Brief regering : Interne onderzoeken en strafrechtelijke onderzoeken bij politie
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 166
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2019
Op 11 september jl. vond het dertigledendebat plaats over het bericht dat een rechercheur
lekte naar criminelen (Handelingen II 2017/18, nr. 107, item 23). Daarbij heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de wijze waarop binnen de
politie het proces van onderzoek en strafoplegging naar (vermeend) plichtsverzuim
door ambtenaren van politie is georganiseerd. In deze brief zal ik hier op ingaan.
In de bijlage bij deze brief heb ik de procedure van de interne onderzoeken in een
infographic weergegeven1.
Integriteit
Bewustwording, zelfreflectie en het continu doorontwikkelen van het vakmanschap zijn
essentiële elementen om de integriteit binnen de politieorganisatie te waarborgen.
Hierbij is het belangrijk dat niet alleen de individuele ambtenaar van politie, maar
ook de organisatie als geheel leert van de incidenten die plaatsvinden. Dit wordt
onder andere gedaan door voorlichting te geven aan collega’s over wat er van incidenten
geleerd is. Om het bereik van een dergelijk leereffect te vergroten loopt de politie
momenteel na op welke wijze individuele zaken gebruikt kunnen worden ter lering van
alle medewerkers. De politie wil dit in 2019 invoeren.
Naast het leren van incidenten zet de politie ook in op het voorkomen van incidenten.
Recent heeft de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (hierna: VIK) een Toolkit
Preventie geïntroduceerd met daarin verschillende middelen die helpen bij het met
elkaar praten over, en leren van, dilemma’s, integriteitsrisico’s en best practices
in het dagelijks werk. In de toolkit zitten onder andere filmpjes, waarin een dilemma
wordt geschetst en themabladen (bijvoorbeeld: gedrag in vrije tijd en gebruik van
social media). In de themabladen staat in één A4 kort aangegeven wat de belangrijkste
kaders zijn die gelden, een aantal dilemma’s uit de praktijk en hulpvragen die gebruikt
kunnen worden om met elkaar, leidinggevenden en medewerkers, hierover in gesprek te
gaan. Voorts heeft VIK recent een theatervoorstelling genaamd RAUW ontwikkeld, waarin
veel integriteitsdilemma’s zijn opgenomen. De voorstelling wordt begeleid met dialoogsessies
en heeft eveneens tot doel het bewustzijn te vergroten en met het eigen team in gesprek
te gaan.
Onderstaand ga ik verder in op de wijze waarop binnen de politie het proces van onderzoek
en strafoplegging naar (vermeend) plichtsverzuim door ambtenaren van politie is georganiseerd.
Veiligheid, Integriteit en Klachten
Binnen de politie heeft iedere eenheid, het Politiedienstencentrum en de Ondersteunende
dienst politieacademie een afdeling VIK. De afdelingen VIK zijn met diverse taken
belast, waaronder het uitvoeren van het betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek,
klachtenonderzoeken en interne onderzoeken. Het onderzoek moet onbevooroordeeld en
met professionele distantie plaatsvinden. Onder interne onderzoeken worden oriënterende
onderzoeken, disciplinaire onderzoeken en strafrechtelijke onderzoeken naar ambtenaren
van politie verstaan. Een onderzoek kan worden gevolgd door een procedure van beoordeling
en strafoplegging.
Voor het uitvoeren van deze onderzoeken is door de politie een onderzoeksprotocol
opgesteld. In dit protocol zijn alle waarborgen voor objectief, eerlijk en deugdelijk
onderzoek vastgelegd, conform de huidige wet- en regelgeving. De rechten en plichten
van zowel onderzoekers als onderzochten zijn hierin vastgelegd.
Daarnaast is er een afdeling VIK bij de Staf Korpsleiding. Deze afdeling is verantwoordelijk
voor het ontwikkelen van kaderstellend beleid met betrekking tot onder andere het
uitvoeren van de interne onderzoeken. Verder monitort deze afdeling de uitvoering
van het beleid.
Oriënterende en disciplinaire onderzoeken
Naar aanleiding van een melding/signaal van bijvoorbeeld burgers, collega’s of leidinggevenden
of naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek kan een vermoeden van plichtsverzuim
door een ambtenaar van politie rijzen. Plichtsverzuim is een breed begrip en betreft
het niet nakomen van opgelegde verplichtingen, het overtreden van een voorschrift
of het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort
na te laten of te doen.
Het bevoegd gezag (ingegeven vanuit de wet zijn dit de korpschef of een gemandateerd
leidinggevende, zoals de politiechef of directeur) moet een signaal altijd oppakken
en in reactie hierop beslissen om nadere inlichtingen te verzamelen over het vermoedelijke
plichtsverzuim door een onderzoek in te stellen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen oriënterend onderzoek en disciplinair onderzoek. Een oriënterend onderzoek
wordt gestart wanneer het signaal over (de betrokkenheid van) de ambtenaar van politie
(nog) weinig concreet is. Het oriënterend onderzoek moet duidelijk maken of een disciplinair
onderzoek moet worden gestart.
Wanneer de signalen over een door een ambtenaar van politie mogelijk gepleegd plichtsverzuim
wel voldoende concreet zijn, moet een disciplinair onderzoek gestart worden. Met een
disciplinair onderzoek beoogt het bevoegd gezag gegevens te verzamelen die moeten
uitwijzen of inderdaad plichtsverzuim heeft plaatsgevonden, of dit de betrokken ambtenaar
verweten kan worden en onder welke omstandigheden het feit zich heeft afgespeeld.
Het disciplinair onderzoek betreft een politie-interne aangelegenheid en vindt plaats
in opdracht en onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.2
Informeren medewerkers
Als een disciplinair onderzoek wordt ingesteld, wordt de persoon op wie het onderzoek
zich richt hierover geïnformeerd met een aanzeggingsbrief. In deze brief wordt de
ambtenaar van politie op de hoogte gesteld van het disciplinaire onderzoek en ontvangt
hij een omschrijving van het vermoedelijke plichtsverzuim. Ook wordt de ambtenaar
gewezen op de mogelijkheid zich te laten bijstaan door een belangenbehartiger of raadsman.
Voorafgaand aan het hoorgesprek – in het kader van het disciplinair onderzoek – vindt
een intakegesprek plaats waarin de ambtenaar van politie wordt geïnformeerd over het
verloop van de procedure. Beide gesprekken worden door de VIK onderzoeker gevoerd.
Daarnaast krijgt de betrokken ambtenaar voor het afronden van het disciplinaire onderzoek
in het kader van hoor en wederhoor de gelegenheid om tijdens een persoonlijk gesprek
aan te geven of hij meent dat er nog specifieke onderzoeksactiviteiten zouden moeten
plaatsvinden.
Voor betrokken ambtenaren – de onderzochte, maar ook eventuele getuigen – zijn papieren
en digitale brochures beschikbaar waarin hun rechten en plichten binnen het disciplinaire
traject worden uitgelegd. Deze brochures zijn er ook voor het strafrechtelijke traject.
Strafrechtelijk onderzoeken
Naar aanleiding van een aangifte, signaal (bijvoorbeeld uit een oriënterend of disciplinair
onderzoek) of naar aanleiding van een al lopend strafrechtelijk onderzoek kan een
strafrechtelijk onderzoek worden gestart naar een ambtenaar van politie. Het strafrechtelijk
onderzoek heeft het doel om vast te stellen of er sprake is van een strafbaar feit
en de omstandigheden van het strafbaar feit. De beslissing om een strafrechtelijk
onderzoek te starten is aan een officier van justitie.3
Het strafrechtelijk onderzoek staat onder leiding van de officier van justitie. In
het Wetboek van Strafvordering is bepaald welke bevoegdheden de officier van justitie
heeft. Het strafrechtelijk onderzoek naar ambtenaren van politie wordt uitgevoerd
door de rijksrecherche of door een afdeling VIK. Conform de Aanwijzing taken en inzet
rijksrecherche wordt in de gevallen waarin het (onafhankelijk) onderzoeksbelang het
toelaat, door de rijksrecherche gestreefd naar samenwerking met andere opsporingsinstanties
of met het interne onderzoeksbureau van een opsporingsinstantie. Als het onderzoek
zich richt tot een ambtenaar van politie zal in een dergelijk geval de samenwerking
met een afdeling VIK worden opgezocht. Deze onderzoeken worden onder de verantwoordelijkheid
van de rijksrecherche uitgevoerd, om de onpartijdigheid van het onderzoek te kunnen
waarborgen. Welke onderzoeken door de rijksrecherche zelf en welke in samenwerking
met andere opsporingsinstanties worden uitgevoerd, wordt bepaald door de Coördinatiecommissie
Rijksrecherche.4
Aan de hand van de bevindingen in het strafrechtelijke onderzoek en eventuele andere
feiten en omstandigheden neemt de officier van justitie de beslissing of de verdachte
voor de strafrechter dient te verschijnen of het onderzoek op andere wijze af te doen,
bijvoorbeeld door middel van een transactie. Eén van deze feiten en omstandigheden
kan een disciplinaire straf zijn die al door het bevoegd gezag van de ambtenaar van
politie is opgelegd. Aangezien het strafrechtelijk onderzoek los staat van het disciplinaire
onderzoek, heeft de korpschef als werkgever geen zeggenschap bij de afdoening en vice
versa.
Feitenonderzoek (wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar)
Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar
een nieuw kader binnen het strafrecht wordt geïntroduceerd.5 Binnen dit kader kan op vordering en onder leiding van de officier van justitie een
feitenonderzoek worden gedaan naar geweldgebruik door een ambtenaar van politie (en
opsporingsambtenaren werkzaam bij andere organisaties). Het onderzoek is erop gericht
te beoordelen of het geweld heeft plaatsgevonden conform de geweldsinstructie en is
daarmee – anders dan een regulier strafrechtelijk onderzoek – niet gericht op de vraag
of een strafbaar feit is gepleegd. Binnen dit onderzoek wordt de betrokken ambtenaar
niet aangemerkt als verdachte. Tegelijkertijd kunnen wel een aantal belangrijke onderzoeksbevoegdheden
worden uitgeoefend. Op grond van de resultaten van het onderzoek neemt de officier
van justitie een vervolgbeslissing. Deze kan – wanneer het onderzoek aanleiding geeft
aan te nemen dat de geweldsinstructie niet is nageleefd of hieromtrent twijfel bestaat
– inhouden dat een regulier strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld naar de betrokken
ambtenaar.
Afdoening
Disciplinair proces
Na afronding van het disciplinaire onderzoek brengt de afdeling VIK een onderzoeksrapport
uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag (de korpschef of gemandateerd leidinggevende)
beslist of de feiten uit het onderzoek voldoende vaststaan, of deze plichtsverzuim
opleveren en of het plichtsverzuim aan betrokkene is toe te rekenen. Is dit het geval,
dan kan het bevoegd gezag een disciplinaire straf opleggen.6
Om uniformiteit over de op te leggen straf binnen de politie te waarborgen is door
de korpschef een landelijk strafmaatoverleg (SMO) ingesteld. Dit overleg bestaat uit
HRM juristen, die een onbevooroordeelde positie vervullen doordat zij niet eerder
een rol hebben gehad in de desbetreffende zaak. Het SMO adviseert over de passendheid
van de voorgestelde disciplinaire straf op basis van onder meer interne jurisprudentie.
Wanneer de ambtenaar van politie het niet eens is met het besluit tot strafoplegging
kan hij bezwaar maken. Het bezwaar wordt voorgelegd aan een Bezwaar Adviescommissie
(BAC).7 Deze BAC heeft een onafhankelijke externe voorzitter, die niet werkzaam is bij de
politieorganisatie, en hoort de ambtenaar van politie in het bijzijn van een vertegenwoordiger
van het bevoegd gezag. De BAC brengt vervolgens advies uit aan het bevoegd gezag.
Indien de ambtenaar van politie het niet eens is met het besluit op bezwaar kan hij
beroep instellen bij de bestuursrechter en eventueel daarna hoger beroep instellen
bij de Centrale Raad van Beroep.
Naast de mogelijkheid om een disciplinaire straf op te leggen, kan het bevoegd gezag
ook andere personeelsinstrumenten inzetten (in plaats van of in aanvulling op de disciplinaire
straf). Dit kunnen bijvoorbeeld zijn een functioneringstraject, een cursus, een leiderschapsgesprek
of de afspraak om voorlichting te geven aan collega’s over wat de ambtenaar heeft
geleerd van het incident.
Strafrechtelijk proces
Wanneer de officier van justitie heeft besloten de betrokken ambtenaar van politie
te vervolgen voor een strafbaar feit, beoordeelt de strafrechter of het strafbare
feit kan worden bewezen en of de verdachte al dan niet een straf opgelegd moet krijgen.
De rechter neemt hierbij alle omstandigheden van het geval mee – waaronder de eventuele
disciplinaire straf die door het bevoegd aan de ambtenaar is opgelegd. Veroordeelden
die het niet eens zijn met de uitspraak van de strafrechter kunnen hiertegen in hoger
beroep gaan.
Strafrechtelijk regime naast het disciplinaire regime
Het huidige strafrechtelijke en het disciplinaire regime zijn twee verschillende trajecten,
waarbij sprake is van ander gezag (OM of het bevoegd gezag), andere status (verdachte/getuige
of ambtenaar), andere weging/beoordelingskader (wettig en overtuigend bewijs of plichtsverzuim
voldoende aannemelijk) én ander rechtsgevolg (strafrechtelijke veroordeling of disciplinaire
straf). Voor de betrokken ambtenaar van politie wordt dit onderscheid door het bevoegd
gezag in alle mondelinge en schriftelijke uitingen steeds kenbaar gemaakt en zo nodig
toegelicht.
De in het disciplinaire traject afgelegde verklaringen worden niet als bewijsmiddel
gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek, aangezien de ambtenaar van politie als
verdachte niet mee hoeft te werken aan zijn of haar eigen veroordeling (Saunders-arrest8). Het recht op een eerlijk proces vind ik van groot belang. Ik heb in dit kader dan
ook met korpschef nog expliciet de professionele distantie van de onderzoeker besproken
die het strafrechtelijke onderzoek uitvoert naar de politiemedewerker. De lijn die
wij samen trekken is helder: de onderzoeker die betrokken is bij het disciplinaire
onderzoek is niet ook betrokken bij een eventueel daarop volgend strafrechtelijk onderzoek.
In vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is geoordeeld dat iedere overheidswerkgever
– dus ook de korpschef – in het kader van een disciplinair onderzoek zelfstandig de
feiten moet onderzoeken die tot het treffen van een disciplinaire straf aanleiding
kunnen geven. Daarbij kan volgens deze jurisprudentie onder omstandigheden gebruik
worden gemaakt van het strafrechtelijk dossier, maar is er geen sprake van een verplichting
om de beschikbaarheid van het strafrechtelijk dossier af te wachten. Er zijn situaties
waarin een disciplinaire afdoening pas kan plaatsvinden als het strafrechtelijk onderzoek
(grotendeels) is afgerond, bijvoorbeeld om belemmering van de rechtsgang en doorkruising
van dit onderzoek te voorkomen. Omdat het strafrechtelijk onderzoek onder leiding
van de officier van justitie staat, is het aan het OM te beslissen of en op welk moment
het strafrechtelijk dossier aan het bevoegd gezag – op diens verzoek op grond van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens – ter beschikking wordt gesteld.
Hoewel één en dezelfde gedraging van een ambtenaar van politie zowel strafrechtelijk
als disciplinair onderzocht, beoordeeld en bestraft kan worden, staan het strafrechtelijke
en disciplinaire regime los van elkaar. Transparant en duidelijk communiceren naar
de betrokken ambtenaar door zowel het openbaar ministerie als de politie is hierbij
essentieel om onduidelijkheden te voorkomen.
Afrondend
Samenvattend zijn er verschillende onderzoeken naar ambtenaren van politie mogelijk,
ofwel vallend onder het disciplinaire regime ofwel vallend onder het strafrechtelijk
regime:
– Disciplinair: het oriënterend onderzoek en het disciplinaire onderzoek (beide onder
leiding van het bevoegd gezag, i.c. de korpschef of gemandateerd leidinggevende);
en
– Strafrechtelijk: het strafrechtelijk onderzoek en het in het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar genoemde feitenonderzoek (onder leiding van de officier van justitie).
Zoals eerder beschreven zijn het huidige strafrechtelijke en het disciplinaire regime
twee verschillende trajecten, waarbij sprake is van ander gezag, andere status, andere
weging/beoordelingskader én ander rechtsgevolg. Met het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar wijzigt er niets in de uitvoering en afhandeling van de onderzoeken
in het disciplinaire regime. Het betreft een nieuw feitenonderzoek binnen het strafrechtelijke
regime.
Wanneer een ambtenaar van politie mogelijk plichtsverzuim heeft gepleegd of wordt
verdacht van een strafbaar feit brengt dit veel onzekerheid met zich mee. Het is dan
ook belangrijk dat zowel het disciplinaire regime onder de verantwoordelijkheid van
het bevoegd gezag als het strafrechtelijke regime bij het openbaar ministerie helder
en transparant zijn. De politie is eerder al zelf een interne review gestart naar
de wijze van afdoeningen, om te bezien waar het werkproces verbeterd kan worden. Daarnaast
heeft de politie de afgelopen twee jaar een onderzoek laten verrichten naar de aard
en omvang van het fenomeen lekken in de jaren 2015 en 2016 en de motieven en drijfveren
van politieambtenaren om informatie te lekken. Het rapport wordt begin februari gepubliceerd
en aan uw Kamer aangeboden. De politie blijft zodoende kritisch naar zichzelf en haar
werkprocessen kijken en past deze, indien nodig, aan.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid