Brief regering : Kabinetsappreciatie najaarspakket Europees Semester 2019
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1407 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2018
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft op woensdag 21 november de start van
het Europees Semester 20191 ingeluid met de publicatie van de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de
Europese Unie voor 2019 (Annual Growth Survey, AGS), het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), en
het voorstel voor de aanbevelingen voor de coördinatie van het economisch beleid van
de lidstaten van de eurozone. Deze brief geeft een overzicht van deze startdocumenten
en de appreciatie van het kabinet.
De stand van zaken van de economie
De Commissie is over het geheel genomen positief over de economische ontwikkelingen
in de eurozone, maar concludeert wel dat de economie van de eurozone over de piek
van de cyclus heen is. Ook voor Nederland verwacht de Commissie verminderde maar stevige
groei. Volgens de meest recente ramingen van de Commissie groeit de Nederlandse economie
naar verwachting met 2,8% in 2018 en 2,4% in 2019. Hiermee blijft Nederland een stuk
harder groeien dan het gemiddelde in de EU, dat op 2,1% in 2018 en 1,9% in 2019 ligt.
Ook als het om werkgelegenheid gaat presteert Nederland met een werkloosheidpercentage
van 3,9% in 2018 en 3,6% in 2019 goed, tegenover een gemiddelde van 6,9% in 2018 en
6,6% in 2019 in de EU.
Annual Growth Survey
In de Annual Growth Survey blikt de Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor
het komende jaar. De Commissie stelt voor om in 2019 opnieuw de drieslag (1) investeringen,
(2) hervormingen en (3) verantwoord begrotingsbeleid te hanteren. De Commissie kondigt
aan om het identificeren en prioriteren van nationale investeringsbehoeftes explicieter
mee te nemen bij het Europees Semester van 2019, mede ter bevordering van de implementatie
van hervormingen. Een accentverschil ten opzichte van eerdere jaren is dat de Commissie
bij de hervormingen kijkt vanuit het perspectief van productiviteitsgroei, inclusiviteit,
en institutionele kwaliteit. Bij het begrotingsbeleid hamert de Commissie op het afbouwen
van schulden in goede tijden, de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën
in het licht van de vergrijzing en de samenstelling en kwaliteit van inkomsten en
uitgaven.
Nederland kan zich goed vinden in deze prioriteiten.
Gerichte investeringen versterken het groeipotentieel van economieën. Voor het bevorderen
van investeringen is het van belang dat er sprake is van een gezond investeringsklimaat
en dat belemmeringen om te investeren worden weggenomen. Het kabinet verwelkomt in
dit kader ook het voornemen van de Commissie2 om bij het Semester van 2019 een sterke focus te leggen op het identificeren en prioriteren
van nationale investeringsbehoeften, zodat deze meegenomen worden in het opstellen
van programma’s voor het Europees Fond voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees
Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds. Dit sluit goed aan op de inzet van het kabinet
om een sterkere link tussen het Europees Semester en EU-fondsen te bewerkstelligen.
Het kabinet kan zich ook goed vinden in de nadruk die de Commissie bij investeringen
legt op R&D, onderwijs en vaardigheden, en de energietransitie.
Ook het doorvoeren van structurele hervormingen blijft onverminderd belangrijk. Het
kabinet onderschrijft tevens het belang van structurele hervormingen ter bevordering
van institutionele kwaliteit, productiviteitsgroei en inclusiviteit. Kwalitatief hoogwaardige
publieke instituties zijn van groot belang voor goed functionerende markten. Goed
functionerende arbeids- en productmarkten dragen bij aan het scheppen van banen en
zorgen voor een divers en kwalitatief beter productaanbod tegen lagere prijzen. Hier
hebben consumenten baat bij. Bovendien kunnen goed werkende markten een positieve
impuls geven aan de productiviteitsgroei, dat uiteindelijk de basis vormt van het
toekomstige verdienvermogen van de economie. Voor een welvarende Europese Unie is
het belangrijk dat iedereen kan profiteren van de baten van productiviteitsgroei.
Hiervoor is een focus op de inclusiviteit van economische groei van belang, waarbij
onder andere toegang tot goed onderwijs, toegankelijke zorg en een efficiënte overheid
een belangrijke rol spelen.
Ten slotte dienen lidstaten hun overheidsfinanciën op orde te brengen. De overheidsschuld
van veel lidstaten neemt weliswaar iets af, maar ligt nog steeds op een hoger niveau
dan in de jaren voor de crisis. Het is van belang dat lidstaten deze goede economische
tijden gebruiken om de overheidsschuld terug te dringen en begrotingsbuffers op te
bouwen. Het gebrek aan deze buffers kan de ruimte om negatieve inkomensschokken op
te vangen beperken. Om de macro-economische stabiliteit van de eurozone te waarborgen
is het daarom belangrijk dat alle lidstaten zich houden aan de afspraken uit het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) en dat de Commissie haar instrumenten zal gebruiken om naleving
af te dwingen.
Alert Mechanism Report
In het Alert Mechanism Report (AMR) worden aan de hand van een scoreboard met indicatoren en indicatieve drempelwaarden
mogelijke macro-economische onevenwichtigheden opgespoord (zoals bijvoorbeeld bubbels
op de woningmarkt en kredietgroei). Aan de hand van het scoreboard wordt bepaald welke
lidstaten onderworpen worden aan nader onderzoek. Deze diepteonderzoeken moeten uitwijzen
of en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met macro-economische
onevenwichtigheden en in hoeverre deze een risico vormen voor de lidstaten zelf, de
Economische en Monetaire Unie (EMU), of de Europese Unie als geheel.
De Commissie is voornemens om dit Semester dertien lidstaten nader te onderzoeken
om vast te stellen in welke mate zij kampen met onevenwichtigheden. Dit zijn Bulgarije,
Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Portugal,
Roemenië, Spanje en Zweden. Vorig jaar betrof dit twaalf lidstaten. Nu Griekenland
haar macro-economisch aanpassingsprogramma heeft afgerond, wordt zij niet meer uitgezonderd
van monitoring in het kader van het Europees Semester en zal, gezien het land nog
steeds kampt met een nog veel te hoge staatsschuld (176,1% van het Griekse BBP) en
hoge werkloosheid (23,3%), dit jaar wel nader worden onderzocht. Ook Roemenië wordt
dit jaar vanwege een verzwakte concurrentiepositie onderworpen aan een diepteonderzoek.
Slovenië wordt dit jaar niet meer nader onderzocht. De resultaten van de diepteonderzoeken
worden in het voorjaar van 2019 verwacht.
De Commissie zal voor het zevende jaar op rij een diepteonderzoek uitvoeren naar mogelijke
onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die verband houden met het overschot
op de lopende rekening en de hoge private schulden. Met een percentage van 8,3% van
het BBP lag het driejaarlijkse gemiddelde overschot (2015–2017) op de lopende rekening
boven de bovengrens van 6% die de Commissie stelt. Dit zogenaamde spaaroverschot is
vooral toe te schrijven aan bedrijven. De hoge private schulden (252,1% van het BBP)
betreffen vooral hoge schulden van huishoudens, die volgens de Commissie nog altijd
in belangrijke mate worden gedreven door de hypotheekrenteaftrek. De Commissie constateert
dat hoewel de huishoudschuld als percentage van het bruto binnenlands product afneemt,
de nominale schuld weer toeneemt.
Ten aanzien van de hoge schulden van huishoudens heeft het kabinet maatregelen genomen
met betrekking tot de woningmarkt en de hypotheekrenteaftrek om buitensporige kredietgroei
te voorkomen. De loan-to-value-norm is de afgelopen jaren aangescherpt. Daarnaast
bouwt het kabinet het maximale tarief waartegen huizenbezitters hypotheekrente mogen
aftrekken versneld af. Ook geeft het kabinet prioriteit aan het vergroten van het
aanbod van middenhuurwoningen in de vrije sector. In het wetsvoorstel «Maatregelen
Middenhuur», dat op 19 september jl. is aangeboden aan de Tweede Kamer, wordt onder
andere de markttoets voor corporaties aangepast waardoor zij eenvoudiger huurwoningen
in de vrije sector kunnen bouwen. Dit doen zij in hun niet-DAEB tak (vrije sector;
zonder staatssteun).3 Deze maatregelen zullen de prikkels voor huishoudens om een hoge hypotheekschuld
aan te gaan kleiner maken, hetgeen een drukkend effect zal hebben op de ontwikkeling
van de huishoudschulden.
Het kabinet is van mening dat het relatief hoge overschot op de lopende rekening in
Nederland niet primair het gevolg is van onderliggende (beleidsmatige) verstoringen.
Een belangrijke verklaring voor het overschot op de lopende rekening is de specifieke
structuur van de Nederlandse economie, met relatief veel multinationals. Daarnaast
leidt het huidige kabinetsbeleid juist tot een vermindering van het overschot op de
lopende rekening. De verhoging van de overheidsuitgaven en het verlichten van de lasten
op arbeid leidt bijvoorbeeld tot een hogere consumptie en import. Ook heeft het kabinet
gewezen op het belang van loonstijging. Het Rijk heeft zijn verantwoordelijkheid genomen
door in de CAO Rijk een gezonde loongroei af te spreken. Al deze maatregelen kunnen
een drukkend effect op het lopenderekeningoverschot hebben. Gegeven de verwachting
van het structurele begrotingssaldo door de Commissie lijken de mogelijkheden voor
het kabinet om met stimulerend overheidsbeleid het overschot op de lopende rekening
verder te verminderen beperkt.
Indien een diepteonderzoek uitwijst dat een lidstaat met onevenwichtigheden kampt,
– zal de – Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen doen of, bij buitensporige
onevenwichtigheden die een risico vormen voor de stabiliteit van de eurozone, overgaan
tot plaatsing van een lidstaat in de buitensporige onevenwichtighedenprocedure (de
correctieve arm van de MEOP). Lidstaten met buitensporige onevenwichtigheden krijgen
de kans om in hun Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) beleid aan te kondigen voor
de aanpak van de geïdentificeerde onevenwichtigheden. Na aankondiging van deze programma’s
kan de Commissie alsnog voorstellen een lidstaat in de correctieve arm van de MEOP
te plaatsen. Bij plaatsing in de correctieve arm worden lidstaten verplicht om hun
onevenwichtigheden aan te pakken. Voor Nederland zijn er de afgelopen jaren geen buitensporige
onevenwichtigheden geconstateerd.
Draft Joint Employment Report
Als bijlage bij de AGS heeft de Commissie een concept van het jaarlijks terugkerende
Joint Employment Report (JER) gepubliceerd. De JER schetst de belangrijkste trends
en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid. Daarnaast bekijkt de JER 2019
naar de prestaties van de lidstaten in relatie tot de Europese Pijler van Sociale
Rechten4. Het rapport zal na bespreking in de EPSCO definitief worden vastgesteld.
De Europese Commissie schetst in de JER dat de huidige economische opleving de gelegenheid
biedt om meer hervormingen door te voeren om de inclusiviteit, veerkracht, en rechtvaardigheid
van arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels te verbeteren. De sterke banengroei
zet door. In het tweede kwartaal van 2018 was de Europese participatiegraad 73,2%.
Daarmee is het Europa 2020-doel van 75% binnen bereik. Ook is het percentage personen
met een risico op armoede of sociale uitsluiting aanzienlijk afgenomen in 2017.
In de JER maakt de Commissie dit jaar voor de tweede keer gebruik van het sociale
scorebord dat bij de Europese Pijler van Sociale Rechten hoort. Dit scoreboard is
een centraal hulpmiddel voor het toezicht op de convergentie naar betere werk- en
leefomstandigheden in lidstaten. Het omvat 14 verschillende indicatoren, welke zijn
onderverdeeld in de volgende categorieën: (1) Gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt,
(2) Dynamische arbeidsmarkten en eerlijke werkomstandigheden, en (3) Overheidssteun/sociale
bescherming en integratie. Op 13 van de 14 indicatoren is voor de EU als geheel een
verbetering zichtbaar t.o.v. het afgelopen jaar. Echter, het sociale scorebord illustreert
dat nog niet alle burgers en landen op dezelfde manier van het economisch herstel
profiteren.
Uit het scorebord blijkt dat Nederland het in relatief opzicht zeer goed doet. Ten
aanzien van alle hoofdindicatoren presteert Nederland op of boven het gemiddelde.
Bij een aantal indicatoren, zoals het percentage jongeren dat werk heeft en onderwijs
of een opleiding volgt, de werkgelegenheidsgraad en digitale vaardigheden, behoort
Nederland zelfs tot de absolute kopgroep.
Het kabinet is verheugd met de constatering dat de situatie op de arbeidsmarkt in
de EU blijft verbeteren. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat continue beleidsinspanningen
en aanhoudende hervormingen nodig zijn om de economische groei blijvend te stimuleren
en baancreatie te bevorderen.
Aanbevelingen voor de eurozone
In de aanbevelingen voor de eurozone benoemt de Commissie gezamenlijke (beleids)uitdagingen.
De Commissie heeft de volgende vijf aanbevelingen voorgesteld, die grotendeels dezelfde
beleidsterreinen als vorig jaar behandelen.
Zoals gebruikelijk gaat een aantal van deze aanbevelingen in op de toekomst van de
EMU. Hierover is onlangs gesproken op de Eurogroep van 3 december jl. U bent hierover
onlangs geïnformeerd via het gebruikelijke verslag van de Eurogroep (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1560). Het kabinet verwacht en zal erop aandringen dat de aanbevelingen in lijn zullen
worden gebracht met de daar gemaakte afspraken.
1. Bevorderen van groei, veerkracht en herbalancering
De Commissie beveelt lidstaten aan om voortgang te boeken op de verdieping van de
interne markt en het ondernemingsklimaat verder te versterken. Ook moeten structurele
hervormingen van arbeids- en productmarkten worden gedaan die de veerkracht van economieën
bevorderen. Landen met lopende rekening tekorten worden opgeroepen externe schulden
af te bouwen en de productiviteit te verbeteren via structurele hervormingen. Landen
met overschotten worden opgeroepen maatregelen te nemen die investeringen bevorderen
en de juiste voorwaarden voor loongroei scheppen, waarbij de rol van sociale partners
moet worden gerespecteerd.
In het algemeen steunt het kabinet de inzet van de Commissie op beleid dat groei,
productiviteit en weerbaarheid binnen het eurogebied ondersteunt. Verdieping van de
interne markt en implementatie van structurele hervormingen zijn hiervoor de geëigende
instrumenten. Afbouw van externe schulden kan daarbij een belangrijke bijdrage leveren
aan het vergroten van de veerkracht in landen met lopende rekening tekorten.
Het kabinet zet wel een paar kanttekeningen bij de aanbeveling van de Commissie aan
landen met een overschot op de lopende rekening om actief maatregelen te nemen om
de loongroei te bevorderen en investeringen te stimuleren. Het is nog niet volledig
duidelijk in welke mate een lopende rekening overschot veroorzaakt door structuurkenmerken
van de economie een probleem vormt. Bovendien is het voor het kabinet niet geheel
duidelijk welke maatregelen de Commissie bedoelt. Loonvorming is primair een proces
dat zich tussen sociale partners afspeelt. Wel heeft het kabinet, zoals hierboven
al aangegeven, gewezen op de ruimte voor loonsverhogingen en daar ook zelf gevolg
aan gegeven via de CAO van het Rijk. Daarnaast verlaagt het kabinet de lasten op arbeid.
2. Afbouwen van publieke schulden en verbeteren van de samenstelling
De Commissie roept lidstaten met hoge overheidsschulden op deze af te bouwen. Alle
lidstaten wordt daarnaast aangeraden de kwaliteit en samenstelling van overheidsfinanciën
te verbeteren en zowel publieke als private investeringen te stimuleren.
Het kabinet kan zich grotendeels vinden in deze aanbevelingen van de Commissie. Volgens
de herfstraming van de Commissie zal de groei de komende jaren weliswaar wat afzwakken
maar wel boven potentieel blijven liggen. De output gap (het verschil tussen de feitelijke
en potentiële groei) is daarnaast in zo goed als alle Eurozonelanden gesloten. Risico’s
nemen echter toe. Het is daarom belangrijk deze goede tijden te benutten om schulden
af te bouwen. In dit licht is het ook belangrijk dat een publieke schuld van maximaal
60% BBP nageleefd wordt zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).
Ook voor een economisch gezond land als Nederland kan een verdere daling van de overheidsschuld
bijdragen aan het vergroten van weerbaarheid. De Nederlandse overheidsschuld zal volgens
de herfstraming uitkomen op 49,6% van het BBP. Dit is wel nog altijd hoger dan in
de jaren voor de crisis. Daarnaast is de Nederlandse economie sterk verbonden met
het buitenland. Hierdoor kan Nederland relatief veel last hebben van de mogelijke
gevolgen van eventuele handelsconflicten, geopolitieke spanningen of de Brexit.
Ten aanzien van de kwaliteit en samenstelling van uitgaven en inkomsten constateert
het kabinet dat er nog aanzienlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten, hetgeen
voor diverse landen de mogelijkheid biedt om via een groeivriendelijkere samenstelling
van overheidsuitgaven te investeren in de toekomst. De eurogroep heeft in 2016 principes
voor het doorlichten van overheidsuitgaven aangenomen.5 Tegelijkertijd heeft dit onderwerp de afgelopen jaren, door een onnodige focus bij
de Commissie op het vergroten van de groei in de Eurozone via additionele publieke
uitgaven, niet de aandacht gekregen die het verdient. Nederland zal het belang van
het verbeteren van de samenstelling en de kwaliteit van de overheidsuitgaven blijven
aankaarten.
Het kabinet onderschrijft tot slot het belang van voldoende publieke en private investeringen.
Om private investeringen te stimuleren zet het kabinet zelf in op verlaging van de
vennootschapsbelasting in combinatie met een verbreding van de grondslag. Ten aanzien
van publieke investeringen vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende aandacht
is voor de kwaliteit ervan.
3. Verlagen van lasten op arbeid en doorvoeren van arbeidsmarkthervormingen
De Commissie roept eurozone lidstaten op om de belastingen op arbeid te verlagen en
om onderwijssystemen en investeringen in vaardigheden te versterken. Ook dient de
effectiviteit van actief arbeidsmarktbeleid vergroot te worden. Daarnaast worden lidstaten
opgeroepen om de segmentering van de arbeidsmarkt aan te pakken en te zorgen voor
adequate systemen voor sociale bescherming in het gehele eurogebied.
Het kabinet onderschrijft het belang van deze aanbevelingen voor de lidstaten. Het
kabinet neemt maatregelen om de arbeidsparticipatie verder te verhogen en de balans
op de arbeidsmarkt te herstellen. Zo is de Wet Arbeidsmarkt in Balans recent naar
de Tweede Kamer gestuurd, met als doel de tegenstellingen op de arbeidsmarkt tussen
flex en vast te verkleinen (Kamerstuk 35 074). De voorgenomen aanpassingen in het ontslagrecht en sociale zekerheidsregelingen
(bijv. loondoorbetaling bij ziekte en WW-premiedifferentiatie) zullen hier aan bijdragen,
net als het tegengaan van schijnconstructies en het oneigenlijk gebruik van payrolling.
Ook maakt het kabinet werken meer lonend door de lasten op arbeid te verlagen, onder
meer door het invoeren van het tweeschijvenstelsel. Dit wordt deels gefinancierd door
een verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9%, waarmee de regering de lasten
verlegt van arbeid naar consumptie. Per saldo leiden de maatregelen van het kabinet
tot een lastenverlichting van € 6,5 mld deze kabinetsperiode, met name voor burgers.
Daarnaast is leven lang ontwikkelen voor het kabinet een belangrijk thema. Zo werkt
het kabinet aan een publiek individueel leer- en ontwikkelbudget en aan een meerjarig
actiegericht programma voor Leven Lang Ontwikkelen.
4. Financiële sector, risicoreductie en voltooien bankenunie
Ten aanzien van de bankensector heeft de Commissie een aantal aanbevelingen gedaan.
Ten eerste adviseert de Commissie om de gemeenschappelijke achtervang (backstop) van het resolutiefonds operationeel te maken. Daarnaast wordt, net zoals vorig jaar,
verwezen naar de oprichting van het Europees Depositoverzekeringsstelsel (EDIS) en
het versterken van het raamwerk voor Europees toezicht. Tenslotte adviseert de Commissie
verlaging van private schulden en niet-presterende leningen, inclusief het verminderen
van het belastingvoordeel op vreemd vermogen.
Het kabinet hecht aan de afspraken die zijn gemaakt in de routekaart voltooiing bankenunie.
Hierin is afgesproken dat de backstop van het resolutiefonds uiterlijk 1 januari 2024 operationeel is, met als voorwaarde
dat deze over de middellange termijn fiscaal neutraal moet zijn. Vervroegde invoering
van de backstop kan wat Nederland betreft alleen indien er sprake is van verdere risicoreductie.
Verdere risicoreductie geldt ook als voorwaarde voordat wordt overgegaan tot verdere
risicodeling via een Europees Depositogarantiestelsel (EDIS). Zo wil het kabinet de
huidige onvolkomenheden in het prudentiële raamwerk voor staatsobligaties aanpakken
en een nieuwe gezondheidstoets voor banken (Asset Quality Review) laten uitvoeren.
In mei dit jaar is er een Raadsakkoord bereikt over het bankenpakket, waarin onder
meer kapitaalvereisten en bail-inbare buffers zijn opgenomen.6 Daarnaast is recent een Raadsakkoord bereikt over de aanpak van niet-presterende
leningen (NPLs). Het kabinet hoopt op een spoedig akkoord op beide pakketten in de
onderhandelingen met het Europees Parlement.
Het kabinet onderschrijft het pleidooi van de Commissie voor een meer gelijke fiscale
behandeling van vreemd en eigen vermogen in de lidstaten, zoals ook aangegeven in
het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Het kabinet neemt twee maatregelen die de aftrek van rente in de winstbelasting
beperken en zo het fiscale verschil in financieringskosten verkleinen.7 Eén van deze maatregelen is de earningsstrippingsmaatregel die voortvloeit uit de
eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking. Hierbij gaat Nederland verder dan de
minimumeisen. De tweede maatregel is een nog nader uit te werken minimumkapitaalregel.
Deze bewerkstelligt hetzelfde effect bij banken en verzekeraars.
5. Vervolmaken EMU
De Commissie roept lidstaten op snel de economische en monetaire unie (EMU) te vervolmaken,
mede met het oog op het versterken van de internationale rol van de euro. De Commissie
wijst hierbij op haar voorstellen voor het hervormingsondersteuningsprogramma en de
stabilisatiefunctie voor investeringen.
Over de voorstellen voor een stabilisatiefunctie voor investeringen en het hervormingsondersteuningsprogramma
bent u uitgebreid geïnformeerd via BNC-fiches.8 Zoals bekend is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor investeringen.
Volgens het kabinet kunnen bij de redenering voor de noodzaak van een stabilisatiefunctie
serieuze kanttekeningen worden geplaatst, zoals ook uiteengezet in de kamerbrief met
de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU en in het verslag van de Eurogroep
van 7 september jl.9 Voor het kabinet staat voorop dat het primair de eigen verantwoordelijkheid van lidstaten
is om de economische structuur en overheidsfinanciën op orde te brengen. Zoals eerder
aangegeven dient wat betreft het kabinet in het kader van de MFK-onderhandelingen
te worden gesproken over de wijze waarop het concurrentievermogen van de lidstaten
en opwaartse convergentie binnen de eurozone kunnen worden bevorderd. Waar lidstaten
middelen ontvangen uit de Europese begroting, met name de Europese Structuur- en Investeringsfondsen
(ESIF), is het kabinet voorstander van een koppeling met het Europees Semester, zodat
lidstaten ook financieel worden geprikkeld om hervormingen te implementeren. Vanuit
dit perspectief is Nederland in beginsel positief over het hervormingsondersteuningsprogramma,
dat voor alle EU landen relevant is, en waarbij Europese middelen worden ingebed in
het Europees Semester, zodat het instrument de reeds bestaande peer pressure en peer review tussen lidstaten in de Raad versterkt.
Het kabinet mist in de aanbeveling tot het vervolmaken van de EMU de hervorming van
het Europese stabiliteitsmechanisme (ESM). Het is belangrijk de rol van het ESM als
effectief en geloofwaardig crisis management mechanisme te bestendigen. Nederland
hecht daarom aan een grotere rol voor ESM binnen de totstandkoming van programma’s.
Een ander belangrijk element van een brede ESM-hervorming is wat Nederland betreft
het versterken van het raamwerk voor het herstructureren van onhoudbare overheidsschuld.
Een hervorming van het ESM is daarbij ook een, niet in de aanbevelingen genoemde,
voorwaarde voor introductie van de backstop.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Bijlage 1: Planning Europees Semester 2019
In onderstaande tabel is een weergave van de geplande besprekingen van de documenten
in de verschillende Europese gremia.
November en december 2018
Start van het Europees Semester 2019 met publicatie van:
– Annual Growth Survey 2019
– Alert Mechanism Report 2019
– Aanbevelingen voor de eurozone 2019
De publicaties worden besproken in de Ecofin-raad.
De sociale en werkgelegenheidselementen van de aanbevelingen voor de eurozone worden
besproken in de EPSCO-Raad.
Januari 2019
De Ecofin-Raad neemt conclusies aan over de Annual Growth Survey, het Alert Mechanism
Report en bespreekt de aanbevelingen voor de eurozone (op basis van behandeling in
de Eurogroep).
Februari 2019
De Europese Commissie publiceert de landenrapporten, inclusief de diepteonderzoeken
in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure.
Maart 2019
De EPSCO-Raad neemt conclusies aan over de Annual Growth Survey en het Joint Employment
Report.
De Europese Raad bekrachtigt de aanbevelingen voor de eurozone en neemt conclusies
aan over de groeiprioriteiten op basis van de bespreking van de Annual Growth Survey
in de verschillende Raadsformaties.
De Ecofin-Raad neemt de aanbevelingen voor de eurozone formeel aan.
April 2019
De lidstaten dienen een Stabiliteits- of Convergentieprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma
in bij de Europese Commissie.
Mei 2019
Op basis van de landenrapporten en de programma’s van de lidstaten publiceert de Commissie
haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen, die in de daaropvolgende maanden
zullen worden behandeld in de relevante Raadsformaties.
De Ecofin-Raad neemt conclusies aan over de landenrapporten en diepteonderzoeken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën