Brief regering : Schooladviezen en resultaten op eindtoets in schooljaar 2017-2018
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 422
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2018
Met deze brief informeer ik uw Kamer, net als voorgaande jaren, over de resultaten
van de eindtoets van schooljaar 2017–2018. Het schooljaar 2017–2018 is het vierde
jaar waarin de Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs (verder: Wet eindtoetsing
po) van kracht is.
De resultaten zijn positief. Ze laten zien dat scholen1 steeds meer vertrouwd raken met de gewijzigde regelgeving. De cijfers over belangrijke
indicatoren blijven stabiel of bewegen in de gewenste richting. Zo lijkt er wederom
geen sprake te zijn van structurele over- of onderadvisering en stabiliseren de aandelen
heroverwogen en bijgestelde adviezen van het totale aantal adviezen. Bovendien stijgt
het aandeel dubbele adviezen licht verder, wat een positieve bijdrage is aan kansengelijkheid.
Er zijn echter ook aandachtspunten. Bij invoering van de wet is het afnemen van een
eindtoets niet alleen verplicht geworden, er is per amendement ook nadrukkelijk gekozen
voor keuzevrijheid. Het is mooi dat er ruimte is voor scholen om te kiezen voor een
toets die bij hen past. Inherent aan het geven van keuzevrijheid, is dat vergelijkbaarheid
tussen de verschillende toetsen niet meer automatisch gegarandeerd is. Om inzichtelijk
te maken of de eindtoetsen gelijke normeringen gebruiken is in 2018 een anker ingevoerd
bij alle eindtoetsen. Het is een mooi resultaat dat de eindtoetsen daardoor vergelijkbaar
zijn geworden.
Helaas heb ik moeten constateren dat uit het gebruik van het gezamenlijk anker blijkt
dat de normering nog niet afdoende gelijk was in 2018. Ik heb direct stappen ondernomen
om vanaf volgend jaar tot de eindevaluatie toch te kunnen beschikken over valide gegevens.
Zo ga ik per direct afspraken maken met de eindtoetsaanbieders over het toepassen
van de resultaten uit het anker. Dit heeft tot doel dat de normering gelijk wordt
en de resultaten van de eindtoetsen daarmee ook gelijk worden.
Over het effect van de maatregelen die ik neem, ben ik met de Inspectie van het Onderwijs
(verder: inspectie) in gesprek. Zeker gezien de dalende prestaties op taal en rekenen
van de leerlingen in het primair onderwijs die de laatste Staat van het Onderwijs
liet zien, is het van belang dat de inspectie zicht kan blijven houden op deze prestaties.
Het tweede aandachtspunt is dat er forse verschillen zijn in de advisering tussen
regio’s. Ik ben hier bezorgd over. Om die reden heb ik Oberon gevraagd hier aanvullend
onderzoek naar te doen. Ook vindt een bijeenkomst plaats met wetenschappers over kansengelijkheid
en schooladvisering.
Aangezien ik een evenwichtige afweging van alle relevante data belangrijk vind, zal
ik pas in de eindevaluatie eventuele voorstellen tot wijziging van de wet op deze
en andere onderdelen doen. Deze onderwerpen worden verder uitgezocht en uitvoerig
meegenomen in de eindevaluatie van de wet, die voorjaar 2019 volgt. Vanzelfsprekend
zal ik uw Kamer op dat moment ook betrekken.
Tot slot informeer ik u dat ik deze week op advies van het CvTE heb moeten besluiten
om de digitale afname van de Centrale Eindtoets in 2019 geen doorgang te laten vinden.
Ik licht dit nader toe in paragraaf 4.1.
Opbouw brief
De brief is als volgt opgebouwd. Paragraaf 1 rapporteert over de resultaten van de
eindtoets en de beheersing van de referentieniveaus, voorafgegaan door de gegeven
schooladviezen. Paragraaf 2 gaat in op kansengelijkheid, met onder andere de percentages
bijgestelde en brede adviezen. In paragraaf 3 wordt het verloop van de afname in 2018
beschreven en wordt ingegaan op de vergelijkbaarheid van de toetsen. In paragraaf
4 wordt vooruitgeblikt op de afname van de eindtoets in 2019 en in paragraaf 5 op
de eindevaluatie van de Wet eindtoetsing po die in voorjaar 2019 uitkomt.
1. Resultaten: hoogte schooladviezen, eindtoetsresultaten en beheersing referentieniveaus
De eindtoets heeft verschillende belangrijke functies. De toets is een tweede, objectief
gegeven voor leerlingen en ouders bij het schooladvies voor het voortgezet onderwijs.
Scholen gebruiken de eindtoetsresultaten voor hun kwaliteitszorg. De inspectie beoordeelt
ermee of de leerresultaten van een school voldoende zijn en gebruikt de resultaten
om op stelselniveau een beeld te geven van de taal- en rekenprestaties in het primair
onderwijs. Met ingang van de Wet eindtoetsing po is de eindtoets verplicht geworden
en is de markt voor eindtoetsen gestimuleerd. Naast een door de overheid aangeboden
toets kunnen scholen ook een toegelaten toets van een andere partij kiezen.
1.1 Hoogte schooladviezen stabiel
In figuur 1 is de ontwikkeling in de verdeling van de schooladviezen over de schoolsoorten
te zien.2 De verdeling in 2018 komt sterk overeen met 2017. De stijgende lijn die in eerdere
jaren was te zien in vwo adviezen lijkt af te vlakken, net als de dalende lijn in
de vmbo gl-tl adviezen. In de komende jaren moeten we zien of deze stabilisatie zich
doorzet tot een trend. Ook neemt het aandeel dubbeladviezen verder toe (zie hiervoor
ook paragraaf 2.2).
Figuur 1: Verdeling schooladviezen over schoolsoorten (2014–2018)
School- en toetsadviezen sluiten goed op elkaar aan. Dat is te zien in figuur 2. Daarin
wordt voor de jaren 2015 tot en met 2018 het toetsadvies vergeleken met het eerste
schooladvies. 70 procent van de toetsadviezen is gelijk aan het schooladvies of slechts
een halve schoolsoort hoger of lager. Ook is de verdeling bijna gelijk aan die van
2017 en 2016. Het blijkt dat de resultaten in het eerste jaar na de invoering uitschieters
waren. In de afgelopen drie jaren is steeds sprake van een evenwichtige verdeling:
in 2018 was 35 procent van de toetsscores gelijk aan het schooladvies en respectievelijk
31 procent lager en 33 procent hoger. Op basis van de verdeling van de toetsadviezen
ten opzichte van de eerste schooladviezen, is er geen sprake van structurele over-
of onderadvisering.
Figuur 2: Vergelijking toetsadvies en oorspronkelijke schooladvies (2015–2018)
1.2 Steeds meer scholen kiezen andere eindtoets
In 2018 maakten ruim 170.000 leerlingen in het basisonderwijs een eindtoets.3 In 2018 konden scholen een keuze maken uit vijf eindtoetsen. Het College voor Toetsen
en Examens (verder: CvTE) bood namens de overheid de Centrale Eindtoets aan. Daarnaast
waren vijf andere toetsen toegelaten:
• de IEP Eindtoets van Bureau ICE,
• ROUTE 8 van A-VISION,
• de Dia-eindtoets van Dia-toetsen,
• de AMN Eindtoets van AMN,
• de CESAN Eindtoets van SM&C Internet Services.
SM&C Internet Services heeft besloten geen eindtoets aan te bieden in 2018. Ze verwachtten
onvoldoende aanmeldingen te krijgen om voor subsidie in aanmerking te komen.4
In tabel 1 staat per jaar sinds 2015 hoeveel leerlingen welke eindtoets hebben gemaakt
en welk percentage van het totale aantal leerlingen dat is.5,
6 Scholen maken nog meer dan voorgaande jaren actief gebruik van hun keuzevrijheid.7 Inmiddels maakt bijna de helft van de leerlingen een andere eindtoets dan de Centrale
Eindtoets. In 2017 was dit nog slechts een derde en in 2016 een kwart. Deze leerlingen
maken net als in voorgaande jaren meestal de IEP Eindtoets of ROUTE 8. De AMN Eindtoets
en de Dia-eindtoets halen beiden de subsidiegrens van minimaal duizend deelnemende
leerlingen.
Tabel 1: Verdeling eindtoetsen verschillende aanbieders (2015–2018)
Aantal leerlingen
Percentage leerlingen
2015
2016
2017
2018
2015
2016
2017
2018
Centrale Eindtoets
162.223
141.392
116.723
101.042
96%
76%
66%
59%
IEP Eindtoets
4.806
30.438
42.444
48.290
3%
16%
24%
27%
ROUTE 8
2.153
13.513
15.583
23.195
1%
7%
9%
12%
AMN Eindtoets
529
1.238
0%
1%
Dia-eindtoets
390
2.435
0%
1%
In het speciaal basisonderwijs (sbo) maken leerlingen die niet onder de ontheffingsgronden
vallen vaak een eindtoets. In 2018 waren dit bijna evenveel leerlingen (7.007) als
in 2017 (7.151). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de keuzevrijheid, elke eindtoets
komt voor in het sbo. In het speciaal onderwijs (so) kunnen leerlingen de eindtoets
ook maken. Het precieze aantal is onbekend, omdat registratie in BRON voor het speciaal
onderwijs nog niet mogelijk is.
1.3 Beheersing referentieniveaus iets verbeterd
Tabel 2 toont welk percentage van de leerlingen de referentieniveaus beheersen per
eindtoets in 2018.8 Het fundamentele niveau 1F wordt door bijna hetzelfde percentage leerlingen behaald
als in 2017, zowel voor lezen en taalverzorging als voor rekenen. Het percentage leerlingen
dat de streefniveaus (2F/1S) haalt, steeg licht. De daling die vorig jaar bij de Centrale
Eindtoets werd gezien bij het onderdeel lezen, is dit jaar weer terug op niveau.
Tabel 2: Percentages behaalde referentieniveaus, uitgesplitst naar eindtoets
2017
2018
Lezen
1F
97,4%
98,0%
2F
67,4%
74,7%
Taalverzorging
1F
96,4%
96,0%
2F
56,9%
59,1%
Rekenen
1F
93,1%
92,8%
1S
48,0%
49,0%
Bovenstaande data geven de scores op populatieniveau. De data die in BRON worden weergegeven
op leerlingniveau over de referentieniveaus bevatten dit jaar tekortkomingen. Deze
tekortkomingen hebben twee oorzaken. Ten eerste zijn er op leerlingniveau fouten gemaakt
bij de registratie van de beheersing van de referentieniveaus. Dit is gebeurd bij
de Centrale Eindtoets door een programmeerfout en bij de IEP-Eindtoets doordat het
mogelijk was bij rekenen 2F te registreren. Het is daarbij niet duidelijk of de leerlingen
van wie 2F is geregistreerd, ook 1S beheersen: het streefniveau voor rekenen op de
basisschool. De toetsaanbieders hebben scholen via brieven verzocht dit aan te passen,
maar daar is helaas slechts zeer beperkt gehoor aan gegeven.
Als tweede oorzaak is gebleken uit een nadere analyse van de Expertgroep Toetsen PO
(verder: expertgroep) dat de normeringen van de verschillende eindtoetsen dit jaar
nog niet voldoende gelijk zijn. Meer hierover en de maatregelen die ik hiervoor neem,
leest u in paragraaf 3.2.
Door deze twee oorzaken, hebben de inspectie en ik moeten concluderen dat de inspectie
dit jaar geen voldoende betrouwbare rapportage kan maken van de taal- en rekenprestaties
op stelselniveau. Om op stelselniveau aanvullende conclusies te kunnen trekken, bijvoorbeeld
over kansengelijkheid, gebruikt zij namelijk de data op leerlingniveau. Dit heeft
ook gevolgen voor de rapportage over de beheersing van de referentieniveaus in de
Staat van het Onderwijs over schooljaar 2017–2018. Zeker gezien de dalende prestaties
op taal en rekenen van de leerlingen in het primair onderwijs die de laatste Staat
van het Onderwijs liet zien, is het van belang dat de inspectie zicht kan houden op
deze prestaties.
DUO plaatst een disclaimer op zijn website dat de BRON data afwijken van bovenstaande
data.9 In die disclaimer wordt aangegeven dat de data op leerlingniveau dit jaar tekortkomingen
bevatten en dat onderzoekers daar rekening mee moeten houden. Door het nemen van het
gemiddelde van het grote aantal leerlingen zijn de data op landelijk niveau wel bruikbaar.
2. Kansengelijkheid
2.1 Nieuwe initiatieven voor kansengelijkheid
Het bestrijden van kansenongelijkheid is een van de belangrijkste ambities van dit
kabinet. Kansengelijkheid in de schooladvisering betekent onder andere dat de achtergrond
van kinderen geen invloed heeft op schooladvisering. Daarnaast is het van belang dat
kinderen dit advies weten te verzilveren, zowel bij de plaatsing in het vo, als in
hun verdere schoolloopbaan.
Ik ben blij dat de inspectie in uitwerking van het actieplan «Gelijke kansen in het
onderwijs» een thema-onderzoek heeft uitgevoerd naar kansengelijkheid in de schooladvisering
in het po en plaatsing in het vo.10,
11 Hierin heeft zij onder andere onderzocht welke overwegingen meespelen bij leerkrachten
bij het opstellen van het schooladvies. Op grond daarvan heeft de inspectie een interactief
simulatiespel ontwikkeld dat voor leerkrachten inzichtelijk maakt welke overwegingen
zij meenemen in de schooladvisering van individuele leerlingen.12
Zoals ook bleek uit de Staat van het Onderwijs 2016–2017 blijft kansengelijkheid een
aandachtspunt.13 Voor een gedegen beeld van de kansengelijkheid in de eindtoets in 2018 zijn gegevens
nodig die begin 2019 bekend zullen worden.14 Hierover zal ik uw Kamer daarom informeren in de brief over de eindevaluatie van
de Wet eindtoetsing po. Daarnaast wil ik ook aankomend schooljaar dit belangrijke
onderwerp de aandacht geven die het verdient. Zo zal ik een indicator publiceren waarin
op- en afstroom worden uitgesplitst naar bestuursniveau. Dat is belangrijk informatie
voor de discussie over de vraag of voldoende kinderen de kans krijgen op onderwijs
dat past bij hun talenten.
2.2 Aandeel brede adviezen weer op niveau
Het is een mooi resultaat dat het percentage brede adviezen in 2018 bijna terug is
op het niveau van 2012. In de jaren 2012 tot 2015 was er een dalende trend te zien
in het aandeel brede adviezen. Nieuwe maatregelen, waarover ik uw Kamer in 2017 heb
geïnformeerd, hebben deze dalende trend doorbroken.15 Zie hiervoor figuur 3. In figuur 1 is te zien dat dit een evenwichtige toename is
over alle categorieën brede adviezen.
Figuur 3: Ontwikkeling aandeel brede adviezen (2012–2018)
2.3 Aandeel heroverwogen en bijgestelde schooladviezen stabiel
In figuur 4 is te zien dat in 2018 de stijgingen in de aandelen heroverwegingen en
bijstellingen stabiliseren. Bijna een kwart van de adviezen die moeten worden heroverwogen,
leidt nu tot bijstelling van het advies. Ik ben blij dat er weer meer adviezen worden
bijgesteld en heroverwogen, na een dieptepunt in 2015. Er zijn ook geen besturen meer
die opvallend weinig bijstellen. Dit wijst erop dat scholen het toetsadvies als onafhankelijk
tweede gegeven serieus nemen.
Het CBS heeft in een recente publicatie gerapporteerd dat slechts 8 procent van de
adviezen wordt bijgesteld.16 Dat is een aanzienlijk lager percentage dan de 23 procent die DUO berekent. Het percentage
van het CBS doet geen recht aan de situatie. Het is namelijk gebaseerd op het percentage
van het totale aantal adviezen. Het is zuiverder om te kijken naar het percentage
van het totale aandeel heroverwegingen, omdat die bijgesteld kúnnen worden. Dat dit
in bijna een kwart van deze adviezen gebeurt, is zeer positief.
Figuur 4: Ontwikkeling aandeel heroverwegingen van het totale aantal adviezen en aandeel
bijstellingen van het aantal heroverwegingen (2015–2018)
2.4 Oorzaak regionale verschillen nog onduidelijk
Het aandeel heroverwegingen en bijstellingen van de schooladviezen verschilt per regio.
Dit kan een bedreiging zijn voor de kansengelijkheid. In de beantwoording van vragen
van uw Kamer ben ik onlangs al ingegaan op mogelijke verschillen tussen de provincie
Groningen en de rest van Nederland.17 Deze regionale verschillen zijn, door het ontbreken van landelijk onderzoek, nog
niet goed te duiden. Om te bepalen of hierop stappen nodig zijn, is het noodzakelijk
dat eerst de oorzaken duidelijk zijn. Ik laat de oorzaken hiervan onderzoeken en deze
resultaten komen in de eindevaluatie.
Figuur 5 toont het verschil tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. In niet-stedelijke
gebieden moet vaker worden heroverwogen. De toetsadviezen in deze gebieden zijn vaker
hoger dan het schooladvies. Desondanks wordt er weinig bijgesteld. Dit is anders in
stedelijke gebieden. Daar zijn de schooladviezen relatief hoog. Er hoeft minder te
worden heroverwogen. Als er wordt heroverwogen, wordt het advies vaker bijgesteld.
Het aanbod van vo-scholen in een regio kan bijvoorbeeld van invloed zijn op de schooladvisering.
Om te voorkomen dat het aanbod van vo-scholen in een regio de schooladvisering beïnvloedt,
is het van belang dat in elke regio een toereikend aanbod van (brede) brugklassen
beschikbaar is. Ter ondersteuning en stimulering heeft DUO in kaart gebracht wat het
aanbod aan brugklassen is in Nederland. 18 Om na te gaan wat de daadwerkelijke oorzaken zijn van de in figuur 5 weergegeven
regionale verschillen, heb ik Oberon gevraagd dit onderwerp op te nemen in het onderzoek
voor de eindevaluatie.
Figuur 5: Aandeel heroverwegingen van totaal adviezen en aandeel bijstellingen van
aandeel heroverwegingen, naar mate van stedelijkheid (2018)
Aangezien een advies alleen kan worden bijgesteld na heroverweging, wordt het aandeel
bijstellingen weergegeven als percentage van het aantal heroverwegingen. De getallen
boven de kolommen geven de absolute waardes weer.
3. Afname en vergelijkbaarheid toetsen
3.1 Afname eindtoetsen 2018 grotendeels goed verlopen
De afname van de eindtoetsen in schooljaar 2017–2018 is grotendeels goed verlopen.
Over een eerder incident heb ik uw kamer reeds geïnformeerd.19 Het optionele deel Wereldoriëntatie in de digitale adaptieve Centrale Eindtoets startte
niet tijdens de afname. Scholen moesten dit onderdeel op papier of digitaal later
inhalen of maakten het niet.
Een ander punt dat niet goed verliep was het aanleveren van resultaten door scholen
aan BRON. Een deel van de resultaten is niet of niet correct geregistreerd. Brieven
van de betreffende toetsaanbieders aan scholen waarin zij werden gevraagd de resultaten
alsnog juist te registreren, zorgden slechts beperkt voor correcties van de onjuist
geregistreerde resultaten. Zie paragraaf 1.3. Voor de eindevaluatie wordt verkend
hoe dit probleem in de toekomst kan worden voorkomen.
3.2 Vergelijkbaarheid eindtoetsen op orde, in 2019 gelijke normering
Bij de invoering van de wet in 2014 is per amendement besloten dat met de verplichte
eindtoets ook vrijheid moest komen voor scholen om te kiezen voor andere toetsaanbieders.20 Inherent aan het geven van keuzevrijheid, is dat vergelijkbaarheid niet meer automatisch
gegarandeerd is. Voor kansengelijkheid is het belangrijk dat kinderen met dezelfde
capaciteiten in principe op elke eindtoets dezelfde score kunnen halen. Ook voor het
toezicht op scholen is noodzakelijk dat de inspectie haar stelselrapportage op basis
van objectieve eindtoetsresultaten kan opstellen. Zoals beschreven in paragraaf 1.3
zal ik hier nader ingaan op de analyse van de expertgroep over de vergelijkbaarheid
van de verschillende toetsen.
In 2018 is voor het eerst een set van gezamenlijke ankervragen opgenomen in alle eindtoetsen,
wat ik u in de vorige tussenrapportage had toegezegd. De expertgroep heeft onderzocht
hoe het anker heeft gefunctioneerd en of de normering op de verschillende toetsen
nu afdoende gelijk is. Het is mooi dat de expertgroep heeft geconcludeerd dat het
anker in 2018 goed heeft gewerkt. Hierdoor kunnen de normeringen van de eindtoetsen
nu onderling worden vergeleken. De eindtoetsen zijn vergelijkbaar geworden.
Helaas is het niet gelukt om de verwachting van vorig jaar waar te maken, dat dit
in één keer voor gelijke normering zou zorgen. De eindtoetsaanbieders hebben andere
normeringen voor de referentieniveaus gehanteerd, dan de expertgroep op basis van
een berekening met het gezamenlijk anker achteraf zou voorstellen. Dat vind ik reden
tot zorg. Hieronder licht ik de twee oorzaken hiervan toe en welke maatregelen in
2019 worden genomen.
De eerste oorzaak is dat de expertgroep zijn eerste adviezen over de normering dit
jaar op onvolledige data moest baseren, doordat de data van de verschillende toetsen
niet tegelijk bekend werden.21 Daarbij is er haast geboden, omdat scholen de resultaten op tijd moeten ontvangen.
Pas na het afronden van alle eindtoetsen kon de Expertgroep een volledige analyse
doen en het beste advies geven. Op dat moment hadden de eindtoetsaanbieders al gerapporteerd
aan scholen.
Ten tweede hebben de toetsaanbieders de adviezen van de expertgroep niet volledig
overgenomen. Dit is gebeurd in overleg met de expertgroep. De toets-aanbieders hebben
een midden gezocht tussen hun eigen normering en de door de expertgroep voorgestelde
normering, die gebaseerd was op onvolledige data.
De inspectie heeft mij ook gewezen op deze oorzaken en knelpunten. De inspectie maakt
zich zorgen hoe het gewenste zicht op de leerresultaten doeltreffend te organiseren.
Ik neem deze signalen serieus en ik vind het ernstig dat deze problemen dit jaar zijn
voorgevallen. Ik doe met onderstaande maatregelen het maximale, gegeven de huidige
inrichting met meer eindtoetsen, om ervoor te zorgen dat we in 2019 kunnen beschikken
over betrouwbare en vergelijkbare eindtoetsresultaten.
De maatregelen die ik nu neem zijn:
1. Het advies van de expertgroep over de normering voor 2019 is al beschikbaar. Voor
de toetsen van 2019 wordt hetzelfde anker benut, waarop de Expertgroep in 2018 al
een gedegen advisering heeft gedaan.
2. Ik maak met de toetsaanbieders afspraken dat zij in de toekomst de, nu goed onderbouwde,
adviezen van de expertgroep overnemen. Tevens laat ik onderzoeken hoe dit kan worden
vastgelegd.
3. Ook worden alvast stappen gezet richting de toekomst. Voor de eindtoets van 2020 zal
de normering ook van te voren bekend zijn. De ankeropgaven worden daarvoor in 2019
al getest in enkele eindtoetsen. Daarbij is dit, in tegenstelling tot het anker van
2018 en 2019, een anker dat door alle toetsaanbieders gezamenlijk is ontwikkeld.
Over het signaal van de inspectie en bovenstaande maatregelen ben ik met de inspectie
in gesprek. Onder andere naar aanleiding van haar advies heb ik besloten tot de tweede
maatregel.
Tot slot worden in 2019 de categorieën waarin toetsaanbieders de toetsadviezen geven gelijk getrokken.22 Zo wordt niet alleen de normering gelijk, maar zijn ook de adviezen die de verschillende
toetsen kunnen geven gelijk. Vooruitlopend op de aanpassing van het Toetsbesluit po
hebben alle toetsaanbieders gezamenlijk besloten om al per schooljaar 2018–2019 dezelfde
toetsadviezen te hanteren: vijf brede adviezen, bijvoorbeeld vmbo gl-tl/havo, en het
enkelvoudige advies vwo.
Deze afspraken zorgen niet alleen voor beter vergelijkbare eindtoetsen, maar dragen
tevens bij aan gelijkere kansen voor alle leerlingen. De bredere categorieën stimuleren
brede advisering in het schooladvies, waardoor de talenten van de leerling beter zichtbaar
worden gemaakt.
4. Ontwikkeling eindtoetsen vanaf schooljaar 2018–2019
4.1 Geen doorgang digitale afname Centrale Eindtoets in 2019
Zoals eerder in deze brief genoemd is de Centrale Eindtoets in 2018 voor het eerst
in een digitale, adaptieve variant afgenomen. Deze afname is niet vlekkeloos verlopen;
hierover heb ik uw Kamer op dat moment geïnformeerd.23 In het afgelopen jaar is het digitale afnameplatform Facet, waarop de digitale Centrale
Eindtoets aan scholen wordt aangeboden, intensief doorontwikkeld. Recentelijk is gebleken
dat een voldoende stabiele digitale afname van de Centrale Eindtoets in 2019 door
DUO niet gegarandeerd kan worden. Ik vind het niet verantwoord risico’s te nemen met
de afname van de Centrale Eindtoets. Om die reden heb ik deze week besloten, op advies
van het CvTE, om de digitale afname van de Centrale Eindtoets in 2019 geen doorgang
te laten vinden. Het CvTE informeert scholen hier vandaag over. De papieren versie
van de Centrale Eindtoets blijft voor iedereen beschikbaar, waarbij rekening wordt
gehouden met leerlingen op alle instroomniveaus binnen het vo. Scholen die graag een
digitale, adaptieve toets afnemen kunnen kiezen voor één van de toetsen van andere
toetsaanbieders.
4.2 Alle eindtoetsen weer positief beoordeeld
Ook in 2019 kunnen scholen weer kiezen uit verschillende eindtoetsen. De expertgroep
beoordeelt alle eindtoetsen van andere aanbieders dan het CvTE en adviseert over de
toelating.24 De expertgroep heeft positief geadviseerd over alle eindtoetsen en ik heb deze adviezen
overgenomen. De IEP Eindtoets en Route 8 zijn daarmee in principe opnieuw voor vier
jaar toegelaten. De tussentijdse beoordeling van de Dia- en AMN- eindtoets was ook
positief.
5. Vooruitblik eindevaluatie
Na een tussentijdse evaluatie in 2016 vindt dit jaar de eindevaluatie plaats van de
Wet eindtoetsing PO.25 Deze evaluatie wordt voorjaar 2019 afgerond. Momenteel ben ik in gesprek met de belangrijkste
belanghebbenden.26
Onderzoeksbureau Oberon en Universiteit Twente voeren het evaluatieonderzoek van deze
wet uit. Ze halen input op onder leerkrachten, ouders en leerlingen en voeren nadere
analyses uit. Een belangrijk onderdeel daarvan vormen de doorstroomgegevens van de
eerste twee cohorten leerlingen die na invoering van de wet een eindtoets hebben gemaakt
en nu zijn doorgestroomd naar klas drie van het voortgezet onderwijs. Van het tweede
cohort is dit eind 2018 bekend. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden
of de versterking van de positie van het schooladvies op de lange termijn heeft bijgedragen
aan meer gelijke kansen in de schoolloopbaan van kinderen.
Tot slot zijn de PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs, op basis van een eerder gehouden
peiling, in gesprek met hun achterban over dit onderwerp. Ook heb ik alvast onderzoek
laten doen naar de invloed van leerkrachten op advisering voor vervolgonderwijs. Dit
onderzoek is bijgevoegd bij deze brief27.
Bovenstaande onderdelen (onderzoek Oberon, doorstroomgegevens, peilingen vertegenwoordigersorganisaties)
worden in de eerste maanden van 2019 opgeleverd, waarna ik uw Kamer zal informeren
over de evaluatie van de wet. Ik kom dan ook terug op kansengelijkheid en regionale
verschillen. Conform het Regeerakkoord voer ik overleg met het onderwijsveld over
een mogelijke vervroeging van de eindtoets. Bij de eindevaluatie zal ik u daarover
verder informeren.
Uit de eerste onderdelen van de eindevaluatie blijkt al dat scholen het vervelend
vinden dat de eindtoets niet alleen gebruikt wordt door scholen zelf voor de schooladvisering
en hun kwaliteitszorg. Ook de inspectie gebruikt de resultaten voor het toezicht op
scholen. Ik kondig alvast aan dat de inspectie de komende jaren haar toezichtskader
wijzigt. Er zal hierbij breder worden gekeken naar de leerlingpopulatie en naar de
ontwikkeling van leerlingen, in plaats van alleen naar de score op de eindtoets. Ik
zal uw Kamer in een brief informeren over dit nieuwe onderwijsresultatenmodel, voor
het uitkomen van de eindevaluatie.
6. Slot
Vier jaar na de invoering van de verplichte eindtoets, laat de data zien dat de resultaten
die door de wetswijziging zijn veroorzaakt zich stabiliseren. Zo komt de verdeling
van de schooladviezen en het aandeel bijstellingen overeen met de situatie in 2017.
Er is geen sprake van structurele over- of onderadvisering. Het aandeel brede adviezen
steeg ook in 2018 licht verder. De stabilisatie vind ik positief. Ik heb er vertrouwen
in dat deze ontwikkeling zich voortzet in schooljaar 2018–2019, doordat scholen zorgvuldig
en in het belang van de leerling blijven adviseren.
Zoals hierboven aangegeven neem ik op dit moment stappen om voor 2019 een gelijke
normering binnen de huidige systematiek van meerdere eindtoetsen maximaal te bevorderen.
Uiteraard volg ik of deze stappen voldoende effect hebben en informeer ik u daarover.
Daarnaast onderzoeken we verder waar de regionale verschillen vandaan komen.
Voorjaar 2019 stuur ik u de eindevaluatie van de wet. In deze eindevaluatie ga ik
onder andere in op het afnamemoment van de eindtoets, de keuzevrijheid, de functies
van de eindtoets in het stelsel en de vergelijkbaarheid van de verschillende toetsen.
Op basis van dit totale beeld ga ik graag met u in gesprek over de uitkomsten en mogelijke
implicaties hiervan op de huidige inrichting.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media