Brief regering : Toezeggingen over Passend Onderwijs
31 497 Passend onderwijs
Nr. 284
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2019
In de kamerbrief passend onderwijs van 25 juni1 en het notaoverleg van 2 juli2 heb ik maatregelen aangekondigd die ik zal nemen tot aan de eindevaluatie van de
                  wet passend onderwijs in 2020. Ik ben inmiddels gestart met de regiogesprekken in
                  het land. Het eigenaarschap van de regio voor passend onderwijs onderstrepend, wil
                  ik mij een beeld vormen van de stand van zaken in verschillende regio’s. In deze brief
                  geef ik een stand van zaken van verschillende onderwerpen.
               
Regiogesprekken passend onderwijs
Zoals aangekondigd in de beleidsbrief passend onderwijs van 25 juni, bezoek ik dit
                     eerste kwartaal zes regio’s om gesprekken te voeren over de ervaringen met passend
                     onderwijs. Met deze gesprekken wil ik het eigenaarschap ondersteunen, zodat alle betrokkenen
                     – schoolleiders en schoolbesturen, leraren en andere professionals, ouders en leerlingen
                     – het onderwijs in hun eigen omgeving (nog) beter kunnen maken. De gesprekken zullen
                     niet alleen gaan over knelpunten, maar juist ook over verbeteringen, samenwerking
                     en onderlinge verwachtingen. Tijdens het gesprek hoor en zie ik wat er speelt in de
                     regio en hoe de regio aan de slag gaat met verbeteringen. Ook de onderwerpen die door
                     de Kamer zijn aangedragen in het notaoverleg passend onderwijs van 2 juli worden in
                     de gesprekken meegenomen.
                  
Om zo veel mogelijk betrokkenen bij passend onderwijs in Nederland te bereiken, heb
                     ik een online vertelpunt laten ontwikkelen. Op dit vertelpunt kunnen leerlingen, ouders
                     en professionals in en rondom de school hun ervaringen delen over situaties die te
                     maken hebben met (passend) onderwijs. Daarbij geldt geen goed of fout. Ervaringen
                     laten juist de verschillende belevingen, meningen en emoties zien, die meer vertellen
                     dan cijfers. De (anonieme) ervaringen laten zien op welke punten passend onderwijs
                     goed gaat, en wat er verbeterd moet worden. De ervaringen worden op thema’s bijeen
                     gebracht, en vervolgens uitgesplitst naar regio. Met deze thema’s kunnen alle betrokkenen
                     en gemeenten zelf aan de slag om het onderwijs in de eigen regio (nog) passender te
                     maken. Het online vertelpunt is geopend tot en met 31 maart 2019 en is te vinden op
                     www.vertelpunt.nl/ocw. Er zijn tot nu toe 3.100 ervaringen binnengekomen, waarvan 200 van leerlingen, 1.650
                     van ouders, 700 van leerkrachten en 550 van andere professionals in en rondom de klas.
                  
In de dertiende voortgangsrapportage voor het zomerreces van 2019 wordt aan uw Kamer
                     gerapporteerd over het landelijke (kwalitatieve) beeld van de ervaringen met passend
                     onderwijs, op basis van de ervaringen uit het online vertelpunt. Daarnaast zullen
                     op hoofdlijnen de uitkomsten van de bijeenkomsten in de regio worden weergegeven.
                     Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om op basis van de ervaringen uit het vertelpunt
                     en de regiogesprekken te generaliseren.
                  
Dit zou het regionale karakter van passend onderwijs teniet doen: juist de verschillen
                     tussen regio’s vragen om genuanceerde berichtgeving die recht doet aan de specifieke
                     dilemma’s en bijbehorende oplossingen. Wel kunnen de uitkomsten zowel door de regio’s
                     als landelijk worden gebruikt om te bepalen op welke zaken extra kan worden ingezet
                     of ondersteund, mede in aanloop naar de evaluatie van passend onderwijs in 2020.
                  
Onafhankelijk toezicht op de samenwerkingsverbanden
In het regeerakkoord is opgenomen dat er meer onafhankelijk toezicht op de samenwerkingsverbanden
                     komt, om te zorgen dat de middelen voor passend onderwijs in de klas terechtkomen.
                     In mijn brief van 25 juni jl. heb ik aangegeven dat ik hierover in gesprek ben met
                     de sector. De PO-Raad en VO-raad hebben – na raadplegen van hun achterban – voorgesteld
                     om in te zetten op drie maatregelen:
                  
1) Allereerst zal het toezichthoudend orgaan van het samenwerkingsverband ten minste
                           één onafhankelijk lid – niet verbonden aan een deelnemend schoolbestuur – moeten hebben.
                        
2) De PO-Raad en VO-raad zijn reeds gestart met het aanspreken van de samenwerkingsverbanden
                           met onverantwoord hoge reserves. Daarnaast werken zij, op basis van een aantal criteria,
                           een bandbreedte uit, waarmee de raden de samenwerkingsverbanden aanspreken. Ook wordt
                           de mogelijkheid tot het oprichten van een benchmark van de reserves van samenwerkingsverbanden
                           onderzocht.
                        
3) Tot slot wordt een openbaar Dashboard passend onderwijs ontwikkeld, waar op geaggregeerd
                           niveau belangrijke indicatoren voor passend onderwijs te vinden zullen zijn, waaronder
                           leerlingaantallen (v)so/sbo en financiële verantwoordingsinformatie.
                        
Dit is een goede inzet om het toezicht meer onafhankelijk te maken. Een openbaar Dashboard
                  passend onderwijs draagt bij aan het beter inzichtelijk maken van de inspanningen van samenwerkingsverbanden en de resultaten van passend
                  onderwijs. De raden hebben een handreiking gepubliceerd hoe dat vormgegeven kan worden
                  met een onafhankelijk voorzitter.3 Wel vragen de maatregelen nog om een tijdpad waarbinnen resultaten bereikt moeten
                  zijn en hoe de afspraken gemonitord worden. Ik wacht de uitwerking van de raden ten
                  aanzien van de verantwoorde reservepositie af, waarmee samenwerkingsverbanden beter
                  inzicht hebben in hoe ze hun reservepositie in balans kunnen brengen. Ik heb de raden
                  gevraagd in het voorjaar van 2019 met een nadere uitwerking te komen. Daarnaast neem
                  ik, zoals aangegeven in de beleidsreactie op de Financiële Staat 20174 dit onderwerp ook mee in de regiogesprekken. De Inspectie onderzoekt in 2019 of er
                  een (boven) signaleringswaarde kan worden ontwikkeld. De uitwerking van de raden en
                  de uitkomsten van dit onderzoek zullen tezamen een verantwoord ijkpunt moeten vormen.
                  Op basis daarvan zal ik afwegen of een wettelijke verankering nodig is.
               
Naast deze maatregelen hebben de sectorraden aangegeven graag een breder gesprek te
                  voeren over passend onderwijs en wat er beter kan in de organisatie en sturing. De
                  komende tijd ben ik in gesprek in de regio over hoe passend onderwijs in de regio
                  verder versterkt kan worden. Daarnaast wordt hard gewerkt om de maatregelen uit het
                  regeerakkoord en de brief van 25 juni jl. uit te werken en te realiseren. Wanneer
                  de resultaten van de eindevaluatie compleet zijn in de tweede helft van 2020 kan dit
                  bredere gesprek op een waardevolle manier worden gevoerd. Dit is tijdens het notaoverleg
                  van 2 juli jl. ook zo met u gewisseld. Ik zal hierbij de sectorraden en andere partners
                  uitvoerig betrekken.
               
Nominale bekostiging
In mijn eerdere brief heb ik aangekondigd scholen meer inzicht te willen geven in
                  de beschikbare middelen voor extra ondersteuning. DUO heeft hiervoor een open databestand
                  ontwikkeld. De bestanden zijn inmiddels gepubliceerd.5 Hierin kan worden opgezocht welke middelen de school zou ontvangen wanneer alle daarvoor
                  beschikbare middelen door het samenwerkingsverband (evenredig naar aantal leerlingen)
                  over de scholen zouden worden verdeeld. Omdat samenwerkingsverbanden van deze middelen
                  ook nog andere voorzieningen en/of personeel moeten betalen, zullen de getoonde bedragen
                  waarschijnlijk afwijken van de bedragen die bij de scholen en samenwerkingsverbanden
                  bekend zijn. Desalniettemin kunnen scholen, leraren en ouders met behulp van deze
                  bedragen het gesprek aangaan met de schoolleider, het schoolbestuur en/of samenwerkingsverband
                  over de ondersteuning op school. Ook biedt het databestand de mogelijkheid om scholen
                  en samenwerkingsverbanden met elkaar te vergelijken. Het open databestand is een eerste
                  aanzet tot het verbeteren van het inzicht in de middelen voor extra ondersteuning.
               
Ontwikkelingen leerlingaantallen (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs
In de bijlage6 bij deze brief zijn de meest actuele leerlingaantallen opgenomen van de leerlingen
                     in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en speciaal basisonderwijs (sbo). Net
                     als vorig jaar is er in het so en het sbo sprake van een stijging van de leerlingaantallen
                     ten opzichte van het voorgaande jaar. In beide schoolsoorten gaat het om ongeveer
                     1.000 leerlingen extra ten opzichte van schooljaar 2017–2018. In het reguliere basisonderwijs
                     is er juist sprake van een daling van het aantal leerlingen als gevolg van demografische
                     ontwikkelingen. Binnen het so doet de stijging zich het sterkste voor bij de leerlingen
                     uit cluster 3/4 (ruim 700 leerlingen), gevolgd door cluster 2 (ruim 260 leerlingen).
                  
In het so en het vso is er sprake van een stijging van het aantal leerlingen in de
                     eerste twee bekostigingscategorieën en een afname van het aantal leerlingen in de
                     zwaarste bekostigingscategorie.
                  
In het praktijkonderwijs en vso is er sprake van een lichte daling van de leerlingaantallen
                     ten opzichte van vorig schooljaar. Deze daling doet zich in absolute zin het sterkste
                     voor in het praktijkonderwijs (ruim 250 leerlingen minder) en cluster 2 (bijna 150
                     leerlingen minder), terwijl de leerlingaantallen in cluster 3/4 licht stijgen. In
                     relatieve zin is het aandeel leerlingen in het vso licht gestegen.
                  
Het uitgangspunt van passend onderwijs is dat leerlingen passende ondersteuning krijgen,
                  in het reguliere onderwijs waar dat kan, en in het speciaal onderwijs als dat moet.
                  Mogelijk vinden scholen, leraren, ouders en samenwerkingsverbanden dat meer leerlingen
                  passender ondersteuning kunnen krijgen in het speciaal (basis) onderwijs. Het komende
                  voorjaar zal ik nader onderzoek doen naar de oorzaken van deze stijging en daarbij
                  ook kijken naar regionale verschillen. Hierover rapporteer ik in de dertiende voortgangsrapportage
                  passend onderwijs.
               
Reactie op onderzoek De medezeggenschapsketen in passend onderwijs
Huisman, Flippo en Reijken (2018)7 hebben onderzocht of het nodig is om wetgeving over medezeggenschap bij passend onderwijs
                     te verbeteren. Zij benoemen twee thema’s waarbij juridische knelpunten gevonden zijn:
                  
1. De reikwijdte van de bevoegdheden van de ondersteuningsplanraad (OPR) en de medezeggenschapsraad
                           van het personeel van het samenwerkingsverband (MR SWV) is onduidelijk. Als het gaat
                           om de bevoegdheden rondom de governance van het samenwerkingsverband, is er een overlap
                           van bevoegdheden. De onderlinge positie van OPR en MR SWV kan verbeterd worden.
                        
2. Er is onvoldoende aansluiting tussen de bevoegdheden van de OPR en de medezeggenschap
                           op schoolniveau. Ook is de positie van de bovenschoolse medezeggenschap (GMR) onduidelijk.
                        
In mijn brief van 25 juni jl. heb ik aangegeven dat ik het eigenaarschap van passend
                  onderwijs meer bij scholen en leraren wil leggen. Het versterken van de medezeggenschap
                  is daar, onder andere, een goed vehikel voor. Het onderzoeksrapport biedt een aantal
                  aandachtspunten en oplossingsrichtingen die ik in de komende periode nader zal verkennen
                  en zal betrekken bij de eindevaluatie van passend onderwijs. Ik denk dan aan de onderlinge
                  positie en bevoegdheden van de OPR, de MR SWV, de GMR en de MR op schoolniveau. Verder
                  benoemt het onderzoek de (onduidelijkheid rondom) de instemming op het ondersteuningsplan,
                  bijvoorbeeld bij de verdeling van de middelen. Dat wil ik aanpakken door binnen het
                  project Versterking Medezeggenschap in te zetten op de ondersteuning van OPR-en bij
                  het opbouwen van hun financiële expertise en door het instemmingsrecht van de OPR
                  op de meerjarenbegroting bij het ondersteuningsplan mee te nemen in het wetstraject
                  gericht op instemmingsrecht van de mr op de hoofdlijnen van de begroting.
               
Informatiepositie van samenwerkingsverbanden
Eerder heb ik aangekondigd dat ik het belangrijk vind dat samenwerkingsverbanden zich
                  integraal kunnen verantwoorden over de besteding van de aan hen toegekende middelen.
                  Omdat samenwerkingsverbanden momenteel niet altijd vanzelfsprekend toegang hebben
                  tot de benodigde sturings- en verantwoordingsinformatie, ben ik een verkenning gestart.
                  Deze verkenning richt zich op het preciezer definiëren van de gewenste informatie,
                  het uitvoeren van privacy impact assessments (PIA's) en het in kaart brengen van mogelijke
                  (wettelijke) oplossingen. In de dertiende voortgangsrapportage passend onderwijs kan
                  ik u hierover een stand van zaken geven.
               
Particulier onderwijs
In mijn brief van 25 juni jl. heb ik aangekondigd het wetsvoorstel particulier onderwijs
                     eind van dit jaar aan Onderwijsraad aan te bieden voor advies.
                  
Het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om een leerling gedurende maximaal een jaar
                     onderwijs te laten volgen op een particuliere school, zodat het samenwerkingsverband
                     de tijd krijgt om een passend aanbod te realiseren, zal ik in voorjaar 2019 aan de
                     nieuwe Onderwijsraad voorleggen voor advies. Het voorstel zal naar verwachting eind 2019 aan de Tweede Kamer
                     aangeboden worden.
                  
Onderwijs op afstand stimuleren
Naar aanleiding van de motie (Kamerstuk 32 034, nr. 25) waarin de Kamer verzoekt om met de samenwerkingsverbanden in overleg te treden met
                  als doel dat onderwijs op afstand gestimuleerd wordt wanneer de leerling om medische
                  redenen niet fysiek op school aanwezig kan zijn, is er in maart 2018 onder andere
                  in de nieuwsbrief passend onderwijs aandacht besteed aan de mogelijkheden van de inzet
                  van ict in het onderwijs bij leerlingen die ziek thuis zijn of in een ziekenhuis liggen.
                  Het gaat dan om de inzet van KlasseContact onder begeleiding van consulenten onderwijs
                  aan zieke leerlingen die in dienst zijn van onderwijsadviesdiensten en bekostigd worden
                  door het Ministerie van OCW.
               
Bekostiging LWOE
De Inspectie van het Onderwijs heeft in opdracht van OCW onderzoek gedaan naar de
                  kwaliteit en doelmatigheid van de ambulante begeleiding verzorgd door het Landelijk
                  Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Bijgevoegd vindt u dit rapport8. Komende periode zal ik na overleg met LWOE een besluit nemen over de vormgeving
                  van de bekostiging van ambulante begeleiding van leerlingen met epilepsie na augustus
                  2019. De resultaten van het rapport zal ik bij mijn afweging betrekken. Voor de zomer
                  van 2019 zal ik uw Kamer hierover verder informeren.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.