Brief regering : Onderzoek naar aanleiding van de motie van de leden Van Weyenberg en Wiersma over een eerlijke loonstrook (Kamerstuk 34775-XV-102)
33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip
Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2018
Bij motie van 11 april 2018 hebben de leden Van Weyenberg en Wiersma de regering verzocht
te onderzoeken op welke manier de verschillende componenten van de loonsom inzichtelijk
gemaakt kunnen worden op de loonstrook, maandelijks of jaarlijks (Kamerstuk 34 775 XV, nr. 102). In deze brief geef ik u de bevindingen van het onderzoek.
De motie constateert dat de loonkosten en de verdeling van de loonruimte worden bepaald
door meer dan alleen cao-lonen, zoals door nadere afspraken over pensioen, sociale
zekerheid of duurzame inzetbaarheid. Volgens de motie hebben werknemers niet altijd
zicht op deze verschillende componenten van hun loonsom, en zouden zij er baat bij
hebben om wel zicht te hebben op waar de loonruimte aan wordt besteed. Daartoe verwijst
de motie naar voorstellen voor een zogenoemde «eerlijke loonstrook».
Werkgevers verstrekken bij gelegenheid van de betaling van het loon aan hun werknemers
een «loonstrook». Dit document is op papier of digitaal, maar verder vormvrij. Over
dit document is in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:626) slechts geregeld wat er
ten minste in moet staan. Zo bevat de loonstrook een opgave van het loonbedrag, van
de gespecificeerde bedragen waaruit dit is samengesteld, van de gespecificeerde bedragen
die op het loonbedrag zijn ingehouden, en het bedrag van het wettelijke minimumloon
waarop de werknemer recht heeft. De loonstrook vermeldt voorts de naam van de werkgever
en van de werknemer, de termijn waarover het loon is berekend, en de overeengekomen
arbeidsduur.
De informatie op de loonstrook varieert tussen werkgevers, mede afhankelijk van de
salarisdienstverlener waarvan zij gebruik maken, en de aard van het bedrijf en de
sector of branche waarin de werkgever werkzaam is. De loonstrook kan bijvoorbeeld
naast de voorgeschreven gegevens ook informatie bevatten over vakantiedagen, gewerkte
uren en locaties, functieomschrijving en onbelaste vergoedingen. Vaak bevat de loonstrook
ook cumulatieve opgaven, dus van al het loon dat is ontvangen en andere bedragen vanaf
het begin van het kalenderjaar of vanaf het latere begin van de arbeidsrelatie in
het kalenderjaar tot en met de laatste loonstrook.
Naast de reguliere loonstrook moet de werkgever jaarlijks een jaaropgave verstrekken
aan de werknemer. Deze omvat volgens de Wet op de loonbelasting 1964 ten minste een
opgave van het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon, de op dat loon ingehouden
belasting en premie voor de volksverzekeringen, de op dat loon ingehouden inkomensafhankelijke
bijdrage Zorgverzekeringswet, de over dat loon door de inhoudingsplichtige verschuldigde
premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
en de met de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen verrekende arbeidskorting.
De vermelding op de jaaropgave van de premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke
bijdrage Zorgverzekeringswet, die voor rekening komen van de werkgever over het loon,
vloeit voort uit een motie van het toenmalige Kamerlid Groot1.
Naast de werkgeverslasten voor werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke
bijdrage voor de zorgverzekeringswet is wettelijk niet voorgeschreven dat nog meer
gegevens over kosten van werkgevers moeten worden opgenomen in de loonstrook of jaaropgave.
De loonstrook is op papier of digitaal, maar verder vormvrij. De jaaropgave kan ook
een geïntegreerd onderdeel zijn van de cumulatieve cijfers in de loonstrook van het
laatste aangiftetijdvak die aan de werknemer is uitgereikt. Het staat de werkgever
ook vrij om zijn werknemers jaarlijks of tussentijds te informeren over de lasten
die bovenop het loon komen en die voor rekening blijven van de werkgever. Zo kunnen
werkgevers bijvoorbeeld bij het begin of einde van het jaar een document verstrekken
waarin ze kosten van de werkgever vermelden, zoals het werkgeversdeel van de pensioenpremie,
van verzekeringen of betalingen op grond van de cao voor opleidings- en ontwikkelingsfondsen.
Dit kan op basis van vrijwilligheid of kan voortvloeien uit afspraken die gemaakt
zijn in de cao.
Naar aanleiding van de motie is technisch advies gevraagd aan softwareontwikkelaars
van het klankbord salaris. Softwareleveranciers verzorgen de software waarmee werkgevers
hun personeels- en loonadministratie voeren. De Belastingdienst staat in contact met
hen via het OSWO (team Ondersteuning Softwareontwikkelaars), sinds eind september
2018 omgevormd tot Ondersteuning Digitaal Berichtenverkeer (ODB)2. De personeels- en salarisadministratie is de basis voor de loonaangiften aan de
Belastingdienst en de loonstrook voor de werknemers.
De softwareleveranciers geven aan dat in principe het toevoegen van extra gegevens
aan de loonstrook mogelijk is. Werkgevers kunnen nu al hun softwareleverancier vragen
om extra gegevens toe te voegen. In de praktijk wordt door werkgevers vrijwel niet
om toevoeging van gegevens over de werkgeverslasten gevraagd. Ook vanuit (organisaties
van) werknemers is hen geen behoefte bekend. Het komt wel voor dat werkgevers, los
van de loonstrook, hun werknemers inzicht bieden in (een deel van de) kosten van de
werkgever.
Volgens de softwareleveranciers is er bij werkgevers wel behoefte aan inzicht in hun
totale personeelskosten, maar daarvoor is doorgaans geen berekening per individuele
werknemer noodzakelijk. De informatie daarvoor is niet alleen afkomstig uit de personeels-
en salarisadministratie, maar ook uit de financiële administratie.
Verder zijn de kosten van de werkgever heel divers en niet direct uit te drukken in
een percentage van het loon zoals werkgeversdeel van de pensioenpremie of de premies
werknemersverzekeringen. Het gaat namelijk ook om kosten die niet aan één werknemer
gekoppeld zijn, maar voor het hele personeel of een deel daarvan. Bijvoorbeeld een
sectorfondsbijdrage waarvan de premiehoogte mede gerelateerd is aan de omvang van
de totale loonsom van het personeelsbestand3 waarin ook een franchise is verwerkt. Ook genoemd worden kosten zoals abonnementstarief
en begeleidingskosten voor werknemers van de arbodienst, gebruik fitnessruimte, restaurantvoorziening,
parkeerplaatsen, leaseauto’s, opleidingsbudgetten, voorzieningen en stop-lossverzekeringen
voor loondoorbetaling bij ziekte of voor transitievergoedingen, vervangingskosten
bij ziekte, reservering voor uitbetaling van niet opgenomen bovenwettelijke vakantiedagen
en werkgeversdotaties aan het personeelsfonds of de personeelsvereniging. Een deel
van de kosten wordt door werkgevers op grond van de werkkostenregeling (WKR) nu juist
niet meer toegerekend aan individuele werknemers, maar blijft als geheel buiten de
heffing of wordt door de werkgever onder de eindheffing opgenomen. Indien deze posten
ook op de loonstrook worden opgenomen, zouden ze via verdeelsleutels (naar rato van
salaris of hoofdelijke omslag) moeten worden toegerekend aan individuele werknemers.
Toerekening van dit soort kosten aan individuele werknemers op de loonstrook leidt
dan tot extra administratieve lasten in tegenstelling tot de verlichting die werd
beoogd met de WKR. Bij verstrekking van gegevens moeten vooraf afspraken gemaakt worden
over de kosten die meegenomen worden en de wijze van toerekenen.
Opgemerkt werd door de softwareleveranciers dat de ruimte op de maandelijkse loonstrook
beperkt is en gevuld wordt met veel gegevens over het loon en de inhoudingen en de
cumulatieve gegevens, soms aangevuld met gegevens over vakantiereservering, keuzebudgetten,
tijdregistraties en dergelijke. De loonstrook past soms met moeite op een A4. Voor
veel werknemers is, zo geven de softwareleveranciers aan, de loonstrook nu al moeilijk
leesbaar, ondanks ordening en toelichtingen. Toevoeging van extra gegevens die geen
invloed hebben op het brutonettotraject en die voor de werknemer niet maandelijks
relevant zijn, maakt de loonstrook omvangrijker en ingewikkelder. Dit zal volgens
hen de inzichtelijkheid van de loonstrook niet ten goede komen.
Naast het technische advies van de softwareleveranciers is er contact geweest met
VNO-NCW en MKB-Nederland over deze motie. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben daarna in
een brief van 2 november 2018 aan de Minister voor Medische Zorg4 het initiatief van de motie ondersteund. Hierbij wordt een loonstrook genoemd die
de totale loonkosten beschrijft die de werkgever maakt. Hun voorstel is dat met enkele
werkgevers en/of sectoren pilots worden uitgevoerd met zo’n loonstrook. Bij de pilots
kunnen werknemers worden betrokken, die meekijken hoe hun loonstrook begrijpelijker
wordt gemaakt. Na evaluatie van de pilots kan volgens VNO-NCW en MKB Nederland gekeken
worden hoe de «eerlijke loonstrook» breed kan worden toegepast.
Op grond van het onderzoek bij softwareontwikkelaars is het de vraag of de maandelijkse
loonstrook de meest geschikte plek is om werknemers inzicht te geven in de verschillende
componenten van de loonsom. Duidelijk is dat VNO-NCW en MKB-Nederland belangstelling
hebben om een uitgebreider beeld te presenteren van de loonkosten. Nog niet duidelijk
is of werknemers behoefte hebben aan extra informatie op de loonstrook.
Het presenteren van de volledige werkgeverslasten, buiten de wettelijke werkgeverslasten
die al inzichtelijk worden gemaakt op de jaaropgave, brengt extra complexiteit met
zich mee. Daarmee vergroot het de administratieve lastendruk voor werkgevers, terwijl
dit kabinet juist de administratieve lasten voor bedrijven wil verlagen. De uitkomsten
van een pilot kunnen tot een andere conclusie leiden.
Ik sta open voor initiatieven voor het verstrekken van meer informatie over de kosten
van werkgevers aan werknemers. Pilots zouden een goed beeld kunnen geven over de kosten
waarover gegevens zouden kunnen worden verstrekt aan werknemers en welke wijze dan
het meest aangewezen is. Van belang is dat bij verstrekking van gegevens deze voor
werknemers duidelijk inzicht opleveren en dat er voor werkgevers geen grote administratieve
lasten aan verbonden zijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid