Brief regering : Voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 95
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Iedereen moet kunnen meedoen. Maar meedoen is niet voor iedereen vanzelfsprekend.
De afgelopen periode heb ik daar diverse indrukwekkende voorbeelden van gezien. Een
student die depressief werd, moest stoppen met haar studie, schulden kreeg en daardoor
haar huis kwijtraakte. Een jongvolwassene die samen met haar vriend en hond in een
woonboot van nog geen acht vierkante meter zonder sanitair woont, omdat ze geen huis
kan krijgen. Ik vind het schrijnend dat dit in een welvarend land als Nederland voorkomt.
Daarom werk ik samen met diverse partijen aan het terugdringen van dakloosheid en
aan de sociale inclusie van mensen die voor korte of langere tijd niet in staat zijn
(op eigen wijze) mee te doen aan de samenleving. Het gaat om mensen met verschillende
aandoeningen of beperkingen, en vaak ook levensproblemen als schulden, werkloosheid,
etc. De complexiteit van de problemen vraagt om maatwerkoplossingen en goede samenwerking
van alle betrokken partijen. Het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen
(oftewel de commissie Dannenberg) vormt daarbij het uitgangspunt: begeleiding en ondersteuning
moet zoveel mogelijk in «gewone» woningen en wijken, in de eigen sociale omgeving
van mensen, plaatsvinden en gericht zijn op herstel en zelfredzaamheid. Tegelijkertijd
is een kleine groep mensen langdurig of blijvend aangewezen op een intramurale 7 x
24 uurs-woonvoorziening1. Om de beoogde doelen te kunnen realiseren is een specifieke verdeling van middelen
nodig.
Kernpunten van deze brief
In deze brief, die ik mede namens de Minister van BZK stuur, ga ik in op:
– de totstandkoming van het Actieprogramma Dak- en thuisloze jongeren en de thema’s
die ik een plek wil geven in dit programma;
– de uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang, die
in 2019 vol van start zal gaan;
– de ontwikkeling van het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen, maatschappelijke
opvang en begeleiding (nieuwe taken Wmo 2015) en het «Onderzoek externe in- en uitstroom
beschermd wonen en maatschappelijke opvang» dat in dit kader is uitgevoerd;
– de trajecten en onderzoeken die zijn en worden uitgevoerd om de doelgroepen die gebruik
maken van beschermd wonen en de maatschappelijke opvang beter in beeld te brengen;
– de uitkomsten van het onderzoek naar de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke
opvang, waaruit blijkt dat de landelijke toegankelijkheid nog onvoldoende is gewaarborgd,
en de acties die ik de komende maanden onderneem;
– de acties die worden ondernomen om kinderen in de opvang beter te helpen;
– stand van zaken toezegging huurtoeslag voor mensen die beschermd of begeleid wonen
via een instelling.
Actieprogramma Dak- en thuisloze jongeren
Tijdens de begrotingsbehandeling kondigde ik aan een Actieprogramma Dak- en thuisloze
jongeren te starten (Handelingen II 2018/19, nr. 15, item 17). Ik vind dat alle jongeren een eerlijke start van hun volwassen leven verdienen.
Het vormt een belangrijke basis voor de rest van hun leven.
In 2016 waren ongeveer 10.700 jongeren van 18–27 jaar dak- en thuisloos. Een onacceptabel
hoog aantal. De afgelopen jaren is meerdere malen onderzoek gedaan naar de oorzaken
van dakloosheid onder jongeren. In 2017 heeft het Nederlands Jeugdinstituut in beeld
gebracht welke acties moeten worden genomen om de belemmeringen weg te nemen waar
jongeren tegenaan lopen. Veelgehoorde knelpunten zijn bijvoorbeeld de doorstroom naar
betaalbare woningen, de kostendelersnorm2 en het kunnen verkrijgen van een briefadres. Ook het «Onderzoek naar zwerfjongeren»
van de SP bevat een tiental (deels hiermee overlappende) knelpunten. De knelpunten
zijn dus grotendeels bekend. Nu is het tijd om ze op te lossen. De komende tijd ga
ik hier met professionals en jongeren het gesprek over aan. Wat moet er gebeuren om
in de praktijk het verschil te kunnen gaan maken? Wie is waarvoor aan zet? Daarbij
betrek ik niet alleen de partijen op lokaal niveau, maar ook andere ministeries.
Centrale thema’s voor dit programma zijn voor mij het hebben van een woonplek, het
creëren van voldoende kansen op een opleiding of op de arbeidsmarkt, het in staat
zijn tot financiële zelfredzaamheid en het krijgen van voldoende zorg en ondersteuning.
Daarbij heb ik – in aansluiting op het programma Zorg voor de Jeugd van de Minister
van VWS – ook aandacht voor de overgang naar het 18e levensjaar. Tevens wil ik met gemeenten gaan experimenteren in het bieden van levensbrede
ondersteuning aan deze doelgroep. Mijn streven is de jongeren die aan de experimenten
meedoen te volgen. Ik verwacht het Actieprogramma Dak- en thuisloze jongeren komend
voorjaar vast te kunnen stellen. Dan zal ik het delen met uw Kamer.
Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Op 24 mei jl. heb ik uw Kamer de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijk
opvang aangeboden (Kamerstuk 29 325, nr. 93). Deze meerjarenagenda is tot stand gekomen mede dankzij de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), het Netwerk Directeuren Sociaal Domein, Divosa, Federatie Opvang,
RIBW-Alliantie, GGZ Nederland, MIND, Werkplaats Cliënten Organisaties Maatschappelijke
Opvang, Aedes, Zorgverzekeraars Nederland en het Schakelteam Personen met verward
gedrag. Deze meerjarenagenda bevat de kernthema’s waarop lokale, regionale en landelijke
partijen intensiever willen samenwerken om de implementatie van de visie van de commissie
Toekomst beschermd wonen te versnellen. De afgelopen maanden is gewerkt aan een concretisering
van de ambities van de meerjarenagenda langs twee lijnen:
1. Versnelling van de lokale en regionale samenwerking
2. Landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen
Conform mijn toezegging tijdens het AO maatschappelijke opvang op 13 juni jl. informeer
ik u hierbij over de concrete acties die voortvloeien uit de meerjarenagenda, inclusief
hoe regio’s hiermee aan de slag gaan.
Versnelling van de lokale en regionale samenwerking
Op dit moment werken 46 regio’s aan de implementatie van de visie van de commissie
Toekomst beschermd wonen. 44 regio’s hebben inmiddels een regioplan waarin zij hun
visie op de ondersteuning aan de doelgroep beschrijven. VWS gaat het gesprek aan met
de twee regio’s waar regioplannen ontbreken om te bezien waarom zij nog geen regioplan
hebben kunnen opleveren en of zij extra ondersteuning nodig hebben, naast de 25.000
euro die elke regio3 in 2018 via het gemeentefonds heeft ontvangen voor het organiseren van bestuurlijke
samenwerkingsafspraken in de regio.
De vertaalslag van regionale plannen naar concrete regionale en lokale uitvoeringsafspraken
moet in de komende periode gemaakt worden. Tijdens bestuurlijk overleg op 11 december
jl. heeft de VNG aangegeven dat alle regio’s in 2019 uitvoeringsafspraken zullen maken.
De uitvoeringsafspraken gaan o.a. over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten
in de regio, de verdeling van het beschikbare budget en de wijze waarop samengewerkt
wordt met partijen in de regio.
Landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen
In 2018 zijn diverse projecten in gang gezet die bijdragen aan de implementatie van
de visie van de commissie Toekomst beschermd wonen. Zo zijn via ZonMw4 middelen beschikbaar gesteld voor experimenten om de samenhang tussen begeleiding
en behandeling te verbeteren. Ook zijn via dit programma middelen beschikbaar gesteld
voor gemeenten om de deskundigheid van hulpverleners in de wijk over mensen met psychische
problematiek en multiproblematiek te bevorderen. Beide projecten dragen bij aan meer
integrale zorgverlening en het flexibel kunnen op- en afschalen van zorg en ondersteuning.
Ook zijn er via Platform31 in 2017 en 2018 diverse publicaties beschikbaar gekomen
voor gemeenten, corporaties en zorgorganisaties waar zij hun voordeel mee kunnen doen.
Zo verscheen er een stappenplan voor het in beeld brengen van de opgave voor de uitstroom
uit beschermd wonen5, een publicatie over het vormgeven van kansrijke samenwerking tussen verschillende
partijen bij de uitstroom uit beschermd wonen en de maatschappelijke opvang6 en een afsluitende publicatie met de lessen uit het experiment «Weer thuis in de
wijk» 2016–20177.
Door bij de meerjarenagenda betrokken partijen is afgelopen maanden gewerkt aan nieuwe
activiteiten die bijdragen aan lokale versnelling voor de periode vanaf 2019. Het
gaat om trajecten die passen binnen de acht thema’s van de meerjarenagenda: (1) lokale
en regionale samenwerking, (2) cliëntondersteuning, ervaringsdeskundigheid en betrokkenheid
omgeving, (3) wonen, (4) vroegsignalering en schulden, (5) participatie, werk en inkomen,
(6) toegang, (7) kwaliteit en vraaggerichtheid van ondersteuning en (8) continuïteit
van zorg en ondersteuning. Ik noem er enkele.
Het actieprogramma «Weer thuis!», dat partijen op lokaal niveau ondersteunt bij het
maken van bestuurlijke afspraken over de doorstroom naar een eigen woning met voldoende
begeleiding, is verlengd en uitgebreid naar tien nieuwe regio’s. Hiermee geven de
Minister van BZK en ik invulling aan de moties van het lid Ronnes8 en de leden Dik-Faber en Voortman9. Voor de periode 2019–2020 verlengen BZK en VWS het kennis- en experimentenprogramma
«Weer thuis in de wijk» bij Platform 31, waarin aandacht zal zijn voor inclusief wonen,
een welkome wijk aanpak, vernieuwing van het wijkaanbod en de monitoring van zelfstandig
wonen. VNG, Federatie Opvang, Leger des Heils en VWS gaan – conform de motie van het
lid Peters c.s.10 – in 2019 met gemeenten en aanbieders verkennen hoe innovatie in de maatschappelijke
opvang kan worden gerealiseerd, waarbij het streven is om mensen zo kort mogelijk
in de (nood)opvang te laten verblijven en ze – in plaats daarvan – zoveel mogelijk
in een thuissituatie te helpen. Er zullen pilots starten gericht op integrale toegang
en op gespecialiseerde cliëntondersteuning voor daklozen of mensen die dakloos dreigen
te raken. Ook start een project gericht op (vroegsignalering van) schulden en het
voorkomen van huisuitzettingen.
In de periode 2019–2021 zullen de bij de meerjarenagenda betrokken partijen regelmatig
bijeenkomen om de voortgang te volgen, eventuele knelpunten te bespreken en hiervoor
adequate oplossingen te benoemen. Verder zal een «Versnellingsteam» ingesteld worden
dat concrete activiteiten ter ondersteuning van de regio’s gaat uitvoeren. Over het
advies van het Schakelteam om bredere regionale ondersteuning te organiseren, ben
ik in gesprek met de VNG, JenV en BZK. Gedachte is om beschermd wonen en maatschappelijke
opvang hier in mee te nemen. Over de inrichting van deze ondersteuning informeer ik
u nog voor het Kerstreces.
Verdeelmodel
Een belangrijk traject in het realiseren van het advies van de commissie Toekomst
beschermd wonen is de ontwikkeling van een nieuw verdeelmodel voor beschermd wonen,
maatschappelijke opvang en begeleiding (nieuwe taken Wmo 2015). Dit nieuwe model gaat
op verschillende onderdelen afwijken van het huidige model. Het wordt:
– een objectief in plaats van een historisch verdeelmodel, met een verdeling op basis
van vraag naar ondersteuning in plaats van een historische verdeling van het aanbod;
– een verdeling over alle gemeenten in plaats van alleen de centrumgemeenten, om de
verantwoordelijkheid van alle gemeenten t.a.v. deze doelgroep te benadrukken en financieel
te faciliteren;
– een geïntegreerd verdeelmodel voor de middelen voor beschermd wonen, maatschappelijke
opvang en nieuwe (begeleidings)taken Wmo 2015, om de samenhang tussen deze vormen
van ondersteuning beter te kunnen vormgeven.
Tijdens bestuurlijk overleg in mei jl. hebben gemeenten, BZK en VWS gezamenlijk geconcludeerd
dat het nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2021 geïmplementeerd zal worden, tenzij
nadere inzichten dit in de weg staan. Het jaar 2021 is een logisch moment, omdat de
Wet langdurige zorg (Wlz) dan ook toegankelijk wordt voor mensen met een psychische
stoornis en de invoering van een verbeterde verdeling van de verdeelmodellen in het
gemeentefonds voor het sociaal domein plaatsvindt11. Een gelijktijdige invoering maakt een integrale benadering mogelijk, waardoor recht
kan worden gedaan aan de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen
in het sociaal domein.
Inmiddels is het concept verdeelmodel gereed. Op een tweetal punten hebben de onderzoekers
aannames moeten doen, omdat op dit moment onvoldoende informatie voorhanden is. Het
betreft de gevolgen van de openstelling van de Wlz en de instroom vanuit aanpalende
wettelijke kaders, zoals de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet. Om het inzicht in
de stromen tussen de verschillende wettelijke kaders te vergroten, is onderzoek12 uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij deze brief toegevoegd. De conclusies
uit dit onderzoek nemen BZK en VWS mee bij de verdere ontwikkeling van het nieuwe
verdeelmodel.
Doelgroepen beter in beeld
Conform het Regeerakkoord werk ik aan het beter in beeld brengen van daklozen en dak-
en thuisloze jongeren, maar ook van de mensen die in beschermd wonen verblijven. Dit
sluit aan bij de moties van de leden Volp en Berckmoes-Duindam13, de motie Bergkamp14 en de motie van het lid Leijten15 waarin de regering wordt verzocht meer zicht te krijgen op bepaalde groepen.
Structurele monitoring
Ik vind het belangrijk tot structurele monitoring te komen die in de eerste plaats
ten dienste staat van gemeenten. Zij moeten immers voorzieningen op maat aan hun inwoners
bieden. De afgelopen maanden heb ik samen met de VNG en vijf gemeenten (Amsterdam,
Arnhem, Den Haag, Groningen, Vlissingen) een pilot uitgevoerd om inzicht te krijgen
in de monitoringbehoeften van gemeenten op het gebied van beschermd wonen en maatschappelijke
opvang. De uitkomsten van de pilot zijn vervolgens getoetst bij een bredere groep
gemeenten. Gemeenten geven aan meer zicht te willen krijgen op cliëntkenmerken, de
verblijfsduur, mate van ambulantisering, maar ook eventuele cliëntzorgpaden en verhuisbewegingen.
In het voorjaar van 2019 start de volgende fase van dit traject waarin de gewenste
indicatoren verder zullen worden geoperationaliseerd. Op basis van de uitkomsten past
VNG de landelijke gegevensuitvraag aan gemeenten aan.
Zoals toegezegd tijdens het AO maatschappelijke opvang op 13 juni jl. heb ik in bestuurlijk
overleg met gemeenten gesproken over het gewenste inzicht op met name landelijk niveau
(Kamerstuk 29 325, nr. 94). De conclusie is dat wij samen werken aan de verdere doorontwikkeling van de Gemeentelijke
Monitor Sociaal Domein op de onderwerpen beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
De uitkomsten van de pilot zijn leidend voor de gegevens die we hierover gaan verzamelen.
Daarnaast gaan we verkennen of we ook het effect van de transformatie in beeld kunnen
gaan brengen. Met andere woorden: wat merken cliënten hiervan? Hier worden cliënten
uiteraard heel nadrukkelijk bij betrokken. Tot slot blijven we op specifieke onderdelen
onderzoek uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan het in beeld brengen van de landelijke
toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang of het volgen van de uitvoering van
regioplannen beschermd wonen en maatschappelijke opvang in regio’s. Ik informeer uw
Kamer over de ontwikkelingen op landelijk niveau, tenzij er aanleiding is om in te
gaan op een specifieke situatie in een of meerdere gemeenten.
Rapport Inzicht in dakloosheid
Ik heb het CBS gevraagd onderzoek te doen naar de samenstelling van de groep daklozen
en de ontwikkelingen daarbinnen over de jaren heen. De eindrapportage «Inzicht in
dakloosheid» van het CBS is als bijlage aan deze brief toegevoegd16. De belangrijke bevindingen zijn als volgt:
1. De groep daklozen in Nederland kenmerkt zich door een relatief groot aandeel mannen,
laagopgeleiden en niet westerse-allochtonen. Het grootste deel verblijft in één van
de vier grote steden en is ongehuwd.
2. Aan dakloosheid gaat bij het merendeel van de mensen een jarenlange opeenstapeling
van problemen vooraf. Denk bijvoorbeeld aan psychische problematiek of armoede. Het
beeld dat dakloosheid (grotendeels) de consequentie is van een aantal specifieke life
events – zoals baanverlies of echtscheiding (die zouden leiden tot «pechmannen» of
«economisch daklozen») – is niet bevestigd in dit onderzoek.
Ik ga met de VNG, het CBS en bij de meerjarenagenda betrokken partijen in gesprek
over de uitkomsten van dit onderzoek en de betekenis voor landelijk en regionaal beleid.
Daarbij betrek ik ook de uitkomsten van het onderzoek van de G4 naar de ontwikkeling
in het aantal daklozen in de afgelopen drie jaar dat begin 2019 beschikbaar is.
Landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang
Het uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat ingezetenen van Nederland die maatschappelijke
opvang nodig hebben, altijd opgevangen moeten worden. Deze «landelijke toegankelijkheid»
is geborgd in artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Zoals gemeld in de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang
van 22 december 201717 en tijdens het AO maatschappelijke opvang op 13 juni jl. heb ik in 2018 nieuw onderzoek
uit laten voeren naar de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang
(Kamerstuk 29 325, nr. 94). Dit onderzoek is op 7 december jl. afgerond en treft u als bijlage bij deze brief
aan18. De uitkomsten van het onderzoek zijn teleurstellend; hoewel er een lichte verbetering
zichtbaar is ten opzichte van 2017, krijgt nog altijd 24% van de mystery guests geen
slaapplek. Daarnaast wordt 19% van de mystery guests doorverwezen naar een andere
locatie/regio, waarbij onduidelijk is of dit geleid zou hebben tot een slaapplek.
Tegelijkertijd zie ik ook het resultaat van de inspanning die een deel van de gemeenten
sinds het vorige onderzoek heeft gepleegd. De gemeenten Rotterdam, Arnhem, Nissewaard
en Zwolle scoorden vorig jaar slecht en nu goed.
Ik wil de gemeenten waar mystery guests geen toegang hebben gekregen tot een slaapplek
– in het kader van het interbestuurlijk toezicht – vragen om een reactie op de bevindingen
van de onderzoekers. Over die bestuurlijke reacties ga ik vervolgens met gemeenten
indringend in gesprek. De uitkomsten daarvan neem ik mee in mijn beleidsreactie op
het rapport, die u dit voorjaar tegemoet kunt zien. Daarin zal ik aangeven welke maatregelen
de betreffende gemeenten, de VNG en ik nemen om de landelijke toegankelijkheid op
orde te brengen.
Kinderen in de opvang
Voor kinderen is het een zeer ingrijpende ervaring als zij samen met (een van) hun
ouders terecht komen in een locatie voor vrouwenopvang of maatschappelijke opvang.
Doorgaans is de aanleiding al ingrijpend, maar ook het vertrek uit het eigen huis
en het verblijf in een opvanglocatie heeft een forse impact. De sector heeft in de
afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen voor kinderen en jongeren als zelfstandige
individuen met een eigen hulpvraag waarin moet worden voorzien. Maar er is meer nodig.
De verhalen van kinderen spreken boekdelen. Het is belangrijk dat deze kinderen, die
in hele moeilijke en zorgelijke omstandigheden opgroeien, de juiste hulp krijgen en
in een veilige omgeving met een eigen plek kunnen leven. Uitgangspunt daarbij is wat
mij betreft dat kinderen niet in de maatschappelijke opvang thuis horen. En dat als
zij daar toch terecht komen, zij de juiste hulp en ondersteuning ontvangen.
Op 2 juli jl. is in een bestuurlijk overleg tussen VNG, Federatie Opvang en VWS over
«kinderen in de opvang» afgesproken een normenkader voor kinderen in de vrouwenopvang
en de maatschappelijke opvang te ontwikkelen, in aansluiting op de motie van het lid
Bergkamp19. Aanleiding vormde de «Eindrapportage Lenferink over kinderen in de maatschappelijke
en de vrouwenopvang», waaruit onder andere blijkt dat niet helder is wat wordt verstaan
onder «goede opvang» van kinderen in de opvang. Voor de vrouwenopvang is dit voorjaar
een opzet voor een normenkader gemaakt, gericht op de veiligheid van slachtoffers
van huiselijk geweld en het organiseren van een effectieve bovenregionale samenwerking
in de vrouwenopvang. Ook voor de maatschappelijke opvang is reeds een handreiking
voor de kwaliteitsontwikkeling opgesteld, namelijk de «Handreiking Kwaliteitseisen
Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang». Het is belangrijk daar op voort te bouwen.
De Minister van VWS en ik hebben opdracht gegeven aan een externe partij om tot een
aangepast normenkader voor de vrouwenopvang te komen, waarin het bestaande normenkader
wordt aangevuld met normen over wat specifiek voor deze kinderen nodig is. Daarnaast
hebben wij advies gevraagd over wat nodig is voor kinderen in de maatschappelijke
opvang. Het normenkader en dit advies zijn in het voorjaar van 2019 gereed, waarna
VWS met betrokken partijen in gesprek gaat over het vervolg.
Het is van belang dat deze kinderen goede ondersteuning en hulp krijgen. Ook waar
het gaat om onderwijs. De motie Van den Hul20 vraagt aandacht voor het belang van passend onderwijs in de vrouwenopvang en in het
bijzonder voor het ontbreken van een standaardsamenwerking tussen de opvang en het
onderwijs. Deze motie zal worden meegenomen in de lopende gesprekken van het Ministerie
van VWS en het Ministerie van OCW met o.a. Federatie Opvang en gemeenten, waarbij
zal worden gekeken hoe het onderwijs voor deze kinderen in de opvang beter vormgegeven
kan worden en wat daarvoor nodig is, zodat een passend onderwijszorgarrangement georganiseerd
kan worden. Ieder kind heeft immers recht op onderwijs.
Voor wat betreft de oproep in de motie van het lid Peters21 c.s. waarin de regering wordt verzocht te voorkomen dat kinderen als gevolg van schulden
of armoede uit huis worden geplaatst, kan ik melden dat de Ministeries van BZK, SZW
en VWS deze motie betrekken bij de uitwerking van de afspraken uit het Interbestuurlijk
Programma en onderdeel uitmaakt van de Brede Schuldenaanpak (actielijn «Problematische
schulden voorkomen»).
Huurtoeslag
De afgelopen periode is gebleken dat sommige huurders die zelfstandig beschermd of
begeleid wonen via een instelling in bepaalde gevallen door de verhuurder een huurovereenkomst
krijgen aangeboden die geen recht geeft op huurtoeslag. De Belastingdienst beoordeelt
deze overeenkomsten als betreffende een gebruik dat naar zijn aard van korte duur
is. Op grond hiervan stelt hij na controle terugvorderingen in. Dit kan voor deze
kwetsbare doelgroep tot ongewenste effecten leiden, zoals het ontstaan of een toename
van schulden. Conform toezegging in antwoorden op Kamervragen van het lid Beckerman
(Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 295) informeer ik u hierbij – mede namens de Minister van BZK – over de stand van zaken.
BZK heeft samen met Federatie Opvang, Financiën en de Belastingdienst de afgelopen
maanden verkend hoe de contractvorm voor bepaalde tijd passend door de sector kan
worden ingezet. Hierover zal de Minister van Binnenlandse Zaken u namens het Kabinet
begin 2019 verder informeren.
Tot slot
Het Actieprogramma Dak- en thuisloze jongeren, de meerjarenagenda beschermd wonen
en maatschappelijke opvang, het nieuwe verdeelmodel en het vergroten van het inzicht
vormen een samenhangend pakket aan maatregelen om te bevorderen dat mensen op eigen
wijze kunnen deelnemen aan de samenleving. Ik zet me hier volop voor in, samen met
andere departementen, landelijke en lokale partijen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.