Brief regering : Herzien Fiche: Mededeling betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij de beleidsvorming van de EU
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2738
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2018
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, dat werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Herzien Fiche: Mededeling betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij
de beleidsvorming van de EU
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij
de beleidsvorming van de EU
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad,
Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een grotere
rol voor de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij de beleidsvorming van
de EU
b) Datum ontvangst Commissiedocument
24 oktober 2018
c) Nr. Commissiedocument
COM(2018)703
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1542015037128&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken (RAZ)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
2. Essentie voorstel
De mededeling van de Europese Commissie (hierna: Commissie) volgt op het rapport van
10 juli jl. van de Taskforce inzake subsidiariteit, evenredigheid en minder en efficiënter
optreden. Deze taskforce is in november 2017 door Commissievoorzitter Juncker in het
leven geroepen om de toepassing van het subsidiariteits- en evenredigheids- (of proportionaliteits-)
beginsel in EU-besluitvorming tegen het licht te houden en aanbevelingen te doen ter
verbetering1. Volgens de Commissie zijn de belangrijkste bevindingen:
– Om betere wetgeving vast te stellen is een nieuwe werkwijze nodig, waarbij gedurende
de hele beleidscyclus, wordt uitgegaan van een gemeenschappelijke visie op subsidiariteit
en proportionaliteit.
– Er is behoefte aan meer «actieve subsidiariteit» dit betekent dat de lokale en regionale
autoriteiten en nationale parlementen meer invloed moeten krijgen en hun betrokkenheid
bij het optreden van de Unie worden versterkt.
– De Unie dient haar middelen doeltreffender te gebruiken en de prioriteit van haar
acties te bepalen. Er zijn echter volgens de Commissie geen redenen om uit de Verdragen
voortvloeiende bevoegdheden of hele beleidsterreinen weer aan de lidstaten te delegeren.
In haar mededeling benadrukt de Commissie het belang van de beginselen van subsidiariteit
en proportionaliteit. Er wordt een overzicht gegeven van de inzet van de Commissie
in de afgelopen jaren, beginnende bij het in mei 2015 gepresenteerde pakket met hervormingen
voor de hele beleidscyclus. Voor de Commissie is het tijd om, op basis van de ontwikkelingen
en het rapport van de taskforce, de balans op te maken. De Commissie heeft hiermee
als doel om het beleid inzake betere regelgeving te verfijnen en verder te verbeteren,
ook waar het gaat om subsidiariteit en proportionaliteit en met het oog op de toekomst
van de Unie. De uitkomsten hiervan zouden volgens de Commissie in ieder geval als
gevolg moeten hebben dat deze aanpak nader verankerd wordt in de beleidscyclus van
de Unie en onderdeel wordt van een continu proces van reflectie. Dit moet ertoe leiden,
volgens de Commissie, dat er meer op nationaal niveau gebeurt dan op het niveau van
de Unie. Om dit uiteindelijke doel te bereiken dient er volgens de Commissie allereerst
gekeken te worden naar de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, die
essentiële elementen zijn in de Betere Regelgeving-agenda. In dit licht heeft de Commissie
in haar mededeling vijf doelstellingen met een aantal voornemens geïdentificeerd.
Tot slot wordt er een aantal vervolgstappen genoemd, mede in het licht van de conferentie
over subsidiariteit in Bregenz op 15 en 16 november 2018 op initiatief van het Oostenrijks
voorzitterschap waarvan uw Kamer een verslag is toegegaan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1933).
1. Bevordering van een gemeenschappelijk begrip van subsidiariteit en evenredigheid
De Commissie is voornemens:
– de tabel voor het beoordelen van subsidiariteit en evenredigheid op te nemen in haar
richtsnoeren voor betere regelgeving en te gebruiken om haar bevindingen te presenteren
in effectbeoordelingen, evaluaties en toelichtingen;
– de tabel te gebruiken als richtsnoer bij haar communicatie met nationale parlementen;
– de feedback die zij naar aanleiding van haar voorstellen ontvangt van lokale en regionale
autoriteiten in elke wetgevingsprocedure nadrukkelijker onder de aandacht te brengen
van het Europees Parlement en de Raad;
– In de mededeling roept Commissie o.a. de Raad op om de beoordelingstabel ook te gaan
gebruiken. Hierbij doelt de Commissie meer specifiek op substantiële wijzigingen die
de Raad kan aanbrengen bij voorstellen van de Commissie, zonder dat daarbij de gevolgen
van deze wijzigingen uit oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit worden beoordeeld.
2. De nationale parlementen in staat te stellen doeltreffender te toetsen
De Commissie is voornemens:
– de maand augustus ook in de toekomst buiten beschouwing te laten bij het vaststellen
van de periode van acht weken waarin de nationale parlementen gemotiveerde adviezen
kunnen indienen;
– met het Europees Parlement en de Raad te onderzoeken of de periode van kerst/nieuwjaar
ook buiten beschouwing zou kunnen worden gelaten, zoals de nationale parlementen herhaaldelijk
hebben gevraagd;
– de standpunten van de nationale parlementen in gemotiveerde adviezen nadrukkelijker
voor het voetlicht te brengen, door indien nodig gemeenschappelijke antwoorden te
geven, in te gaan op hun punten van zorg en in haar jaarverslagen over subsidiariteit
en evenredigheid te vermelden op welke voorstellen de meeste opmerkingen kwamen.
3. Actievere betrokkenheid van lokale en regionale overheden na te streven
De Commissie is voornemens:
– haar richtsnoeren voor betere regelgeving te wijzigen om de aandacht te vestigen op
de standpunten en ervaring van lokale en regionale overheden;
– haar vragenlijsten voor openbare raadplegingen te herzien en uit te breiden met vragen
over zaken die van belang zijn voor lokale en regionale overheden, met inbegrip van
regionale vergaderingen.
4. De beoordeling en presentatie van relevante effecten te verbeteren
De Commissie is voornemens:
– haar richtsnoeren voor betere regelgeving te wijzigen om te benadrukken dat het van
belang is territoriale effecten te onderzoeken en te beoordelen;
– haar beoordelingen van subsidiariteit en evenredigheid alsmede informatie over wie
welke gevolgen ondervindt, duidelijker te presenteren in haar effectbeoordelingen,
evaluaties en toelichtingen.
5. Bestaande wetgeving te evalueren uit het oogpunt van subsidiariteit
De Commissie is voornemens:
– te waarborgen dat bij de evaluatie van de bestaande wetgeving grondiger wordt gekeken
naar subsidiariteit, evenredigheid, wetgevingsdichtheid en de rol van de lokale en
regionale overheden;
– aan te geven welke veranderingen nodig zijn wat betreft werkterrein en samenstelling
van het REFIT-platform, om het te hervormen en deze kwesties aan te pakken bij het
opmaken van de balans inzake betere regelgeving;
– te waarborgen dat in het kader van evaluaties systematisch wordt gekeken naar relevante
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet heeft veel waardering voor het werk van de Commissie op terrein van Betere
Regelgeving waarvan subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke onderdelen zijn.
Het kabinet hecht eraan dat de Agenda voor Betere Regelgeving wordt voortgezet onder
de nieuwe Commissie (legislatuur 2019–2024) en dat het werk dat onder deze Commissie
op dit terrein is verzet duurzaam wordt verankerd en een vast onderdeel wordt van
de Europese wetgevingsagenda.
Het kabinet hecht aan voortvarende uitvoering van de Agenda voor Betere Regelgeving,
die Europese wet- en regelgeving moderner, transparanter, inclusiever en eenvoudiger
moet maken. Het gaat hierbij om drie kernpunten: strikte toepassing van het subsidiariteits-
en proportionaliteitsbeginsel bij voorgestelde wet- en regelgeving, kritische herziening
en vereenvoudiging van bestaande regelgeving, en doelmatige en effectieve, ofwel uitvoerbare
en handhaafbare nieuwe regelgeving zonder onnodige regeldruk. Innovatievriendelijke
regelgeving en het verminderen en voorkomen van regeldruk voor het MKB als gevolg
van Europese regelgeving hebben bijzondere aandacht van het kabinet.
Het kabinet beschouwt subsidiariteit en proportionaliteit als leidende beginselen
bij Europese wet- en regelgeving. Nederland zet zich al enkele jaren in voor strikte
toepassing van beide beginselen, zie bijvoorbeeld onder andere de subsidiariteitsexercitie
van 2013. Daarbij hanteert het kabinet de volgende uitleg van de beginselen: bij subsidiariteit
gaat het om de vraag of de uitoefening van bevoegdheid door de EU noodzakelijk is
dan wel dat er een duidelijke toegevoegde waarde is voor Europees optreden t.o.v.
optreden op lidstaat niveau. Bij proportionaliteit is de vraag of de voorgestelde
vorm en inhoud van het Europese optreden in een evenredige verhouding staan tot het
nagestreefde doel waarbij gekeken moet worden of het optreden geschikt is om het gestelde
doel te bereiken en of het niet verder gaat dan noodzakelijk is.
In elk BNC-fiche wordt een nauwkeurige afweging van het subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
gegeven. Het kabinet maakt bij de beoordeling van commissievoorstellen steeds, in
aanvulling op de door de Commissie uitgevoerde subsidiariteitstoets, een eigen afweging
over de bevoegdheid van de Unie om op te treden en over de subsidiariteit en proportionaliteit
van deze voorstellen. De uitkomst van die beoordeling kan van geval tot geval anders
zijn en ook afwijken van die van de Commissie. Daarbij is de beoordeling van de bevoegdheid
een juridische, maar is de beoordeling van subsidiariteit en proportionaliteit vooral
een politieke appreciatie van het kabinet die voor elk commissievoorstel afzonderlijk
wordt gemaakt en met de Tweede Kamer wordt gedeeld.
Daarnaast hecht het kabinet eraan te benadrukken dat een goede dialoog tussen medeoverheden,
lidstaten en EU-instellingen van belang is voor de verdere uitwerking van de Betere
Regelgeving-agenda.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De beoordeling en inzet ten aanzien van de voorgestelde acties zal worden besproken
aan de hand van de in de mededeling gebruikte doelstellingen.
Bevordering van een gemeenschappelijk begrip van subsidiariteit en evenredigheid
Het kabinet beschouwt het voorstel om een gemeenschappelijke beoordelingstabel voor
subsidiariteit en proportionaliteit vast te stellen als interessant. De mogelijke
meerwaarde van een door Europese instellingen, lidstaten, regionale en lokale overheden,
bedrijven, burgers en maatschappelijk middenveld te hanteren gemeenschappelijk toetsingskader
om al te grote verschillen in aanpak van de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets
te vermijden, wordt door het kabinet onderkend. Voor het stellen van de juiste «toetsvragen»
voor de beoordeling van de subsidiariteit kan de beoordelingstabel volgens het kabinet
ook zeker nuttige handvatten bieden en kan het lidstaten ook in staat stellen om Europese
wet- en regelgeving beter/consistenter te beoordelen op subsidiariteit. Het kabinet
plaatst echter ook enige opmerkingen en kanttekeningen bij het voorstel.
Het kabinet acht het van belang dat de vragen of en hoe de beoordelingstabel zal worden
toegepast middels een inclusief proces worden beantwoord, waarbij in ieder geval lidstaten,
nationale parlementen en regionale overheden zouden moeten worden betrokken. Het kabinet
is daarbij van mening dat een gemeenschappelijk toetsingskader niet mag leiden tot
een inperking van de nationale beleidsruimte voor een eigen politieke afweging over
subsidiariteit en proportionaliteit en dat het toetsingskader dus ruimte moet laten
om het politieke oordeel ten aanzien van deze beginselen in de beoordeling mee te
wegen. Het kabinet hecht er daarbij aan er op te wijzen dat een dergelijk toetsingskader
juridisch gezien ook niet bindend kan zijn. Het toetsingskader kan het in het verdrag
verankerde subsidiariteitsbeginsel niet inperken. Het zal gaan om een nuttig hulpmiddel
dat facultatief kan worden ingezet bij het afwegingsproces.
Wat betreft het idee van de Commissie dat het Europees Parlement en de Raad de effecten
van hun wezenlijke wijzigingen van voorstellen moeten onderzoeken, en moeten nagaan
welke impact deze hebben op het gebied van subsidiariteit en evenredigheid, staat
het kabinet ervoor open mogelijkheden te onderzoeken, bijvoorbeeld door middel van
een pilot, hoe dit beter geborgd kan worden in het wetgevingsproces. Daarbij dient
te worden opgemerkt dat hier vanuit Nederlandse zijde al aandacht aan wordt besteed
in de informatievoorziening aan het nationale parlement. Eventuele nadere voorstellen
zullen worden beoordeeld op effectiviteit en uitvoerbaarheid en zullen naast de bestaande
afspraken over EU-informatievoorziening met uw Kamer worden gelegd.
De nationale parlementen in staat te stellen doeltreffender te toetsen
Het Nederlandse parlement ontvangt van het kabinet op ieder Europees voorstel een
BNC-fiche waarin subsidiariteit en proportionaliteit getoetst worden. In het kader
van het versterken van de democratische legitimiteit van de Unie is het van belang
de nationale parlementen zo optimaal mogelijk te betrekken bij de totstandkoming van
Europese wet- en regelgeving. Juist ook via de nationale parlementen kan de EU haar
draagvlak zoeken en versterken.
Het kabinet onderschrijft de wenselijkheid van meer flexibiliteit in de termijn waarin
nationale parlementen gemotiveerde adviezen kunnen indienen, binnen de kaders van
de verdragen. Het verlengen van deze termijn vergt verdragswijziging en dat is thans
niet aan de orde. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd dat hij zich
zal inzetten om de termijn van acht weken waarin de nationale parlementen gemotiveerde
adviezen kunnen indienen te verlengen van acht naar twaalf weken indien verdragswijziging
aan de orde is.
Het kabinet staat positief tegenover het voornemen van de Commissie om de maand augustus
in de toekomst ook buiten beschouwing te laten. Het kabinet staat ook positief tegenover
de periode van kerst en nieuwjaar uit te sluiten van de termijn van acht weken. In
dit verband is het kabinet bereid om de mogelijkheden die er binnen het kader van
de verdragen zijn, nader te verkennen en zich in Raadsverband in te spannen voor meer
flexibiliteit van de termijnen waarbij het kabinet opmerkt dat niet uit het oog verloren
moet worden dat de Unie slagvaardig moet kunnen zijn. Rekening houden met nationale
feestdagen van 27 lidstaten gaat dan bijvoorbeeld te ver.
Actievere betrokkenheid van lokale en regionale overheden na te streven
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de voornemens van de
Commissie. Het belang van inspraak van nationale, regionale en lokale overheden en
autoriteiten bij Europese besluitvorming wordt door het kabinet onderschreven. Op
nationaal niveau worden regionale en lokale overheden reeds geraadpleegd via de BNC-procedure,
die de basis vormt voor de Nederlandse standpuntbepaling. Het kabinet constateert
dat er op Europees niveau ook al inspraakmogelijkheden bestaan via het Comité van
de Regio’s en in de vorm van de publieke consultaties die de Commissie organiseert.
Nederlandse overheden hebben bestuurlijke vertegenwoordigers in het Comité van de
Regio’s, die de EU-instellingen adviseren over EU-beleid en subsidiariteit. Regionale
en lokale overheden hebben bovendien de mogelijkheid om via partnerschappen van de,
onder Nederlands voorzitterschap tot stand gekomen Urban Agenda for the EU voorstellen voor betere regelgeving te doen.
Met dit in het achterhoofd, zet het kabinet in eerste instantie in op de bestaande
inspraakmogelijkheden beter en meer te gebruiken. Zo zal de samenwerking op specifieke
thema’s, waar zowel nationale, regionale als lokale overheden belangen hebben, worden
geïntensiveerd2. Zo verwelkomt het kabinet bijvoorbeeld het initiatief van het Europees Comité van
de Regio’s van het netwerk regionale hubs. Deze hubs moeten toepassing van EU-regels
in praktijk gaan onderzoeken3.
Het kabinet acht het als aanvulling op de aanbevelingen van de Commissie van belang
dat behalve overheden ook andere stakeholders, zoals belangenorganisaties uit het
bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld, meer betrokken dienen te worden bij
het EU-besluitvormingsproces, wat overigens in de praktijk door de Commissie als onderdeel
van haar Betere Regelgevingsagenda ook al veel wordt gedaan.
Het kabinet geeft de voorkeur aan het inbedden van de inbreng van lokale en regionale
overheden in het nationale besluitvormingsproces, zoals dit reeds het geval is en
ook past binnen de Nederlandse gedecentraliseerde eenheidsstaat. In praktijk betekent
dit een nauwe samenwerking tussen de inbreng van de Nederlandse rijksoverheid en medeoverheden
in Brussel.
De beoordeling en presentatie van relevante effecten te verbeteren
Het kabinet acht het voornemen van de Commissie om in haar effectbeoordelingen, evaluaties
en toelichtingen de toetsing van subsidiariteit en proportionaliteit duidelijker uiteen
te zetten wenselijk. De Commissie wil hierbij meer aandacht schenken aan de territoriale
effecten. Bij een aanzienlijk aantal voorstellen kan er sprake zijn van territoriale
effecten. Het gaat om de (ruimtelijke) effecten van een beleidsinitiatief/wetgevingsvoorstel
voor de lokale en regionale overheden. Daarom ondersteunt het kabinet het uitgangspunt
van de Commissie dat deze toetst dient te gebeuren in de gevallen waarin een dergelijk
onderzoek en beoordeling relevant en evenredig is voor het besluitvormingsproces.
Om een goed oordeel te kunnen vellen is een goede effectbeoordeling van groot belang.
Het kabinet constateert dat bij voorstellen de effectbeoordeling soms ontbreekt of
beperkt is. Hier zal, mede in het licht van een betere beoordeling van het voorstel,
het kabinet aandacht voor vragen.
Bestaande wetgeving te evalueren uit het oogpunt van subsidiariteit
Nederland heeft waardering voor de resultaten die zijn bereikt met het REFIT-programma.
Het kabinet zet daarom in op duurzame continuering van het REFIT-programma in de nieuwe
legislatuur.
Het kabinet kan zich vinden in de meeste actiepunten die de Commissie voorstelt op
het terrein van REFIT, maar heeft vragen bij de concrete invulling van het voornemen
om het REFIT-platform in de toekomst ook te laten buigen over vraagstukken op het
terrein van subsidiariteit en het voorstel om de samenstelling van het platform te
wijzigen. Het kabinet is van mening dat het REFIT-platform met name zijn toegevoegde
waarde heeft in het adviseren over concrete knelpunten in EU-regelgeving. Een verbreding
van het takenpakket met subsidiariteit zou mogelijk afbreuk kunnen doen aan de kerntaak
en effectiviteit van het platform. Verder vindt het kabinet dat als het gaat om subsidiariteit
lidstaten via het nationale niveau een afgewogen oordeel moeten geven aan de Commissie.
De Commissie geeft daarnaast aan voorstander te zijn van een wijziging van de samenstelling
van het platform, die een grotere vertegenwoordiging van lokale en regionale overheden
inhoudt ten koste van de huidige nationale vertegenwoordigers. Omdat nadere onderbouwing
van dit voorstel ontbreekt is het voor het kabinet niet mogelijk dit voorstel op zijn
merites te beoordelen. De voorgestelde aanpassing van de samenstelling zal het karakter
van het Platform veranderen. Voor een goede beoordeling van de wenselijkheid daarvan
is een nadere onderbouwing en toelichting gewenst. Vooralsnog ziet Nederland geen
reden voor wijziging van de samenstelling van het REFIT-platform en van de huidige
praktijk waarbij op nationaal niveau standpunten over de proportionaliteit worden
vastgesteld die door de nationale vertegenwoordiger in het REFIT-platform worden uitgedragen.
Er bestaan voldoende mogelijkheden voor lokale en regionale overheden om inbreng te
leveren in dit proces van standpuntbepaling. Nederlandse lokale en regionale overheden
beschikken daarnaast ook over een eigen vertegenwoordiging in het REFIT-platform en
hebben dus rechtstreeks zicht op alles wat er in het platform gebeurt.
Wat betreft het voorstel van de Commissie om te waarborgen dat in het kader van evaluaties
systematisch wordt gekeken naar relevante/grote gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
merkt het kabinet op dat het hierbij, in elk geval bij gedelegeerde handelingen, met
name gaat om een evaluatie vanuit het perspectief van proportionaliteit. Bij het vaststellen
van deze handelingen is de stap immers gezet om op Unie niveau op te treden.
Het kabinet staat positief tegenover het evalueren van bestaande delegatie- en uitvoeringshandelingen.
Op basis van deze evaluatie zal het kabinet bezien of het bijvoorbeeld wenselijk is
criteria te definiëren over wat een relevante/grote gedelegeerde of uitvoeringshandeling
is die nader geëvalueerd moet worden vanuit het perspectief van subsidiariteit en/
of proportionaliteit.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Weinig lidstaten hebben zich nog expliciet over het onderwerp uitgesproken, de mededeling
is tijdens de Raad Algemene Zaken van 12 november door de Commissie aan de Raad gepresenteerd
(Kamerstuk 21 501–02, nr. 1927). De mededeling is nog niet uitgebreid in Raadsverband besproken. Mogelijk zal het
voorzitterschap tijdens de RAZ van 11 december onder «any other business» terugblikken
op de conferentie over subsidiariteit die het voorzitterschap op 15 en 16 november
organiseerde in Bregenz. Uw Kamer ontvangt separaat een verslag van deze conferentie.
De voorzitterschapsconclusies die zijn opgesteld na deze bijeenkomst zijn aan het
verslag gehecht.
De positie van het EP is nog onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
Deze mededeling, die ziet op fundamentele elementen van de agenda voor betere regelgeving,
heeft betrekking op het gehele EU-acquis en daarmee op alle beleidsterreinen van de
EU. Het vloeit voort uit het EU-Verdrag dat er aandacht is voor o.a. de noodzaak van
regelgeving op EU-niveau, de kwaliteit en proportionaliteit van EU-regelgeving en
voor de regeldruk4. Vanwege haar rol als hoedster van de Verdragen en gezien haar initiatiefrecht is
er op dit gebied een taak weggelegd voor de Commissie. De grondhouding ten aanzien
van de bevoegdheid voor deze mededeling is dan ook positief.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit. Het
heeft naar de mening van het kabinet meerwaarde dat op het niveau van de Unie aandacht
wordt besteed aan hoe de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid een grotere
rol moeten spelen bij de beleidsvorming van de Unie. De mededeling is uitgebracht
naar aanleiding van het rapport van de «Task Force on Subsidiarity, Proportionality
and Doing Less More Efficiently» die is ingesteld door de Commissie om aanbevelingen
te doen voor versterking van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel in
EU-besluitvorming. Het kabinet is van mening dat conclusies en aanbevelingen die hieruit
voortvloeiden ook enkel adequaat konden worden gedaan op het niveau van de Unie. Daarbij
zijn subsidiariteit en evenredigheid fundamentele elementen van de agenda voor betere
regelgeving van de Commissie, waarop de Commissie steunt bij de voorbereiding van
haar beleidsvoorstellen. Verder is het m.n. voor het gemeenschappelijk begrip van
deze beginselen en met het oog op het hanteren van eenzelfde toetsingskader noodzakelijk
om een exercitie op EU-niveau hieraan te wijden.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit.
De voornemens van de Commissie in het kader van Betere Regelgeving en de beginselen
van subsidiariteit en proportionaliteit zijn geschikt om de beginselen van subsidiariteit
en proportionaliteit in het EU-besluitvormingsproces te versterken en gaan naar de
mening van het kabinet ook niet verder dan noodzakelijk.
d) Financiële gevolgen
Het is onduidelijk wat de impact is op de EU-lidstaten en regionale en lokale overheden
van de in deze mededeling aangekondigde nieuwe acties en maatregelen. Daarvoor zijn
de aangekondigde acties en maatregelen nog onvoldoende concreet. Eventuele budgettaire
gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
Betreft het financiële gevolgen (incl. personele) voor decentrale overheden?
Zie hierboven.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
In dit stadium is niet duidelijk wat de concrete gevolgen zijn van de in deze mededeling
aangekondigde acties en voornemens. De mededeling is gericht op een aanpak om betere
regelgeving doeltreffender en transparanter te maken, ook waar het gaat om subsidiariteit
en proportionaliteit. Deze aanpak zal naar verwachting een positief effect hebben
op de kwaliteit van EU-regelgeving en het wegnemen van knelpunten voor burgers, (mede)overheden
en het bedrijfsleven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken