Brief regering : Reactie op verzoek commissie over onredelijkheid van de transitievergoeding
34 351 Evaluatie Wet werk en zekerheid (Wwz)
Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Op 1 november jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij
gevraagd om een reactie op de brief die de commissie ontvangen heeft over onredelijkheid
van de transitievergoeding. In de brief wordt gesteld dat de transitievergoeding bij
kleine bedrijven tot onacceptabele situaties leidt. Gevraagd wordt of hier iets aan
gedaan kan worden, en meer specifiek wordt gevraagd waarom reserveringen voor de transitievergoeding
niet als voorziening opgenomen kunnen worden in de jaarrekening.
Met de Wet werk en zekerheid (Wwz) is het ontslagrecht in Nederland herzien, waarbij
een transitievergoeding is geïntroduceerd voor iedere werknemer die twee jaar of langer
in dienst is en ontslagen wordt of van wie het tijdelijke dienstverband op initiatief
van de werkgever niet wordt voortgezet. Daarbij is bepaald dat de hoogte van de transitievergoeding
niet afhankelijk is van de grootte van de werkgever. Voor iedere werknemer geldt immers
bij ontslag op initiatief van de werkgever dat hij recht heeft op compensatie voor
dit ontslag, en op zoek zal moeten gaan naar een nieuwe baan.
Tegelijkertijd betekent dit voor werkgevers dat er bij ontslag in beginsel altijd
een vergoeding verschuldigd is, ook waar dat eerder niet altijd het geval was. Werkgevers
kunnen zich hierop voorbereiden door middelen te reserveren. Hoewel de transitievergoeding
lager is dan de ontslagvergoeding die de rechter eerder toekende op basis van de kantonrechtersformule,
begrijp ik goed dat deze maatregel met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)
een grote impact kan hebben. Daar is ook rekening mee gehouden.
Er zijn enkele maatregelen specifiek gericht op het ontlasten van kleine werkgevers.
Zo regelt de tijdelijke overbruggingsregeling transitievergoeding dat werkgevers met
minder dan 25 werknemers bij ontslag wegens een slechte financiële situatie een lagere
transitievergoeding betalen, en geldt de tijdelijke regeling van een hogere transitievergoeding
voor oudere werknemers niet voor kleine werkgevers.1 Ook is het mogelijk om een transitievergoeding in termijnen te betalen als betaling
in één keer niet mogelijk is.2 Daarnaast zal de werkgever gecompenseerd worden voor de transitievergoeding die hij
heeft betaald bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer en
wordt het onder voorwaarden mogelijk gemaakt om bij cao af te wijken van de transitievergoeding
bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen.3
In het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans, dat onlangs bij uw Kamer is ingediend,
wordt hiernaast specifiek voor kleine bedrijven die beëindigd worden wegens ziekte
of pensionering van de werkgever een compensatieregeling voorgesteld.4 In dit wetsvoorstel wordt ook voorgesteld de hoogte van de transitievergoeding voor
werknemers met dienstverbanden van langer dan tien jaar naar beneden bij te stellen.
Met betrekking tot het vormen van een fiscale voorziening geldt het volgende. Het
is, gezien de fiscale regelgeving en jurisprudentie, niet toegestaan om een «algemene»
voorziening te treffen voor de transitievergoeding. Om een voorziening te kunnen vormen,
moet onder meer op de balansdatum een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de
uitgaaf in de vorm van een transitievergoeding zich in de toekomst zal voordoen.5 De transitievergoeding is een aanspraak die pas ontstaat nadat ontslag op initiatief
van de werkgever heeft plaatsgevonden. De toekomstige uitgaaf is daarmee in de regel
niet vooraf met redelijke mate van zekerheid te voorzien. In sommige gevallen is de
toekomstige uitgaaf echter wel met voldoende zekerheid te voorzien omdat een (aantal)
dienstverband(en) na de balansdatum zal worden beëindigd en de werkgever dus een transitievergoeding
zal moeten betalen. Dat is het geval wanneer op balansdatum (veelal 31 december) een
concreet voornemen tot ontslag bestaat, bijvoorbeeld wanneer besloten is tot een reorganisatie.
Dan kan op balansdatum een voorziening worden gevormd. Het bedrag van de voorziening
kan dan worden gesteld op de te verwachten transitievergoeding voor zover die op de
werkgever drukt en toerekenbaar is aan de tot balansdatum verstreken dienstjaren.
Omdat gebleken is dat deze mogelijkheid tot het vormen van een voorziening niet voldoende
bekend is, zal de Staatssecretaris van Financiën dit verduidelijken in een beleidsbesluit.
De verwachting is dat dit beleidsbesluit voor de zomer van 2019 zal worden gepubliceerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid