Brief regering : Ouderparticipatiecrèches
31 322 Kinderopvang
Nr. 378 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2018
Bij de opvang van kinderen moet de kwaliteit centraal staan: jonge kinderen zijn kwetsbaar
en moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen. Goede kwaliteitseisen zijn voorwaarden
voor die optimale ontwikkeling. Kwalitatief goede opvang draagt zo bij aan een goede
start van kinderen, aan een succesvolle instroom in het basisonderwijs en later in
de maatschappij. De regering heeft de laatste jaren daarom stevig ingezet op kwaliteits-
en veiligheidsverhoging in de kinderopvang en heeft extra eisen gesteld in de Wet
kinderopvang (Wko) en de op die wet gebaseerde lagere regelgeving.
Ouderparticipatiecrèches (OPC’s)
Met deze brief informeer ik u over de richting die ik wil inslaan met betrekking tot
de OPC’s. In Nederland zijn er momenteel zeven OPC’s waar ongeveer 120 kinderen dagelijks
worden opgevangen. De opvang in de OPC’s wordt door de ouders van de kinderen zelf
verzorgd, waarbij zij onbezoldigd dagdelen opvang draaien. OPC’s worden door ouders
gerund en die ouders fungeren zelf als pedagogisch medewerker.
Voorgeschiedenis
Mijn ambtsvoorganger heeft in 2015 een wetsvoorstel ter formalisering van de OPC’s
ingediend.1 De kern van dit voorstel was dat OPC’s onder de Wko werden gebracht, maar zonder
het recht op kinderopvangtoeslag. Dit stuitte op veel discussie in de Tweede Kamer
en is vervolgens stil komen te liggen. Er is toen gewerkt aan een nota van wijziging
waarin de OPC’s voor kinderopvangtoeslag, maar tegen een lagere maximum uurprijs in
aanmerking zouden komen. De achterliggende reden van dit voorstel was dat vanwege
het onbezoldigde karakter van de OPC’s er sprake is van aanzienlijk lagere kosten
en een apart uurtarief dus redelijk is. Deze nota van wijziging is niet ingediend
omdat het wetsvoorstel controversieel werd verklaard.
Voorstel
In het Regeerakkoord is verwoord dat OPC’s hun bestaansrecht behouden».2 Bij het invullen van deze zin heb ik verschillende belangen in ogenschouw genomen.
Allereerst wil ik recht doen aan het jarenlange bestaan van de huidige OPC’s en de
inzet van de ouders bij het bieden van kinderopvang aan elkaars kinderen. De OPC’s
bestaan immers al ruim 40 jaar in de Nederlandse samenleving.
Om de OPC’s bestaansrecht te kunnen geven, ben ik van mening dat deze vormen van opvang,
net als andere kinderopvangorganisaties, een veilige en kwalitatief goede opvang moeten
bieden. In 2016 en 2017 is de pedagogische kwaliteit van de zeven bestaande OPC’s
gemeten en heeft het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek geconcludeerd dat
de pedagogische kwaliteit van die OPC’s voldoende tot goed is.3
Aan twee geldende kwaliteitseisen voor formele opvang – het vastegezichten criterium
en de opleidingseis voor pedagogisch medewerkers – wordt door de huidige OPC’s op
dit moment echter niet voldaan. De gemeenten waar de OPC’s zich bevinden4, handhaven momenteel niet op het niet volledig naleven van de kwaliteitseisen en
daarmee kan men spreken van een gedoogconstructie. Door deze gedoogsituatie kunnen
de ouders die hun kinderen op een OPC (laten) opvangen kinderopvangtoeslag aanvragen.
Handhaving van wetgeving – in dit geval de Wko en lagere regelgeving – is uitgangspunt
en regel omdat anders ondergraving van het bestaande stelsel aan de orde is. Niettemin
kan gedogen onder omstandigheden gepast zijn. In de situatie van de bestaande OPC’s
werd strikte handhaving van de wetgeving de afgelopen jaren niet als passend gezien
en werd er op nieuwe wetgeving geanticipeerd. Dat neemt niet weg dat gedogen, waarbij
in feite in strijd met de wetgeving wordt gehandeld, in duur zoveel mogelijk moet
worden beperkt. Daarnaast is een gedoogsituatie inherent onzeker, en daarom spoort
het laten voortbestaan van deze gedoogconstructie mijns inziens niet met de afspraak
uit het Regeerakkoord.
Ik stel daarom een oplossingsrichting voor ter beëindiging van de gedoogsituatie van
de bestaande OPC’s, waarbij recht gedaan wordt aan de bewezen pedagogische kwaliteit
van de huidige OPC’s en waarbij ik het bestaansrecht van deze vorm van opvang conform
de afspraak uit het Regeerakkoord wil erkennen.
Ik ben voornemens een uitzonderingspositie voor OPC’s in de Wko te creëren door OPC’s
onder voorwaarden vrij te stellen van twee belangrijke kwaliteitseisen; het vaste gezichtencriterium
en de opleidingseis voor pedagogisch medewerkers. De continuïteit en de reeds bewezen
kwaliteit maakt dat voor OPC’s een wettelijke uitzondering kan worden gemaakt op deze
twee kwaliteitseisen.
Deze uitzondering wordt wel beperkt tot OPC’s, waarbij voorwaarden verbonden worden
aan deze uitzondering. Een bredere uitzondering voor opvangvoorzieningen die zich
niet bewezen hebben, zou een precedentwerking hebben op andere (informele) vormen
van kinderopvang. Bovendien kan een bredere uitzondering van de eisen de deur open
zetten voor potentiële kinderopvanghouders die doelbewust kwaliteitseisen ontwijken.
Daar ben ik geen voorstander van.
Ouders die hun kinderen op OPC’s onderbrengen, hebben recht op kinderopvangtoeslag,
omdat voor mij het aanspraak maken op kinderopvangtoeslag in het verlengde ligt van
het bestaansrecht voor deze vorm van opvang. Omdat OPC’s vanwege het onbezoldigde
karakter geen personeelskosten hebben en hun uurtarief daardoor lager kan zijn, zou
een aparte maximum uurprijs redelijk zijn. Daartegenover staat dat de invoering van
een aparte maximum uurprijs naar verwachting onevenredig hoge uitvoeringskosten met
zich mee brengt. Ik heb er daarom voor gekozen om aan te sluiten bij de maximum uurprijs
van de reguliere kinderopvang.
Om dit voorstel te realiseren is een wijziging van de Wko noodzakelijk om daarin een
bevoegdheid op te nemen om bij algemene maatregel van bestuur voor alle OPC’s, zowel
de huidige als eventuele nieuw te starten, vrijstelling te verlenen van de twee bovengenoemde
eisen en om aan die vrijstelling voorwaarden te verbinden. Zo blijven alle overige
bij of krachtens de Wko gestelde regels van toepassing op OPC’s en kan hierop door
GGD’en en gemeenten worden toegezien en gehandhaafd.
Tegenover het laten vervallen van de twee genoemde kwaliteitseisen staat dat OPC’s
op alternatieve wijze moeten aantonen dat continuïteit en kwaliteit van de opvang
gewaarborgd is en blijft. Aan de vrijstelling zal daarom in ieder geval de voorwaarde
worden verbonden dat uit onderzoek – eens in de drie jaar uit te voeren – moet blijken
dat de continuïteit en pedagogische kwaliteit van de zorg die door OPC’s wordt geleverd,
voldoende zijn gewaarborgd. Deze onderzoeken zullen door SZW worden bekostigd, omdat
ik een dergelijk onderzoek van belang vind voor het behoud van een kwalitatief gelijk
speelveld met de reguliere vormen van kinderopvang.
Nieuw te starten OPC’s zullen, om ouders in aanmerking te laten komen voor kinderopvangtoeslag,
moeten aantonen dat zij een aanzienlijke (aanloop)periode opvang van goede kwaliteit
bieden, waarmee zij hun bestendigheid bevestigen. Net zoals de huidige zeven OPC’s
die hebben aangetoond voldoende pedagogische kwaliteit te bieden die bestendig is.
Daarbij geldt de kanttekening dat gemeenten geen voorschoolse educatie via de OPC’s
kunnen aanbieden.
Ik streef ernaar het beoogde wetsvoorstel medio 2019 bij uw Kamer in te dienen. In
het wetsvoorstel zullen uiteraard de verdere details van het voorstel naar voren komen
en kan ik tijdens de wetsbehandeling daarover met u van gedachten wisselen. Het wetsvoorstel
dat in 2015 door mijn voorganger is ingediend, zal door de regering worden ingetrokken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid