Brief regering : Wijziging van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen; Brussel, 30 juni 2018
35 127 (R2117) Wijziging van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen; Brussel, 30 juni 2018
A/ nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
25 januari 2019.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
24 februari 2019.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt
niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid
jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 januari 2019
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 30 juni 2018 te Brussel tot stand gekomen Wijziging van het Internationaal
Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering
van goederen (Trb. 2018, nr. 130).
Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken
op 25 januari 2019 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en
de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
Inleiding
De Raad van de Wereld Douane Organisatie (hierna: de Raad) heeft tijdens zijn 129e
en 130e zitting van 6 tot en met 8 juli 2017 een aanbeveling aangenomen strekkende
tot wijziging van artikel 8 van het op 14 juni 1983 te Brussel tot stand gekomen Internationaal
Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering
van goederen, met Bijlage (Trb. 1985, nr. 108; hierna: het Verdrag). Die wijziging (Trb. 2017, nr. 182) is op 5 mei 2018 door de Staten-Generaal stilzwijgend goedgekeurd.1 Omdat een van de andere verdragspartijen echter tijdig bezwaar heeft ingediend tegen
die wijziging, zal die wijziging ingevolge artikel 16, derde lid, van het Verdrag
niet in werking treden. Vervolgens heeft de betreffende partij na het verstrijken
van de bezwaartermijn alsnog afgezien van het bezwaar tegen de voorgestelde verdragswijziging.
Daarop is tijdens de 132e zitting van de Raad van 28 tot en met 30 juni 2018 opnieuw
een aanbeveling aangenomen strekkende tot exact dezelfde wijziging van artikel 8 van
het Verdrag (Trb. 2018, nr. 130). Deze wijziging van 30 juni 2018 wordt nu ter goedkeuring voorgelegd.
In artikel 8, tweede en derde lid, van het huidige Verdrag zijn regels vastgelegd
inzake de goedkeuring van toelichtingen, indelingsadviezen en andere instrumenten
voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering
van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem.
De op 30 juni 2018 aangenomen aanbeveling strekt ertoe de procedure voor de goedkeuring
van de beslissingen van het Comité voor het Geharmoniseerde Systeem (hierna: het Comité)
te verkorten.
Naar het oordeel van de regering bevat de wijziging geen eenieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen.
Inhoud van de wijziging
De wijziging dient ertoe de goedkeuring van toelichtingen, indelingsadviezen en andere
instrumenten van het Comité te versnellen door:
1. een voorbehoud dat door een verdragspartij wordt ingediend tegen een door het Comité
opgesteld instrument in beginsel direct te agenderen op de volgende zitting van het
Comité, zonder dat het eerst aan de Raad behoeft te worden voorgelegd; en
2. het aantal voorbehouden te beperken tot maximaal twee voor elke kwestie waarover het
Comité een beslissing heeft genomen.
Met de eerste wijziging wordt beoogd de huidige tijdrovende goedkeuringsprocedure
via de Raad te verkorten. Volgens de huidige procedure moet, indien een verdragsluitende
partij een voorbehoud indient tegen een door het Comité opgesteld instrument, dit
voorbehoud eerst voorgelegd worden aan de Raad. De Raad gaat dan niet over tot een
inhoudelijke beoordeling, maar stuurt dit terug naar het Comité voor een nieuw onderzoek.
Aangezien de Raad maar eenmaal per jaar bijeenkomt, kan dit proces tijdrovend zijn.
Met de voorgestelde nieuwe procedure (tweede tot en met vijfde lid) hoeven voorbehouden
tegen door het Comité opgestelde instrumenten niet meer per se eerst voorgelegd te
worden aan de Raad maar wordt daarover, tenzij omstandigheden dat niet toelaten, op
de eerstvolgende vergadering van het Comité een beslissing genomen. Aangezien het
Comité tweemaal per jaar bijeenkomt en de Raad slechts eenmaal per jaar, betekent
dat een potentiële tijdsbesparing van minimaal zes maanden. Een verdragsluitende partij
behoudt niettemin het recht te kiezen voor een procedure waarbij het voorbehoud toch
eerst aan de Raad wordt voorgelegd (tweede lid).
Met de tweede wijziging wordt beoogd het herhaaldelijk indienen van een voorbehoud
tegen te gaan en te beperken tot een tweetal voorbehouden (tweede en zesde lid). Onder
het huidige Verdrag kunnen verdragsluitende partijen nog zonder beperking tegen een
beslissing van het Comité over één en dezelfde kwestie een voorbehoud indienen.
Positie van de Europese Unie
De Europese Unie is, naast de EU-lidstaten, zelfstandig verdragsluitende partij bij
het Verdrag. Gelet op de bevoegdheidsverdeling behoeft de wijziging de instemming
van zowel de Europese Unie als de EU-lidstaten.
Koninkrijkspositie
De wijziging zal, evenals het Verdrag zelf, voor het gehele Koninkrijk gelden.
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken