Brief regering : Bedrijfsovernamefonds jonge boeren
35 000 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019
Nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 januari 2019
Onze agro-foodsector kan een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzame voedselvoorziening
voor de groeiende wereldbevolking. Zoals aangegeven in het regeerakkoord is het beleid
van dit kabinet erop gericht dit potentieel te benutten, binnen de geldende natuur-
en milieunormen. Innovatie en ondernemerschap zijn daarbij cruciaal, net als aandacht
voor de continuïteit van gezinsbedrijven die een grote rol spelen in de sector1. Tegen deze achtergrond heeft het kabinet in het regeerakkoord aangekondigd dat er
een bedrijfsovernamefonds komt waaruit jonge boeren worden ondersteund om de overname
van het gezinsbedrijf en investeringen in innovatie te financieren. Met deze brief
informeer ik uw Kamer hoe ik invulling ga geven aan het bedrijfsovernamefonds.
In deze brief ga ik tevens in op de toezegging van het kabinet tijdens de Algemene
Beschouwingen op 19 en 21 september jl.2 om te verduidelijken hoe de criteria om aanspraak te kunnen maken op het bedrijfsovernamefonds
zich verhouden tot biodiversiteit.
Achtergrond
Voor het kabinet is de continuïteit van bedrijven in de land- en tuinbouwsector van
belang voor de vitaliteit en leefbaarheid van het platteland. Van het totaal aantal
land- en tuinbouwbedrijven is ruim 92% gezinsbedrijf. Ten opzichte van het jaar 2000
is het aantal land- en tuinbouwbedrijven in 2017 met bijna 56% afgenomen tot 54.840,3 hoofdzakelijk door bedrijfsbeëindiging bij generatiewisseling. Van gezinsbedrijven
met een bedrijfshoofd van 51 jaar of ouder heeft 61% geen opvolger4. Dit betekent dat de komende 15 jaar circa 20.000 land- en tuinbouwbedrijven zullen
verdwijnen of de bedrijfsopvolging op een andere manier moet worden geregeld, bijvoorbeeld
door buiten-familiaire bedrijfsovername of door schaalvergroting van bestaande bedrijven.
Forse schaalsprongen leveren soms maatschappelijke weerstand op. De terugloop in het
aantal bedrijven wordt ook als negatief voor de leefbaarheid van het platteland beschouwd.
Het kabinet vindt het daarom wenselijk dat meer bedrijven met een goed continuïteitsperspectief
overgenomen kunnen worden en zich kunnen doorontwikkelen. Dit heb ik heb ik nog eens
bevestigd in mijn visie «Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden» (Kamerstuk
35 000 XIV, nr. 5).
Knelpunten bij bedrijfsovernames
Toekomstperspectief
Een van de belangrijkste voorwaarden voor het stimuleren van bedrijfsovername door
jonge boeren is toekomstperspectief tegen de achtergrond van steeds verdere verduurzaming
van de landbouwproductie. Dat wil zeggen dat jonge agrarische ondernemers met duurzame
landbouw een redelijk inkomen kunnen verdienen, kunnen innoveren en gezonde bedrijven
in stand kunnen houden en door kunnen geven. Bedrijfsovername is een natuurlijk moment
om – in lijn met de visie «Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden» (de
Landbouwvisie) – te investeren in maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling
en daarmee het toekomstperspectief te vergroten. Dit vraagt om ondernemerschap en
financiële ruimte voor investeringen. Het toekomstperspectief van een bedrijf wordt
daarnaast ook beïnvloed door sociaal-emotionele aspecten die spelen in het overnameproces
van gezinsbedrijven.
Ondernemerschap
Toekomstperspectief begint bij goed ondernemerschap. De maatschappelijke uitdagingen
vragen om sterk agrarisch ondernemerschap. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een goed
financieel inzicht, maar dat is niet voldoende. Het is steeds belangrijker om een
bedrijfsovernameplan en toekomststrategie te ontwikkelen, inclusief investerings-
en financieringsplan, die passen bij de persoonlijke en professionele kwaliteiten
van de ondernemer. Het Nederlandse agrarisch onderwijs is van hoog niveau, met veel
aandacht voor vaktechnische kennis.
In het huidige agrarisch onderwijs is nog niet altijd voldoende aandacht voor de ontwikkeling
van de benodigde competenties om te kunnen ondernemen in een context waarin het steeds
belangrijker wordt om te produceren wat de markt vraagt en te voldoen aan de steeds
hogere eisen die de maatschappij stelt aan bijvoorbeeld dierenwelzijn. Versterking
van het agrarisch ondernemerschap zal ook leiden tot betere bedrijfs- en investeringsplannen
en daarmee het vertrouwen van banken om de bedrijfsovername en gerelateerde investeringen
te financieren vergroten en vergemakkelijken.
Sociaal-emotionele aspecten
Het overnameproces van gezinsbedrijven binnen de familie kan gevoelig liggen vanwege
het door elkaar lopen van familiebelangen en bedrijfsbelangen. Het belangrijkste beslispunt
van iedere overname is de bepaling van de overnamewaarde van het bedrijf. Hieraan
gaan essentiële vragen vooraf, zeker waar het gaat om opvolging binnen de familie.
Wat krijgen bijvoorbeeld eventuele broers en/of zussen mee? Is er vertrouwen in de
bedrijfsopvolger? Is de overnameprijs voldoende voor de oudedagvoorziening van de
ouders? En wordt hem/haar wat gegund (overnameprijs ligt veelal onder de marktwaarde)?
Toegang tot kapitaal
In de agrarische sector is de vrije marktwaarde van bedrijven over het algemeen hoog.
Dit komt door de hoge grondprijzen, de kapitaalintensiteit en de toenemende schaalvergroting.
Zo bedroeg eind 2016 de kapitaalintensiteit van de land- en tuinbouw gemiddeld bijna
€ 3 miljoen. Om een bedrijf over te nemen moet de overnemer daarom een aanzienlijk
vermogen meenemen, zelfs al vindt de overname veelal plaats tegen een prijs die beduidend
onder de marktwaarde ligt. Bovendien is het rendement op eigen vermogen in de land-
en tuinbouwsector laag, gemiddeld 2% in 2011–2015. Dit drukt op het eigen vermogen
van startende en overnemende agrarische ondernemers. Financiering met traditionele
vormen van vreemd vermogen is aan grenzen gebonden. Dit is er de oorzaak van dat in
de jaren direct na de bedrijfsovername veelal geen of onvoldoende financiële ruimte
is om te investeren in maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling. Er
is daarom behoefte aan nieuwe risicodragende financiering. Verstrekkers van risicodragend
kapitaal via participaties of achtergestelde leningen komen in de agrarische sector
echter nauwelijks voor. Voor private equity-fondsen is investeren in de landbouwsector
vanwege het lage rendement en/of de relatief kleine omvang van de projecten (vooralsnog)
minder interessant.
Bedrijfsovernamefonds jonge boeren
Uitgangspunten
Ik heb verschillende opties onderzocht om invulling te geven aan een bedrijfsovernamefonds
op een manier die daadwerkelijk bijdraagt aan het verlichten van de hierboven geschetste
financiële en sociaal-emotionele knelpunten. Hiervoor heb ik een aantal uitgangspunten
gehanteerd. Voor de ontwikkeling van een financieel instrument was het belangrijkste
uitgangspunt dat ik overnemende en startende agrarische ondernemers wil uitdagen om
op het moment van bedrijfsovername, in lijn met de Landbouwvisie, te investeren in
innovatieve en duurzame bedrijfsontwikkeling. Dat wil zeggen dat de aanvullende investering(en)
op basis van een reële begroting van het investerings- of bedrijfsplan bijdraagt aan
minimaal een van de toetsingscriteria van de Landbouwvisie5. Voor het ondersteunen van bedrijfsname zelf zijn er al andere instrumenten, zoals
de Borgstellingsregeling Landbouw. Dit instrument ziet hier daarom niet op. Dit betekent
ook dat een financieel instrument zich richt op jonge ondernemers die een bedrijf
met voldoende continuïteitsperspectief overnemen of starten. Verder wordt aankoop
van extra grond en dieren- en fosfaatrechten uitgesloten van het fonds vanwege het
prijsopdrijvende effect.
Een aanvullend criterium dat ik gehanteerd heb is dat een nieuw financieel instrument
iets zou moeten toevoegen aan bestaande regelingen zoals de investeringssubsidie voor
jonge landbouwers (de zogenaamde JoLa-regeling), die de provincies en de Europese
Unie financieren vanuit de 2e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Plattelandsontwikkelingsprogramma),
de top-up op de hectarepremie (1e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid), de huidige Borgstelling MKB-Landbouwkredieten
voor investeringen en algemene fiscale regelingen. Ten slotte vind ik het belangrijk
dat zoveel mogelijk jonge boeren, voor een langere periode dan de twee jaar waarin
het regeerakkoord voorziet, van een fonds gebruik kunnen maken.
In nauw overleg met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en andere betrokken
partijen, zoals banken, heb ik op basis van de hierboven genoemde uitgangspunten en
criteria ervoor gekozen om van het totale beschikbare budget van € 75 miljoen, € 64
miljoen te gebruiken om een nieuwe Garantieregeling Vermogensversterkendkrediet (VVK)
mogelijk te maken en € 11 miljoen voor het opzetten van een opleidings- en coachingstraject.
Garantieregeling Vermogensversterkende kredieten
Met de Garantieregeling VVK beoog ik het voor overnemende en startende agrarische
ondernemers makkelijker te maken het risicodragend vermogen (solvabiliteit) van het
bedrijf te versterken door het voor financiers aantrekkelijker te maken achtergestelde
leningen te verstrekken. De garantieregeling werkt drempelverlagend voor financiers
omdat het Rijk garant staat voor een groot deel van de achtergestelde lening.
Hierdoor wordt de leencapaciteit van een bedrijf vergroot en ontstaat extra financiële
ruimte om te investeren in bedrijfsontwikkeling in lijn met de toetsingscriteria van
de Landbouwvisie. Zo kan de maatschappelijk gevraagde verduurzaming van het bedrijf
gestalte krijgen. Het investeringsplan dat met het vermogensversterkende krediet wordt
gefinancierd, zal worden getoetst aan één van de criteria genoemd in de Landbouwvisie.
Het gaat onder meer om het sluiten van kringlopen, het versterken van de sociaal-economische
positie van de boer in de keten, de klimaatopgave, vitaliteit van het platteland,
ecosystemen, dierenwelzijn en waardering voor voedsel6. Hiermee beantwoord ik ook de toezegging van het kabinet gedaan tijdens de Algemene
Beschouwingen op 19 en 21 september jl. om aan te geven hoe de criteria om aanspraak
te kunnen maken op het bedrijfsovernamefonds zich verhouden tot biodiversiteit.
Door te kiezen voor een garantstelling kan een multiplier-effect bereikt worden, waardoor
met hetzelfde budget over een veel langere periode dan de in het regeerakkoord voorziene
periode van twee jaar meer jonge boeren ondersteund kunnen worden.
Onderzocht wordt om de Garantieregeling VVK als een nieuwe regeling onder de bestaande
Borgstelling MKB-Landbouwkredieten te brengen en uit te laten voeren door RVO.nl.
Door gebruik te maken van een bestaande regeling kan deze nieuwe regeling relatief
snel en gemakkelijk operationeel worden.
Omdat het om een nieuwe risicoregeling gaat, heb ik Wageningen Economic Research gevraagd
de beoogde parameters van de regeling door te rekenen. Zodra de resultaten beschikbaar
zijn, zal ik uw Kamer nader informeren over de concrete invulling van de Borgstelling
VKK, en u het toetsingskader risicoregelingen toezenden.
Alternatieven
Andere opties die onderzocht zijn, naast een subsidieregeling, zijn de instelling
van een revolverend fonds waarbij het Rijk zelf de achtergestelde leningen verstrekt
en een Investment Platform (IP) Jonge Boeren en Innovatie van NIA/Invest-NL i.o.
Het nadeel van een revolverend fonds van rijkswege is dat, met het beschikbare budget
en op basis van de gehanteerde aannames, het fonds binnen enkele jaren uitgeput is
en het enige tijd duurt voordat het geld terugvloeit in het fonds en weer beschikbaar
komt voor andere ondernemers. Het multiplier-effect dat je met een revolverend fonds
beoogt te creëren, zal niet voldoende bereikt kunnen worden. Bovendien zijn de uitvoeringskosten
hoger. Verder zal er een aparte regeling gemaakt moeten worden, waardoor het langer
duurt voordat deze operationeel is.
In het geval van het IP zou NIA/Invest-NL i.o. zelf het eerste risicokapitaal inleggen
voor de verstrekking van achtergestelde leningen aan jonge boeren. Het geld uit het
bedrijfsovernamefonds gaat in het IP voor de dekking van de first loss op het risicokapitaal. Het IP kan op termijn mogelijk opgehoogd worden met externe
financiering van reguliere banken, of andere geldverstrekkers zoals de Europese Investeringsbank/Europees
Investeringsfonds. Het grootste nadeel van het inrichten van een fonds bij NIA/Invest.NL
is dat het startmoment voor het fonds afhangt van op welke termijn Invest.NL operationeel
zal zijn. Wettelijke oprichting is nu voorzien medio 2019. Bovendien is het op dit
moment allerminst zeker of er externe financiers willen participeren in het fonds
bij het Invest.NL. Ik heb daarmee geconcludeerd dat het onderbrengen van het bedrijfsovernamefonds
onder Invest.NL op dit moment te vroeg en financieel onzeker is. Dit neemt niet weg
dat ik met Invest-NL i.o. hierover in gesprek wil blijven in het kader van de aanvullende
overeenkomst die het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat namens de andere
departementen met Invest.NL gaat afsluiten.
Alles overwegende ben ik tot de slotsom gekomen dat de Garantieregeling VVK het beste
het doel dient dat in het regeerakkoord is benoemd, en in mijn toekomstvisie voor
Landbouw, Natuur en Voedsel beoogd wordt, namelijk voor overnemende en startende agrarische
ondernemers extra financiële ruimte creëren om op het moment van bedrijfsovername
te investeren in innovatie en duurzame bedrijfsverbetering. Het is een nieuw instrument
dat aanvullend is op bestaande regelingen, en waarmee ik een voorbeeld wil stellen
voor zowel ondernemers als financiers. Het verstrekken van risicokapitaal is in de
agrarische sector nog onbekend en komt daardoor nauwelijks voor. In de toekomst zal
het steeds belangrijker worden dat er nieuwe financieringsvormen komen.
Opleidings- en coachingstraject
Via het tweede spoor van het bedrijfsovernamefonds (opleiding & coaching) wordt het
agrarisch ondernemerschap versterkt met het oog op het verhogen van de winstgevendheid
en het rendement van agrarische bedrijven. Voor het opzetten van een opleidings- en
coachingstraject trek ik € 11 miljoen uit. In overleg met het NAJK zal een deel daarvan
gebruikt worden om de zogenaamde keukentafelgesprekken in familiale kring te faciliteren.
Dit moet bijdragen aan het versoepelen van het bedrijfsovernameproces, en daarmee
voorkomen dat het proces te laat wordt ingezet, onnodig lang voortsleept of zelfs
in zijn geheel niet doorgaat.
Het opleidingstraject richt zich op het versterken van het ondernemerschap van de
startende agrarische ondernemer, waarbij waar mogelijk aangesloten wordt bij bestaande
programma’s. Het is daarnaast belangrijk dat in een vroeg stadium ook in het onderwijs
(zowel middelbaar beroepsonderwijs als hoger beroepsonderwijs) aandacht is voor strategisch
ondernemerschap en het overnameproces. Dit zal ertoe bijdragen dat het continuïteitsperspectief
van bedrijven verbetert en het voor jonge agrarische ondernemers makkelijker wordt
om externe financiering aan te trekken. Dit traject moet dan ook als ondersteunend
aan de Garantieregeling VVK worden gezien en de effectiviteit daarvan versterken.
Er zal cursusmateriaal worden ontwikkeld om boeren meer financieel inzicht te geven,
maar ook inzicht in wat er komt kijken bij de overname van een gezinsbedrijf, zoals
de maatschapsakte, het overnameplan, financiering van de overname, bedrijfsontwikkeling,
de financiële positie van de ouders en opvolger na overname, marketing, kwaliteiten
van de ondernemer en communicatie. Ook hier zal waar mogelijk gebruik gemaakt worden
van bestaand materiaal. Er zal een landelijk netwerk van adviseurs worden gefaciliteerd
evenals kenniskringen om zoveel mogelijk jonge boeren te kunnen bereiken. De ontwikkelde
kennis uit de kenniskringen zal via het Groen Kennisnet (www.groenkennisnet.nl) beschikbaar worden gesteld.
Nu zal worden gestart met het uitwerken en opzetten van de voorgenomen activiteiten.
Op basis van deze hoofdlijnen ga ik de regeling verder vormgeven, zodat deze ruim
voor voor de zomer operationeel is. Ik zal Uw Kamer hier over informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit