Brief regering : Tweede tranche kortetermijnaanpak files
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 270
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2018
Begin dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de eerste tranche maatregelen binnen
de korte termijn fileaanpak (Kamerstuk 31 305, nr. 240). Ik heb u toen geïnformeerd over een pakket dat moet leiden tot het verminderen,
voorkomen en kunnen vermijden van files van circa € 40 miljoen in tranche 1. Voor
het tweede pakket maatregelen waarover ik u met deze brief informeer trek ik circa
€ 60 miljoen uit.
Brede opgave
Zoals ik in mijn vorige brief reeds heb aangegeven ligt er een omvangrijk MIRT programma
tot 2030 klaar voor investeringen in de infrastructuur. In het regeerakkoord heeft
het kabinet eenmalig nog eens extra € 2 miljard, en structureel € 100 miljoen, hiervoor
uitgetrokken. Dit is grotendeels voor de lange termijn, maar ook voor de korte termijn
is er door mij € 100 miljoen extra vrijgemaakt uit het Wegen budget. Dit doe ik omdat
infrastructurele projecten een lange doorlooptijd hebben, en het op korte termijn
lastig is om de filedruk te verminderen. Om deze filedruk te verminderen heb ik voor
een aanpak gekozen waarin enerzijds op korte termijn zichtbare resultaten worden geboekt,
door bijvoorbeeld kleine infrastructurele aanpassingen, en anderzijds langdurige verandering
wordt gesteund en versneld door bijvoorbeeld meer innovatieve maatregelen die zich
richten op techniek en ICT.
KIM Mobiliteitsbeeld
Zoals hierboven reeds aangegeven ben ik bezig met de uitvoering van projecten uit
het regeerakkoord maar ook voor de korte termijn ben ik voortvarend bezig. Met de
eerste tranche fileaanpak heb ik een divers pakket samengesteld gericht op de verbetering
van doorstroming, snellere berging na ongelukken en maatregelen gericht op de infrastructuur
van de toekomst. Met deze tweede tranche breid ik dit eerste pakket nog verder uit
met onder andere meer maatregelen gericht op incidentmanagement en verbetering van
handhaving.
Daarnaast ben ik mij er van bewust dat er de komende jaren een flinke Vervanging&
Renovatie (V&R) opgave voor ons ligt. Zoals het Mobiliteitsbeeld van het KIM, wat
afgelopen week is gepubliceerd, verwacht zal er tot en met 2023 een congestietoename
van 35% ten opzichte van 2017 gaan plaatsvinden. De grote V&R opgave zal ook tot hinder
en vertragingen leiden en zal er voor zorgen dat de filedruk voorlopig niet zal afnemen.
Vandaar dat ik graag in deze tweede tranche budget wil reserveren voor Minder Hinder
maatregelen. Voorbeelden van regio’s waar de komende jaren een flinke uitdaging zal
ontstaan zijn de regio’s rond Rotterdam, Eindhoven en Utrecht. De komende tijd zal
er gezamenlijk met Rijkswaterstaat en de regionale overheden worden gekeken waar het
beschikbare budget precies aan zal worden gelabeld. Mijn voornemen is om daar in de
komende BO MIRT’s afspraken met de regionale overheden over te maken.
Tweede tranche
Voor deze tweede tranche aan maatregelen heb ik ook weer verschillende pakketten samengesteld.
Ik ga de komende maand Rijkswaterstaat opdracht geven om deze uit te gaan voeren.
Aan de uitvoering van deze tweede tranche zal begin volgend jaar worden begonnen.
Realisatie van de maatregelen zal niet in alle gevallen afgerond zijn voor het einde
van de kabinetsperiode.
Hieronder zal ik de inhoud van deze pakketten verder toelichten.
1. Kleine infrastructurele maatregelen
Als eerste geef ik Rijkswaterstaat opdracht om op verschillende locaties, die filegevoelig
zijn, kleine infrastructurele maatregelen door te voeren. In de eerste tranche heb
ik reeds dit soort maatregelen aangekondigd, toen met name gericht op de doorstroming.
In deze tweede tranche heb ik daarnaast ook een aantal maatregelen opgenomen dat de
verkeersveiligheid op verschillende trajecten verbetert. Onderstaande maatregelen
zijn dus aanvullend op de maatregelen in dit pakket die ik reeds al bij de eerste
tranche heb aangekondigd. Daarbij valt er onderscheid te maken in maatregelen die
zich meer op doorstroming focussen en op maatregelen die met verbetering van de verkeersveiligheid
te maken hebben.
Voorbeelden van maatregelen die de verkeersveiligheid zullen verbeteren zijn het aanbrengen
van aanvullende filestaartwaarschuwingen op de A50 tussen Ekkersrijt-Ekkerweijer,
de aanpak van de aansluiting Oirschot op de A58 en een verbeterde aanduiding «spitstrook
open» op de A73 bij knooppunt ’t Vonderen.
Ook zullen er door mij verschillende maatregelen getroffen worden om de doorstroming
te verbeteren. Deze zullen met name betrekking hebben op de verbetering van aansluitingen.
Bijvoorbeeld op de A2 bij Vianen en de A7 bij Hoogezand. Ook zullen er op sommige
plekken in-en uitvoegstroken en vluchtstroken worden aangepast zoals op de A58 bij
Etten-Leur.
2. Spitsstroken
Met de motie van het lid van Aalst1 is verzocht om met het oog op het bestrijden van files zoveel mogelijk spits- en
plusstroken van in ieder geval de linkerrijstroken om te zetten naar volwaardige stroken.
Voor circa 30% van de huidige spitsstroken wordt reeds een ombouw voorzien naar een
reguliere rijstrook. Voor de overige bestaande spitsstroken geldt dat omzetting op
dit moment beperkt effect heeft op de doorstroming. Integraal besluiten om alle resterende
spitsstroken om te bouwen naar reguliere rijstroken is kostbaar (naar grove schatting
1,6 miljard). Omdat het wegprofiel van een rijbaan met spitsstrook smaller is dan
een reguliere rijbaan, is het namelijk noodzakelijk om rijbanen te verbreden. Dit
betekent bijvoorbeeld dat een aanpassing of vervanging van kunstwerken nodig is, grond
aangekocht moet worden en de bermen moeten worden aangepast. Wegens het zeer beperkte
effect op wegcapaciteit is ombouw daarmee niet kosteneffectief.
Daarmee blijft er sprake van trajecten met spitsstroken. Voor de resterende spitsstroken
wil ik bij een keuzemoment, zoals groot onderhoud of een MIRT verkenning, afwegen
wat de gevolgen van ombouw zijn. Bij nieuw te nemen besluiten over wegaanleg wil ik
nadrukkelijk in beeld brengen of de aanleg van een spitsstrook het meest toekomstbestendige
alternatief is.
In het Regeerakkoord is opgenomen dat spitsstroken vaker opengesteld worden waar dit
milieutechnisch en verkeersveilig kan. Daarom heb ik gekeken wat de mogelijkheden
zijn om spitsstroken vaker open te stellen, zoals ik in mijn brief van 17 maart 2018
aangaf.
Uit analyse blijkt dat ik spitsstroken aan de linkerzijde van de rijbaan vaker kan
openstellen, zodat de openstelling van spitsstroken in de pas blijft lopen met de
toegenomen verkeersintensiteit. Spitsstroken zijn nu tussen de spitsen veelal dicht,
terwijl de verkeersintensiteit aanleiding geeft om deze spitsstroken open te stellen.
Ik wil spitsstroken vaker en sneller openstellen, zodra de drukte op de weg daar aanleiding
toe geeft. Nog dit jaar zal de weggebruiker merken dat nagenoeg alle spitsstroken
doordeweeks vaak open zijn tussen 06:30 uur en 19:00 uur. Hierbij blijft het huidige
(verlaagde) snelheidsregime gelden. Wanneer het rustig is op de weg, blijven de spitsstroken
dicht zodat de automobilisten de reguliere maximumsnelheid kunnen rijden. Slimme camera’s,
waarmee op dit moment een pilot wordt uitgevoerd, kunnen op termijn helpen om de openstelling
van spitsstroken beter aan te laten sluiten op de actuele verkeersdrukte op de weg.
Er is een verdergaande optie bezien, waarbij spitsstroken aan de linkerzijde van de
rijbaan 24 uur per dag open zijn, ongeacht de verkeersintensiteit.
In een quick-scan naar de verkeersveiligheid van deze optie worden de resultaten van
eerder, meer uitgebreid, onderzoek bevestigd zoals in een eerdere brief gedeeld met
uw Kamer2. Bij openstelling van spitsstroken in rustige situaties treedt een verhoogd ongevalsrisico
op. Dit komt door het smallere wegprofiel van een spitsstrook en het ontbreken van
manoeuvreerruimte in combinatie met snelheidsverschillen tussen het verkeer.
Ik hecht belang aan een verkeersveilig wegennet en streef naar zo min mogelijk verkeersslachtoffers,
daarom zal ik deze optie niet verder uitwerken.
3. Incidentmanagement en handhaving
Het verbeteren van de verkeersveiligheid is één van mijn topprioriteiten. Dit kan
niet enkel en alleen bereikt worden door infrastructurele aanpassingen aan het wegennet,
maar het gaat ook om aanpassingen in gedrag van verkeersdeelnemers. Om tot gedragsverbetering
te komen om de verkeersveiligheid te kunnen vergroten hecht ik er veel belang aan
dat er strenger gehandhaafd wordt. Ik zal hier budget voor reserveren dat ik zal inzetten
voor de volgende maatregelen.
– Ik zal de bevoegdheid van weginspecteurs als Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA) uitbreiden
van 50 naar 100. In 2019 zal de eerste lichting van dit type inspecteur al de weg
op kunnen. Daarnaast geef ik een impuls aan software die Rijkswaterstaat kan gebruiken
om de politie versneld sporenonderzoek te kunnen laten uitvoeren na zware ongevallen.
– Met de eerste tranche heb ik in maart reeds besloten een impuls aan snellere berging
na ongelukken te geven. Hiervoor worden met bergers afspraken gemaakt om tijdens de
spitsen op werkdagen op 20 strategische plekken te positioneren. Daarbij is een inschatting
gemaakt door Rijkswaterstaat waar het kosteneffectief is om bergers op locatie te
positioneren. Inmiddels blijkt dat deze maatregel op zes delen van het netwerk buiten
de Randstad ook kosteneffectief kan worden gerealiseerd.
Daarom breid ik nu deze maatregel uit naar in totaal 26 locaties. De 6 exacte locaties
zullen de komende tijd in samenspraak met Rijkswaterstaat worden bepaald. In ieder
geval zullen deze bergers in 2019 op de weg komen.
– In een proef in Verkeerscentrale Rhoon blijkt dat het gebruik van nieuwe databronnen
leidt tot snellere detectie van incidenten. Dit draagt bij aan de snelheid van afhandeling
met dito winst voor de verkeersveiligheid en de doorstroming op het traject. Daarom
ga ik het gebruik van crowdsourced data (onder andere Waze en Flitsmeister) landelijk
toepassen in alle verkeerscentrales. Ik verwacht deze maatregel in 2019 operationeel
te hebben.
4. Projecten op het gebied van infra klaar voor de toekomst
Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn aanpak voor smart mobility in het wegverkeer3. In lijn met deze aanpak zet ik op korte termijn de volgende stappen:
– Ik heb aangegeven samen met regionale bestuurders te bekijken hoe bestaande verkeerslichten
zo snel mogelijk om te zetten zijn naar een nieuwe generatie verkeerslichten die communiceren
met hun omgeving (iVRi’s). Verkeerslichten die Rijkswaterstaat in beheer heeft, staan
veelal op belangrijke ontsluitingswegen (bijvoorbeeld bij op- en afritten van de snelweg).
Om mijn bijdrage te leveren aan het versneld ombouwen naar iVRi’s heb ik Rijkswaterstaat
opdracht gegeven een groot deel van deze verkeerslichten aan te passen.
– Eerder dit jaar is gestart met een test om door middel van slimme camera’s spitsstroken
sneller te kunnen openstellen. In mijn aanpak voor smart mobility heeft u kunnen lezen
dat het verkeersmanagement de komende tijd wordt gemoderniseerd door het inzetten
van slimme hulpverkeersleiders. Om dit te versnellen breid ik de ontwikkeling van
slimme camera’s uit naar geautomatiseerde incidentdetectie en tunnelbediening.
Tot slot
Ik zou als laatste graag uw Kamer willen meegeven dat ik ook in de reguliere infrastructurele
processen kijk hoe ik, ook buiten deze impuls, maatregelen kan nemen die op korte
termijn al de doorstroming en/of verkeersveiligheid verbeteren. Op deze manier hoop
ik dat steeds meer projecten de komende jaren, naast de reguliere MIRT procedure,
ook een pakket aan maatregelen zullen opnemen waardoor de filedruk op de korte termijn
voor de weggebruiker een stuk verminderd. Voorbeelden van projecten waar deze werkwijze
nu al plaatsvindt zijn de A2 Deil-Vught, A15 en het programma SmartwayZ. Ook de gebiedsprogramma’s
MRA en MRDH zijn volop bezig met het samenstellen van een korte termijn maatregelenpakket
om zo ook in deze regio’s de filedruk de komende jaren beheersbaar te houden. Hierover
wil ik in de BO MIRT’s dit najaar ook nadere afspraken maken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat