moeten kunnen wonen en er voldoende woningen
en soortenwoonvormen zijn om in oud te worden. Er is een groeiende belangstelling
voor innovatieve woonvormen. De overweldigende belangstelling voor het congres Expeditie
Begonia van het Kenniscentrum Actiz-Aedes eind 2018 dat zich richt op informatie over
innovatieve woonvormen illustreert dit. Er waren meer dan 600 deelnemers aanwezig die zo'n 350 organisaties in wonen, welzijn en zorg vertegenwoordigden.
Ook bij de prijsvraag van Who Cares van de Rijksbouwmeester zagen we de grote belangstelling
voor de ontwikkeling van nieuwe woonvormen en toegankelijke wijken met voorzieningen
op loopafstand. Tegelijkertijd komen nieuwe woonzorgarrangementen niet overal vanzelf
tot stand.
Op verschillende manieren stimuleer en faciliteer ik, samen met de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, gemeenten en woningcorporaties om rekening te houden
met het groeiende aantal ouderen en hun, zeer diverse, woonwensen:
– Samen met partijen geven we ruimte aan innovatieve woonzorgvormen, en stimuleren we
dat ouderen worden geïnformeerd over en ondersteund bij de verhuizing van een eengezinswoning
naar een geschikt appartement en dat wijken zodanig worden ingericht dat voorzieningen
aanwezig en bereikbaar zijn.
– De verschillende mogelijkheden en goede voorbeelden zal ik via het kennis-programma
Langer Thuis van Platform 31 onder gemeenten en woningcorporaties verspreiden. Om
deze voorbeelden op te halen gaan de Minister van BZK en ik samenwerken met de G40.
Een aantal gemeenten gaat aan de slag met de inrichting van zowel bestaande als nieuwe
wijken zodat deze geschikt zijn voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben.
Platform 31 zal de deelnemende gemeenten ondersteunen en de leereffecten ophalen.
Het programma zal naar verwachting in maart 2019 van start gaan.
– Een ondersteuningsteam, dat zal worden ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland, zal gemeenten adviseren bij de aanpak van het ge-schikt wonen en het in
kaart brengen van de lokale opgave. Het team zal in maart of april 2019 operationeel
zijn.
– In de woondeals die de Minister van BZK in januari met de gemeente Groningen heeft
gesloten is aandacht zijn voor wonen en zorg. Dat geldt ook voor de regiodeal met
Parkstad Limburg en zal bij de nog te sluiten woondeals naar verwachting ook het geval
zijn.
Via zowel het kennisprogramma, het ondersteuningsteam, het programma Who Cares als
de woondeals worden gemeenten en woningcorporaties gestimuleerd hun beleid verder
te ontwikkelen. Hierbij komen ook vragen rondom het bestemmen van een proportioneel
deel van de nieuw te bouwen woningen voor seniorenhuisvesting en de leeftijdsbestendige
renovatie van huurwoningen aan de orde. Hiermee geef ik invulling aan de eerdergenoemde
twee moties van het Kamerlid Krol.
De Minister van BZK en ik willen in algemene zin meer grip krijgen op de cijfers van
de ontwikkeling in woonzorgarrangementen. Wij hebben daarom een onderzoek in gang
gezet om de ontwikkeling van nieuwe woonzorgarrangementen te kunnen monitoren. Dit
zal niet eenvoudig zijn. Vooral de vraag hoe de uiteenlopende concepten zinvol kunnen
worden afgebakend, of vervolgens tot zinvolle cijfers kan worden gekomen en of de
beschikbare bronnen daarbij aansluiten zijn vragen die in het onderzoek aan de orde
komen.
Stimuleringsregeling wonen en zorg
Als bijlage bij deze brief ontvangt u de stimuleringsregeling Wonen en Zorg. Deze
regeling heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling en totstandkoming van vernieuwende,
kleinschalige en geclusterde woonzorg-arrangementen voor mensen met laag- of middeninkomen met levensloopbestendige
of gemakkelijk aanpasbare woningen.
Het aanbod tussen thuis en instelling is, gezien de komende opgave, beperkt. Vernieuwend
aanbod is zeer welkom. Een belangrijk deel van de innovatie vindt plaats bij bewonersinitiatieven
en sociale ondernemers. Omdat dergelijke kleinschalige initiatieven niet vanzelf tot
stand komen en ze een belangrijke aanvulling zijn op het bestaande aanbod, is stimulering
van deze initiatieven door de overheid gewenst. De regeling richt zich daarmee op
bevordering van deze kleinschalige initiatieven. Uit de veldconsultatie is gebleken
dat het belangrijkste knelpunt voor de totstandkoming van kleinschalige initiatieven
de financiering is. De praktijk wijst uit dat op dit moment banken en pensioenfondsen
heel beperkt middelen ter beschikking stellen om innovatieve woonvormen voor de doelgroep
van ouderen met lagere inkomens tot stand te brengen.
Met de regeling wordt ervoor gezorgd dat projecten tot stand komen, die anders niet
tot stand waren gekomen. Het voorstel voor de risicoregeling is gericht op het afdekken
van de risico’s die niet in de markt worden gedekt. Banken zijn niet bereid om voor
de planontwikkelfase een lening te verstrekken, als er nog beperkt waarde tegenover
staat, en zijn voor de bouw/nafinancieringsfase in de regel bereid tot maximaal 70%
van de bouw- of verwervingskosten een financiering te verstrekken. Investeerders vragen
een hoog rendement. Hiervan is bij deze initiatieven geen sprake. De hogere financieringskosten
sluiten niet aan bij de eisen die aan deze projecten worden gesteld – wat leidt tot
extra kosten in verband met het rekening houden met een toename van beperkingen van
bewoners (bijvoorbeeld extra vereisten met breedte deuren voor eventueel rolstoelgebruik
en levensloopbestendigheid) – in combinatie met de wens dat de initiatieven zich richten
op de lagere – en middeninkomens.
De voorliggende regeling is erop gericht dat mensen (langer) zelfstandig kunnen blijven
wonen. De regeling stimuleert de totstandkoming van geclusterde woonvormen met levensloopbestendige
of makkelijk aanpasbare woningen. Dit kunnen zowel huur- als koopwoningen zijn, al
dan niet in combinatie met elkaar. Hierbij wordt uitgegaan van een minimum van 5 wooneenheden
en van een maximum van 40 wooneenheden. Hiermee wordt aan de ene kant de kleinschaligheid
benadrukt, en aan de andere kant kunnen zorgbuurthuizen ook van de regeling gebruik
maken.
Conform de motie Van Gerven8 is de regeling erop gericht dat de woonzorgarrangementen leiden tot minder zorg en/of
ondersteuning, dat de woonzorgvormen leiden tot ontmoeting (sociale cohesie) en dat
van uit de initiatieven diensten en zorg in de omgeving goed toegankelijk zijn. De
regeling bestaat uit drie onderdelen:
1. De Staat verstrekt een subsidie voor de initiatieffase van woonzorgarrangement. Deze
fase is vooral gericht op het toetsen van de haalbaarheid van het initiatief. Hiervoor
is jaarlijks 1 miljoen beschikbaar. Hiermee kunnen naar schatting tussen de 70 en
90 plannen mee worden gesubsidieerd (maximale subsidiebedrag is 20.000 per plan).
2. De Staat stelt zich borg voor een lening in de planontwikkelfase; de lening van banken
worden voor 90% geborgd door de overheid. Met de regeling wordt mogelijk dat tot 10
miljoen aan leningen wordt geborgd. Per plan is de borging maximaal 200.000. Hiermee
kunnen jaarlijks minimaal 50 projecten in de planontwikkelfase worden geborgd.
3. De Staat stelt zich borg voor een achtergestelde lening van 15% van de stichtingskosten
bij de bouwfase. Met deze extra borgstelling wordt het voor bewonersinitiatieven en
sociale ondernemers veel eerder mogelijk om de financiering rond te krijgen. We verwachten
dat hier ca. jaarlijks 50 projecten mee zouden kunnen worden gefinancierd. Voor 2019
zal dit mede door de lange doorlooptijd van deze projecten lager zijn.
Werking regeling planontwikkel- en bouw- en nafinancieringsfase
Voor de planontwikkel- en bouw- en nafinancieringsfase wordt door de bank beoordeeld
of een woonzorgarrangement een lening kan krijgen. Voordat een bank een lening kan
verstrekken die wordt geborgd wordt door de overheid, moet de bank hiertoe eerst een
overeenkomst afsluiten met de RVO.
Komende weken wordt hard gewerkt aan de voorbereidingen op de uitvoering van de regeling
met het oog op openstelling per april. Daarbij hoort ook het gesprek met banken over
onder meer hun gereedheid om projecten te financieren met gebruikmaking van deze regeling.
Leegstand verzorgingshuizen
Tijdens de behandeling van de initiatiefnota Lachend Tachtig van mevrouw Ellemeet,
vroeg mevrouw Agema naar de leegstand van verzorgingshuizen.
Ik ben nagegaan in hoeverre deze cijfers bestaan. Bij mijn ministerie zijn geen leegstandspercentages
bekend. Dit komt mede omdat zorgaanbieders in de sector Verpleging en Verzorging (V&V)
zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer van hun vastgoed. Van een rapportage van
Actiz in 2016 weten we wel dat ongeveer de helft van de zorgaanbieders is overgegaan
tot het verhuren van leeggekomen intramurale plaatsen.9 Zij bieden een arrangement op basis van scheiden van wonen en zorg aan, binnen de
muren van het verpleeg-/verzorgingshuis. De meeste aanbieders doen dit op één locatie.
Het aanbieden van dergelijke arrangementen vindt plaats zowel in gebouwen die eigendom
zijn van een woningcorporatie als in gebouwen van de zorgaanbieder zelf. Een ander
deel van de verzorgingshuizen richt zich op een zwaardere doelgroep en transformeert
richting verpleeghuis, terwijl weer een ander deel kiest voor een mix van bewoners:
ouderen, jongeren en mensen die beschermd wonen vanuit een psychische kwetsbaarheid.
Slechts weinig organisaties voorzien over te gaan tot sluiting. De organisaties die
wel sluitingsplannen hebben, vervangen deze plaatsen meestal niet met scheiden van
wonen/zorg-arrangementen, maar laten deze vervallen. Op basis van TNO gegevens blijkt
dat tot voor kort het grootste gedeelte (ca. 2/3) van de verzorgingshuizen voor 1985
gebouwd is.10 Deze woningen zullen naar alle waarschijnlijkheid voor een aanzienlijk deel niet
toekomstbestendig blijken te zijn. Renovatie bij deze instellingen, waarbij woningen
zeer klein zijn, is vaak niet rendabel. Belangrijke redenen om een locatie te sluiten
zijn dan ook dat een gebouw verouderd of ongeschikt wordt gevonden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport