Brief regering : Diepe plassen, Thermisch gereinigde grond en Barneveld
27 625 Waterbeleid
30 015
Bodembeleid
Nr. 456
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2018
De afgelopen maanden is veel aandacht geweest voor het gebruik van grond en baggerspecie.
Ik heb daar zorg over. Ik vind het belangrijk dat zwakke schakels in de keten van
ontgraven, reinigen, opslaan, verhandelen en toepassen van grond en baggerspecie worden
verstevigd zodat dit op een duurzame en verantwoorde wijze plaatsvindt. Mijn visie
op de hele keten van duurzaam hergebruik van grond ontvangt u separaat. Bij die bief
is ook een tabel toegevoegd waarin diverse actiepunten zijn opgenomen. Deze brief
geeft invulling aan een aantal toezeggingen die ik Uw Kamer heb gedaan.
Op 14 juni 2018 heb ik met Uw Kamer gesproken over de problematiek met betrekking
tot het verondiepen van diepe plassen met grond en baggerspecie. Naar aanleiding daarvan
heb ik toegezegd (Kamerstuk 27 625, nr. 425) de kaders voor diepe plassen en het toezicht daarop te evalueren. Tevens heb ik
op 3 juli 2018 aangegeven dat ik een verkenning zal uitvoeren naar de mogelijkheden
tot kwaliteitsverbetering van thermisch gereinigde grond. Met deze brief informeer
ik u over de uitkomsten daarvan en geef ik tevens invulling aan het verzoek van het
lid Kröger (GL) in het ordedebat van 28 november 2018 over de problematiek rondom
de toepassing van verontreinigde grond in een woonwijk in de gemeente Barneveld (Handelingen
II 2018/19, nr. 29, Regeling van Werkzaamheden).
Evaluatie Diepe plassen
Algemeen
De afgelopen maanden zijn rondetafelgesprekken gevoerd rondom de verondieping van
de Redichemse Waard, de Hoge Kampseplas en de Koornwaard plas met alle betrokkenen
om helderheid te krijgen op de betrokkenheid van de omgeving, kennis en expertise
bij andere overheden, kosten en baten van een verondieping en inzicht in gesignaleerde
risico’s en oorzaken. Daarnaast is een uitgebreide enquête uitgezet bij de waterbeheerders
(Rijkswaterstaat en de waterschappen). Hiermee is onder meer een beeld gevormd van
het proces van verondiepen, de toepassing van de handreiking, het aantal plassen,
de regels voor bodemvreemd materiaal en het toezicht. Ook de Kleiput in Winterswijk
is betrokken bij de evaluatie. Verder zijn de grondstromen uit het buitenland en het
beleid in de ons omringende landen in beeld gebracht en is het geldende wettelijke
kader tegen het licht gehouden. Met het meenemen van de Redischemse Waard, het inzicht
in de hoeveelheid diepe plassen geef ik invulling aan de motie Von Martels (Kamerstuk
27 625, nr. 430, 14 juni 2018). Met het betrekken van de Kleiput te Winterswijk is invulling gegeven
aan de motie van lid Laçin (Kamerstuk 30 175, nr. 313, 7 november 2018).
Melding vs. vergunningplicht
Sinds 2010 is de Circulaire en de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen
van kracht. In de handreiking worden op grond van de zorgplicht de eisen uit het Besluit
bodemkwaliteit geconcretiseerd en het proces van herinrichten van diepe plassen verduidelijkt.
Gebleken is dat de handreiking bij de meeste verondiepingen is toegepast. Wel worden
de handreiking en de regels als complex ervaren. Tijdens de rondetafelgesprekken is
door de betrokken partijen de wens geuit een vergunningplicht te introduceren om de
procedures voor een verondieping van een diepe plas beter te borgen. Met de regels
in het Besluit bodemkwaliteit kan een verondieping nu met een melding worden gestart.
Hoewel rondom deze melding communicatie kan worden georganiseerd, is inspraak voor
iedere belanghebbende niet steeds goed geborgd. Dit gaat ten koste van het vertrouwen
van omwonenden. Daarnaast wordt de beoordeling en besluitvorming rondom de wenselijkheid
van een verondieping (nut en noodzaak) soms als onduidelijk ervaren en vraagt de import
van grond en baggerspecie om extra aangrijpingspunten voor het toezicht.
Ik vind het belangrijk dat de regels helder zijn en dat sprake is van transparante
besluitvorming. Ook dient de omgeving op een goede manier bij de herinrichting van
een plas wordt betrokken. Met een vergunningstelsel – i.p.v. algemene regels – kan
inspraak beter worden geborgd. Ik overweeg een vergunningplicht in te stellen waaraan
voorschriften kunnen worden verbonden die toegespitst zijn op de specifieke situatie
van een beoogde verondieping. Met het vorenstaande geef ik invulling aan de motie
(Kamerstuk 27 625, nr. 431, van Von Martels, 14 juni 2018).
Nuttig en functioneel
Alvorens een diepe plas kan worden verondiept moet op grond van het Besluit bodemkwaliteit
worden aangetoond of een verondieping nuttig en functioneel is. De initiatiefnemer
moet dit aantonen met een inrichtingsplan. De waterbeheerder – Rijkswaterstaat of
het waterschap – toetst een inrichtingsplan aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit.
Bij veel partijen bestaat echter onduidelijkheid over de invulling van de term nuttig
en functioneel in relatie tot een beoogde verbetering van de ecologische kwaliteit
en de natuurwaarden. Ik vind het daarom belangrijk dat wordt geëxpliciteerd wat wordt
verstaan onder nuttig en functioneel. Dit zal ik oppakken in het Aanvullingsbesluit
Bodem. Hierbij hoort ook dat er heldere criteria komen voor de beoordeling van de
ecologische kwaliteit van een plas. Door het onderzoekscentrum B-Ware wordt op dit
moment een onderzoek voorbereid naar de feitelijke ecologische kwaliteit van de diepe
plassen in de uiterwaarden en toetsingscriteria voor het verondiepen van een plas.
Dit is in samenwerking met mijn collega van LNV opgepakt. Het onderzoek loopt van
2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Het betreft een meerjarig onderzoek
waarvoor eerst een quick scan wordt uitgevoerd bij ongeveer 25 plassen. Vervolgens
worden 4 à 5 plassen geselecteerd voor een diepteonderzoek. Ik zal onderzoeken of
een versnelling van het onderzoek mogelijk is. De Redichemse Waard zal bij dit onderzoek
worden betrokken. De verondieping van de Redichemse Waard is in voorbereiding. Daar
speelt nadrukkelijk de vraag of de voorgenomen verondieping een kwaliteitsverbetering
oplevert.
Import grond en baggerspecie
In 2018 wordt ongeveer 8 miljoen m3 grond en baggerspecie in diepe plassen toegepast. Van de 8 miljoen m3 grond en baggerspecie komt in 2018 ongeveer 1,7 miljoen m3 uit het buitenland1. Er is sinds 2012 sprake van een sterke stijging van de import van de grond en baggerspecie.
Dit wordt veroorzaakt door de termijn waarbinnen een diepe plas moet worden verondiept,
het aantal plassen dat wordt verondiept en het aanbod aan Nederlandse grond en baggerspecie
van de vereiste kwaliteit. Daarnaast blijkt ook dat in Nederland de mogelijkheden
voor hergebruik beter zijn ontwikkeld.
Omdat de realisatietermijn van een beoogde verondieping van een diepe plas van invloed
kan zijn op de vraag en daarmee de import van grond en baggerspecie is gekeken naar
een mogelijke verlenging van de termijn van 10 jaar. Ik heb besloten deze termijn
niet te verlengen aangezien dit gedurende een langere tijd hinder zal opleveren voor
de omgeving. Zolang de kwaliteit van de geïmporteerd grond voldoet aan de in Nederland
gestelde eisen kan op grond van de Europese regelgeving geen beperking worden gesteld
aan de import. Voor verbetering van de borging van de kwaliteit in het algemeen, ongeacht
de herkomst verwijs ik naar de hiervoor genoemde brief waarin ik mijn visie geef op
de hele keten van duurzaam hergebruik van grond. Ik zal nader onderzoeken op welke
punten in een aantal landen hergebruik anders is dan in Nederland en in hoeverre dat
wenselijk is. Ik bericht u voor 1 juli 2019 over de uitkomst van dit onderzoek.
Plastics
Bij een aantal verondiepingsprojecten is dit jaar geconstateerd dat te veel plastics
in de toepaste grond en baggerspecie aanwezig zijn. Deze plastics kunnen terechtkomen
in de Nederlandse rivieren en daarna in zee. Hierdoor kunnen microplastics ontstaan
die schadelijk zijn voor het mariene milieu, zoals vissen, en uiteindelijk dus ook
voor mensen. Het beleid is erop gericht om de verdere verspreiding van macro- en microplastics
in het milieu te voorkomen. Daarom heb ik de Regeling bodemkwaliteit gewijzigd, zodat
plastics in de toe te passen grond en baggerspecie slechts sporadisch aanwezig mogen
zijn. De gewijzigde Regeling is op 29 november 2018 in de Staatscourant (nr. 68042)
gepubliceerd en op 30 november 2018 inwerking getreden. Hiermee is invulling gegeven
aan de motie van de leden Van Eijs, Dik-Faber en Kröger (Kamerstuk 27 625, nr. 429, 14 juni 2018).
Invasieve soorten
Bij de import van grond en baggerspecie voor het verondiepen van plassen moet rekening
worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van invasieve soorten planten of dieren.
Op de invasieve soorten is de Europese verordening invasieve uitheemse soorten (EVIUS)
van toepassing. Dit betekent dat in het geval bijvoorbeeld baggerspecie met het Amerikaanse
rode rivierkreeftje vanuit Duitsland naar Nederland wordt vervoerd het verbod uit
de EVIUS wordt overtreden. Ik zal in overleg met het Ministerie van LNV en de sector
onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om de import van invasieve soorten te beperken.
Hiermee en met het onderzoek naar de ecologische kwaliteit van de diepe plassen en
toetsingscriteria voor het verondiepen van een plas geef ik invulling aan de motie
de leden van Kröger en Van Eijs (Kamerstuk 27 625, nr. 428, van 14 juni 2018).
Winnen van zand en grind
Een diepe plas wordt veelal gecreëerd door het winnen van zand en grind. Hiervoor
moet een ontgrondingenvergunning worden verleend. Bij de aanvraag van deze vergunning
moet al worden aangegeven hoe na de winning de waarden van een gebied worden hersteld.
Ik vind het belangrijk dat winning en het herstel met elkaar in balans zijn waarbij
wordt gestreefd naar het creëren van waardevolle nieuwe maatschappelijke waarden en
gebruik van gebiedseigen materiaal bij de herinrichting. De waterbeheerders, provincies
en de initiatiefnemers zijn hiervoor als eerste verantwoordelijk. Ik zal voor 1 juli
2019 met de betrokken partijen overleggen hoe een optimalisatie mogelijk is waarmee
na het winning van zand minder grond en baggerspecie nodig is voor het verondiepen
en daarmee het herstel van de waarden van een gebied. Hiermee is invulling gegeven
aan de motie van de leden Kröger en Laçin (Kamerstuk 27 625, nr. 427, 14 juni 2018).
Nieuwe kwaliteitseisen
De afgelopen jaren is door Deltares gewerkt aan een nieuw normen- en toetsingskader
voor de bepaling van de kwaliteit van de grond en baggerspecie die in een diepe plas
kan worden toegepast. Dit kader moet een betere wetenschappelijke onderbouwing bieden
voor de normen. De nieuwe normen worden specifieker dan de huidige normen. Dit zal
ook van invloed zijn op de import van grond en baggerspecie. Het nieuwe normen- en
toetsingskader kan op dit moment nog niet in de regelgeving worden opgenomen. Hiervoor
moet eerst nog een aantal instrumenten, onder meer voor maatwerk en een normdocument
voor laboratoriumonderzoek, worden ontwikkeld c.q. aangepast. Waar mogelijk zal ik
dit opnemen in de Omgevingswet. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van de
leden Laçin en Kröger, kamerstuknummer 27 625-426, van 14 juni 2018.
Toezicht en Handhaving
Er zijn binnen het huidige stelsel veel partijen betrokken als het gaat om toezicht
en handhaving in de keten – van het ontgraven tot het toepassen van grond en baggerspecie.
Zowel gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat als de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) hebben een rol als bevoegd gezag. Uit de evaluatie volgt dat goede
samenwerking tussen de handhavingspartners een noodzaak is, samen met een risicogerichte
benadering en voldoende inzet. Een zwak punt in de keten is het ontbreken van de mogelijkheid
voor de ILT om in het buitenland toezicht te kunnen uitoefenen op de bedrijven die
erkend zijn op grond van het Besluit bodemkwaliteit. De ILT zal daarom de samenwerking
met de buitenlandse inspectiediensten onderzoeken. Met een vergunningstelsel moeten
ook de aangrijpingspunten voor het toezicht worden verbeterd. Verder zullen beleid
en de ILT kijken welke maatregelen verder nodig zijn om effectief toezicht te kunnen
houden.
In oktober 2018 hebben de ILT en Rijkswaterstaat een handhavingsactie uitgevoerd,
gericht op de import van grond ten behoeve van de verondieping van diepe plassen.
Hierbij zijn overtredingen in het kader van de EVOA-regelgeving voor het overbrengen
van afvalstoffen en van het Besluit bodemkwaliteit vastgesteld. Deze actie krijgt
in 2019 een vervolg. Verder zal in overleg met de ILT en de waterbeheerders worden
bekeken hoe het toezicht kan worden verbeterd.
«Kleiput Winterswijk»
In het VAO Leefomgeving van 7 november 2018 heeft het lid Laçin de regering in een
motie verzocht om een oproep te doen aan gemeenten (waaronder Winterswijk) niet over
te gaan tot het verondiepen tot de evaluatie van het besluit bodemkwaliteit is afgerond
(Handelingen II 2018/19, nr. 20, item 3). Ik heb aangegeven de motie zo te interpreteren dat ik niet tegen de gemeenten zal
zeggen dat alles per direct moet worden gestopt, aangezien de wetgeving nog niet is
aangepast, maar wel alvast de stappen die de komende tijd worden gezet zorgvuldig
af te wegen in het licht van de evaluatie. Zoals toegezegd is contact gezocht met
de gemeente Winterswijk. De gemeente heeft zich rekenschap gegeven van de benoemde
aandachtspunten in de evaluatie en besloten om de verondieping van de Kleiput voort
te zetten. In een brief van 15 november 2018 (bijgevoegd) heeft de gemeente mij nader
geïnformeerd over de verondieping, de goedkeuring van het inrichtingsplan door het
waterschap Rijn en IJssel en de nadere eisen die zijn gesteld aan het bodemvreemd
materiaal2. De gemeente is voor de Kleiput in Winterswijk de initiatiefnemer voor de verondieping.
Dit is niet de regel, vaak zijn private partijen initiatiefnemer. De motie van het
lid Laçin (Kamerstuk 30 175, nr. 313, 7 november 2018) beschouw ik hiermee als afgerond.
Thermisch Gereinigde Grond (TGG)
Algemeen
TGG wordt toepast in grootschalige bodemtoepassingen en met name in infrastructurele
projecten zoals wegen en dijklichamen. Rijkswaterstaat en de Waterschappen zijn de
belangrijkste opdrachtgevers voor het toepassen van TGG.
In de Westdijk te Bunschoten is ook thermisch gereinigde grond toegepast. Daarbij
zijn in de grond bepaalde stoffen (sulfaat en benzeen) in verhoogde concentraties
aangetroffen. Daarnaast blijken zware metalen uit te spoelen naar het grondwater.
Hierdoor zijn in het grondwater concentraties boven de norm aangetroffen. Ik heb u
hierover op 3 juli 2018 geïnformeerd, naar aanleiding van vragen van het lid Dik-Faber
(Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2669). In de verkenning zijn de beschikbare gegevens betrokken van de toegepaste TGG in
de Westdijk bij Bunschoten, de Perkpolder in Zeeuws-Vlaanderen en van de Plas van
Heenvliet in Rijnmond.
Beleid storten/reinigen
Uitgangspunt van het beleid is dat het reinigen van grond en vervolgens hergebruik
van de gereinigde grond voorkeur heeft boven storten. Er geldt om die reden een stortverbod
voor grond, waarvoor slechts onder specifieke omstandigheden een ontheffing kan worden
verkregen. Daarom is sinds de start van de bodemsaneringsoperatie in de jaren »80
van de vorige eeuw stevig geïnvesteerd in grondreinigingstechnieken. Jaarlijks wordt
inmiddels ca. 2.5 miljoen ton grond gereinigd, deels via thermische reiniging. Nederland
heeft in tegenstelling tot veel andere EU landen een goed ontwikkelde markt voor grondreiniging,
wat ook tot gevolg heeft dat verontreinigde grond uit het buitenland in Nederland
wordt gereinigd.
Eigenschappen en kwaliteit TGG
TGG heeft door het reinigingsproces andere eigenschappen dan de grond die bij normale
ontgravingen vrijkomt. Dat maakt dat zware metalen en sulfaat in hogere concentraties
kunnen uitspoelen dan eerder werd verwacht. Uit de verkenning volgt dat dit proces
wordt versterkt wanneer TGG onder het grondwaterniveau wordt toegepast. De normen
uit het Besluit bodemkwaliteit geven in dat geval een onvoldoende indicatie van de
mate waarin verontreinigingen naar het grondwater kunnen uitspoelen. Daarnaast zijn
er ook stoffen in TGG aangetroffen die niet genormeerd zijn. Het gaat in dit geval
met name om sulfaat. Uit de verkenning blijkt verder dat na toepassing van TGG een
te lage zuurgraad is vastgesteld. Dit kan schadelijk zijn voor het milieu. Tot slot
blijkt dat in TGG nieuwe stoffen voorkomen zoals GenX en PFOA, waarvan de herkomst
niet duidelijk is. Voor de aanpak hiervan verwijs ik naar de brief met mijn visie
op de keten van duurzaam hergebruik van grond (Kamerstuk 30 015, nr. 56).
Het voornoemde maakt duidelijk dat TGG bijzondere eigenschappen heeft en niet onder
alle omstandigheden kan worden toegepast, bijvoorbeeld in het grondwater. Ik zal daarom
de normen en de onderzoeksmethode voor TGG door het RIVM in 2019 laten evalueren.
Hiermee moeten ook de noodzakelijke maatregelen in beeld worden gebracht om de kwaliteit
van thermisch gereinigde grond beter te kunnen beoordelen. Ik zal, zoals hierna vermeld,
de meld- en registratieverplichting aanpassen. Hierdoor kan beter rekening worden
gehouden met de eigenschappen van TGG. Daarnaast zal ik de uitkomst van de verkenning
onder de aandacht brengen van de grondreinigers en de gemeente om een juiste toepassing
van de TGG te bevorderen.
Registratie TGG
Voor het toepassen van TGG gelden op dit moment alleen de algemene meld- en registratieverplichtingen
op grond van het Besluit bodemkwaliteit. Ik vind het wenselijk, gezien de bevindingen,
om voor deze specifieke stroom specifieke meld- en registratieverplichtingen in het
Besluit- en of de Regelgeving bodemkwaliteit op te nemen. Op die wijze kan het bevoegd
gezag beter rekening houden met de specifieke eigenschappen van TGG en kan de toepasser
door de producent van TGG beter worden geïnformeerd over de eigenschappen en beperkingen
bij toepassing van TGG. Registratie is ook van belang om partijen later te kunnen
terugvinden. Ik zal de meld- en registratieverplichting opnemen in het Aanvullingsbesluit
bodem dat in 2019 aan uw Kamer wordt voorgelegd.
Tot slot verricht Rijkswaterstaat onderzoek naar toepassingen van TGG in haar werken
en de eventuele kans op milieurisico’s.
Kwaliteitsborging proces TGG
Voor de productie van TGG moet een bedrijf erkend zijn en werken volgens vastgestelde
normdocumenten. Eind 2016 is een traject gestart om de normdocumenten voor grondreiniging
te herzien. Met name het meten en rapporteren van alle relevante verontreinigde stoffen
in het gereinigde product zijn specifieker omschreven in de nieuwe normdocumenten.
Dit is een verbetering. In de gewijzigde Regeling bodemkwaliteit van 30 november 2018
heb ik deze nieuwe versie van de normdocumenten aangewezen. Hierin is ook de eis opgenomen
dat toereikend vooronderzoek moet worden verricht. Daarmee is het voor handhavers
eenvoudiger om te beoordelen of, op basis van het historisch gebruik, alle noodzakelijke
stoffen zijn onderzocht. Hiermee kan op basis van de kwaliteitsverklaring beter worden
afgewogen waar de TGG kan worden toegepast.
Toezicht en handhaving
De ILT en de provincie houden toezicht op de bedrijven die TGG produceren. De gemeente
houdt toezicht op de toepassing van TGG. De ILT heeft bij één bedrijf geconstateerd
dat de normen voor het reinigingsproces onvoldoende zijn nageleefd. De ILT heeft vervolgens
handhavend opgetreden. De ILT zal het toezicht op de grondreinigingsbedrijven en de
certificerende instellingen voortzetten.
Voorraden TGG
Door de geconstateerde problemen met TGG is de afzet van TGG sterk afgenomen. Dit
betekent dat de voorraden groot zijn. De inname van verontreinigde grond, voor reiniging,
kan hierdoor afnemen. De ILT heeft hier een signaalrapportage over opgesteld (bijgevoegd).
Ik zal in overleg met de branche onderzoeken welke aanvullende maatregelen nodig zijn
om een verantwoorde toepassing van TGG mogelijk te maken.
Woonwijk Barneveld
Het televisieprogramma Zembla heeft op 28 november jl. een uitzending gewijd aan de
handelwijze van het bedrijf Vink en specifiek over het mogelijk toepassen van verontreinigde
grond in woonwijken in de gemeente Barneveld. Naar aanleiding van de aankondiging
van de uitzending hebben de kamerleden Von Martels en Geurts vragen gesteld. Deze
heb ik op 29 november jl. beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 911). Kamerlid Kröger heeft op 28 november ook gevraagd om een brief naar aanleiding
van de uitzending (Handelingen II 2018/19, nr. 29, Regeling van Werkzaamheden). Deze
brieven hebben elkaar gekruist. Ik ga ervan uit dat met het versturen van de antwoorden
op de vragen van de kamerleden Von Martels en Geurts ik tevens invulling heb gegeven
aan dit verzoek. Inmiddels is bekend geworden dat de grond ook in 9 andere gemeenten
is toegepast. Hierover is contact gelegd met de provincie Gelderland. De Provincie
en gemeenten brengen in kaart waar de grond is toegepast, wat aan nader onderzoek
moet worden uitgewerkt en zullen de inwoners informeren. De Provincie heeft daarnaast
laten weten de lijst met locaties op 18 december openbaar te maken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat