Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de gevolgen van de verschillende Brexit-scenario’s voor het terrein van Justitie en Veiligheid en hoe daar op wordt geanticipeerd
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 302 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2019
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
op 12 december 2018 informeren wij u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken,
over de gevolgen van de verschillende Brexit-scenario’s voor het terrein van Justitie
en Veiligheid en hoe daar op wordt geanticipeerd. Met deze brief wordt tevens invulling
gegeven aan de motie van het lid Leijten c.s. (SP), waarmee uw Kamer verzocht om te
onderzoeken of de Financial Intelligence Unit (FIU) ook uitbreiding behoeft en uw
Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Verzamelwet Brexit (Kamerstuk
32 545, nr. 88).
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid bereidt zich conform Rijksbrede afspraken
voor op het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU, in zowel het scenario
waar een terugtrekkingsakkoord met het VK tijdig geratificeerd wordt (deal scenario) alsook de onverhoopte mogelijkheid van de terugtrekking van het VK uit
de EU zonder een akkoord (no deal scenario).
Op 15 januari 2019 stemde een meerderheid van het Britse Lagerhuis tegen de EU Withdrawal
Motion en daarmee tegen goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord en de politieke
verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen. Voor een kabinetsreactie
wordt uw Kamer verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 18 januari
2019 met een overzicht van de laatste stand van zaken van de ontwikkelingen rond de
Brexit. Gezien de onzekerheden die deze situatie met zich meebrengt en conform het
kabinetsbeleid blijft het Ministerie van Justitie en Veiligheid zich voorbereiden
op beide scenario’s. Het blijft de inzet van de EU27 en van Nederland om het terugtrekkingsakkoord
op 30 maart 2019 in werking te laten treden.
Nederland onderhoudt een hechte relatie met het VK op het gebied van Justitie en Veiligheid,
die onder meer samenwerking op de terreinen migratie, grenscontroles, interne veiligheid
en civielrecht beslaat. De samenwerking met het VK zal in ieder Brexit scenario complexer
en tijdrovender worden en ook maatwerk vergen. In dat perspectief bereidt Nederland
zich voor om de toekomstige samenwerking met het VK zo effectief mogelijk vorm te
geven. Ongunstige gevolgen zijn echter ook bij een zorgvuldige voorbereiding niet
uit te sluiten. Hieronder volgt een toelichting per beleidsterrein. Graag wijzen wij
u erop dat een deel van de in deze brief behandelde informatie reeds aan bod is gekomen
in eerdere Kamerstukken.1
Verblijfsrecht
De rechten die EU-burgers en hun familieleden nu in het VK hebben evenals de rechten
van Britten in de EU op grond van het vrij verkeer van personen (onder andere Richtlijn
2004/38/EG) zouden als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU komen te vervallen.
In het terugtrekkingsakkoord zijn op dit gebied uitvoerige afspraken gemaakt. Indien
dit akkoord geratificeerd wordt, behouden EU-burgers die voor het einde van de overgangsperiode
in het VK wonen en VK-burgers die voor het einde van de overgangsperiode in de EU
wonen, of werken als grensarbeider, het recht om te verblijven en hun toegang tot
de arbeidsmarkt, binnen de kaders van de richtlijn. Het terugtrekkingsakkoord geeft
lidstaten de mogelijkheid om een administratieve procedure voor het aanvragen van
een verblijfsvergunning in het leven te roepen op voorwaarde dat deze procedure dezelfde
waarborgen zal kennen als die van de richtlijn vrij verkeer van personen. Nederland
zal van deze mogelijkheid gebruik maken. Dit betekent dat alle Britse burgers in Nederland
verspreid over de overgangsperiode waarin het terugtrekkingsakkoord voorziet door
de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden uitgenodigd om een aanvraag in
te dienen voor een nieuwe verblijfsstatus. Voor een nadere toelichting wordt uw Kamer
verwezen naar de brief van 18 november jl. met daarin de kabinetsappreciatie van het
conceptterugtrekkingsakkoord (Kamerstukken 23 987 en 21 501-02, nr. 289).
Ook wanneer het VK de EU zonder terugtrekkingsakkoord verlaat, zal worden voorzien
in een fatsoenlijke oplossing ten aanzien van het verblijf van de ongeveer 45.000
Britse burgers en hun familieleden in Nederland. Het kabinet is voornemens in dat
scenario een overgangsperiode in te stellen van 15 maanden. Tijdens deze overgangsperiode
behouden Britten die voor de terugtrekking van het VK uit de EU rechtmatig in Nederland
verblijven hun rechten voor verblijf en werk in Nederland. Dit geldt ook voor familieleden
van Britse burgers die zelf geen EU-nationaliteit hebben. Britse burgers en hun familieleden
zullen verspreid over de overgangsperiode worden uitgenodigd door de IND om een aanvraag
voor een verblijfsvergunning in te dienen. Voor deze vergunning zullen dezelfde toelatingsvoorwaarden
als voor EU-burgers gelden (zoals geformuleerd in Richtlijn 2004/38/EG). Hierdoor
hoeft niet te worden voldaan aan het inburgeringsvereiste en hebben werkgevers geen
aparte werkvergunning nodig om deze groep in dienst te houden of te nemen. Voor nadere
toelichting wordt uw Kamer verwezen naar de brief van 7 januari jl. met daarin de
fatsoenlijke oplossing voor burgers bij een no deal Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 299).
De IND bereidt zich momenteel voor op beide scenario’s door middel van een capaciteitsuitbreiding
en aanpassingen aan, onder andere, ICT systemen om zodoende in staat te zijn de aanvragen
voor een verblijfsstatus van de in Nederland verblijvende Britse burgers op een ordelijke
manier te kunnen verwerken. De IND informeert Britse burgers woonachtig in Nederland
zo goed mogelijk via de Brexit pagina op de IND website2 en via persoonlijke communicatie.
Grenscontroles
Ongeacht of het VK de EU zal verlaten met of zonder terugtrekkingsakkoord zullen Britse
burgers als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU de status van »derdelanders«
krijgen.3 Verlaat het VK de EU met een terugtrekkingsakkoord, het deal scenario, dan zullen Britse burgers na het einde van de daarin voorziene overgangsperiode,
in beginsel per 1 januari 2021, aan de grens als «derdelander» gecontroleerd moeten
worden. Verlaat het VK de EU zonder terugtrekkingsakkoord, het no deal scenario, dan zullen voor Britse burgers vanaf de datum van de terugtrekking, in
beginsel per 30 maart 2019, grondiger controles gaan gelden.
Britse burgers moeten dan bij de grensovergangen van de EU worden onderworpen aan
een grondige controle in plaats van een minimale controle conform de Schengengrenscode.
De duur van de grenscontrole van Britse burgers uit het VK zal hierdoor toenemen.
Ook zal Nederland na de terugtrekking van het VK de passagiersgegevens van vluchten
afkomstig uit het VK opvragen op basis van de API-richtlijn (Advance Passenger Information).4 Dit vergt meer personeel voor grenscontroles aan de grensdoorlaatposten en voor de
verwerking van passagiersgegevens. Om deze gevolgen van de terugtrekking van het VK
uit de EU zoveel mogelijk op te vangen voorziet de Koninklijke Marechaussee (KMar)
een extra capaciteitsbehoefte van 22 fte, waarvan 14 fte grenswachters en 8 fte voor
de verwerking van de passagiersgegevens op basis van de API-richtlijn. In verband
met de groei die de KMar reeds doormaakt als gevolg van de eerder door het kabinet
toegekende middelen voor capaciteit, zal de benodigde extra capaciteit in het kader
van de terugtrekking van het VK na 2019 gefaseerd worden ingevuld. Ter voorbereiding
op de Brexit neemt de KMar in samenwerking met de luchtvaart- en maritieme sector
tevens operationele en infrastructurele maatregelen met het doel om negatieve effecten
voor grenspassanten zoveel mogelijk te beperken. Daarbij gaat het onder andere om
flexibele inzet van het personeel en het verbeteren van de doorstroom van passagiers
door ze te verdelen over de verschillende grensfilters op de luchthaven. Tot slot
is het voornemen om Britse burgers in ieder geval op uitreis op Schiphol blijvend
gebruik te laten maken van de automatische grenscontrole poortjes, waardoor de doorstroom
van Britse burgers op uitreis wordt bevorderd.
Niet alle ongunstige gevolgen zullen door Nederland echter volledig kunnen worden
opgevangen, zoals langere wachtrijen voor Britse burgers en andere «derdelanders»
aan de grens. Voornoemde voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om in elk scenario
de grenscontroleprocessen zo ordelijk en veilig mogelijk te laten verlopen.
Beveiliging burgerluchtvaart
Als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU zal het VK geen onderdeel meer
uitmaken van de EU-brede One Stop Security, waardoor vanuit het VK afkomstige in de
EU transfererende passagiers, bagage, vracht en vliegtuigen een veiligheidsonderzoek
zouden behoeven. Omdat het luchtvaartbeleid grotendeels onder de bevoegdheid van de
EU valt, is het noodzakelijk dat de EU op dit terrein maatregelen treft.
In het geval van een terugtrekkingsakkoord, het deal scenario, zal het VK tijdens de overgangsperiode deel uit blijven maken van het EU-brede
One Stop Security systeem. De politieke verklaring over het kader van de toekomstige
betrekkingen met het VK, zoals deze bij het terugtrekkingsakkoord is gevoegd, geeft
daarnaast voldoende vertrouwen dat dit ook in het akkoord over de toekomstige relatie
tussen de EU en het VK geregeld zal worden.
Het kabinet heeft er sterk op ingezet dat het VK ook in een no deal scenario onderdeel blijft uitmaken van het One Stop Security systeem voor de beveiliging
van de burgerluchtvaart. Dit is van groot belang voor Schiphol. Het kabinet steunt
dan ook het voornemen van de Europese Commissie in haar «Contingency Action Plan»
voor een no deal scenario5 om ervoor te gaan zorgen dat One Stop Security met het VK ook in dat geval van toepassing
blijft.
Interne veiligheid
Het VK is ons buurland en een belangrijke partner in de Europese interne veiligheidssamenwerking.
Nederland onderhoudt dan ook een hechte samenwerking met het VK op dit terrein. In
een deal scenario zal op het terrein van interne veiligheidssamenwerking het bestaande Unierecht
gedurende de overgangsperiode grotendeels op het VK van toepassing blijven6. Bovendien bevat het terugtrekkingsakkoord voorzieningen waardoor vormen van samenwerking
die voor het einde van de overgangsperiode zijn gestart ook na die datum op een ordelijke
manier kunnen worden afgerond. Tijdens de overgangsperiode zal worden onderhandeld
over de toekomstige relatie met het VK, waar interne veiligheid een belangrijk onderdeel
van zal uitmaken. In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen
worden afspraken voorzien die erop gericht zijn de informatie-uitwisseling en operationele
samenwerking met het VK op dit terrein zo veel mogelijk te bestendigen. Daarnaast
worden in de verklaring de essentiële waarborgen die nodig zijn voor een zo ambitieus
mogelijke samenwerking op dit terrein benoemd, zoals een rol voor het EU Hof en het
respecteren van hoge standaarden voor fundamentele rechten, waaronder gegevensbescherming.
De politieke verklaring biedt ruimte voor de ambitieuze samenwerking die het kabinet
wenst en waar het zich voor zal blijven inzetten.
Voor een onverhoopt no deal scenario geldt dat de samenwerking door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet
direct geraakt wordt. Deze samenwerking vindt bilateraal plaats en in samenwerkingsverbanden
die vooral buiten de EU kaders en structuren om lopen, zoals de Counter Terrorism Group (CTG). Wel vervallen in dit scenario de EU-instrumenten voor politiële7 en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in relatie tot het VK. Deze
dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Zonder deze instrumenten
zal bijvoorbeeld de «real time» informatie-uitwisseling met het VK zoals die nu plaatsvindt
via het Schengen Informatiesysteem (SIS) vervallen en zullen opsporingsonderzoeken
met het VK tijdrovender worden. Wel zal deels kunnen worden teruggevallen op beschikbare
multilaterale verdragen, mits het VK deze in de relatie met Nederland kan toepassen.
Die verdragen zijn ten gevolge van de Europese integratie immers allen vervangen door
EU-instrumenten. Zo zal de uitwisseling van informatie over criminele antecedenten
voor strafrechtelijke doeleinden, die nu met het VK via het ECRIS (European Criminal Records Information System) plaatsvindt, voortgezet kunnen worden op basis van het Verdrag van de Raad van Europa
van 1959 over wederzijdse rechtshulp in strafzaken. In veel sectoren waar wordt gewerkt
met kinderen wordt personeel in Nederland verplicht gescreend via de Verklaring Omtrent
het Verdrag (VOG). Voor de uitwisseling van justitiële documentatie met het VK ten
behoeve van het screenen van personeel dat werkt met kinderen, dat in de huidige situatie
ook via ECRIS plaatsvindt, is na een no deal geen alternatief juridisch kader meer beschikbaar. Verder zal de overdracht van de
tenuitvoerlegging van strafvonnissen en de daarmee gepaard gaande overbrenging van
gedetineerden dan niet meer kunnen plaatsvinden op basis van de wet Wederzijdse Erkenning
en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties, maar op grond
van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen en het Verdrag van de Raad
van Europa inzake de Overbrenging van gevonniste Personen van 21 maart 1983 en het
bijbehorende Aanvullend Protocol van 18 december 1997. Vonnisoverdracht zonder de
overbrenging van de gedetineerde is dan alleen mogelijk als de gedetineerde is gevlucht.
Voorts zal de overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) vervallen.
Met het VK zal dan weer teruggevallen moeten worden op uitlevering. Voor Nederland
kan dit gebeuren door toepassing van de Uitleveringswet en het Europees Uitleveringsverdrag
(EUV). Het zal echter aan de Extradition Act
van het VK liggen of ook het VK dat verdrag na de terugtrekking van het VK uit de
EU zal kunnen toepassen. Wat betreft de rechtshulp in strafzaken vervalt het Europees
Onderzoeksbevel (EOB) en zal moeten worden gewerkt met rechtshulpverzoeken op basis
van het hiervoor genoemde Europees rechtshulpverdrag met zijn protocollen. Zoals hiervoor
is opgemerkt, geldt voor een snelle omschakeling naar de genoemde verdragen dat ook
de Britse wetgeving in die mogelijkheid moet voorzien.
Voor vormen van samenwerking die bij een no deal scenario voorafgaand aan de datum van terugtrekking van het VK uit de EU zijn gestart,
maar op die datum nog niet zijn afgerond, wordt in kaart gebracht hoe deze zoveel
mogelijk op een ordelijke manier kunnen worden afgerond. Voor EABs zou die ordelijke
manier kunnen zijn dat voor hetzij Britse EABs die in Nederland in behandeling zijn,
hetzij Nederlandse EABs die in het VK in behandeling zijn tijdig voor de terugtrekking
van het VK uit de EU via Interpol een verzoek tot voorlopige aanhouding wordt gedaan.
Dat verzoek kan dan op de datum van de terugtrekking van het VK uit de EU als titel
voor aanhouding worden toegepast, om te voorkomen dat de opgeëiste persoon ten gevolge
van het vervallen EAB moet worden vrijgelaten. Dit kan alleen slagen als het VK het
EUV vanaf de datum van terugtrekking uit de EU zal kunnen toepassen. Vervolgens kan
een uitleveringsverzoek voor dezelfde feiten worden toegezonden, dat dan moet worden
behandeld8. Voor Europese Onderzoeksbevelen wordt aan eenzelfde type vervanging gedacht, indien
het VK het Europees rechtshulpverdrag en zijn protocollen kan toepassen. In het geval
van zogenoemde Joint Investigation Teams (JITs) waaraan het VK deelneemt kan dan ook
teruggevallen worden op het tweede protocol van het Raad van Europa verdrag inzake
wederzijdse erkenning in strafzaken van 2001 en dienen lopende JITs van die nieuwe
grondslag worden voorzien.
Om ook in een no deal scenario de samenwerking en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen,
zijn op het terrein van politie en justitie een aantal aanvullende maatregelen genomen.
Zo heeft de politie de extra werklast die de terugtrekking van het VK uit de EU voor
de informatie-uitwisseling met zich mee zal brengen geïnventariseerd, is een project
gaande om het Interpolkanaal te automatiseren en is de plaatsing van de zittende Nederlandse
politieadviseur in het VK verlengd. Een tweede politiefunctionaris zal geworven worden
om in 2019 in het VK gestationeerd te worden. Daarnaast wordt de Zeehavenpolitie versterkt
en zal het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum uitgebreid worden met enkele
formatieplaatsen ter ondersteuning van Britse liaisons in Nederland en van Nederlandse
liaisons in het VK. Ook bij het OM en de FIOD zal er sprake zijn van extra druk op
de organisaties. De samenwerking met het VK zal ook voor hen complexer en tijdrovender
worden. Voorts kan de uitbreiding van het toezicht door de Douane een uitbreiding
van onderzoeken die door de Douane aan de FIOD worden aangeboden met zich meebrengen
en wordt rekening gehouden met een verandering van of verplaatsing van fraudefenomenen
van het VK naar Nederland. Met het oog hierop hebben zij impactanalyses gedaan. Het
OM bereidt zich momenteel voor op de benodigde uitbreiding van capaciteit.
Het VK zal in een no deal scenario niet langer deel kunnen nemen aan de EU agentschappen Europol en Eurojust
en dus ook niet meer kunnen deelnemen aan analyseprojecten van Europol. Er zijn wel
mogelijkheden om in opsporingsonderzoeken die worden gecoördineerd door Europol of
Eurojust samen te werken met het VK, maar er zal per geval moeten worden bezien hoe
ver die samenwerking kan reiken. Het VK heeft in de loop der tijd veel gegevens geleverd
aan Europol en Eurojust die ook in de databanken van die organisaties zijn opgenomen.
De daarop toepasselijke regelgeving bepaalt dat een land dat gegevens levert daarvan
eigenaar blijft en zelf kan bepalen wat er met de informatie die het reeds ter beschikking
heeft gesteld aan Europol en Eurojust gebeurt. In het kader van Europol en Eurojust
worden voor het no deal scenario voorbereidingen getroffen, maar in het licht van lopende activiteiten rond
de datum van terugtrekking zijn parallelle stappen, buiten beide agentschappen, door
het VK samen met de EU lidstaten nodig, bijvoorbeeld in het geval van dan lopende
opsporingsonderzoeken en vervolgingen. Daarbij moet gedacht worden aan bovengenoemde
deling van informatie via bilateraal of Interpol kader.
Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit zullen niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de
EU volledig kunnen worden opgevangen. De samenwerkingsvormen waarop kan worden teruggevallen
zijn over het algemeen complexer en tijdrovender en vergen maatwerk. Daarnaast heeft
Nederland als lidstaat van de EU niet de volle vrijheid om bilaterale afspraken te
maken met het VK. Het zal daarbij telkens rekening dienen te houden met bestaande
Unie bevoegdheden. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de
politiële en justitiële samenwerking met het VK ook in de toekomst zo soepel mogelijk
te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen.
Ten aanzien van de motie van het lid Leijten (SP) (Kamerstuk 32 545, nr. 88), of de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland uitbereiding behoeft naar aanleiding
van de berichtgeving van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dat zij rekening houdt
met het scenario dat 30% tot 40% van de Europese kapitaalmarkt naar Nederland komt
na de Brexit en dat het handelsvolume van aandelen naar verwachting van 2,2 miljard
euro naar ruim 14 miljard euro stijgt, kunnen wij uw Kamer als volgt informeren. Het
gaat in de motie om een mogelijke significante toename van het aantal ongebruikelijke
transacties die gemeld worden bij de FIU-Nederland door beleggingsondernemingen en
-instellingen. Uit de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland9 valt op te maken dat het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties door voornoemde
partijen zeer gering is (2 in 2015, 4 in 2016 en 6 in 2017). Het aantal verdacht verklaarde
transacties uit voornoemde categorie is daarentegen in verhouding naar het aantal
ongebruikelijke transacties relatief hoog (1 in 2015, 1 in 2016 en 0 in 2017). Zoals
aangegeven in de Monitor anti-witwasbeleid 2014–201810 kan het zijn dat het risico op witwassen in deze sector gering is, het kan ook zo
zijn dat het witwasbewustzijn en de melddiscipline in deze sector laag is. De signaalonderzoeken
die door de AFM werden uitgevoerd in 2016 wezen uit dat deze instellingen onvoldoende
diepgaande cliëntenonderzoek doen, met name bij complexe constructies. Op voorhand
valt dan ook niet aan te geven om hoeveel extra meldingen van ongebruikelijke transacties
het precies zal gaan. De ontwikkelingen in het aantal meldingen van ongebruikelijke
transacties zullen dan ook nauwlettend in de gaten gehouden worden en naar aanleiding
van de uitkomsten zal worden bezien of de formatie binnen de FIU-Nederland uitbreiding
behoeft.
Civielrecht
In het geval van een terugtrekkingsakkoord blijft gedurende de overgangsperiode het
bestaande Unierecht van toepassing op het terrein van burgerlijke en handelszaken
(inclusief familierecht en insolventierecht). Het Unierecht blijft ook van toepassing
op civielrechtelijke procedures die zijn gestart voor het einde van de overgangsperiode.
Voor de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke aktes en schikkingen geldt
dat als deze zijn opgemaakt dan wel gesloten voor het einde van de overgangsperiode,
het Unierecht ook daarop van toepassing blijft. Voor de toekomstige relatie met het
VK heeft Nederland belang bij het zoveel mogelijk voortzetten van de huidige eenvoudige
regels voor de oplossing van internationale commerciële geschillen en een soepel regime
voor internationale familierechtelijke geschillen waarbij Nederland en het VK betrokken
zijn. In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen hebben
zowel de EU als het VK bevestigd dat zij willen vasthouden aan de effectieve toepassing
van de bestaande internationale instrumenten op het vlak van familierecht waarbij
zij partij zijn. Het VK blijft gedurende de overgangsperiode gebonden aan het Haags
Verdrag inzake onderhoudsverplichtingen uit 2007 en het Verdrag inzake bedingen van
forumkeuze uit 2005, waaraan het momenteel gebonden is als EU-lid. Daarnaast zullen
volgens de politieke verklaring ook de mogelijkheden voor verdere justitiële samenwerking
in huwelijkszaken, inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en in andere aanverwante
zaken worden onderzocht.
In een no deal scenario vervalt het bestaande Unierecht voor internationale commerciële geschillen
en voor familierechtelijke kwesties (echtscheiding en alimentatie; ouderlijke verantwoordelijkheid
en kinderontvoeringen). Dit kan leiden tot dubbele procedures, bijvoorbeeld als voor
een bepaald geschil volgens een verordening of het Nederlandse recht de Nederlandse
rechter bevoegd is en volgens het Britse recht de Britse rechter. Dit kan ook de tenuitvoerlegging
van Nederlandse beslissingen in het VK bemoeilijken. Daarnaast wordt in kaart gebracht
wat de gevolgen zijn voor de voortgang van lopende procedures. Het VK heeft op 28 december
2018 het Haags Verdrag inzake onderhoudsverplichtingen uit 2007 en het Verdrag inzake
bedingen van forumkeuze 2005 geratificeerd voor het geval van een no deal scenario. Aan deze verdragen is het VK tot 29 maart 2019 gebonden als EU-lid. Daarnaast
is het VK onder meer partij bij het Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, het Haags
Kinderontvoeringsverdrag 1980 en het Haags Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen
en scheidingen van tafel en bed 1970. Deze verdragen blijven van toepassing op procedures
waarbij het VK en Nederland zijn betrokken.
Gegevensbescherming
In het geval van een terugtrekkingsakkoord blijft het bestaande Unierecht op het terrein
van gegevensbescherming – de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening
2016/679), de Richtlijn politie (Richtlijn 2016/680) en de e-Privacyrichtlijn (Richtlijn
2002/58) en jurisprudentie van het EU Hof van Justitie – van toepassing gedurende
de overgangsperiode. Hoofdregel is daarna dat het bestaande Unierecht van toepassing
blijft in het VK met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen
buiten het VK, mits deze persoonsgegevens (a) onder EU-recht zijn verwerkt in het
VK voor het einde van de overgangsperiode, of (b) zijn verwerkt in het VK na het einde
van de overgangsperiode op basis van het terugtrekkingsakkoord, en tot het moment
dat de Europese Commissie besluit dat het VK een passend niveau van bescherming biedt
door middel van het vaststellen van een adequaatheidsbesluit. Een dergelijk adequaatheidsbesluit
zal dan de grondslag zijn voor de doorgifte en bescherming van persoonsgegevens. Mocht
de Europese Commissie op een later moment besluiten om het adequaatheidsbesluit in
te trekken, dan dient het VK ten aanzien van de bedoelde verwerkingen een beschermingsniveau
te waarborgen dat in essentie gelijk is aan het door het Unierecht gewaarborgde beschermingsniveau.
In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen is aangegeven
dat de Europese Commissie zo snel mogelijk na de terugtrekking van het VK uit de EU
zal beginnen met de procedure voor een adequaatheidsbesluit, met het oog op aanname
voor het einde van de overgangsperiode voor zover aan de toepasselijke voorwaarden
is voldaan.
De Europese Commissie heeft in haar «Contingency Action Plan» aangegeven dat in een
no deal scenario het Unierecht over de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen van
toepassing is. Dat wil zeggen dat doorgifte slechts mogelijk is, als de Europese Commissie
voor het VK een adequaatheidsbesluit heeft afgegeven, of, indien een adequaatheidsbesluit
ontbreekt, als de doorgifte is omkleed met passende waarborgen. Een derde mogelijkheid
zou zijn in specifieke situaties een beroep te doen op een uitzonderingsclausule (bijv.
als de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de doorgifte). Juist wegens het bestaan
van deze opties vormt de voorbereiding van een adequaatheidsbesluit geen onderdeel
van de contingency-maatregelen van de Commissie, zo staat in het Actieplan. Dat betekent
dat in no deal scenario de doorgifte van persoonsgegevens aan het VK – in afwachting van een adequaatheidsbesluit
– zal moeten plaatsvinden op basis van passende waarborgen. De Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) zal naar verwachting begin dit jaar samen met de andere privacytoezichthouders
meer duidelijkheid geven over de mogelijke gevolgen voor de juiste naleving van de
privacyregels bij een vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie.11
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Medeindiener
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.