Brief regering : Regelgeving rond 'sleepvoetverbod'
33 037 Mestbeleid
Nr. 346 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2018
Op 23 mei 2018 heb ik u geschreven dat het «sleepvoetverbod» op grasland gelegen op
klei- en veengronden per 1 januari 2019 ingaat (Kamerstuk 33 037, nr. 286). Recent heb ik dat op 22 oktober 2018 in een brief aan u over de tussenevaluatie
Programma Aanpak Stikstof (Kamerstuk 32 670, nr. 140) bevestigd. Met deze brief informeer ik u hoe dat sleepvoetverbod wordt uitgewerkt
in regelgeving.
Sleepvoetverbod en alternatieven
Allereerst benadruk ik dat het verbod niet zozeer een verbod op het gebruik van de
sleepvoetbemester betreft, maar een verbod op het met een bemester aanwenden van drijfmest
of zuiveringsslib in strookjes tussen het gras op de grond. Bij die vorm van aanwenden
van drijfmest is de ammoniakemissie namelijk aanzienlijk hoger dan bij het aanwenden
van drijfmest in sleufjes in de grond met een zodenbemester of sleufkouterbemester.
Er zijn in de afgelopen jaren alternatieven ontwikkeld voor het aanwenden van drijfmest
of zuiveringsslib op grasland op klei en veen waarbij de ammoniakemissie gelijk aan
of lager is dan die bij gebruik van een zodenbemester. Twee methoden blijken te voldoen:
de methode waarbij met een pulse-trackbemester de drijfmest in kuiltjes van maximaal
5 cm breed in de grond wordt gebracht en de methode waarbij met water verdunde drijfmest
met de sleepvoetbemester in strookjes van maximaal 5 cm breed tussen het gras op de
grond wordt gelegd. Door het toevoegen van water in de verhouding van één deel water
en twee delen mest neemt de ammoniakemissie voldoende af. Het toevoegen van water
aan drijfmest kan – vooral in een drogere periode – ook het voordeel hebben dat er
een betere benutting is van de stikstof uit de mest.
Het resultaat van de aanwending met de pulse-trackbemester kan op het oog worden gecontroleerd:
als de mest netjes in de kuiltjes ligt en niet over de rand komt, is er sprake van
emissiearm aanwenden. Het aanwenden van met water verdunde drijfmest met de sleepvoetbemester
vereist echter technische borging. Om te kunnen controleren of er (voldoende) water
voor verdunning is gebruikt, is op de machine aanwezige digitale apparatuur nodig
die de waterverdunning monitort.
Regelgeving
Ik ben voornemens beide alternatieven op te nemen in een ministeriële regeling zodat
deze in 2019 kunnen worden toegepast voor aanwending van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib
op grasland op klei en veen. De technische borging van het alternatief waarbij met
water verdunde drijfmest wordt aangewend met een sleepvoetbemester is echter voor
die tijd niet gereed. Vooruitlopend daarop zal ik daarom regelen dat gedurende 2019
en 2020 door de boer bij controle aannemelijk moeten kunnen worden gemaakt dat hij
bij de aanwending van de drijfmest deze met water in de verhouding van één deel water
en twee delen mest heeft verdund.
Voor deze aanpak zijn twee redenen. De eerste is dat het regelen van de technische
borgingsvereisten niet voor het komende bemestingsseizoen (voorjaar van 2019) gereed
kan zijn. Dergelijke regelgeving moet namelijk ter notificatie worden voorgelegd aan
de Europese Commissie. Met de procedure is meer dan drie maanden gemoeid. Na het doorlopen
van deze procedure en publicatie van de regelgeving zullen de borgingsvoorschriften
geïmplementeerd moeten worden. De bij de bemesting te gebruiken apparatuur moet aan
de voorschriften worden aangepast. Dit zal zeker ook enige maanden gaan duren. De
tweede reden heeft te maken met het voorkómen van desinvesteringen. In de Versterkte
Handhavingsstrategie Mest die ik u onlangs heb doen toekomen (bijlage bij Kamerstuk
33 037, nr. 311) is opgenomen dat het streven is per 1 januari 2021 alle mestaanwendapparatuur te
voorzien van digitale apparatuur voor verantwoording en monitoring. De daaraan te
stellen eisen zijn nu nog niet bekend. Het is wenselijk bij het formuleren van de
technische eisen voor de digitale controleapparatuur voor het emissiearm aanwenden
van met water verdunde mest rekening te houden met de voorschriften die in het kader
van de Versterkte Handhavingsstrategie Mest worden ontwikkeld.
Mijn plan is om in 2019 deze eisen op te stellen. Deze eisen zullen ook gelden voor
de technische borging op de systemen waarmee met water verdunde drijfmest of vloeibaar
zuiveringsslib wordt aangewend met een sleepvoetbemester. Beoogd wordt de eisen op
te nemen in de regelgeving die per 1 januari 2021 van kracht wordt. Door vroeg te
communiceren over de eisen wil ik bereiken dat voldoende ruimte resteert voor de bouw
van de apparatuur.
Zodra het inwerkingtredingsbesluit voor het Besluit tot wijziging van het Besluit
gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met uitvoering
van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn na afloop van de over het wijzigingsbesluit
nog lopende nahangprocedure gepubliceerd kan worden, zal de ministeriële regeling
met de voornoemde alternatieve mestaanwendmethoden worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Ook de bestaande emissiearme methoden van aanwending van dierlijke mest en zuiveringsslib
maken daar deel van uit (met uitzondering van de methode waarbij drijfmest of zuiveringsslib
in strookjes tussen het gras op de grond wordt gelegd), omdat alle methoden van emissiearme
mestaanwending na inwerkingtreding van genoemd wijzigingsbesluit bij ministeriële
regeling worden geregeld.
Ten slotte kan ik u melden dat de praktijk al in toenemende mate waterverdunning toepast
bij aanwending van drijfmest, met name bij het gebruik van de sleepvoetbemester. Waterverdunning
verhoogt de benutbaarheid van stikstof uit de mest en leidt minder snel tot verdrogingsschade.
Uit een eerste indicatie van een expert judgement komt naar voren dat daarmee meer
reductie van ammoniakemissie wordt gerealiseerd dan de reductie van 1,5 kton per jaar
die in het kader van het PAS is afgesproken tussen LNV en sectorpartijen. Ik zal de
NVWA vragen om in het handhavingsplan 2019 de naleving van dit alternatief expliciet
mee te nemen. Middels een monitoringplan zal worden bekeken of de verwachte emissiereductie
voldoende wordt bereikt. Indien de resultaten onvoldoende blijken, zal ik bekijken
of dit alternatief – in aanloop naar de in de versterkte handhavingsstrategie aangekondigde
borgingstechnieken – moet worden heroverwogen. Ik zal uw Kamer daarover informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit