Brief regering : Toezicht op en waarborgen voor de politieorganisatie
29 628 Politie
Nr. 835
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2018
De politie is een grote uitvoeringsorganisatie waarbinnen meer dan 60.000 mensen zich
                  dag en nacht inzetten voor de veiligheid van ons land. Een werkend stelsel van toezicht
                  en waarborgen is voor zo’n organisatie onmisbaar. Het toezichtregime dat bij de start
                  van de nationale politie bestond is gewijzigd naar aanleiding van de herijking en
                  na de evaluatie van de Politiewet 2012 is deze nog verder geoptimaliseerd en verfijnd.
                  De aanbevelingen uit de evaluatie ten aanzien van toezicht zijn opgevolgd. Het systeem
                  van toezicht en waarborgen maakt mogelijk dat de politieorganisatie optimaal ondersteunend
                  is aan de uitvoering van de publieke taak van de politie. De afgelopen periode is
                  hierop flink geïnvesteerd.
               
De wijze waarop het stelsel van toezicht en waarborgen thans is ingericht staat beschreven
                  in de bijlage1, zoals ook toegezegd aan uw Kamer.2 In deze brief ga ik in op de ontwikkelingen en de achtergrond, de leidraad en de
                  instrumenten die ik als Minister heb. Tevens schets ik het perspectief voor de komende
                  jaren.
               
Ontwikkelingen en achtergrond
De afgelopen jaren is de politie op verschillende momenten op control- en sturingsaspecten
                  bijgestuurd. Uit de herijkingsnota van 2015 bleek onder meer dat het noodzakelijk
                  was om meer evenwicht te brengen in de sturing van de organisatie.3 De Commissie Evaluatie Politiewet 2012 besteedde aandacht aan toezicht en gaf als
                  aanbevelingen mee dat er een efficiënter en effectiever toezichtregime moest worden
                  ontwikkeld waarbij een reflectieve en lerende houding gestimuleerd zou moeten worden.
                  Parallel aan deze twee (meet)momenten (voor wat betreft toezicht en andere waarborgen)
                  hebben mijn ambtsvoorgangers de vraag gesteld of het toezicht voldoende was ingebed.
                  Er is in samenspraak met alle relevante actoren besloten om toezicht en waarborgen
                  te verbeteren, te versterken en om het zoveel mogelijk in lijn te brengen met het
                  toezicht op andere grote overheidsorganisaties.
               
Start van het denken is altijd geweest dat de politie een sterk intern toezicht moet
                  hebben, vanuit het oogpunt dat een organisatie als de politie haar eigen strengste
                  criticaster moet willen zijn. Hiertoe is control op centraal niveau samengevoegd en
                  de auditfunctie beter in positie gebracht. Eerder zijn daartoe twee centrale control
                  afdelingen samengevoegd tot integrale korpscontrol met rechtstreeks toegang via de
                  directeur Financiën en Control (korpscontroller) tot de korpschef en mijn ministerie.
                  De IT-audit is samengevoegd met de overige auditafdeling tot één auditafdeling die
                  onafhankelijk is in zijn oordeelsvorming richting de korpschef. Aanvullend is in september
                  2017 een auditcommissie politie ingesteld. Deze auditcommissie is gekoppeld aan een
                  systematisch en gelaagd intern auditregime.
               
Het externe systeem van sturing, toezicht en waarborgen sluit hier op aan. Hierbij
                  is, waar van toepassing, de parallel gezocht met toezicht op andere grote overheidsorganisaties,
                  zoals weergegeven in bijlage 1 4. Op deze manier valt de politie in het systeem van al bestaande toezichthouders en
                  waarborgen op rijksniveau. Voor het ICT-toezicht valt de politie nu bijvoorbeeld onder
                  het regime van het BIT.5
Leidraad
Met de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Evaluatie Politiewet 2012 is
                  de beweging ingezet om het toezicht aan te laten sluiten bij wat rijksbreed geldend
                  is voor grote overheidsorganisaties. Toezicht op andere grote overheidsorganisaties
                  betreft veelal toezicht op zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en agentschappen.
                  De politie is echter een sui generis organisatie die zich niet eenvoudig laat vergelijken met bijvoorbeeld een zbo. Voor
                  deze aparte rechtsvorm is destijds bewust gekozen gelet op het bijzondere karakter
                  van deze publieke organisatie. De politie werkt operationeel gezien onder verantwoordelijkheid
                  en aansturing van het gezag en legt aan het gezag ook verantwoording af op de uitvoering
                  van de politietaak. Net als bij een zbo heeft de Minister dus geringe invloed op de
                  daadwerkelijke taakuitvoering. Beheersmatig staat de politie juist veel dichter bij
                  de Minister dan dat bij de gemiddelde zbo het geval is; de Minister stelt de jaarstukken
                  van de politie vast en als gevolg van de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister is
                  de korpschef ondergeschikt aan de Minister. Toch kan, voor de systematiek van toezicht
                  en waarborgen, bij de politie op bepaalde aspecten lering worden getrokken uit de
                  redenering uit de circulaire «Governance ten aanzien van zbo’s»6 (verder: de circulaire) en de memorie van toelichting bij de Kaderwet zbo’s7 (verder: Kaderwet).
               
Een van de elementen uit de Kaderwet waarop bij de inrichting van toezicht en waarborgen
                  op de politieorganisatie aansluiting wordt gezocht is dat de Minister zorgt voor adequaat
                  toezicht.8Dit zorgt voor transparantie en democratische controle op het functioneren van de
                  organisatie. Dit past bij het zogenoemde «eigenaarsmodel»; onderdeel van een besturingsmodel
                  dat op de meeste overheidsorganisaties van toepassing is. De Politiewet 2012 regelt
                  dat de korpschef ondergeschikt is aan de Minister en dat hij verantwoording aflegt
                  aan de Minister over zijn taken: leiding en beheer. Hoewel dit juridisch gezien geen
                  toezicht is, stelt mij dit in staat toe te zien op de wijze waarop de korpschef invulling geeft aan het beheer. Ook ziet ook een
                  deel van mijn departement toe op de (wijze van) uitvoering van het beheer door de
                  korpschef. Om dit nog nadrukkelijker vorm te geven is hiertoe recent een nieuwe afdeling
                  opgericht. Eerder is om de rol van mijn departement te versterken al de control binnen
                  het bestuursdepartement terug gebracht naar één laag.
               
Net als de politie kennen de meeste zbo’s geen interne raden van toezicht meer. Wel
                  kunnen zij een intern auditcommittee instellen ter ondersteuning van het bestuur en
                  ten behoeve van een extra waarborg op de besteding van publieke middelen. Dit is sinds
                  2017 bij de politie het geval, de auditcommissie politie.
               
Instrumenten Minister
In het reguliere eigenaarsmodel heeft de eigenaar een aantal instrumenten ter invulling
                  van sturing, waaronder toezicht, mede beschreven in de circulaire. Hier kan de parallel
                  worden getrokken met de politieorganisatie. Echter, zoals eerder gememoreerd, de Politiewet
                  2012 regelt een sterkere positie voor de Minister dan dit eigenaarsmodel.
               
Allereerst is er het instrument van het vaststellen door de Minister van de begroting,
                  beheersplan, jaarverslag en jaarrekening (vastgelegd in de artikelen 34, 35 en 37
                  van de Politiewet 2012). Dit betreft een sterkere invulling van de «goedkeurende»
                  rol die het reguliere systeem kent. Ook voorziet de korpschef mij (on)gevraagd van
                  alle benodigde informatie en kan ik alle bescheiden opvragen die ik nodig heb (artikel
                  32). Daarnaast heb ik uiteraard de aanwijzingsbevoegdheid (artikel 31). Door dit geheel
                  kan ik zowel sturen aan de voorkant: kaders en aanwijzingen; als aan de achterkant:
                  «toe zien op» de wijze van uitvoering. Hierdoor kan uw Kamer mij direct aanspreken
                  op het gevoerde beheer.
               
De kern van toezicht op een grote overheidsorganisatie is het beoordelen van de continuïteit,
                  doelmatigheid en rechtmatigheid van de organisatie. Dit zijn ook focuspunten als het
                  gaat om de sturing op de politie. Met de nieuw opgerichte afdeling binnen het directoraat-generaal
                  Politie en Veiligheidsregio’s versterk ik de focus op deze drie elementen. Hierbij
                  wordt gekeken naar de ontwikkelingen in de politieorganisatie op de korte, middellange
                  en lange termijn. Er wordt op het terrein van beheer gekeken of de politieorganisatie
                  zich aan afspraken, wet- en regelgeving heeft gehouden en er wordt een duiding gegeven
                  aan het bestaande toezicht. De tertaalrapportages van de korpschef aan mij cf. artikel
                  6 van Besluit financieel beheer politie zijn de basis hiervoor. Daarnaast levert de
                  korpschef mij gevraagd en ongevraagd alle informatie die ik voor mijn taak nodig heb
                  en kan ik inzage vorderen in alle voor mij relevante gegevens en bescheiden (artikel
                  32 Politiewet 2012). Waar nodig kan ik aanvullend onderzoek laten doen door bijvoorbeeld
                  de Auditdienst Rijk (ADR).
               
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: IJenV) is op basis van de Politiewet
                  2012 onder meer toezichthouder op de (kwaliteit van) de taakuitvoering door de politie.
                  Tevens kan de IJenV bijdragen aan het versterken van de werking van het totale stelsel
                  door bijvoorbeeld de berichten van de politie aan mij te valideren, zodat er een onafhankelijke
                  toetsing op de voortgangsberichten wordt uitgevoerd. Dit gebeurt dan ten behoeve van
                  mijn halfjaarlijkse bericht op het gebied van sturing en toezicht (naar analogie van
                  hoe de IJenV vorig jaar de selfassessments van de politie op de «Basis op Orde» heeft
                  gevalideerd). Zoals beschreven staat in de bijlage bij deze brief9, zal ik tweemaal per jaar aan uw Kamer rapporteren op thema’s als continuïteit, doelmatigheid
                  en rechtmatigheid. Hiermee kan uw Kamer ook eerder dan nu bij het jaarverslag zijn
                  controlerende taak uitvoeren.
               
Ten slotte kan ik mij bedienen van onderzoek en input van andere organen. Op de taakuitvoering,
                  kwaliteitszorg door de politie en het onderwijs ziet reeds de Inspectie JenV toe.
                  Ook kan ik andere rijksinspecties om onderzoek op hun expertise vragen. Via het kabinetsstandpunt
                  op de Evaluatie Politiewet 2012 is aangekondigd dat het politiebestel over vijf jaar
                  weer geëvalueerd wordt. Ook kan ik bijvoorbeeld de Auditdienst Rijk (hierna: ADR)
                  vragen om onderzoek te doen, en kan ik het WODC of andere onderzoeksinstituten vragen
                  om zaken te belichten. Deze actoren zorgen er in samenhang voor dat ik voldoende informatie
                  tot mijn beschikking heb om mijn politieke verantwoordelijkheid op het beheer goed
                  uit te kunnen voeren.
               
Doorontwikkelen en verbeteren
Met het bovenstaande is er een systeem van toezicht en waarborgen dat in de basis
                  borging biedt op het doorontwikkelen en verbeteren van de politieorganisatie. Uiteindelijk
                  hebben alle in deze brief en bijlage10 beschreven uitgangspunten als doel de ontwikkeling naar een zelfstandige, lerende
                  en kritische organisatie te stimuleren. Dat sommige werkwijzen nieuw zijn en de efficiëntie
                  nog uitgewezen moet worden besef ik mij terdege. Maar met de genoemde ontwikkelingen
                  in deze brief wordt er naar mijn oordeel een goede stap voorwaarts gezet in het gedegen
                  beleggen van toezicht en waarborgen op de politieorganisatie. De fundamenten waarbinnen
                  het stelsel van toezicht en waarborgen moet functioneren zijn neergezet, het is nu
                  zaak de werking ervan verder te professionaliseren en ontwikkelen.
               
Met het realiseren van een goed functionerend stelsel van toezicht en waarborgen worden
                  uiteindelijk drie doelen gerealiseerd: een goed functionerende politieorganisatie
                  in een veranderende samenleving, duidelijke verantwoordingslijnen zodat (democratische)
                  legitimiteit is gewaarborgd en vooruitkijken naar de kansen en risico’s van de politie.
                  Hiertoe zijn transparantie, tijdigheid en slagvaardigheid van belang. Op deze manier
                  kan bij niet-functioneren tijdig worden bijgestuurd als dat nodig is. Dit alles resulteert
                  op termijn in een zelfkritische en lerende organisatie die kwaliteit in de politiezorg
                  kan borgen.
               
Conclusie
Op basis van de hierboven beschreven veranderingen en perspectieven kan de politieorganisatie
                  zich blijven ontwikkelen vanuit haar professie, kunnen de gezagen de politie op de
                  juiste manier bevragen en kan ik vanuit mijn rol politieke verantwoording afleggen
                  aan uw Kamer.
               
Zoals beschreven is het systeem van toezicht en waarborgen in lijn gebracht met het
                  systeem zoals gehanteerd bij andere overheidsorganisaties. Uiteraard blijf ik kritisch
                  bekijken of met dit systeem het hierboven beschreven doel wordt bereikt.
               
Deze ontwikkelingen moeten bijdragen aan een kritische en lerende politieorganisatie
                  in een systeem van toezicht en waarborgen die in onderlinge samenhang bijdragen aan
                  het functioneren van de politie, en zo ook aan een veiliger Nederland.
               
Ik verwacht dat het totaal van deze acties een volgende stap in transparantie, slagvaardigheid
                  en professionaliteit teweegbrengt, passend in de fase van doorontwikkelen en verbeteren
                  van het politiebestel waar wij ons nu in bevinden.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Indieners
- 
              
                  Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.