Brief regering : Voortgangsbrief actieplan Taskforce Internationaal Onderwijs
22 452 Internationalisering van het onderwijs
32 637
Bedrijfslevenbeleid
Nr. 72
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2019
Op 13 juni 2017 is het actieplan «Voorbereid op de toekomst» van de Taskforce Internationaal
Onderwijs aan uw Kamer aangeboden.1 Daarbij is toegezegd dat uw Kamer in 2018 over de voortgang van de uitvoering van
dit actieplan zou worden geïnformeerd. Helaas is dit voor het kerstreces niet gelukt.
Het belang van internationaal onderwijs
Het kabinet zet zich ervoor in dat Nederland voor bedrijven en internationale organisaties
een aantrekkelijk land is en blijft om zich te vestigen, om internationaal talent
aan te trekken en tekorten aan gekwalificeerd personeel in bepaalde sectoren op te
vullen. Een goed vestigingsklimaat is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarbij
speelt een breed en divers palet aan vestigingsklimaatfactoren een rol. De beschikbaarheid
van internationaal onderwijs is daarbij een toenemend punt van aandacht: wie naar
een ander land verhuist, wil verzekerd zijn van goed onderwijs voor zijn kinderen.
De uitgangspositie van ons land op dit terrein is goed. Nederland heeft een uniek
en divers aanbod aan internationaal onderwijs. Anders dan in de ons omringende landen,
hebben we door de overheid bekostigde scholen waar internationaal georiënteerd onderwijs
wordt aangeboden. Omdat de kosten voor dit type onderwijs aanzienlijk hoger zijn dan
voor het reguliere onderwijs, ontvangen deze internationale scholen per leerling niet
alleen de basisbekostiging, maar ook een aanvullende bekostiging. Hiermee biedt Nederland
internationals die hier tijdelijk verblijven de mogelijkheid om hun kinderen tegen een relatief
lage ouderbijdrage internationaal onderwijs te laten volgen. Naast de door de overheid
bekostigde internationale scholen zijn er nog Europese scholen, buitenlandse scholen
en privaat gefinancierde internationale scholen. Daarnaast zien we dat steeds meer
reguliere Nederlandse scholen ervoor zorgen dat zij ook een internationale doelgroep
kunnen bedienen.
Door de sterke toename van de vraag naar internationaal onderwijs is er echter een
aantal knelpunten ontstaan in het aanbod van internationaal onderwijs.
Actieplan van de Taskforce
De opdracht voor de Taskforce Internationaal Onderwijs was met voorstellen te komen
om de gesignaleerde knelpunten binnen het internationaal onderwijs aan te pakken.
Het actieplan van de Taskforce heeft er in de eerste plaats toe geleid dat de samenwerking
in het netwerk rond het internationaal onderwijs, zowel op landelijk als op regionaal
niveau, een flinke impuls heeft gekregen. Dat is belangrijk; alleen samen kunnen we
de noodzakelijke stappen zetten. Een goed voorbeeld is de intensieve samenwerking
tussen gemeenten en internationale scholen in de regio Leiden, Den Haag en Delft:
gezamenlijk wordt de vraag naar en het aanbod van internationaal onderwijs geanalyseerd
en worden plannen voor uitbreiding en nieuwbouw van internationale scholen gecoördineerd.
Hieronder gaan we in op de belangrijkste ontwikkelingen en resultaten op drie terreinen:
a) het oplossen van het capaciteitsgebrek op internationale scholen;
b) het vergemakkelijken van het aantrekken van buitenlandse leraren;
c) het uitbreiden van de doorstroommogelijkheden van buitenlandse leerlingen.
Deze adviezen zijn niet alleen gericht aan het Rijk, maar aan alle betrokken partijen.
a) Capaciteit is fors uitgebreid
Door de explosieve groei van het aantal leerlingen dat internationaal onderwijs volgt,
is de beschikbare capaciteit in bepaalde regio’s de laatste jaren fors onder druk
komen te staan. Verschillende gemeenten en schoolbesturen hebben hard gewerkt om voldoende
aanbod te creëren. En met een indrukwekkend resultaat.
Sinds begin 2017 zijn er 7 nieuwe internationale scholen geopend, te weten in Amstelveen,
Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Haarlemmermeer en Laren. Hier zijn enkele honderden
leerlingplaatsen gecreëerd. Met de regio Amsterdam en gemeente Den Haag is afgesproken
om voor de eenmalige financiële impuls, die het Rijk in 2017 beschikbaar heeft gesteld,
resp. 780 en 380 extra leerlingplaatsen te creëren. Daarnaast zijn bestaande internationale
scholen in Almere en Den Haag uitgebreid. Ook voor de nabije toekomst bestaan er concrete
plannen om internationale scholen te stichten en uit te breiden.
Desondanks kampen bepaalde internationale scholen nog steeds met een wachtlijst. Veel
internationals baseren hun schoolkeuze namelijk op de ervaring van andere internationals. Hun voorkeur zal in eerste instantie daarom vaak niet uitgaan naar een nieuwe internationale
school. Beschikbaarheid blijft daarmee een knelpunt, met name als het gaat om de school
van eerste voorkeur van de ouders. Het is daarom van belang dat de regio zich blijft
inzetten om de nieuwe internationale scholen onder de aandacht te brengen van internationals, zodat de druk op de capaciteit van internationale scholen evenwichtig wordt verdeeld.
Omdat de instroom van leerlingen in het internationaal onderwijs sterk afhankelijk
is van economische dynamiek, is het lastig om hier goed op te anticiperen. Om ervoor
te zorgen dat gemeenten en schoolbesturen beter zicht krijgen op een toekomstige afname
of toename van het aantal leerlingen, heeft het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat de opdracht verstrekt om een trendmatig prognosemodel voor de instroom in
het internationaal onderwijs te ontwikkelen. Dit prognosemodel is naar verwachting
begin 2019 beschikbaar.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zal bij de beoordeling van
een aanvraag van een school om voor bekostiging van internationaal georiënteerd onderwijs
in aanmerking te komen, de desbetreffende gemeente om advies vragen over de behoefte
aan uitbreiding van het aanbod van internationaal onderwijs. Gemeenten zijn immers
beter op de hoogte van concrete plannen om bestaande internationale scholen uit te
breiden en van de vestiging (of het vertrek) van buitenlandse bedrijven in de gemeente
in de nabije toekomst. Omdat een internationale school niet alleen leerlingen uit
de eigen gemeente aantrekt, is het essentieel dat gemeenten nauw met elkaar samenwerken
om een goed beeld te krijgen van de behoefte aan internationaal onderwijs in de regio,
zoals dat bijvoorbeeld in de Metropoolregio Amsterdam gebeurt.
b) Procedure voor het aantrekken van buitenlandse leraren vereenvoudigd
Met het uitbreiden van de capaciteit van internationale scholen zijn er ook meer leraren
nodig. Omdat de voertaal op internationale scholen veelal Engels is, wordt het onderwijs
voornamelijk gegeven door native speakers in de Engelse taal. Om internationale scholen
in staat te stellen voldoende leraren van buiten de Europese Unie aan te trekken,
heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 april 2018 haar regelgeving
zodanig gewijzigd dat deze scholen makkelijker een tewerkstellingsvergunning voor
deze leraren kunnen verkrijgen.2
Veel leraren op internationale scholen maken gebruik van de zogenoemde 30%-regeling
voor ingekomen werknemers, die het mogelijk maakt onder voorwaarden een forfaitair
bedrag van maximaal 30% van het loon onbelast te vergoeden. Om de effectiviteit van
deze regeling te verhogen, is in het regeerakkoord afgesproken de maximale looptijd
van deze regeling met drie jaar te verkorten. Het kabinet heeft echter een overgangsregeling
afgekondigd voor de groep waarvoor de regeling door de verkorting van de looptijd
in 2019 of 2020 zou eindigen.3
c) Doorstroommogelijkheden worden uitgebreid
Op dit moment wordt de Beleidsregel IGVO 2010, waarin alle regels voor het internationaal
georiënteerd voortgezet onderwijs zijn opgenomen, integraal herzien. Daarbij wordt
het onder meer mogelijk gemaakt dat op bekostigde internationale scholen in de bovenbouw
niet alleen het International Baccalaureate Diploma Programme (IB DP) kan worden aangeboden,
maar ook het Internationaal Baccalaureate Career-related Programme (IB CP). Het IB
DP is een curriculum op vwo-niveau dat niet voor iedere leerling geschikt is. Het
IB CP-certificaat is vergelijkbaar met dat van ten minste een havodiploma met beroepsgerichte
vakken en een leerling kan na het behalen van het certificaat worden toegelaten tot
hoger beroepsonderwijs. De herziene beleidsregel treedt naar verwachting met ingang
van 1 augustus 2019 in werking.
Om het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aantrekkelijker te maken voor internationale
studenten is in het verleden een zogenaamde omkeerregeling aangekondigd. Deze omkeerregeling
houdt in dat een inkomende student het onderdeel Nederlands op een lager niveau mag
afsluiten, als hier een hoger niveau Engels tegenover staat. In de grensregio’s met
Duitsland is de afgelopen tijd aandacht gevraagd voor de positie van Duits in het
mbo. De komende periode gaat de Minister van OCW in gesprek met het veld, waaronder
ook regionale werkgevers, om de behoefte duidelijker in kaart te brengen. Mede op
basis daarvan zal zij met een mogelijke aanpassing van het voorstel voor de omkeerregeling
komen en Duits hierin betrekken. Het streven is om de omkeerregeling met ingang van
1 augustus 2020 in werking te laten treden.
Daarnaast neemt de rol van de Nederlandse scholen in het voorzien in de onderwijsbehoefte
van internationals de laatste jaren toe. Internationals kiezen er steeds vaker voor een langere periode in Nederland te blijven. In dat geval
is het met het oog op integratie wenselijk dat zij hun kinderen op een Nederlandse
school laten instromen.
Het Ministerie van OCW heeft dit jaar een onderzoek laten uitvoeren naar de toegankelijkheid
van het Nederlandse primair en voortgezet onderwijs voor internationals.4 Uit het onderzoeksrapport komt naar voren dat een aanzienlijk deel van de internationals overweegt om hun kinderen op een Nederlandse school in te schrijven. Dat geldt met
name wanneer er sprake is van kinderen in de basisschoolleeftijd of een langere verblijfsduur.
Het rapport geeft inzicht in de verschillende obstakels die er nu zijn, waarbij de
informatievoorziening als één van de belangrijkste obstakels wordt genoemd. Tijdens
verschillende regiosessies zijn de onderzoeksresultaten aan de betrokken partijen
gepresenteerd en zijn vervolgstappen besproken.
De groei zet door. Aandacht blijft nodig.
Dat er positieve stappen zijn gezet, neemt niet weg dat het internationaal onderwijs
onze blijvende aandacht vraagt. Voor internationale organisaties en het bedrijfsleven
is de beschikbaarheid van internationaal onderwijs een toenemend punt van zorg. Diverse
bedrijven hebben op verschillende niveaus en op verschillende plaatsen in Nederland
gepleit voor uitbreiding van de capaciteit van internationale scholen. Bovendien zal
het aantal internationals en de behoefte aan internationaal onderwijs, mede als gevolg van de Brexit, naar verwachting
verder toenemen. Internationaal opererende bedrijven die momenteel in het Verenigd
Koninkrijk gevestigd zijn, overwegen hun activiteiten te verplaatsen naar de Europese
Unie. Een deel daarvan kijkt ook naar Nederland als alternatieve vestigingslocatie.
Voor de (internationale) scholen in Nederland blijft het een flinke opgave om deze
instroom een goede plaats te bieden. Het kabinet is zich hiervan bewust en houdt daarom
in nauw overleg met gemeenten een vinger aan de pols.
Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om bekostigde (internationale) scholen
te huisvesten. In de verdeling van het gemeentefonds wordt rekening gehouden met de
taken die gemeenten hebben rondom onderwijshuisvesting. De financiering van huisvesting
van bekostigde internationale scholen valt hier ook onder. Daarnaast kunnen gemeenten
verkennen of Europese subsidies uitkomst kunnen bieden.
Omdat het een belangrijke factor in ons vestigingsklimaat is en omdat we alle kinderen
het onderwijs willen bieden dat bij hen past, blijft het kabinet zich samen met alle
betrokken partijen inzetten om de beschikbaarheid van goed internationaal onderwijs
te kunnen blijven garanderen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.