Brief regering : Verslag Eurogroep 19 november 2018 te Brussel
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1557
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2018
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep van 19 november 2018 te Brussel.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep 19 november 2018
Eurogroep (in inclusieve samenstelling1)
Deze extra ingelaste Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de verdieping van
de Economische en Monetaire Unie (EMU) ter voorbereiding op de Eurotop van december.
Bij de Eurotop van 29 juni jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1354) is een verklaring opgesteld over de EMU.2 Daarin staat onder andere dat er consensus was onder de lidstaten om het Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM) de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF) te maken en tegelijkertijd het ESM te versterken. Daarbij zal gewerkt worden
op basis van alle elementen van een ESM-hervorming uit de brief van de voorzitter
van de Eurogroep aan president Tusk.3 Tijdens de Eurotop van december 2018 zal opnieuw gesproken worden over de toekomst
van de EMU. Om in december op deze Eurotop eventueel besluiten te kunnen nemen, wordt
in de Eurogroep over deelonderwerpen gesproken.
Bij deze Eurogroep is gesproken over de Bankenunie, ESM-hervorming en mogelijke instrumenten
voor stabilisatie en convergentie.4
Bankenunie
Risicoreductie
De Commissie, Europese Centrale Bank (ECB) en Single Resolution Board (SRB) presenteerden
een monitoring rapport over risicoreductie op basis van een aantal indicatoren.5 Belangrijkste conclusie is dat op geaggregeerd niveau de kapitaal- en liquiditeitpositie
van banken blijven verbeteren. Ook daalt het aandeel niet-presterende leningen (non-performing loans; NPL’s) op bankbalansen verder. Het rapport schrijft dat banken nog werk dienen te
verrichten in het opbouwen van buffers voor bail-in, ook wel «MREL». Er volgde over
dit rapport verder geen discussie in de Eurogroep.
Gemeenschappelijke achtervang SRF
In de Eurogroep heeft een discussie plaatsgevonden over een door de Eurotop gevraagde
Terms of Reference (ToR) voor de achtervang voor het SRF. In deze ToR zullen de belangrijkste kenmerken
van de achtervang overeengekomen worden, zoals de maximale omvang, de voorwaarden,
looptijd, prijsbeleid en besluitvorming bij inzet van middelen uit de achtervang.
Voor veel lidstaten, inclusief Nederland, geldt dat de achtervang van het SRF bij
het ESM kan worden ondergebracht als onderdeel van een brede ESM-hervorming.
Ten aanzien van de grootte van de achtervang wordt in de brief van Centeno aan Tusk
gesteld dat deze gebaseerd zal worden op de doelomvang van het SRF. Sommige lidstaten
pleiten daarbij voor een automatische link, waarbij de omvang van de achtervang automatisch
meegroeit in het geval dat de doelomvang van het SRF stijgt. Nederland is geen voorstander
van het automatisch meegroeien van de achtervang, omdat daarmee een risico ontstaat
dat een steeds groter deel van het ESM in de toekomst automatisch gereserveerd wordt
voor de achtervang. Nederland heeft zodoende aangegeven een plafond vast te willen
stellen, dat alleen met unanimiteit door de Raad van gouverneurs van het ESM aangepast
kan worden.
Daarnaast is in de Eurogroep van gedachten gewisseld over mogelijke vervroegde invoering
van de achtervang. In de routekaart ter voltooiing van de bankenunie uit 2016 is afgesproken
dat de gemeenschappelijke achtervang eerder dan aan het eind van 2023 ingevoerd zou
kunnen worden als sprake is van voldoende risicoreductie. Meerdere lidstaten geven
aan dat in hun ogen reeds voldoende progressie wordt bereikt met risicoreductie en
zien graag dat de backstop eerder dan eind 2023 wordt ingevoerd. Nederland heeft onderstreept
dat de achtervang alleen eerder ingevoerd kan worden als daadwerkelijk voldoende risicoreductie
is bereikt. Dat betekent allereerst dat het zogenaamde bankenpakket dient te worden
afgerond, in lijn met de hoofdlijnen uit het Raadsakkoord ten aanzien van onder andere
de Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL) en de leverage ratio. Daarnaast zet Nederland in op aantoonbare risicoreductie in de Europese bankensector.
In eerder genoemde brief van Eurogroepvoorzitter aan de regeringsleiders staat dat
de instellingen hiertoe in 2020 een rapport zullen presenteren over risicoreductie
op het gebied van MREL en niet-presenterende leningen (NPL’s).
Ook is in de Eurogroep opnieuw gesproken over de intergouvernementele overeenkomst
(IGA) waarin het functioneren van het SRF is vastgelegd. Een grote groep lidstaten
gaf aan dat deze afspraak aangepast zou moeten worden als de gemeenschappelijke achtervang
vervroegd wordt ingevoerd, omdat deze achtervang anders tot eind 2023 op een (enigszins)
andere wijze functioneert dan na 2023. Dit komt omdat de IGA voorschrijft dat tot
eind 2023 eventuele leningen die de SRB aangaat (als de beschikbare middelen in het
SRF zijn uitgeput) terugbetaald moeten worden door de financiële instellingen in het
land waar de afwikkeling plaatsheeft. Vanaf 2024 worden leningen van de SRB terugbetaald
door alle banken in de bankenunie. Nederland gaf als een van de weinige landen aan
geen voorstander te zijn van aanpassing van de IGA.
Liquiditeit in resolutie
De Eurogroep heeft ook van gedachten gewisseld over het onderwerp liquiditeit in resolutie.
De eerste resolutiecasus door de Single Resolution Board (SRB), van Banco Popular
in juni 2017, heeft aanleiding gegeven tot discussies in Europa over wat te doen als
banken na resolutie over onvoldoende liquide middelen beschikken. Banco Popular kwam
vorig jaar in liquiditeitsproblemen nadat deposito’s werden teruggetrokken door twijfels
over de solvabiliteit. Na toepassing van bail-in nam Santander de bank over en leverde de benodigde liquiditeit. Als er geen koper
was geweest, zou het volgens de SRB onduidelijk zijn geweest of de bank in resolutie
van voldoende liquiditeit had kunnen worden voorzien. De bank had namelijk onvoldoende
onderpand beschikbaar voor het aantrekken van liquiditeit bij private partijen of
de centrale bank. Een aantal lidstaten pleit daarom voor nieuwe instrumenten en ziet
daarbij een rol voor het ESM.
Sommige lidstaten gaven aan voorstander te zijn voor nieuwe instrumenten om voldoende
liquiditeit in resolutie te waarborgen en zien daarbij een rol voor het ESM. Andere
lidstaten zijn geen voorstander van nieuwe instrumenten voor liquiditeit in resolutie.
Volgens deze lidstaten moet eerst kritisch naar het resolutieraamwerk gekeken worden
om te bezien hoe de kans op een tekort aan liquiditeit na resolutie zo klein mogelijk
gemaakt kan worden. Het uitgangspunt van resolutie is dat een gezonde bank wordt gecreëerd
die zelfstandig financiering aan moet kunnen trekken bij private partijen of de centrale
bank. Ook Nederland sprak zich uit tegen nieuwe instrumenten met een rol voor het
ESM bij liquiditeit in resolutie. Indien er onverhoopt toch een geringe behoefte blijft
aan liquiditeit, kan dit vanuit het resolutiefonds (SRF) worden gefinancierd. In de
Eurogroep werd geconcludeerd dat op het onderwerp liquiditeit in resolutie verder
technisch werk nodig is.
ESM-hervorming
De rol van het ESM in programma’s
Er is brede steun onder lidstaten voor uitbreiding van de rol van het ESM. Grootste
discussiepunt op dit vlak blijft het voorkomen van overlap tussen de verantwoordelijkheden
van het ESM en de bevoegdheden van de Europese Commissie. Het Nederlandse uitgangspunt
is daarbij dat de rol van het ESM binnen de totstandkoming en uitvoering van programma’s
kan worden vergroot, zonder dat dit tot overlap leidt met de bevoegdheden van de Europese
Commissie, zoals die zijn vastgelegd in de Europese verdragen. Het ESM en de Commissie
presenteerden een gezamenlijk overeengekomen inzet waarbij het uitgangspunt is dat
het ESM en de Commissie de verschillende analyses gezamenlijk uitvoeren, bijvoorbeeld
een schuldhoudbaarheidsanalyse, de te bepalen financieringsbehoefte van een land dat
steun vraagt of de post-programma surveillance analyses.6 Verschillende lidstaten waren positief over een gezamenlijke positie van het ESM
en de Commissie en gaven aan het als een goede basis te zien voor verdere discussie.
Nederland heeft aangegeven in te zetten op een duidelijke eigen verantwoordelijkheid
voor het ESM, omdat uiteindelijk het ESM de leningen verstrekt in steunprogramma’s.
Het is daarbij wel logisch dat de Commissie betrokken is bij analyses gezien de informatie
waarover de Commissie beschikt en om consistentie met EU-recht te waarborgen.
Een ander belangrijk element van een brede ESM-hervorming is het versterken van het
raamwerk voor het omgaan met de houdbaarheid van de overheidsschuld bij programma’s.
In de eerdergenoemde brief van de Eurogroepvoorzitter wordt gerefereerd aan debt sustainability issues. De brief noemt specifiek de mogelijke introductie van zogenoemde collective action clauses (CAC’s) met single-limb aggregation in nieuwe staatsobligaties van eurolanden. CAC’s zijn contractuele voorwaarden in staatsobligaties die ervoor zorgen dat bij een herstructurering
alle crediteuren die deze staatsobligaties hebben aangekocht, juridisch aan een herstructurering
gebonden zijn wanneer een gekwalificeerde meerderheid van crediteuren van die betreffende
staatsobligaties heeft ingestemd. Door middel van single-limb aggregation kan dit proces verder worden bespoedigd. Daarnaast wordt in de brief van de Eurogroep-voorzitter
gerefereerd aan het idee dat het ESM op vergelijkbare wijze als het IMF een faciliterende
rol op zich kan nemen bij gesprekken tussen schuldeisers en landen in de problemen.
Nederland vindt het belangrijk dat het raamwerk voor het omgaan met de houdbaarheid
van de overheidsschuld bij programma’s wordt versterkt. Dit was ook een van de elementen
van het recent gepubliceerde non-paper van 10 landen, waaronder Nederland.7
Instrumenten voor stabilisatie en convergentie
Tot slot is er in de Eurogroep gesproken over mogelijke instrumenten voor stabilisatie
en convergentie. In dit kader was ook aandacht voor het op vrijdag 16 november jl.
gepubliceerde Franse-Duitse voorstel voor een aparte eurozonebegroting voor convergentie,
concurrentiekracht en stabilisatie binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK).8 Verschillende lidstaten zijn voorstander van een aparte begroting voor de eurozone
ter stabilisatie van economische schokken. Deze lidstaten waren positief over het
voorstel en zien het als een waardevolle bijdrage aan de discussie. Een aantal andere
lidstaten gaf aan geen voorstander te zijn van een aparte begroting voor de eurozone
en gaf aan dat er volgens hen nog onduidelijkheden zijn over de haalbaarheid en precieze
uitwerking van het Frans-Duitse voorstel. Nederland, net als een aantal andere landen,
wijst op het belang van convergentie en concurrentiekracht, en is van mening dat een
discussie over de beschikbaarheid van middelen voor die doeleinden binnen de eurozone
in het kader van de onderhandelingen over het MFK plaats moet vinden. Nederland is
niet overtuigd van de noodzaak van een stabilisatiemechanisme voor de eurozone. Nederland
gaf daarbij aan dat de eurozone vooral aan veerkracht kan winnen als lidstaten structurele
hervormingen doorvoeren. Daarnaast zou volgens Nederland de focus in de discussie
over verdieping van de EMU moeten liggen op voltooiing van de Bankenunie en hervorming
van het ESM.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.