Brief regering : Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2018
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 219
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2018
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 26 november 2018.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 26 NOVEMBER 2018
Afrikaans-Europees partnerschap voor duurzame investeringen en banen
De Raad sprak over het door de Commissie voorgestelde Afrikaans-Europese partnerschap
voor duurzame investeringen en banen. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini stelde dat
er sprake is van een paradigmawijziging van een inzet op vrede en veiligheid en ontwikkelingssamenwerking
naar een breed partnerschap met Afrikaanse landen en instituties, waarbij meer aandacht
is voor economische ontwikkeling. Met de Commissiemededeling van 12 september 2018
(COM(2018) 643)1 heeft de Europese Commissie uitwerking willen geven aan de economische pilaar van
de EU Afrika samenwerking. Een appreciatie van de Mededeling ging uw Kamer door middel
van een BNC-fiche toe op 25 oktober jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2712).
Eurocommissaris Mimica benadrukte het belang van een krachtige en zichtbare economische
inzet van de EU in Afrika, mede met het oog op een geopolitiek krachtenveld, waarin
China, Turkije en Golfstaten hun invloed in Afrika proberen te vergroten. Om dit waar
te kunnen maken is een gecoördineerde inzet tussen de Europese instituties en lidstaten
nodig. In dit kader vroeg de Commissie onder meer om betrokkenheid van lidstaten bij
de totstandkoming van Jobs and Growth Compacts in Afrikaanse landen. Deze compacts zijn bedoeld om in kaart te brengen waar de grootste
kansen liggen voor economische groei en het creëren van banen, bijvoorbeeld door de
meest veelbelovende waardenketens in kaart te brengen en de mogelijkheden voor verbetering
van het investeringsklimaat. Onder het eerdere Duitse voorzitterschap van de G20 is
een soortgelijk proces reeds in gang gezet in een aantal Afrikaanse landen. Het ligt
in de rede dat de EU hierop voortbouwt. De Commissie stelde tevens voor om regelmatig
ministeriele vergaderingen te organiseren tussen EU en Afrikaanse vakministers om
de inzet in specifieke sectoren te bespreken, zoals in de landbouwsector. Ook is de
Commissie van plan om een aantal Task Forces op te richten met deelname van Afrikaanse en Europese experts. Deze taakgroepen zouden
met beleidsideeën moeten komen op het gebied van respectievelijk digitalisering, transport,
landbouw en energie, vergelijkbaar met de Task Force Rural Africa die al enige tijd actief is. Het is tevens van belang, zo onderstreepte commissaris
Mimica, om voldoende te investeren in (vak- en technisch) onderwijs om te zorgen voor
voldoende geschoolde arbeidskrachten in Afrika en om te zorgen dat vraag en aanbod
op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Tenslotte wil de Commissie
zich ervoor inzetten om de handelsbetrekkingen met Afrika te versterken en meer investeringen
te genereren door risico’s voor investeerders te verkleinen via de inzet van het Europese
Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFSD) en vergelijkbare instrumenten.
Het voorstel van de Commissie om een sterker economisch en gelijkwaardig partnerschap
met Afrikaanse landen en instituties aan te gaan werd unaniem verwelkomd. Nederland
gaf aan dat betrokkenheid van de private sector en innovatieve financiering onontbeerlijk
is om de SDG’s te bereiken. Net als veel andere lidstaten gaf Nederland aan dat het
graag bereid is om ervaringen en expertise in te brengen. Een aantal lidstaten wees
op het belang van een goede afstemming met andere initiatieven, zoals de lopende Post-Cotonou
onderhandelingen met de landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan
en de opvolging van de AU-EU top in Abidjan in november 2017. Ook werd het belang
van ownership aan Afrikaanse zijde benadrukt; Afrikaanse landen moeten aan boord gebracht worden
bij de uitwerking van dit initiatief.
Nederland riep op om maatwerk toe te passen in de uitwerking van het partnerschap:
in lage inkomenslanden of landen die te maken hebben met conflict en fragiliteit is
immers een andere inzet nodig dan in middeninkomenslanden die stabiel zijn. De economische
samenwerking kan volgens Nederland niet los gezien worden van de politieke dialoog
van de EU met partnerlanden. Nederland sprak daarbij zorg uit over de afnemende ruimte
voor het maatschappelijk middenveld in veel Afrikaanse landen, en noemde met steun
van andere Lidstaten specifiek het voorbeeld van Tanzania, waar ook de rechten van
LGBTI-personen in het geding zijn. De EU dient hier blijvende aandacht aan te geven,
via een politieke dialoog en steun aan het maatschappelijk middenveld. Ook andere
lidstaten vroegen aandacht voor de bredere inzet in Afrikaanse landen, zoals op het
gebied van mensenrechten en vrede en veiligheid.
De Commissie erkende het belang van een goede inbedding van deze economische initiatieven
in de bredere relatie met Afrikaanse landen, zoals in de Post-Cotonou onderhandelingen.
Ook reageerde het positief op het voorstel vanuit de Raad om de inzet van lidstaten
op het gebied van private sectorontwikkeling en innovatieve financiering in Afrika
in kaart te brengen. Dit om een compleet beeld te krijgen van de inzet van de Europese
Unie op dit terrein en synergie en coördinatie te versterken. Gelegenheden om de economische
en de bredere relatie verder te versterken zijn het High Level EU Afrika forum op
18 december in Wenen en de EU-AU ministeriele vergadering op 21 en 22 januari.
Meerjarig Financieel Kader externe instrumenten en het European Fund for Sustainable
Development+
De Raad sprak over het Neighborhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI), en in het bijzonder over het daarin vervatte Europees Fonds voor Duurzame
Ontwikkeling + (EFSD+). Commissaris Mimica benadrukte dat het voorstel van de Commissie
om een single instrument te creëren de EU in staat stelt om meer geïntegreerd beleid te voeren en flexibeler
in te kunnen spelen op opkomende noden. Dit is ook van belang om de Sustainable Development Goals te behalen. Dit werd door een grote groep lidstaten, waaronder Nederland, onderschreven.
Tegelijkertijd pleitte een aantal lidstaten voor het behoud van een apart financieringsinstrument
voor de nabuurschapslanden en een apart Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor de
landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan, zoals onder het huidige
MFK ook het geval is. Nabuurschapscommissaris Hahn erkende de zorgen van lidstaten,
maar gaf daarbij aan dat er voldoende waarborgen in het instrument zijn ingebouwd
om fondsen voor het Nabuurschap en Afrika veilig te stellen. Daarbij noemde hij als
voordeel dat deze regio’s ook aanspraak kunnen maken op de door de Commissie voorgestelde
niet-geprogrammeerde pilaar binnen het NDICI. Deze pilaar kan worden ingezet om snel
in te kunnen spelen op onvoorziene omstandigheden, onder andere door ophoging van
regionale budgetten.
De president van de Europese Investeringsbank (EIB), Werner Hoyer, schetste de rol
die de EIB op dit moment speelt in de uitvoering van het externe beleid van de EU
en gaf aan dat er onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) moet worden voortgebouwd
op wat nu werkt. Gezien de huidige rol van de EIB, onder andere in de uitvoering van
het Externe Leenmandaat, ligt het voor de hand dat de EIB ook onder het volgende MFK
een prominente, maar niet exclusieve, rol gaat spelen, aldus Hoyer. Een aantal lidstaten
ondersteunde dit. Met Nederland gaf een grote groep lidstaten daarbij wel aan dat
goed moet worden gekeken naar de rolverdeling tussen de EIB, Internationale Financiële
Instellingen en nationale ontwikkelingsbanken, zoals FMO. Nederland gaf in dit kader
aan dat de open architectuur van het huidige EFSD van toegevoegde waarde is gebleken
doordat het voorstellen voor investeringen heeft gegenereerd die additioneel zijn
en een hoge verwachte ontwikkelingsimpact hebben. Nederland stelde, gesteund door
een aantal lidstaten, dat het behalen van ontwikkelingsimpact het uitgangspunt van
het genereren van investeringen moet zijn. Daar ligt een belangrijke rol voor de Commissie.
Tegelijkertijd is de Commissie geen bank, en moet gebruik gemaakt worden van reeds
beschikbare bancaire expertise elders, zoals bij de EIB. Dit werd door een aantal
lidstaten benadrukt. De Europese Commissie en de EIB zijn in gesprek over de taakverdeling
in het EFSD+.
Lunch over gender en OS
De Raad had een informele lunch met de Nobelprijswinnaars voor de Vrede, Denis Mukwege
en Nadia Murad over het thema Gender en ontwikkeling. De gedachtewisseling spitste
zich toe op het voorkomen van seksueel en gendergerelateerd geweld en het steunen
van de slachtoffers hiervan. De heer Mukwege en mevrouw Murad deelden hun ervaringen
over de aanpak van deze vormen van geweld. Slachtoffers moeten niet alleen medische
en psychosociale hulp krijgen, maar ook steun bij re-integratie in de maatschappij.
Bovendien is het noodzakelijk dat daders worden vervolgd of er op een andere manier
recht wordt gedaan, bijvoorbeeld via betaling van schadevergoedingen voor het aangedane
leed. Versterking van de rechtsstaat en de verbetering van toegang tot recht is hiervoor
van groot belang.
In de Raad was er brede erkenning dat voor de aanpak van seksueel en gendergerelateerd
geweld lange termijn financiering nodig is en blijvende politieke aandacht, ook in
de decennia na afloop van een conflict. Een aantal lidstaten gaf aan dat seksueel
en gendergerelateerd geweld op het hoogste politieke niveau in de desbetreffende landen
en in de VN-Veiligheidsraad geadresseerd moet worden. Eurocommissaris Mimica noemde de brede inzet op
het gebied van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes en noemde specifiek de EU-bijdrage van EUR 500 miljoen aan
het Spotlight Initiatief, een wereldwijd VN-EU trust fonds gericht op het tegengaan
van geweld tegen vrouwen. Tijdens de Raad werden onder meer conclusies over de implementatie
van het EU Gender Action Plan (GAP) in 2017 aangenomen2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking