Brief regering : Beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma 2010-2018
32 637 Bedrijfslevenbeleid
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 339 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2018
Deze brief is de beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma 2010–2018.
De evaluatie werd u aangeboden met de brief van 4 juli 2018.1
Allereerst gaan we in op het belang van valorisatie en de impact van wetenschappelijk
onderzoek. Vervolgens blikken we terug op het Valorisatieprogramma 2010–2018. Tot
slot geven we onze visie op het vervolg en gaan we in op de aanbevelingen uit het
evaluatierapport van Dialogic.
Het belang van valorisatie en maatschappelijke impact
Nederland staat voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen, waaronder energietransitie
en duurzaamheid, landbouw, water en voedsel, gezondheid en zorg, veiligheid, onderwijs
en sociale cohesie. Om deze maatschappelijke uitdagingen op te lossen en om economische
kansen te pakken is inspanning van overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke
organisaties vereist. Zo vindt kennis uit onderzoek een weg naar toepassingen in de
verschillende geledingen van onze samenleving. Hierdoor wordt maatschappelijke impact
gerealiseerd en wordt een bijdrage geleverd aan economische groei en de werkgelegenheid.2
Voor effectieve valorisatie is het wenselijk dat partijen in de gehele kennisketen
met elkaar samenwerken, zowel op thema’s als in regionale netwerken.3 Valorisatie wordt onder andere gestimuleerd door een meer ondernemende houding bij
onderzoekers en studenten aan te wakkeren, door in te zetten op multidisciplinair
onderzoek en door externe partijen te betrekken bij onderzoek. Voor universiteiten
en hogescholen is het realiseren van impact in verbinding met onderwijs en onderzoek
een belangrijke taak. Daarnaast spelen ook de instellingen voor toegepast onderzoek,
de TO2»s4, een belangrijke rol bij het valoriseren van kennis. De gerealiseerde impact vergroot
het draagvlak voor aanzienlijke investeringen in kennis. Valorisatie en impact is
daarbij onmisbaar voor een sterke kenniseconomie5 en versterkt de positie van Nederland als innovatiepartner in de wereld. Dat draagt
bij aan groei van de kennisintensieve bedrijfssectoren door de aanwas van nieuwe innovatieve
startups te vergroten. Een deel van deze startups zal doorgroeien tot nieuwe R&D-intensieve
bedrijven. Dit draagt bij aan het behalen van de «2,5% R&D-doelstelling».6
In de Nationale Wetenschapsagenda7 gaat het om het beantwoorden van vragen uit de maatschappij en in de brief «Naar
Missie-gedreven innovatiebeleid met Impact»8 is het belang van impact en valorisatie onderstreept.9 Ook binnen de EU neemt het belang dat wordt gehecht aan impact toe. In het Europese
Kaderprogramma Horizon Europe zijn excellentie en impact de leidende criteria. Excellentie
en impact zijn voorwaarden om de wetenschappelijke en technologische basis van de
EU te versterken en het draagvlak voor investeringen in onderzoek en innovatie te
behouden.
Het Valorisatieprogramma 2010–2018
In 2010 is het Valorisatieprogramma gelanceerd met als doel te komen tot betere en
snellere benutting van beschikbare kennis vanuit de betrokken kennisinstellingen en
te komen tot structurele verankering van succesvolle, op valorisatie gerichte activiteiten
vanuit regionale consortia rond kennisinstellingen. Inzet van dit programma was het
stimuleren van samenwerking tussen stakeholders en opbouwen van ervaring en expertise.
In totaal is € 62,7 miljoen Rijkssubsidie toegekend aan twaalf consortia en is ongeveer
een zelfde bedrag vanuit de betrokken regionale partijen bijgedragen. De consortia
bestonden onder andere uit universiteiten en hogescholen, academische ziekenhuizen,
regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s), overheden en bedrijven. Het Valorisatieprogramma
is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en begeleid
door een externe Adviescommissie Valorisatie. Het programma bood ruimte voor een combinatie
van faciliteiten gericht op ondernemerschapsonderwijs, screening en scouting, intellectueel
eigendom, financiering in de vroege fase en netwerkvorming. Bij de uitvoering van
het Valorisatieprogramma is aansluiting gezocht bij regionale prioriteiten.
Voorbeelden uit het valorisatieprogramma
Door het Valorisatieprogramma zijn ca. 2000 startups en mkb-bedrijven ondersteund.
Mooie voorbeelden hiervan zijn Lumicks en Groasis:
Lumicks is een spin-off van de VU Amsterdam. Lumicks ontwikkelt apparaten waarmee
biologen en biomedische wetenschappers biomoleculen kunnen bekijken en manipuleren.
Hierdoor krijgen de wetenschappers beter inzicht in hoe ziekten zich ontwikkelen en
kunnen ze betere medicijnen ontwerpen tegen ziekten zoals kanker, Alzheimer en tuberculose.
Het innovatieve bedrijf won in 2017 de Young Startup Award op het congres Nederland
Valoriseert!
Groasis is ondersteund door het valorisatiecentrum van de HAS Hogeschool Den Bosch.
Met de Groasis Waterboxx wordt een waterbesparing van 90% gerealiseerd en is het mogelijk
om bomen in combinatie met groenten te kweken in gortdroge gebieden. De Waterboxx
wordt gemaakt van gerecycled karton en is een goedkoop alternatief voor een kostbaar
irrigatiesysteem. Groasis is in 2016 gekroond tot Nationaal Icoon en in 2018 tot winnaar
van de mkb top 100.
Meer voorbeelden van valorisatieprojecten in de praktijk staan op: www.rvo.nl/valorisatie
Bevindingen
Dialogic concludeert dat door het Valorisatieprogramma kennisbenutting steviger op
de kaart staat en dat de consortia hun valorisatie-infrastructuur verder op orde hebben
gebracht. Het programma heeft een ondernemende houding bij onderzoekers, studenten
en docenten aangewakkerd. Door het Valorisatieprogramma is de aandacht voor toepassing
van kennis binnen het beleidsinstrumentarium voor onderwijs, onderzoek en innovatie
toegenomen. Het programma heeft een aanjagende rol vervuld, waardoor de aandacht voor
kennisbenutting bij regionale overheden is toegenomen. Het programma is complementair
aan andere instrumenten, doordat het aangrijpt op het versterken van de verbindingen
tussen onderzoek, onderwijs en toepassing.
De economische effecten van het Valorisatieprogramma zijn vooral regionaal neergeslagen.
Met de opgebouwde infrastructuur zijn binnen de regio’s zowel nieuwe startups als
het bestaande mkb ondersteund. Het ondernemersklimaat is verbeterd doordat er nieuwe
netwerken zijn ontstaan en is geëxperimenteerd met nieuwe vormen van ondersteuning.
Dialogic stelt wel dat het nu nog te vroeg is om de uiteindelijke economische effecten
van het programma vast te stellen.
Het programma heeft ruimte geboden aan consortia om het valorisatieproces naar eigen
inzicht in te richten. Dit maatwerk heeft logischerwijs geleid tot verschillende uitgangspunten
en aanpak van valorisatie per consortium. Op basis van de analyse heeft Dialogic drie
relevante modellen voor valorisatie getypeerd.
Het «push-model» richt zich op het verzilveren van kennis uit onderzoek dat door bedrijven
wordt benut. Dit model zien we met name rond universiteiten met een technisch profiel
(Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen). Het «exchange-model» kenmerkt zich door
het organiseren van de uitwisseling van kennis en methoden tussen instellingen en
bedrijven/maatschappelijke instellingen. Dit zien we bijvoorbeeld bij universiteiten
met een breed profiel (Amsterdam, Groningen, Utrecht en Zuid-Limburg). Het «serve-model»
kenmerkt zich door een dienstverlenend karakter, door het beantwoorden van kennisvragen
van bedrijven en maatschappelijke instellingen. Dit zien we bij universiteiten met
een bedrijfskundig profiel (Rotterdam en Tilburg) en hogescholen (Arnhem-Nijmegen
en Den Bosch). Een belangrijk inzicht hieruit is dat de aanpak en goede voorbeelden
voor het inrichten van de valorisatieketens tussen de regio’s en kennisinstellingen
verschillen.
Dialogic concludeert dat de cultuuromslag, om valorisatie binnen de kennisinstellingen
te verankeren, nog niet is voltooid en de infrastructuur voor valorisatie nog onvoldoende
is geborgd. Waarbij voor het ondernemerschapsonderwijs al belangrijke stappen zijn
gezet op het gebied van verankering en op het gebied van vergroten van het aanbod.
Instellingen kunnen nog stappen zetten op het gebied van valorisatie door hun ambities
op dit terrein concreet te maken. Hiervoor moeten volgens Dialogic voldoende financiële
middelen vrij gemaakt worden en moeten de Knowledge Transfer Offices (KTO’s) een duidelijk
mandaat en een onafhankelijke positie krijgen. Dialogic constateert hierbij dat valorisatie
binnen de instellingen om middelen concurreert met het onderwijs en onderzoek. Daarmee
is het volgens Dialogic onzeker of de noodzakelijke vernieuwing op het gebied van
kennisbenutting na afloop van het programma doorzet, maar ook of de opgebouwde structuur
op het huidige niveau in stand blijft. Aandachtspunt is dat er nauwelijks verbindingen
tot stand zijn gekomen tussen de verschillende regionale consortia. Consortia hebben
onvoldoende geleerd van de goede voorbeelden van andere consortia en hierdoor is de
potentiele meerwaarde van een nationaal Valorisatieprogramma met regionale structuren
onderbenut gebleven. Ook hebben de consortia onvoldoende de aansluiting gezocht bij
TO2-instellingen en buitenlandse valorisatiecentra.
Dialogic beveelt in het evaluatierapport drie complementaire lijnen aan. In de eerste
lijn worden de kennisinstellingen gevraagd om structureel middelen vrij te maken voor
een fundament van onder meer ondernemerschapsonderwijs, advies over intellectuele
eigendomsrechten en begeleiding van startups. Ook moet impact nadrukkelijker onderdeel
worden van de waardering en beloning van onderzoekers (onder meer personeelsbeleid)
en onderzoeksgroepen. KTO’s moeten een duidelijk mandaat en een onafhankelijke positie
krijgen waarbij hun belang als schakelpunt wordt erkend. Ondernemerschap moet bij
onderzoekers worden gestimuleerd. Zolang de structuren wankel zijn en kwalitatief
nog niet optimaal presteren, verdient het aanbeveling om enige gerichte financiering
vanuit het Rijk te overwegen. De tweede lijn betreft het opstellen van een aanvullend
«Impactprogramma», om meer aandacht te genereren voor valorisatiedynamiek die in het
huidige systeem nog onderbelicht blijft. Hiermee kan de thematische samenwerking tussen
kennisinstellingen, de samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en TO2-instellingen
en de samenwerking met maatschappelijke organisaties en netwerken van bedrijven verbeterd
worden. Daarnaast kunnen hiermee activiteiten ontplooid worden op het raakvlak van
onderwijs, onderzoek en innovatie. De derde lijn betreft het onderzoeken of de financieringsketen
in de vroege fase geoptimaliseerd kan worden.
Beleidsreactie
De afgelopen acht jaar hebben de regionale consortia een gerichte impuls gekregen
om te leren wat werkt, valorisatie te versterken en te werken aan opbouw en structurele
verankering van de infrastructuur. Zij hebben dat met veel energie en enthousiasme
gedaan. Met het Valorisatieprogramma is een gerichte impuls gegeven aan de verdere
professionalisering van valorisatie in Nederland. Belangrijk is dat in de volgende
fase de kennisinstellingen en de consortia hun ambities op dit terrein verder concreet
maken en het initiatief nemen om valorisatie inhoudelijk, bestuurlijk en financieel
te ondersteunen. Dit om een goede permanente basis te realiseren voor valorisatie-activiteiten.
Daarbij kunnen kennisinstellingen leren van de goede voorbeelden.
De komende tijd is er extra aandacht nodig voor het realiseren van de volgende stap
in de evolutie van het valorisatieproces. In de eerste plaats zijn de instellingen
nu zelf aan zet. Wij zetten ons in voor meer thematische samenwerking tussen instellingen
door de nieuwe Thematische Technology Transfer-regeling. Daarnaast richten wij ons
op het beter betrekken van maatschappelijke organisaties en mkb-bedrijven. De focus
op impact moet worden geïntegreerd in het beleidsinstrumentarium voor onderwijs, onderzoek
en innovatie.
A. Bieden van een fundament
Sectorakkoorden en sectorplannen
In het Sectorakkoord wetenschappelijk onderwijs10 staat dat de universiteiten kennisbenutting stimuleren en de maatschappelijke en
economische impact vergroten. Daar waar het meerwaarde heeft streven universiteiten
ernaar het aantal academische startups te verhogen. In de sectorakkoorden zijn ook
afspraken gemaakt over ondernemerschapsonderwijs. Over ondernemerschapsonderwijs komen
wij later in deze brief terug.
Met de inzet binnen het landelijke KTO-netwerk blijft de VSNU zich inzetten voor verdere
professionalisering van de KTO’s binnen de universiteit. Dit sluit aan bij de richtsnoeren
van de VSNU, NFU, KNAW en NWO (2016–2017). Hierin worden handvatten gegeven voor de
omgang van de kennisinstellingen met intellectueel eigendomsrecht richting startups.11 Daarnaast bevorderen de VSNU en NFU de transparantie over «knowledge transfer» onder
meer met hun jaarverslagen en met hun website.12 Met name binnen de hogescholen wordt een brug geslagen tussen onderwijs, onderzoek
en innovatie in de beroepspraktijk. De Vereniging Hogescholen, het Regieorgaan SIA
(onderdeel van NWO) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn naar
aanleiding van het Sectorakkoord hoger beroepsonderwijs13 een verkenning gestart naar de relevante beleidsvragen en prioriteiten voor praktijkgericht
onderzoek. Het realiseren van impact en de samenwerking met het mkb is daarbij een
belangrijk onderdeel. De resultaten zijn onderdeel van de Strategische Agenda Hoger
Onderwijs 2019. Hogescholen committeren zich daarnaast aan de voorzetting van bestaande
en het openen van nieuwe Centres of Expertise (CoE). Regieorgaan SIA stelt een kwartiermaker
mkb aan om de ontwikkeling van duurzame en strategische onderzoeksnetwerken tussen
hogescholen en mkb een extra impuls te geven. Een goede kennisrelatie tussen mkb en
hogescholen is immers een belangrijke impuls voor de regionale groei en werkgelegenheid
Het kabinet investeert in onderzoeksbasis met drie sectorplannen: bèta, techniek en
Social Sciences en Humanties (SSH). In een sectorplan wordt een aantal overkoepelende
doelen uitgewerkt. Hierbij is aandacht voor kennisbenutting en kennisoverdracht.
Planet Texel (Hogeschool Inholland)
Texel is de wereld in het klein. Het waddeneiland streeft ernaar in 2020 geheel zelfvoorzienend
te zijn op het gebied van energie en water. Studenten en (docent)onderzoekers gaan
deze uitdaging aan in samenwerking met het lectoraat Innovatiemodellen Duurzame Energie
van Hogeschool Inholland om de wereld van Texel van duurzame energie te voorzien.
Samen met bedrijven en instellingen werken ze onder andere aan een systeem om alle
energie op het eiland duurzaam op te wekken. Ook onderzoeken ze wat de gevolgen zijn
voor de economie als alle mobiliteit elektrisch aangedreven is en warmte opgewekt
wordt met warmtepompen. De systemen moeten een «learning curve» hebben en goedkoper
worden.
Monitoring
Er komt jaarlijks een bijeenkomst met de kennisinstellingen, het bedrijfsleven en
andere stakeholders om te bespreken of de doelstellingen en ambities ten aanzien van
valorisatie worden gerealiseerd. Jaarlijks laten wij hiervoor de balans opmaken. Dit
sluit aan op de afspraken die binnen de sectorakkoorden met de kennisinstellingen
over monitoring zijn gemaakt. Universiteiten geven in hun jaarverslag aan hoe zij
hun ambities vormgeven. Op basis hiervan ontwikkelt de VSNU een dashboard waarin resultaten
met betrekking tot onderwijs, onderzoek en impact inzichtelijk worden gemaakt. Dit
dashboard wordt in 2019 gepubliceerd. Hieraan kunnen het advies van de Adviescommissie
Valorisatie14 en het KNAW-rapport «Impact in Kaart» een positieve bijdrage leveren. De Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal in de nog te verschijnen Wetenschapsbrief
aan uw Kamer ingaan op het KNAW-rapport en de daarin opgenomen adviezen om impact
van wetenschappelijk onderzoek beter in kaart te brengen en te bevorderen.
De Vereniging Hogescholen maakt tweejaarlijks de profilering in het praktijkgericht
onderzoek van hogescholen op maatschappelijke thema’s inzichtelijk. Op 24 september
jl. is het rapport «Meer waarde met hbo» van de Vereniging Hogescholen uitgebracht.
Het rapport gaat in op de maatschappelijke waardecreatie door het praktijkgericht
onderzoek in het hbo. De TO2-instellingen rapporteren jaarlijks over kennisbenutting
en de klanttevredenheid als indicator van impact.
Waarderen en belonen
NWO kijkt bij calls niet alleen naar wetenschappelijke kwaliteit maar ook naar de
impact. De Nationale Wetenschapsagenda zet in op doorbraken op wetenschappelijk en
maatschappelijk terrein. De samenleving in brede zin – en daarmee de toekomstige eindgebruikers
– zijn waar mogelijk betrokken bij de opzet en uitvoering van een onderzoeksprogramma.
Open science en open access zijn vanzelfsprekend de norm in de Nationale Wetenschapsagenda.
Aan consortia wordt gevraagd om een deel van het budget te reserveren voor het betrekken
van de samenleving en voor het bevorderen van kennisoverdracht naar relevante partijen.
Ook zet de Nationale Wetenschapsagenda in op het actief teruggeven van onderzoeksresultaten
aan de samenleving en alle geïnteresseerde partijen via wetenschapscommunicatie.
Daarnaast komen wetenschappers die met onderzoek grote maatschappelijke of economische
impact hebben gerealiseerd vanaf 2018 in aanmerking voor de nationale valorisatiepremie,
de Stevinpremie. Het premiebedrag is € 2,5 miljoen en kan naar wetenschappers gaan
in alle wetenschapsgebieden. Daarmee is de nieuwe nationale Stevinpremie gelijkwaardig
aan de prestigieuze Spinozapremie. Hiermee wordt excellentie in valorisatie gestimuleerd
en wordt mogelijk gemaakt dat binnen de academische wereld diverse carrièrepaden gericht
op onderzoek, onderwijs en/of impact mogelijk zijn. Met de Stevinpremie doen we recht
aan de ambities om zowel wetenschappelijke excellentie als maatschappelijke impact
te stimuleren en te belonen.
Bekostiging
In het regeerakkoord zijn twee maatregelen aangekondigd ten aanzien van bekostiging
in het hoger onderwijs en onderzoek (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Ten eerste wordt de bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs herzien, met
specifieke aandacht voor technische opleidingen. Ten tweede wordt de financiering
van het onderzoek aan universiteiten sterker gekoppeld aan onderzoeksinspanningen,
wetenschappelijke kwaliteit en maatschappelijke impact, waarbij er voldoende ruimte
is en blijft voor vrij onderzoek. Als eerste resultaat van de uitwerking van deze
maatregelen is onlangs onafhankelijk onderzoek afgerond naar de bekostigingssystematiek
in het hoger onderwijs en onderzoek. Zoals uw Kamer is geïnformeerd, heeft de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de commissie Van Rijn ingesteld om te adviseren
over mogelijke aanpassingen van de bekostiging in het licht van vier prioritaire thema’s,
waaronder de verdeling van de onderzoekbekostiging van universiteiten in relatie tot
onderzoeksinspanningen, wetenschappelijke kwaliteit en impact.15
Toegepast Onderzoek
De TO2-instellingen staan tussen de academische onderzoekswereld en de maatschappij
in. Het doel van de instellingen is om kennis toepasbaar te maken. Het kabinet versterkt
het toegepaste onderzoek komende jaren blijvend.16 Met de impuls wordt niet alleen het toegepaste onderzoek, maar ook het missiegedreven
onderzoek versterkt.17 Het kabinet heeft hierbij aandacht voor de versterking van de thematische samenwerking
tussen TO2-instellingen en andere spelers op het gebied van kennis en innovatie. Deze
samenwerking draagt bij aan de impact van het onderzoek.
B. Impactprogramma voor het verbeteren van de samenwerking in de kennisketen
Thematische Technology Transfer (TTT-regeling)
De ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, evenals een aantal kennisinstellingen
en het KWF, zijn partner en (onder meer via NWO/ZonMW) financier van het Oncode Institute,
dat begin 2018 is gelanceerd.18 Het is een onafhankelijk virtueel onderzoeksinstituut waarin internationaal gerenommeerde
wetenschappers, die verbonden zijn aan Nederlandse kennisinstellingen en gespecialiseerd
in fundamenteel kankeronderzoek, samenwerken. Het instituut is zo ingericht dat de
kennis uit excellent oncologisch onderzoek zo effectief en efficiënt mogelijk tot
innovaties en nieuwe bedrijven kan leiden waar de patiënt baat bij heeft (geneesmiddelen,
diagnostica). Dit proces wordt ondersteund door een thematisch geïntegreerd KTO (Knowledge
Transfer Office) en een investeringsfonds. Voor het valorisatie/impact-deel stelt
het kabinet onder meer een bedrag van € 12,5 miljoen beschikbaar uit het Toekomstfonds
van EZK en OCW. Het valorisatie/impact-model van het Oncode Institute fungeert als
pilot voor de nieuwe Thematische Technology Transfer regeling (TTT-regeling)».
Om meer thematische samenwerkingsinitiatieven tussen publieke kennisinstellingen en
private partijen te stimuleren stellen wij een substantieel bedrag uit het toekomstfonds
beschikbaar via een TTT-regeling.19 Hiermee kunnen zowel kennisoverdrachtactiviteiten (screening, scouting en business
development) als toegang tot risicodragende financiering voor kennisintensieve startups
in de eerste fase worden gestimuleerd. Doel is om hiermee een gerichte impuls te geven
aan de ontwikkeling van het valorisatie ecosysteem. Dit door nieuwe consortia te ondersteunen
die specifieke combinaties van sterke wetenschapsgebieden, nieuwe innovatieve bedrijvigheid
en maatschappelijke impact verbinden. Wanneer valorisatiecentra (universitaire- of
TO2 KTO’s) zich thematisch specialiseren en professionaliseren, neemt de kans toe
dat ideeën worden uitgewerkt op de plek waar ze het best worden ondersteund. Goede
verbindingen tussen de valorisatiecentra helpen om ideeën uit te werken die vragen
om expertise uit meerdere kennisinstellingen (de zogenaamde cross-overs). Daarnaast
geeft dit de valorisatiecentra de gelegenheid om van elkaar te leren. Omdat kennisbenutting
deels ook wordt belemmerd door beperkte financieringsmogelijkheden in de prille ontwikkelingsfase
zorgt deze regeling ook voor financiering voor startups.
Nieuwe focus topsectorenbeleid
Om ervoor te zorgen dat ontwikkelde kennis en innovaties beter gedeeld en verspreid
worden is impact integraal onderdeel van het vernieuwde topsectorenbeleid.20 In de nieuwe kennis- en innovatieagenda’s wordt extra aandacht besteed aan valorisatie
en marktcreatie. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan de vraag hoe nieuwkomers,
uitdagers, innovatief mkb, startups en scale-ups, betrokken kunnen worden bij de invulling
van de kennis- en innovatieagenda’s. Zoals hierboven aangegeven gaan ook de TO2-instellingen
meer missiegedreven onderzoek doen. De focus op impact is recent door NWO meegenomen
bij de call voor Topsectoren (zogenaamde crossover call). Hierbij is recent ingevoerd
dat ten minste 5% van het totale projectbudget aan kennisbenutting en/of ondernemerschap
dient te worden besteed. Daarbij vormt impact een gelijkwaardig beoordelingscriterium
naast wetenschappelijke kwaliteit en de kwaliteit van het consortium. De realisatie
wordt gedurende en na afloop van projecten gevolgd door NWO.
Meer samenwerking kennisinstellingen met het mkb
Het is van belang dat kennisbenutting en kennisverspreiding naar het mkb vanuit de
kennisinstellingen wordt verbeterd. Hiervoor zijn binnen de MIT-regeling kennisvouchers
beschikbaar. Een MIT-kennisvoucher is een «waardebon» waarmee een mkb-ondernemer een
kennisvraag kan laten beantwoorden door een kennisinstelling. De ondernemer betaalt
met een voucher nog maar 50% van de rekening. Daarnaast is het van belang dat TO2-instellingen
nog beter met het mkb gaan samenwerken. Zoals aangekondigd in het «MKB-actieplan»21 verwachten we dat TO2-instellingen een budget oplopend tot structureel € 7,5 miljoen
expliciet met het mkb oppakken.
Het programma Smart Industry is een voorbeeld van een programma dat draait om valorisatie.
Smart Industry staat voor verregaande digitalisering, het aan elkaar koppelen van
producten, machines en mensen én de inzet van nieuwe productietechnologie. Dit gebeurt
niet alleen binnen bedrijven maar juist ook door samenwerking tussen verschillende
bedrijven in de waardeketen. In Nederland zijn 35 Smart Industry Fieldlabs opgericht.
Dit zijn proeftuinen waarin het mkb innovaties ontwikkelt, test en valideert. De fieldlabs
versterken verbindingen met onderzoek, onderwijs en beleid op een specifiek Smart
Industry thema. Er worden verspreid door het land 5 regionale Smart Industry hubs
opgericht om het ecosysteem van Smart Industry te versterken en om kruisbestuiving
tussen fieldlabs te bevorderen. De hubs zijn ook het primaire loket voor het geïnteresseerde
mkb dat eigen digitalisering wil versnellen. Kennisverspreiding wordt dus middels
inzet op Smart Industry hubs versterkt.
StartupDelta
Een van de speerpunten van StartupDelta voor de periode 3.0 (januari 2018 tot medio
2019) is het versterken van kennisbenutting rondom doorbraaktechnologieën. Voorbeelden
hiervan zijn fotonica en kunstmatige intelligentie. De doorbraaktechnologieën veranderen
de manier waarop we leven, leren, innoveren, werken en produceren ingrijpend. Door
spin-offs rond de doorbraaktechnologieën te stimuleren kan de kennis die op de universiteiten
aanwezig is, maximaal benut worden voor economische en maatschappelijke impact. StartupDelta
wil samen met de topsectoren, wetenschappers, overheden en startups zogenaamde «Ridderzaal
sessies» organiseren om vraag en aanbod, kennis en kunde op het gebied van doorbraak
technologieën te bundelen om zo deze technologieën sneller op de markt te krijgen.
Andere initiatieven van StartupDelta zijn de high-level bijeenkomst met leden van
AcTI22 over valorisatie en het initiatief van StartupDelta voor «masterclasses knowledge
transfer». Deze masterclasses organiseert de VSNU. Doel is om het KTO-netwerk verder
te professionaliseren. Ook wordt verkend hoe gegevens over academisch onderzoek beter
ontsloten kunnen worden, zodat wetenschappers, het bedrijfsleven en investeerders
elkaar beter kunnen vinden. Hierbij zal worden aangesloten op lopende initiatieven.
4TU Impactplan
Onder de titel «Coalition of the Willing» werken de vier Technische Universiteiten
(TU), TNO en NWO-TTW en StartupDelta op eigen initiatief aan een Impactplan. Dit plan
voorziet in meer thematische focus in de samenwerking tussen de 4 TU’s met het bedrijfsleven.
Het 4 TU plan bestaat uit vier modules: de samenwerking met het bedrijfsleven (Impuls
model), living labs, business development & ondernemerschap en startup financiering.
Inzet daarbij is dat in het vervolg ook andere kennisinstellingen aansluiten. Dit
initiatief is een interessant voorbeeld van een aanpak waarbij bovenop de noodzakelijke
basis-infrastructuur een extra impuls aan versterking van kennisbenutting wordt gegeven.
C. Ondernemerschapsonderwijs
In de eerdergenoemde sectorakkoorden hebben universiteiten en hogescholen afgesproken
zich in te zeten voor een passend aanbod ondernemerschapsonderwijs. Doel is om meer
studenten in aanraking te laten komen met ondernemerschap en iedere student die dat
wil de kans te bieden om ondernemende vaardigheden op te doen. Zoals in het MKB-actieplan
aangekondigd organiseren de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en het
Comité voor Ondernemerschap, met ondersteuning van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap op korte termijn een rondetafelbijeenkomst over het thema ondernemerschapsonderwijs
voor het hele onderwijs. De ambitie is om elke leerling, student, onderzoeker, werknemer
én ondernemer in staat te stellen om ondernemend gedrag en een ondernemende houding
aan te leren en te ontwikkelen. Met de rondetafelbijeenkomst wordt verkend hoe deze
ambitie kan worden vormgegeven en welke activiteiten in een te starten programma hieraan
kunnen bijdragen.
De OESO concludeert in een recent verschenen rapport dat Nederland internationaal
gezien één van de voorlopers is op ondernemerschap en innovatie in het hoger onderwijs.
Het hoger onderwijs in Nederland biedt goede voorbeelden van wat het betekent om innovatief
en ondernemend te zijn en ondernemende denkrichtingen, ondernemerschap en kennisuitwisseling
te bevorderen. Om verdere stappen te zetten doet de OESO diverse aanbevelingen aan
hoger onderwijs instellingen. Aan de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en Economische Zaken en Klimaat beveelt de OESO aan om onderzoek naar de effecten
van ondernemerschapsonderwijs op studenten en startups te stimuleren en om te zorgen
voor structurele financiering. Op de eerste aanbeveling heeft de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap aangegeven dat dit najaar een gezamenlijke bijeenkomst met betrokken
kennisinstellingen uit binnen- en buitenland wordt georganiseerd om te verkennen welke
onderzoeken naar effecten van ondernemerschapsonderwijs er al zijn en welke gezamenlijke
verdere acties nodig zijn. De tweede aanbeveling is opgepakt via de eerder in deze
brief beschreven sectorakkoorden en onderzoek naar de bekostiging.
D. Optimaliseren financieringsketen
Voor het verder brengen van kansrijke proposities in de vroege fase zijn diverse financieringsinstrumenten
beschikbaar, zoals de Vroegefasefinanciering, het Innovatiekrediet en de Seed Capital
Regeling. De evaluaties worden in het eerste kwartaal van 2019 naar uw Kamer gestuurd.
Op basis van de evaluaties wordt een bredere analyse23 van de financieringsmarkt uitgevoerd en wordt besloten of en hoe de financieringsketen
geoptimaliseerd kan worden. Daarbij wordt gekeken naar de samenwerking rijk-regio,
de vraag hoe kansrijke proposities kunnen worden ondersteund en hoe het instrumentarium
kan worden verbeterd voor sectoren met lange ontwikkeltijden. Het beeld van de samenhang
van de financieringsinstrumenten wordt begin 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd.
E. Samenwerking Rijk-regio
In de MKB-samenwerkingsagenda24 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat met de provincies/IPO
en MKB-Nederland/Topsectoren afgesproken om de evaluatie van het Valorisatieprogramma
te gebruiken om beleidsactiviteiten af te stemmen. Dit biedt ook een platform om samen
met RVO.nl de door hun in het valorisatieprogramma opgebouwde expertise te benutten
voor uitwisseling en benutting van goede voorbeelden. De komende maanden wordt verkend
of er tussen Rijk en regio – in overleg met kennisinstellingen – nadere afspraken
kunnen worden gemaakt voor het realiseren van een goede valorisatie-basis in de regio.
Doel hiervan is om valorisatieactiviteiten beter op elkaar aan te laten sluiten en
om valorisatieketens te versterken. Het gaat om afspraken over een goede samenhang
tussen gebiedsgerichte en thematische valorisatie-initiatieven, inzet van de financiële
middelen en ondersteuning voor ondernemers. Naast het Rijk ondersteunen de regio’s
valorisatie en het innovatieve mkb, bijvoorbeeld via startup-programma’s, proof-of-concept-fondsen
en fieldlabs. Een concreet voorbeeld hiervan zijn de valorisatie-initiatieven in de
Brainport actieagenda. Hiervoor zijn vanuit de regio-envelop Brainport Eindhoven25 middelen beschikbaar gesteld.
Tenslotte
Uit bovenstaande mag duidelijk worden dat kennisoverdracht en benutting van kennis
onverminderd belangrijk is en in deze kabinetsperiode blijvend aandacht behoeft om de benodigde volgende stap te kunnen zetten.
De aanpak is daarbij in een volgende fase gekomen. Waar eerder met een tijdelijk programma
valorisatie gericht werd gestimuleerd, wordt de financiering en ondersteuning steeds
meer geïntegreerd in de financiering en het beleid voor onderwijs, onderzoek en innovatie.
Daarnaast ondersteunen wij valorisatie en impact met specifieke instrumenten gericht
op het oplossen van uitdagingen die uit deze evaluatie naar voren zijn gekomen zoals
thematisch samenwerking via de TTT-regeling. Belangrijk is dat alle publieke en private
spelers in het veld hun verantwoordelijkheid nemen en optimaal gebruik maken van de
geboden mogelijkheden en kansen. U zult via relevante brieven worden geïnformeerd
over de voortgang met betrekking tot valorisatie en impact.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap