Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 3 en 4 december 2018 te Brussel
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1560 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2018
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 3 en 4 december 2018
te Brussel.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 3 en 4 december 2018
Eurogroep 3 december
IMF interim Artikel IV missie voor het eurogebied
Het IMF heeft tijdens de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de interim missie
voor de Artikel IV consultatie met het eurogebied, die van 8 tot 14 november 2018
heeft plaatsgevonden. Het IMF heeft tijdens de missie gesprekken gevoerd met verschillende
Europese instellingen (o.a. de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB)
en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA)) over de macro-economische
verwachtingen voor de eurozone. Het IMF geeft aan dat het de groeiverwachting voor
2018 wat naar beneden heeft bijgesteld van 2,0% tot 1,8%, maar verwacht dat de economische
groei in het eurogebied sterk blijft. Grootste risico’s voor economische groei zijn
het uitstellen van noodzakelijke hervormingen in landen met hoge publieke schulden,
spill-over effecten van Italië, de gevolgen van een eventuele no-deal Brexit en de
effecten van handelsspanningen.
In het voorjaar volgt een uitgebreide missie. Vervolgens zal het IMF op basis van
beide missies een rapport opstellen met daarin de appreciatie van de macro-economische
vooruitzichten en beleidsadviezen om economische en financiële risico’s op te vangen.
De Eurogroep zal in het voorjaar de mogelijkheid krijgen om hierop een reactie te
geven. De consultatie wordt vervolgens in juni afgerond met een bespreking in de IMF-raad
van bewindvoerders, waarna het rapport wordt gepubliceerd.
Griekenland Enhanced Surveillance
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen over het eerste Enhanced Surveillance rapport van de instellingen (Commissie, ECB en het ESM).1 De eerste missie in het kader van Enhanced Surveillance heeft plaatsgevonden van 10-14 september jl. Het doel van Enhanced surveillance is het monitoren van lopende hervormingen en bestaande hervormingen. Hiermee wordt
bijgedragen aan het niet terugdraaien van reeds gedane hervormingen en worden risico’s
voor de financiële stabiliteit en de terugbetaalcapaciteit van een land voorkomen.
De Commissie gaf aan dat uit het rapport blijkt dat Griekenland er financieel economisch
steeds beter voorstaat. Er is voortgang gemaakt ten aanzien van lopende hervormingen,
al verloopt de implementatie van een aantal hervormingen langzamer dan verwacht. Daarnaast
is het aandeel niet-presterende leningen (non-performing loans; NPLs) op bankbalansen nog altijd hoog en is het van belang om dit terug te dringen.
Ook geeft de Commissie aan dat de Griekse begroting voor 2019 resulteert in een primair
surplus van minimaal 3,5% bbp, wat in lijn is met de Eurogroep verklaring van afgelopen
juni. Griekenland gaf aan dat het bezig is met het doorvoeren van de benodigde hervormingen
en werkt aan het terugdringen van NPLs.
Cyprus post-programma surveillance
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen over de vijfde missie in het kader
van post-programma surveillance (PPS) naar Cyprus, die plaatsvond plaatsgevonden van
24-28 september jl. De voornaamste bevindingen van de missie waren positief.2 Positieve ontwikkelingen zijn de hoge groei van de Cypriotische economie (met een
verwachte economische groei van 3,9% in 2018 en 3,5% in 2019) en de gestage daling
van de werkeloosheid. De grootste zorgen van zijn het nog steeds hoge aandeel niet-presterende
leningen (non-performing loans; NPLs) op de balansen van Cypriotische banken, een hoge publieke schuld en de hoge
overheidsschuld. Ook is het van belang dat Cyprus structurele hervormingen blijft
doorvoeren om hoge groei ook voor de lange termijn te bestendigen. De volgende PPS-missie
naar Cyprus zal plaatsvinden in de lente van 2019.
Spanje post-programma surveillance
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen over de tiende missie naar Spanje
in het kader van post-programma surveillance (PPS), die plaatsvond van 4-5 oktober
jl. De voornaamste bevindingen van de missie waren positief.3 De Spaanse economie laat een robuuste groei zien (verwachte economische groei van
2,6% in 2018 en 2,2% in 2019). Daarnaast daalt het aandeel niet-presterende leningen
(non-performing loans; NPLs) op Spaanse bankbalansen. De grootste zorgen zijn de hoge private en publieke
schulden en de hoge werkloosheid. Het rapport wijst erop dat Spanje zijn groeipotentieel
moet vergroten en de productiviteitgroei moet verhogen. Spanje zou daarnaast de gunstige
economische omstandigheden moeten aangrijpen om budgettair te consolideren met oog
op het verlagen van de overheidsschuld en het opbouwen van buffers. De volgende PPS-missie
naar Spanje zal plaatsvinden in de lente van 2019.
Beoordeling van de ontwerpbegrotingen van eurozonelidstaten en de budgettaire situatie
van de eurozone als geheel
In de Eurogroep is gesproken over de implicaties van de herfstraming4, de ontwerpbegrotingen die de Eurolanden hebben ingediend bij de Europese Commissie
en de opinies van de Commissie over deze ontwerpbegrotingen5. Vervolgens heeft de Eurogroep een verklaring aangenomen over de ontwerpbegrotingen,
de opinies van de Commissie en de begrotingspositie van de Eurozone als geheel (zie
ook bijgevoegd als bijlage6).7 Deze verklaring stelt dat er een hoge noodzaak bestaat voor het opbouwen van begrotingsbuffers,
met name in lidstaten die nog niet hun middellangetermijndoelstelling (Medium Term Objective; MTO) hebben bereikt. Daarnaast onderstreept de verklaring dat lidstaten in verschillende
begrotingsposities zitten. Dit leidt ook tot verschillen in de mate waarin lidstaten
voldoen aan de Europese begrotingsregels. Zo staat in de verklaring dat volgens de
Commissie tien lidstaten volledig zullen voldoen aan de regels van het Stabiliteits-
en Groei Pact (SGP) in 2019 (Oostenrijk, Cyprus, Finland, Duitsland, Griekenland,
Ierland, Litouwen, Luxemburg, Malta en Nederland), dat de begroting van drie landen
grotendeels zal voldoen (Estland, Letland en Slowakije), en dat vijf lidstaten (België,
Frankrijk, Portugal, Slovenië en Spanje) het risico lopen om in 2019 niet aan de eisen
van het SGP gaan voldoen.
Ten aanzien van Italië steunt de Eurogroep-verklaring de beoordeling van de Commissie
dat Italië niet voldoet aan de eisen van het SGP en dat het openen van een buitensporigtekortprocedure
(Excessive Deficit Procedure; EDP) gerechtvaardigd is. Naar aanleiding daarvan roept de Eurogroep Italië op om
de noodzakelijke stappen te nemen om wel aan de eisen van het SGP te voldoen. Tot
slot steunt de Eurogroep de dialoog tussen de Commissie en de Italiaanse autoriteiten
over een aanpassing van de begroting. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, spraken
zich uit dat het van belang is dat de regels van het SGP worden gehandhaafd en spraken
steun uit voor de acties die de Commissie heeft ondernomen.
Op 21 november jl. heeft de Commissie een zogeheten artikel 126(3) rapport over Italië
opgesteld en daarin geconcludeerd dat het openen van een EDP gerechtvaardigd is.8 De lidstaten hebben de analyse van de Commissie in haar opinie gesteund. Naar verwachting
zal de Commissie binnen enkele weken een besluit nemen om een voorstel te doen voor
het openen van de EDP. Indien de Commissie dit voorstel doet, zal de Ecofinraad dit
vervolgens moeten bekrachtigen.
Werkprogramma Eurogroep voor eerste halfjaar van 2019
In de Eurogroep is het werkprogramma voor de Eurogroep van het eerste halfjaar van
2019 vastgesteld.9 Voor de Eurogroep wordt altijd per half jaar een werkprogramma opgesteld met de onderwerpen
die waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering. Dit draagt bij aan meer
lange termijn focus en kan helpen bij het voorbereiden van de discussies. Terugkerende
onderwerpen het komende half jaar zijn de terugkoppeling van post-programma surveillancemissies
(voor Ierland, Portugal, Cyprus, Spanje en Griekenland), thematische discussies over
economische groei en werkgelegenheid in de eurozone, discussies rond het Europees
semester en discussies over de toekomst van de EMU.
Eurogroep (in inclusieve samenstelling10)
Voorbereiding Eurotop
Na lange onderhandelingen hebben de Ministers van Financiën een akkoord bereikt in
de Eurogroep over hervorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Nederland
is tevreden over het bereikte akkoord. Er is overeenstemming bereikt over drie bij
dit verslag gevoegde documenten11: (1) een generiek rapport van de Eurogroep aan regeringsleiders over de EMU12, (2) een «term sheet» over de hervorming van het ESM13 en (3) een «terms of reference» (ToR) over de vormgeving van de achtervang van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds14.
De Eurogroep heeft uitgebreid gesproken over de verdieping van de EMU, ter opvolging
van de Eurotop van juni jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1530). Tijdens de Eurotop in juni is een verklaring opgesteld over de EMU.15 In deze verklaring was opgenomen dat er consensus was onder de lidstaten om het Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM) te laten fungeren als de gemeenschappelijke achtervang
(common backstop) van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF) en tegelijkertijd het ESM te versterken, op basis van de elementen die werden
genoemd in de brief van de Eurogroep-voorzitter, Mario Centeno, aan de voorzitter
van de Europese Raad, Donald Tusk16. Daarnaast werd de intentie uitgesproken te werken aan een routekaart om politieke
onderhandelingen over EDIS te starten, waarbij vastgehouden wordt aan alle elementen
uit de routekaart van 2016, waaronder de voor Nederland belangrijke discussies over
de prudentiële behandeling van staatsobligaties. Tot slot stond in de verklaring dat
over alle elementen van de betreffende brief zal worden gesproken. De brief noemt
een eurozonebegroting voor concurrentiekracht, convergentie en stabilisatie en de
meningsverschillen over de noodzaak hiervan.
Tijdens de Eurotop van 14 december 2018 zal opnieuw worden gesproken over de toekomst
van de EMU, om bij de uitkomsten van de Eurogroep van 3 december jl. stil te staan
en de resultaten te bekrachtigen.
Hieronder zal op het akkoord van de Eurogroep worden ingegaan aan de hand van vier
paragrafen: (i) Versterking ESM; (ii) Gemeenschappelijke achtervang voor het SRF;
(iii) Bankenunie; en (iv) Eurozonebegroting.
(i) Versterking ESM (ESM Term Sheet)
Grotere rol ESM
Ten eerste is de Eurogroep overeengekomen dat de rol van het ESM bij de totstandkoming
en uitvoering van steunprogramma’s wordt versterkt. In lijn met de recente werkafspraken
tussen de Commissie en het ESM zal het ESM een grotere rol krijgen bij de vormgeving,
de onderhandelingen over en het monitoren van aanpassingsprogramma’s, alsmede bij
de schuldhoudbaarheidsanalyse van lidstaten die een aanvraag voor stabiliteitssteun
bij het ESM doen. Het ESM zal voortaan ook de Memorandums of Understanding (MoUs) ondertekenen. Het kabinet heeft zich het afgelopen jaar hard gemaakt voor
een grotere rol voor het ESM bij de totstandkoming van programma’s. Omdat het ESM
de financiering verstrekt, en optreedt in het belang van haar aandeelhouders, de lidstaten,
is het volgens het kabinet logisch dat het ESM ook nauw wordt betrokken bij, en zeggenschap
heeft over, de totstandkoming van programma’s. Dit kan de slagvaardigheid van steunprogramma´s
in de toekomst vergroten. Het was voor het kabinet tot slot cruciaal dat het ESM ook
betrokken wordt bij schuldhoudbaarheidsanalyses.
Versterking raamwerk herstructurering
Het tweede belangrijke elementen van de versterking van het ESM is het versterken
van het raamwerk voor het waarborgen van een houdbare overheidsschuld, inclusief door
herstructurering als dit nodig blijkt te zijn. Nederland was een van de grootste pleitbezorgers
hiervan. Deze Nederlandse wens is onder andere uiteengezet in het regeerakkoord en
de kamerbrief met de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU17. Met het akkoord over de ESM term sheet is in belangrijke mate aan deze Nederlandse wens tegemoetgekomen.
Zo is het principe dat het ESM enkel leent aan lidstaten met een houdbare overheidsschuld
en adequate terugbetaalcapaciteit expliciet herbevestigd. Met dit uitgangspunt wordt
voorkomen dat de belastingbetaler, in plaats van beleggers in staatsobligaties, opdraaien
voor een onhoudbare overheidsschuld. Daarnaast voorkomt het dat programmalanden gebukt
gaan onder een onhoudbare overheidsschuld, die de economische groei hindert door onzekerheid,
hoge risicopremies en een hoge belastingdruk. Onhoudbare overheidsschulden kunnen
de ontwikkeling en stabiliteit van het gehele eurogebied schaden.
Daarnaast is overeengekomen dat de analyse van schuldhoudbaarheid op een transparante
en voorspelbare manier uitgevoerd zal worden, waarbij er voldoende beoordelingsruimte
voor de lidstaten overblijft. Het analyseren van de houdbaarheid van overheidsschuld
is een complexe aangelegenheid, omdat er rekening moet worden gehouden met diverse
scenario’s en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van demografie, productiviteitsgroei
en beleidsmaatregelen. Heldere afspraken over de vormgeving van een schuldhoudbaarheidsanalyse
vergroot de transparantie en voorspelbaarheid van besluitvorming over de toekenning
van stabiliteitssteun door het ESM.
Tot slot hebben de lidstaten het voornemen uitgesproken om vanaf 2022 zogenoemde Collective Action Clauses (CAC’s) met single limb aggregation op te nemen in staatsobligaties als onderdeel van het ESM-verdrag. CAC’s zijn contractuele
voorwaarden in staatsobligaties die ervoor zorgen dat bij een herstructurering alle
crediteuren die deze staatsobligaties hebben gekocht, juridisch aan een herstructurering
gebonden zijn wanneer een gekwalificeerde meerderheid van de bezitters van die betreffende
staatsobligaties heeft ingestemd. In tegenstelling tot de huidige CAC’s, op basis
waarvan voor iedere individuele obligatieserie én voor het totaal van alle uitstaande
obligaties een meerderheid moet instemmen met de door een lidstaat voorgestelde herstructurering,
hoeft bij single limb aggregation enkel een meerderheid van alle uitstaande obligaties te worden gevonden om de herstructurering
te verwezenlijken. Door middel van single limb aggregation wordt het proces van een noodzakelijke herstructurering derhalve efficiënter en bespoedigd,
omdat het voor onwelwillende crediteuren lastiger is om een blokkerende positie te
verwerven. Dit was dan ook een van de speerpunten van de Nederlandse inzet bij een
hervorming van het ESM.
Aanpassing preventieve instrumenten
De effectiviteit van de bestaande ESM-instrumenten voor preventieve financiële bijstand
zal worden versterkt door het verduidelijken van de toegangscriteria en de overige
voorwaarden. Het ESM heeft momenteel al de beschikking over twee van deze instrumenten:
een aan voorwaarden onderworpen kredietlijn (Precautionary Conditioned Credit Line, PCCL) en een kredietlijn tegen verscherpte voorwaarden (Enhanced Conditioned Credit Line, ECCL). Deze instrumenten zijn nog nooit gebruikt. Landen hebben alleen toegang tot
de PCCL als ze aan alle toegangscriteria voldoen. Doel van die criteria is om vast
te stellen dat sprake is van een fundamenteel gezonde economische situatie. Als een
land in de kern gezond is maar enige zwakte vertoont op het voldoen aan de toegangscriteria,
kan een land toegang krijgen tot een ECCL. Voor landen die niet in de kern gezond
zijn en dus geen gebruik kunnen maken van de instrumenten voor preventieve financiële
bijstand, zijn de ESM-leningen met een macro-economisch aanpassingsprogramma beschikbaar.
De toegangscriteria voor de PCCL (en in het verlengde daarvan voor de ECCL) worden
verduidelijkt en aangescherpt. Het huidige criterium dat een land zich aan zijn verplichtingen
onder het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) moet houden is nader gespecificeerd. Hierdoor
wordt kwalificatie voor de PCCL voorspelbaarder en minder afhankelijk van de handhaving
van het SGP door de Europese Commissie en de Raad van de EU. Momenteel kan een land
nog steeds aan dit criterium voldoen als het een begrotingstekort van meer dan 3%
heeft, zo lang het gehoor geeft aan aanbevelingen van de Raad van de EU om een einde
te maken aan deze situatie van een buitensporige tekort. Om het criterium te vereenvoudigen
zal het tekort van maximaal 3% een harde eis worden. Daarnaast wordt van een land
verwacht dat het structurele begrotingssaldo niet hoger zal zijn dan de minimum benchmark18 en geldt voor landen met een schuldquote van hoger dan 60% van het bbp dat deze per
jaar ten minste met 1/20 van de mate waarin deze quote daarboven ligt moeten verlagen.
Deze zogenoemde schuldregel zal dus net als het maximale begrotingstekort op een eenvoudige
manier toegepast worden. Het huidige criterium dat een land zich aan zijn verplichtingen
in de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden (de correctieve arm van de procedure
bij macro-economische onevenwichtigheden) moet houden is ook aangepast. Voor toegang
tot de PCCL mag er geen sprake zijn van buitensporige onevenwichtigheden. Een houdbare
overheidsschuld blijft een essentieel derde toegangscriterium. Nederland heeft bij
de discussies over aanpassing van de preventieve instrumenten ingezet op strenge toegangscriteria,
om zeker te stellen dat alleen landen die financieel en economisch fundamenteel gezond
zijn daar gebruik van kunnen maken. Met de gemaakte afspraken is deze inzet gerealiseerd.
Bij de aanvraag van een PCCL zal het land in een Letter of Intent aangeven welk beleid het zal voeren om te waarborgen dat het zal blijven voldoen aan
de toegangscriteria.
De reguliere beprijzing van de leningen uit de PCCL en de ECCL blijft ongewijzigd:
de financieringskosten van het ESM plus een marge van 35 basispunten. Om een land
de juiste prikkels te geven om zo kort als mogelijk gebruik te maken van geleende
middelen en om goed beleid te blijven voeren, worden daar twee elementen aan toegevoegd.
Zo wordt bij verlenging van de looptijden de marge verhoogd. Daarnaast zal een land
dat zich niet aan het aangekondigde of afgesproken beleid houdt toegang tot de kredietlijn
verliezen en zal de marge die het ESM in rekening brengt op al geleende bedragen worden
verhoogd.
(ii) Gemeenschappelijke achtervang voor het SRF
De Eurogroep heeft overeenstemming bereikt over de vormgeving en voorwaarden voor
mogelijke eerdere invoering van een gemeenschappelijke achtervang (common backstop) voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (SRF). Deze onderdelen zijn beschreven
in de bij dit verslag gevoegde Terms of Reference voor de backstop. De backstop zal worden vormgegeven als een kredietlijn van het
Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) aan het SRF. Het ESM zal dus, onder voorwaarden,
leningen kunnen verstrekken aan het SRF.
Voor de omvang van de backstop is overeengekomen dat deze wordt gekoppeld aan de doelomvang
van het SRF19. Daarnaast wordt een plafond vastgesteld dat alleen met een unanieme beslissing van
de Raad van gouverneurs van het ESM kan worden verhoogd. Nederland heeft zich hard
gemaakt voor dit plafond, om de uitleencapaciteit voor de andere instrumenten van
het ESM te beschermen.
Met betrekking tot besluitvorming over het gebruik van de backstop, is overeengekomen
dat de Raad van bewind van het ESM met unanimiteit in moet stemmen met het verstrekken
van leningen aan het SRF. Er zijn zeven criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden.
De belangrijkste daarvan zijn dat de backstop alleen in laatste instantie aangesproken
kan worden, als er geen middelen in het SRF meer beschikbaar zijn, en dat de backstop
op middellange termijn begrotingsneutraal moet zijn. De besluitvorming zal zeer snel
moeten verlopen, omdat bij de afwikkeling van banken snel gehandeld moet worden. Er
wordt voorzien in een beslissing binnen 12–24 uur na ontvangst van het verzoek voor
een lening. Er wordt nog onderzocht of omwille van de snelheid net als bij reguliere
steunprogramma’s in een noodprocedure met gekwalificeerde meerderheid kan worden gestemd
over het gebruik van de backstop. De meningen hierover verschilden; een aantal lidstaten
heeft nog gewezen op mogelijke nationale (constitutionele) vereisten.
Met betrekking tot de looptijd van leningen is overeengekomen dat leningen in beginsel
worden verstrekt met een looptijd van 3 jaar, met een mogelijke verlenging van maximaal
2 jaar. Alleen als er een dreiging is voor de financiële stabiliteit kan een lening
met een initiële looptijd van 5 jaar worden verstrekt. Nederland heeft zich hard gemaakt
voor een maximale looptijd van 5 jaar, om te voldoen aan het uitgangpunt dat de backstop
op de middellange termijn begrotingsneutraal moet zijn.
Met betrekking tot de bescherming van het juridische raamwerk voor resolutie, is overeengekomen
dat er een unanieme beslissing nodig is om de backstop voort te zetten wanneer het
juridische raamwerk (de «spelregels») in de toekomst tegen de wens van een of meer
lidstaten wordt gewijzigd. Dit zou bijvoorbeeld gelden bij een verzwakking van de
bail-in regels. Het Hof van Justitie van de Europese Unie velt in dat geval het oordeel
of er sprake is van een fundamentele aanpassing van het juridische raamwerk. Nederland
heeft zich hard gemaakt voor een unanieme beslissing, om voor de backstop een bescherming
te hebben van het juridische raamwerk die gelijkwaardig is aan de bescherming bij
het SRF. De bescherming bij het SRF is geregeld in de intergouvernementele overeenkomst
betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het SRF (de IGA).
De backstop wordt in ieder geval aan het einde van 2023 ingevoerd. Met betrekking
tot de mogelijk eerdere invoering van de backstop is overeenkomen dat dit afhankelijk
is van de voortgang met risicoreductie. Nederland heeft zich hard gemaakt voor aantoonbare
risicoreductie als voorwaarde voor eerdere invoering van de backstop, waarbij de besluitvorming
over het eerder invoeren een politieke keuze blijft. Dit heeft geresulteerd in de
afspraak dat politieke besluitvorming gevoed zal worden door een rapport van de instellingen
in 2020, over de voortgang met risicoreductie op het gebied van onder andere de opbouw
van MREL-buffers en de trend in de afbouw van niet presterende leningen (non-performing loans; NPLs). Met betrekking tot NPLs zal gekeken worden naar een doelstelling van 5% bruto
en 2,5% netto NPLs of adequate voorzieningen, en de voortgang er naartoe, voor alle
banken waarvan de SRB de afwikkelautoriteit is. Voor de NPL-reductie zullen toezichthouders
strategieën ontwerpen voor specifieke banken. In het geval dat doelstellingen niet
worden behaald, zullen lidstaten aanvullende maatregelen nemen, bijvoorbeeld ten aanzien
van insolventieraamwerken.
Met betrekking tot de aanpassing van de IGA overeengekomen dat de Eurogroep zal streven
naar overeenstemming over beperkte veranderingen van de IGA. Het aanpassen van de
IGA maakt de achtervang bij eerdere invoering effectiever, omdat er naast gemeenschappelijke
financiering door het ESM ook sprake zou zijn van gemeenschappelijke terugbetaling
door alle banken in de bankenunie. Ook houdt het de druk op het realiseren van risicoreductie
hoog, omdat is overeengekomen dat de mate van risicoreductie afgestemd zal worden
op het ambitieniveau van de backstop, dat dus hoger zal liggen bij aanpassing van
de IGA
(iii) Bankenunie
Risicoreductie
De Eurogroep sprak over de tot nu toe bereikte voortgang ten aanzien van risicoreductie.
Over een aantal kernonderdelen uit het bankenpakket is in de Ecofinraad een dag later
een principeakkoord bereikt (zie Ecofinraad-verslag hieronder). De Eurogroep sprak
tevens over het voorstel dat een minimumniveau van dekking voor verliezen op toekomstige
NPLs afdwingt. Dit zijn belangrijke onderdelen in het terugdringen van risico’s in
de Europese bankensector, en daarmee belangrijk voor draagvlak om eventuele verdere
stappen te zetten ten aanzien van het risicodeling.20 Nederland heeft in dit verband haar ambitie op het gebied van risicoreductie uitgesproken.
EDIS
De Eurotop van juni concludeerde dat er gewerkt gaat worden aan een routekaart om
politieke onderhandelingen over een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) te
starten. De Eurogroep concludeerde dat in lijn hiermee het werk aan een routekaart
voor het starten van politieke onderhandelingen over EDIS op basis van alle elementen
uit de 2016 routekaart weliswaar is begonnen, maar dat verder technisch werk nodig
blijft. Daarom zal de Eurogroep een hoog ambtelijke werkgroep oprichten die zal kijken
naar vervolgstappen. Deze werkgroep dient in juni 2019 aan de Eurogroep te rapporteren.
Nederland heeft herhaald dat bij het starten van politieke besprekingen simultaan
politieke gesprekken moeten starten over een goede weging van staatsobligaties. Daarnaast
zet Nederland erop in om door uitvoering van een nieuwe gezondheidstoets (asset quality review, AQR) een oordeel te geven over de gezondheid van banken. Hoewel Nederland door sommige
lidstaten wordt gesteund, is een meerderheid van de lidstaten fel gekant tegen stappen
ten aanzien van een risicoweging op staatsobligaties. Ook het noemen van een AQR kon
niet op een meerderheid rekenen. Nederland zal in overleg op hoogambtelijk niveau
een AQR en een risicoweging van staatsobligaties als voorwaarde op tafel leggen. Er
zijn door de Eurogroep geen stappen gezet naar een EDIS. Tegelijkertijd biedt het
oprichten van een hoog ambtelijke werkgroep ruimte aan Nederland om het belang van
een goede weging van staatsobligaties op bankbalansen, alsmede het uitvoeren van een
gezondheidstoets te blijven agenderen. In verdere discussies over EDIS, bijvoorbeeld
in de op te richten hoog ambtelijke werkgroep, zal Nederland deze punten dan ook blijven
uitdragen.
Liquiditeit in resolutie
De Eurogroep sprak in het kader van de bankenunie ook over liquiditeit in resolutie.
De Eurogroep concludeerde dat er brede steun is voor de inschatting van de instellingen
dat er beperkingen zijn aan het huidige raamwerk. De Eurogroep concludeerde daarnaast
dat er verder gewerkt zal worden aan oplossingen met input van relevante instellingen,
in de eerste helft van 2019. Hierover zal in juni 2019 worden gerapporteerd. Nederland
heeft er specifiek op ingezet dat in het Eurogroep statement niet verwezen wordt naar
Europese publieke garanties uit het ESM ten behoeve van liquiditeit in resolutie.
Overig
De Eurogroep verwelkomde het werk aan het verbeteren van de monitoring van Anti-witwasmaatregelen
(Anti-Money Laundering; AML) en keek uit naar de aanname van de Raadsconclusies ten aanzien van het actieplan
voor AML. De Eurogroep nodigde de Commissie uit om, na een grondige analyse en in
overleg met de lidstaten, lange termijn acties voor te stellen om tot verbeteringen
te komen van het prudentiële en AML-raamwerk. Verder roept de Eurogroep op tot ambitie
ten aanzien van de kapitaalmarktunie en om in het voorjaar van 2019 de belangrijkste
onderdelen van de kapitaalmarktunie af te ronden. Nederland is voorstander van strenge
regels en toezicht om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en het
financieren van terrorisme tegen te gaan. Omdat witwassen en financieren van terrorisme
overwegend plaatsvinden in een internationale, grensoverschrijdende context, acht
het kabinet een internationale aanpak wenselijk. Voor Nederland is van belang dat
voorstellen om tot verbeteringen van het AML-raamwerk te komen gebeuren op basis van
een grondige analyse. Nederland verwelkomt dat lidstaten daar nauw bij worden betrokken.
Ook steunt Nederland de doelstelling om te komen tot verdere integratie van de Europese
kapitaalmarkt en is voorstander van een daadkrachtige uitvoering van de agenda van
de kapitaalmarktunie.
(iv) Instrumenten voor stabilisatie, convergentie en concurrentievermogen
Tot slot is er gesproken instrumenten voor stabilisatie, convergentie en concurrentievermogen
voor de eurozone. Zoals bekend heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor
een stabilisatiefunctie voor asymmetrische schokken. Een aantal grote lidstaten is
duidelijk voorstander van een dergelijke stabilisatiefunctie. Daarnaast hebben Frankrijk
en Duitsland in aanvulling daarop tijdens de vorige Eurogroep een nieuw voorstel gepresenteerd
over de architectuur van een mogelijke eurozonebegroting. Hoewel nog veel onduidelijk
is over de vormgeving, zou deze eurozonebegroting zich moeten richten op convergentie
en concurrentievermogen en onderdeel uitmaken van het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader (MFK). De eurozonebegroting zou daarnaast kunnen werken als stabilisatiefunctie
en zou moeten worden gefinancierd met externe opbrengsten, waaronder mogelijk met
belastingopbrengsten (bijvoorbeeld een financiële transactiebelasting) en Europese
middelen (zoals de door de Europese Commissie voorgestelde Reform Delivery Tool). De externe opbrengsten zouden in het Frans-Duitse voorstel worden overgeheveld naar
de eurozonebegroting met een intergouvernementele overeenkomst (intergouvernmental agreemeent, IGA) tussen eurolanden.
Zoals bekend is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor de eurozone.
Volgens het kabinet kunnen bij de redenering voor de noodzaak van een stabilisatiefunctie
serieuze kanttekeningen worden geplaatst, zoals ook uiteengezet in de eerder genoemde
Kamerbrief met de Nederlandse visie op de toekomst van de EMU. Nederland heeft deze
kanttekeningen opnieuw voor het voetlicht gebracht in de onderhandelingen tijdens
de afgelopen Eurogroep. In het rapport aan regeringsleiders is uiteindelijk op instigatie
van Nederland een split gemaakt tussen convergentie en concurrentiekracht enerzijds
en stabilisatie anderzijds. Er is expliciet opgenomen dat er geen overeenstemming
bestaat over de noodzaak en vormgeving van een stabilisatiefunctie. De Eurogroep heeft
zich in dit akkoord zodoende dus op geen enkele manier politiek gecommitteerd aan
een stabilisatiefunctie, noch aan het vervolgen van politieke gesprekken hierover.
In de verklaring is alleen opgenomen dat technische discussies (dat wil zeggen: op
ambtelijk niveau) kunnen worden voortgezet.
Ten aanzien van de instrumenten voor convergentie en concurrentievermogen wordt gesteld
dat, afhankelijk van het mandaat van regeringsleiders tijdens de Eurotop, werk zou
kunnen worden voortgezet met betrekking tot de vormgeving, implementatie en timing.
Zoals eerder aangegeven kan wat betreft het kabinet in het kader van de MFK-onderhandelingen
worden gesproken over de wijze waarop het concurrentievermogen van de lidstaten en
opwaartse convergentie binnen de eurozone kunnen worden bevorderd, bijvoorbeeld door
middel van een koppeling tussen de EU-begroting en hervormingen in het kader van het
Europees Semester; het idee van instrumenten voor convergentie en concurrentievermogen
binnen het MFK en onder strikte voorwaarden past hier goed bij en is in lijn met de
Nederlandse inzet. Het kabinet is geen voorstander van een nieuw eigen middel (zoals
de FTT) en/of extra afdrachten van eurolanden via een IGA en vindt dat er strikte
conditionaliteiten voor dergelijke instrumenten moeten gelden. Tot slot is het kabinet
in het algemeen van mening dat nieuwe instrumenten moeten worden ingepast onder het
MFK-plafond.
Ecofinraad 4 december
Ecofin-ontbijt
Tijdens het ontbijt kregen de Ministers een terugkoppeling uit de Eurogroep en een
update over de economische situatie in de EU. Ook heeft de Commissie kort haar voorstel
gepresenteerd voor stappen richting een grotere internationale rol van de euro. Dit
voorstel is 5 december jl. gepubliceerd en uw Kamer zal zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche hierover worden geïnformeerd.21
Daarnaast is van gedachte gewisseld over de Europese Investeringsbank (EIB), waar
het belangrijkste onderwerp de governance van de EIB was. De Tweede Kamer is middels een brief22 ingelicht over het voorstel voor de vervanging van het Britse kapitaal en over het
voorstel voor verbeteringen in de governance van de EIB. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden wederom het belang
van deze governance hervormingen en spraken zich uit voor voortvarende implementatie door de EIB. Nederland
stelt dat de governance hervormingen als integraal onderdeel van het pakket rondom de vervanging van het
Britse kapitaal ten tijde van Brexit geïmplementeerd moet zijn en ziet erop toe dat
de hervormingen ambitieus worden opgepakt en aansluiten bij de in juli gemaakte afspraken.
Concluderend werd gesteld dat de EIB stappen heeft gezet op het gebied van governance hervormingen, maar dat het zaak is dat de EIB in de aanloop naar de Brexit alle overeengekomen
hervormingen voortvarend oppakt.
Aanname Raadsconclusies AML (A-punt)
In de Ecofinraad zijn conclusies aangenomen ten aanzien van Anti-witwasmaatregelen
(Anti-Money Laundering; AML) waarbij een AML Actieplan is overeengekomen.23 Inzet van het Actieplan is om de twee verschillende type toezichthouders (prudentieel
en AML) beter met elkaar te laten samenwerken en informatie te delen, en richt zich
op de korte termijn (voltooiing eind 2019). Daarnaast wordt de Commissie gevraagd
om lange termijn voorstellen te doen op basis van een grondige analyse, waaronder
een post-mortem review, in overleg met de lidstaten. Deze analyse dient in Q3 2019 te worden gepresenteerd
aan de Raad. Nederland is groot voorstander van de gedane voorstellen tot versterking
van informatiedeling en samenwerking tussen de verschillende toezichthouders, en ondersteunt
de inzet voor een grondige analyse voordat verdergaande stappen worden gezet.
Belastingheffing digitale economie
In de Ecofinraad was aanvankelijk het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting
voor akkoord geagendeerd door het Oostenrijkse voorzitterschap. Zoals ook aangegeven
in de geannoteerde Ecofin-agenda, was het voor het Oostenrijkse voorzitterschap geen
eenvoudige opgave alle lidstaten te overtuigen met dit richtlijnvoorstel in te instemmen.
Verschillende lidstaten hadden immers nog steeds fundamentele bezwaren waar niet eenvoudig
aan tegemoet kon worden gekomen. Ook Duitsland behoorde tot deze groep kritische lidstaten.
Aangezien Frankrijk sterk hecht aan het bereiken van een akkoord, hebben Frankrijk
en Duitsland achter de schermen gewerkt aan een verklaring die moet leiden tot een
aangepast richtlijnvoorstel waarover de Ecofinraad uiterlijk in maart 2019 overeenstemming
zou moeten bereiken. Deze verklaring werd tijdens de Ecofinraad gepresenteerd.24
De Frans-Duitse verklaring stelt voor het richtlijnvoorstel in die zin aan te passen
dat twee belastbare categorieën van omzet uit het huidige richtlijnvoorstel worden
geschrapt, waardoor alleen de eerste categorie, de omzet behaald met online advertenties,
als belastbare omzet overblijft. De omzet behaald met platforms en verkoop van data
worden dan niet meer met een digitaledienstenbelasting belast. Lidstaten zouden vrij
zijn zelf aanvullende categorieën op te nemen. In de tekst wordt ook verwezen naar
onderwerpen die bij verschillende lidstaten erg gevoelig liggen, zoals een minimumbelasting
en het stemmen met meerderheid in plaats van de nu geldende unanimiteit. Ook geeft
de verklaring aan dat Frankrijk en Duitsland willen afspreken dat de OESO-uitkomst,
die in 2020 verwacht wordt, in een bindende EU-richtlijn wordt omgezet. Het aangepaste
richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting die per 1 januari 2021 van kracht
zou moeten worden, zou dan weer moeten worden ingetrokken. De verklaring stelt ook
een harde einddatum van het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting voor,
te weten 1 januari 2025. Hoe de Frans-Duitse verklaring precies in een uitgewerkt
compromisvoorstel terecht zal komen is nog onduidelijk.
Ondanks het feit dat de aanpassing van de richtlijn conform de verklaring nog niet
is uitgewerkt en de verklaring pas op het laatste moment werd gepresenteerd, was er
over het algemeen steun voor het uitwerken van de Frans-Duitse ideeën. Sommige lidstaten
gaven daarbij ook al initiële bezwaren aan. Verschillende lidstaten vinden de reikwijdte
van dit nieuwe voorstel te beperkt. Enkele kleinere lidstaten vragen zich bijvoorbeeld
af of het invoeren van een belasting met zo’n beperkte reikwijdte hen niet meer zou
kosten dan opleveren. Ook gaven sommige lidstaten aan dat door zo’n beperkte reikwijdte
er alsnog een lappendeken ontstaat van verschillende maatregelen, doordat lidstaten
nu meer ruimte hebben om zelf aanvullende maatregelen te nemen. Ook gaven sommige
lidstaten aan sterke bezwaren te hebben bij een afspraak over een minimumbelasting
in EU-verband. Sommige lidstaten hebben ook nog steeds grote moeite met een belasting
over de omzet. Er is brede consensus dat het uiteindelijke doel moet zijn, overeenstemming
te bereiken over een definitieve oplossing in OESO-verband.
Nederland heeft aangegeven nog niet inhoudelijk te kunnen reageren op het voorstel,
omdat veel afhankelijk is van de precieze uitwerking. Wel heeft Nederland aangegeven
zich constructief kritisch op te blijven stellen, en dat ook bij een nieuw compromisvoorstel
belangrijke uitgangspunten voor Nederland zijn: voldoende tijd voor implementatie
en een duidelijke horizonbepaling.
De komende tijd zullen het huidige Oostenrijkse voorzitterschap en het aanstaande
Roemeense voorzitterschap de Franse-Duitse verklaring verder uitwerken. Indien de
Frans-Duitse verklaring is uitgewerkt, zal ik u daar nader over informeren.
Voltooiing van de bankenunie – bankenpakket
De Ecofinraad sprak over een principeakkoord op hoofdlijnen dat het Oostenrijke voorzittershap
bereikt had met het Europees Parlement (EP) ten aanzien van het bankenpakket.25 Uitgangspunt in de onderhandelingen voor de Raad was het in mei jl. bereikte akkoord
waarover uw Kamer uitgebreid geïnformeerd is.26 Dit bankenpakket moet ertoe bijdragen dat risico’s in de Europese bankensector verder
worden teruggedrongen. Het pakket bevat onder andere de buffers voor bail-in (Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities; MREL) en de leverage ratio. De lidstaten konden zich vinden in het bereikte principeakkoord.27
MREL
Het MREL-kader wordt met dit akkoord aanzienlijk aangescherpt. Dat is voor Nederland
een belangrijk resultaat, zeker omdat ten aanzien van de MREL de oorspronkelijke akkoorden
van respectievelijk de Raad en het EP ver uit elkaar lagen. Van belang is dat banken
beschikken over een MREL van adequate hoogte en kwaliteit. Ook is een tijdige opbouw
van MREL door banken belangrijk. De Raad stelde in het akkoord van mei een eis van
8% van de totale balans vast, met beperkte mogelijkheden voor de resolutieautoriteit
om deze eis naar boven of beneden bij te stellen. Deze 8%-eis is een belangrijk referentiepunt
bij de vaststelling van de MREL voor alle banken, omdat een minimale bail-in van 8%
nodig is voor eventueel gebruik van het resolutiefonds. Het EP maximeerde in haar
conceptrapport de flexibiliteit voor de resolutieautoriteit bij het vaststellen van
de kwaliteit van de MREL-eis.28
In het principeakkoord is de 8% overeind gebleven. Resolutieautoriteiten hebben beperkte
extra mogelijkheden om voor zeer veilige banken af te wijken van de 8%-eis. Het Raadsakkoord
bood hier al ruimte voor en deze ruimte is in het akkoord op hoofdlijnen iets verbreed.
Nederland heeft er met name op ingezet dat resolutieautoriteiten flexibiliteit behouden
om voor risicovollere banken extra MREL-buffers te eisen wanneer dat nodig is zoals
de Raad dat had afgesproken. Deze optie blijft behouden. Banken dienen aan MREL te
voldoen in 2024, met beperkte mogelijkheden om uitstel te verlenen.
Leverage ratio
Ten aanzien van de leverage ratio sprak de Raad in mei een minimum af van 3%, met een opslag voor de allergrootste
systeembanken. Voor Nederland was het tijdens de triloogonderhandelingen van belang
dat deze onderdelen overeind blijven. Het principeakkoord bevat de introductie van
een 3% leverage ratio-eis voor alle banken met een opslag voor mondiaal systeemrelevante banken (G-SIIs).
Bij het niet voldoen aan de opslag gelden restricties op dividend. De introductie
van een harde leverage ratio-eis van 3% voor alle banken in de hele Europese Unie, met bovendien een opslag voor
G-SIIs, is nieuw. Momenteel geldt er geen wettelijke leverage ratio-eis voor banken. Dit is dan ook een belangrijke stap in de verdere risicoreductie
in de Europese bankensector. Banken moeten nu, ongeacht de risico’s, altijd een minimale
hoeveelheid kapitaal aanhouden.
Een ander voor Nederland belangrijk onderdeel van het pakket is dat de Europese Commissie
moet komen met een impactrapport met eventuele wetgeving voor de implementatie van
een opslag op de leverage ratio-eis voor overige systeemrelevante banken (O-SIIs). Ook daarover hebben de Raad en
het EP een akkoord bereikt. Daarnaast is ook de, onder meer door Nederland voorgestelde,
aanpassing van de nieuwe alternatieve methodiek voor de bepaling van de mate van mondiale
systeemrelevantie van banken binnen de bankenunie door het EP overgenomen. Deze aanpassing
voorkomt dat de in het bankenpakket opgenomen alternatieve methodiek zou kunnen leiden
tot lagere eisen dan het internationaal voorgeschreven minimum. Ten slotte wordt ook
de uitzondering voor Nederlandse kredietunies in het principeakkoord gehandhaafd.
Overig
Ten aanzien van andere onderdelen van het pakket, zoals de implementatie van het handelsboek
(de zogenoemde FRTB) de ratio voor stabiele financiering (de zogenoemde NSFR), en
het moratorium blijft het bereikte principeakkoord binnen de kaders van het raadsakkoord.29 Het Oostenrijks voorzitterschap zal de komende tijd met het EP de tekst definitief
uitwerken langs de lijnen van het bereikte principeakkoord. In het voorlopige principeakkoord
stond onder meer nog niks over de uitwerking van beloningsregels. Na afloop van de
Ecofinraad is ons gemeld dat het EP ook ten aanzien van beloningsregels de lijn van
het Raadsakkoord volgt. Concreet zou dit inhouden dat de verplichting tot uitgestelde
betaling en uitbetaling in financiële instrumenten van een deel van de variabele beloning
niet hoeft te worden toegepast bij relatief kleine instellingen en bij lage variabele
beloningen. De optie voor lidstaten om de drempelbedragen te verlagen, die er mede
naar aanleiding van de Nederlandse inzet in is gekomen, zou dan blijven staan. Het
Nederlandse bonusplafond kan ongewijzigd in stand blijven.
De Raad heeft het principeakkoord op hoofdlijnen goedgekeurd. Openstaande kwesties
zullen op technisch en politiek niveau verder worden uitgewerkt. Het doel is om de
onderhandelingen nog dit jaar af te ronden. Het definitieve akkoord dient nog op een
later moment te worden voorgelegd aan de Raad. Veel lidstaten lieten weten tevreden
te zijn met het bereikte principeakkoord. Sommige lidstaten noemden hierbij nog de
openstaande punten. Nederland heeft aangegeven tevreden zijn over de richting van
het principeakkoord ten aanzien van de bindende leverage ratio-eis en 8% MREL-eis, mits de openstaande punten nog naar tevredenheid van de Raad
worden uitgewerkt. Dit lijkt vooralsnog het geval. De definitieve tekst wordt op een
later moment nog voorgelegd aan de Raad.
Voltooiing van de bankenunie – Europees depositoverzekeringsstelsel
In de routekaart ter voltooiing van de bankenunie van 2016 is afgesproken dat de Raad
de werkzaamheden met betrekking tot een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)
op technisch niveau voorzet. De onderhandelingen op politiek niveau gaan van start
zodra voldoende vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicoreductie. Na
afronding van het bankenpakket in mei, heeft de Eurotop in juni geconcludeerd dat
er gewerkt gaat worden aan een routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS
te starten, waarbij vastgehouden wordt aan alle elementen van de routekaart van 2016.
Het is de inzet van Nederland dat in een nieuwe politieke routekaart ook gesproken
wordt over de weging van de risico’s op staatsobligaties en een nieuwe balansdoorlichting
(asset quality review; AQR). Omdat verder technisch werk nodig blijft, heeft de Eurogroep van aangegeven
een hoog ambtelijke werkgroep op te richten die zal kijken naar verdere vervolgstappen.
Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft aan de Ecofinraad een update gegeven van de
technische voortgang binnen de bestaande ambtelijke werkgroep.30 Deze voortgang richtte zich onder andere op het uitwerken van de opties voor EDIS.
Zo is het idee van een hybride model uitgewerkt, waarbij een gedeelte van de bij banken
opgehaalde middelen centraal wordt bewaard, en een gedeelte op lidstaatniveau. Bij
zo’n model zou volgens de Commissie geen sprake zijn van verliesdeling. Daarnaast
is, mede op aandringen van Nederland, gesproken over de uitvoering van een AQR.
Europees Semester
De Commissie heeft de op 21 november jl. gepubliceerde Annual Growth Survey 2018 (AGS)31, Alert Mechanism Report 2019 (AMR)32 en de aanbevelingen voor de eurozone33 in de Ecofinraad gepresenteerd. In de AGS blikt de Europese Commissie vooruit op
de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor het komende jaar. In het AMR
worden aan de hand van een scoreboord met indicatoren en indicatieve drempelwaarden
mogelijke macro-economische onevenwichtigheden gesignaleerd. In de aanbevelingen voor
het eurogebied benoemt de Europese Commissie gezamenlijke beleidsuitdagingen voor
het eurogebied. Deze documenten vormen het startsein van de jaarlijkse budgettaire
en economische coördinatie tussen lidstaten in het kader van het Europees Semester.
In de Ecofinraad was verder geen discussie tussen de lidstaten.
De Kamer zal op korte termijn nader per kamerbrief worden geïnformeerd over de inhoud
van deze documenten en de appreciatie van het kabinet.
In januari 2019 zal de Ecofinraad de documenten concreter bespreken en conclusies
formuleren over de AGS en het AMR. Ook zullen de aanbevelingen voor de eurozone, na
te zijn besproken in de Eurogroep, in januari worden aangenomen door de Ecofinraad.
De documenten worden vervolgens bekrachtigd door de Europese Raad in maart.
Implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
De Commissie heeft op woensdag 21 november jl. een pakket gepubliceerd waarin zij
onder meer analyseert in hoeverre de verschillende Europese landen voldoen aan de
begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).34 Tegelijkertijd heeft de Commissie voorstellen gedaan om: (i) voor Roemenië en Hongarije
opnieuw vast te stellen dat er sprake is van geen «effectieve actie» binnen de significantafwijkingsprocedure
(significant deviation procedure; SDP) en (ii) een nieuw correctie-pad voor beide landen vast te stellen. Deze voorstellen
zijn in de Ecofinraad zonder discussie aangenomen.35
Implementatie van actieplan voor niet-presterende leningen
In de Ecofinraad heeft de Commissie de voortgang van de implementatie van het actieplan
voor niet-presterende-leningen (non-performing loans; NPLs) gepresenteerd.36 Het aantal NPLs in de Europese bankensector is in de afgelopen jaren gedaald. Toch
kampen sommige banken nog altijd met verhoogde niveaus. Het hebben van veel NPLs kan
gevolgen hebben voor winstgevendheid en kapitaalpositie van een bank, en kan daarmee
de kredietverlening belemmeren. Mede daarom is de Raad in juli 2017 met een actieplan
gekomen.37 Als onderdeel van dit actieplan wordt door de Europese Commissie, de ECB, en de Europese
bankenautoriteit (EBA) onder andere gewerkt aan de rol van toezichthouders, het bevorderen
van secundaire markten en het verbeteren van insolventieraamwerken. Zeer binnenkort
zullen de trilogen aanvangen op het belangrijkste onderdeel van het actieplan. Dit
voorstel vereist voor nieuwe NPLs een minimum verliesdekking. Daarmee zorgt het dat
verliezen op NPLs in de toekomst tijdig genomen worden en dat deze zich niet op termijn
opstapelen. Op dit voorstel is recent door de Raad een akkoord bereikt. Het Europees
Parlement heeft inmiddels ook haar positie bepaald. De posities van de Raad en het
EP lijken redelijk dicht bij elkaar te liggen. Nederland zal tijdens de trilogen blijven
inzetten op tijdige verliesdekking op NPLs.
Verklaring omtrent de gevolgen van de Achmea zaak (opgebracht onder AOB)
De Commissie heeft onder AOB het proces ten aanzien van de verklaring omtrent de gevolgen
van de Achmea zaak toegelicht. De Commissie heeft aangegeven op 15 januari 2019 lidstaten
uit te zullen nodigen om de verklaring te ondertekenen. Deze verklaring heeft als
doel arbitragetribunalen en EU-investeerders op de hoogte te stellen van de gevolgen
van de Achmea-zaak.38 Tijdens de Ecofinraad is niet inhoudelijk over dit onderwerp gediscussieerd.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën