Brief regering : Dienstverlening naar werk en Wijziging regeling vrijwilligerswerk in de WW
33 566 Financieel en sociaaleconomisch beleid
Nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2018
Introductie
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de sectorplannen, de maatregelen
uit de brief Doorstart naar nieuw werk1 en het tijdelijk scholingsbudget voor WW-gerechtigden. Dit betreft de voortgang ten
opzichte van de stand van zaken zoals ik die beschreven heb in mijn brief van 5 juli
jl.2In dit kader ontvangt u bij deze brief ook de tweede tussenevaluatie van de sectorplannen
en het tussenrapport van de evaluatie van de Regeling DWSRA3
4. Voorafgaand aan deze voortgangsrapportage geef ik een actueel overzicht van de benutting
van het budget voor de cofinanciering van sectorplannen. Tot slot informeer ik uw
Kamer in deze brief over de aanpassing van de Regeling vrijwilligerswerk in de WW,
naar aanleiding van de moties Schouten en Kerstens5 en Keijzer6 over vrijwilligerswerk met behoud van WW-uitkering.
Anders dan in mijn voorgaande voortgangsbrief van 5 juli jl.7 gaat deze brief niet in op de voortgang van de intensivering van de persoonlijke
dienstverlening door UWV aan WW-, Wajong- en WGA-gerechtigden. In het regeerakkoord
heeft het kabinet vanaf 2019 € 70 miljoen structureel vrijgemaakt voor het versterken
van deze persoonlijke dienstverlening. Over de nadere uitwerking zijn afspraken gemaakt
met UWV. Over de voortgang van de implementatie van deze afspraken zal ik uw Kamer
in december nader informeren.
Actuele bestedingen van het oorspronkelijke budget voor de sectorplannen
De Regeling cofinanciering van de sectorplannen komt voort uit het Sociaal Akkoord
van 2013. In het kader van deze regeling heeft het vorige kabinet € 600 miljoen vrijgemaakt
voor de cofinanciering van de sectorplannen. Niet al deze middelen zijn daadwerkelijk
aan de sectorplannen besteed. Tabel 1 van deze brief
bevat een actueel overzicht van hoe het oorspronkelijk door het Rijk voor de cofinanciering
van sectorplannen vrijgemaakte budget is benut. Dit overzicht wijkt beperkt af van
het overzicht dat ik gaf in mijn brief van 5 juli jl.8 Er is sprake van een verlaging van de aan de sectorplannen verplichte bedragen en
daarnaast is als gevolg van het verzoek van uw Kamer (motie Segers c.s.9 d.d. 21 september jl.) € 25 miljoen van het sectorplannenbudget verplicht voor ondersteuning
aan kwetsbare mensen. Voor het overige is de benutting van het sectorplannenbudget
gelijk gebleven. De verlaging van de aan de sectorplannen verplichte bedragen komt
hoofdzakelijk doordat plannen tussentijds zijn gewijzigd of ingetrokken dan wel na
afloop een lagere subsidie hebben gerealiseerd dan eerder is verleend.
Tabel 1 Budget sectorplannen per medio oktober 2018
Totalen x € mln
Bedragen x € mln
Oorspronkelijk budget sectorplannen
600
Verplicht aan uitvoeringskosten
10
Verplicht aan 100 sectorplannen
335
Waarvan plannen uit 1e en 2e tranche
298
Waarvan plannen uit 3e tranche
37
Verplicht aan Doorstart naar nieuw werk
113,8
Waarvan dienstverlening WW door UWV
38
Waarvan scholingsvouchers kansberoepen (origineel)
30
Waarvan Regeling DWSRA
33,8
Waarvan brug-WW
10
Waarvan mobiliteitscentra UWV
2
Verplicht aan motie Kerstens WSW-bedrijven
30
Verplicht aan amendementen SZW-begroting 2017
26,1
34 550-XV-17 bemiddeling over de grens 14 grensregio’s
1,4
34 550-XV-18 additioneel budget scholingsvouchers
20,0
34 550-XV-19 voorbereiding programma beroepsziekten_
0,1
34 550-XV-20 klantprofielen gemeenten Kandidaatverkenner
3,5
34 550-XV-21 team arbeidsmarktdiscriminatie Insp. SZW
1,0
34 550-XV-22 ervaringsdeskundigen
0,1
Verplicht aan 1.000-banenplan Groningen
6,2
Verplicht aan ondersteuning door Stichting van de Arbeid
1,0
Verplicht aan amendementen SZW-begroting 2018
35,5
34 775-XV-15 scholingstrajecten richting een kansberoep
30,0
34 775-XV-17 regionale werkgeversondersteuning
5,0
34 775-XV-18 re-integratie (ex-)kankerpatiënten
0,5
Verplicht aan motie Segers APB september 2018
Ondersteuning aan kwetsbare mensen
25
Uit tabel 1 blijkt dat van de oorspronkelijk door het kabinet voor de sectorplannen
beschikbaar gestelde € 600 miljoen, € 582,6 miljoen is verplicht. De onderbenutting
op het sectorplannenbudget bedraagt dus per medio oktober 2018 € 17,4 miljoen. Hiervan
is € 12,2 miljoen teruggevloeid naar de schatkist10en daarmee niet meer beschikbaar. Daardoor bedraagt de verwachte budgettaire vrijval
van het sectorplannenbudget per medio oktober – voor de resterende periode waarin
de financiële afwikkeling van de sectorplannen c.a. plaatsvindt – € 5,2 miljoen.
Voortgang sectorplannen
De subsidie voor cofinanciering van de sectorplannen is in drie tranches verstrekt.
De gesubsidieerde maatregelen in de eerste twee tranches waren vooral gericht op het
behoud van vakmanschap door onder andere scholing en het bevorderen van duurzame inzetbaarheid.
Sectorplannen uit de derde tranche zijn anders van opzet. De derde tranche geeft een
extra impuls aan trajecten naar werk, voor zowel werkenden als uitkeringsgerechtigden.
De voortgang van de sectorplannen is bijgehouden door middel van zogenoemde quickscans.
Uw Kamer is daar meermaals over geïnformeerd, meest recent met mijn brief van 5 juli
jl.11. Daarnaast worden de sectorplannen geëvalueerd. De evaluatie bestaat uit twee tussenevaluaties
en een eindevaluatie. De tussenevaluaties hebben betrekking op de sectorplannen uit
de eerste twee tranches. Bij deze brief vindt u het rapport van de tweede tussenevaluatie
gevoegd. In 2019 volgt de eindevaluatie van de regeling. Daarin zullen ook de resultaten
van de sectorplannen uit de derde tranche worden meegenomen.
Eerste en tweede tranche: tweede tussenevaluatie
De tweede tussenevaluatie heeft betrekking op de sectorplannen uit de eerste twee
tranches van de subsidieregeling. Op het moment van de evaluatie waren al deze plannen
afgerond. De conclusies uit de tweede tussenevaluatie komen overeen met de conclusies
uit de eerste tussenevaluatie, waarover ik uw Kamer in december 2017 heb geïnformeerd12. Het belangrijkste verschil tussen de eerste en tweede tussenevaluatie is dat in
de tweede tussenevaluatie alle plannen van de eerste twee tranches zijn meegenomen,
terwijl dat in de eerste tussenevaluatie slechts voor de helft van die plannen het
geval was. Dit leidt uiteraard tot andere gegevens over aantallen deelnemers en bestede
budgetten. Daarnaast kon in de tweede evaluatie ook de arbeidsmarktsituatie van de
deelnemers aan maatregelen over een langere termijn bekeken worden.
Deelnemers en budgetten
De tweede tussenevaluatie laat zien dat met de 75 sectorplannen uit de eerste twee
tranches13 ruim 296 duizend personen bereikt zijn. De plannen bevatten
maatregelen die aansluiten bij zes onderscheiden thema’s. Het grootste aantal deelnemers
(ruim 155 duizend) is te vinden in het thema om- en bijscholingsmaatregelen, gevolgd
door maatregelen gericht op het bevorderen van de gezondheid van werknemers (ruim
53 duizend deelnemers). In totaal bestond 21 procent van de deelnemers aan de sectorplannen
uit jongeren. Het gaat om jongeren die maximaal 26 jaar oud waren bij aanvang van
de maatregel. Dit aandeel is veel hoger bij de maatregel leerwerkplekken, waar 66
procent van de deelnemers jongeren betrof.
Over het budget concludeert de tussenevaluatie dat het totaal van de voor de sectorplannen
in de eerste en tweede tranche gerealiseerde uitgaven € 998 miljoen bedraagt (inclusief
overhead). Hiervan is € 298 miljoen gefinancierd door de rijksoverheid en circa € 700
miljoen door de sectoren. De middelen zijn additioneel aan de middelen die sociale
partners regulier, bijvoorbeeld via O&O-fondsen, uitgeven. Veruit het grootste deel
van het totale budget (66%) is besteed aan financiële bijdragen voor leerwerkplekken
voor met name leerlingen uit de beroepsbegeleidende leerweg van het mbo (bbl). Deze
maatregel kende ruim 40 duizend deelnemers. Ruim de helft van het budget was gericht
op jongeren tot en met 26 jaar. Hiermee is voldaan aan de wens van uw Kamer om een
derde van het budget aan jongeren te besteden.
Ten opzichte van de oorspronkelijke ambities van de plannen is het aantal beoogde
deelnemers voor 69 procent gerealiseerd. De bij de start van de plannen totaal beoogde
uitgaven zijn voor ongeveer 79 procent gerealiseerd. Vooral vanwege veranderende economische
omstandigheden en nieuwe inzichten zijn veel plannen gedurende de looptijd bijgesteld.
Uitgaande van de aangepaste plannen ligt de realisatie van het aantal deelnemers op
96 procent.
Tabel 2 Gerealiseerd aantal deelnemers en gerealiseerde uitgaven per thema
Thema
Gerealiseerd aantal deelnemers
Gerealiseerde uitgaven1
Arbeidsmobiliteit
26.329
€ 39.184.181
Loopbaancheck en -advies
16.127
€ 7.206.078
Om- en bijscholing
155.532
€ 195.404.305
Leerwerkplekken
40.826
€ 655.101.620
Gezondheidsmaatregelen
53.329
€ 25.127.144
Overige maatregelen2
4.002
€ 55.720.412
Totaal
296.145
€ 977.743.739
X Noot
1
Exclusief overheadkosten
X Noot
2
Overige maatregelen betreffen onder Personeelpoules tussen bedrijven, Coaching door
ouderen/transferbanen, In dienst nemen van ouderen en jongeren, Onderzoek, Experimenten
en Voorlichting.
Arbeidsmarktpositie deelnemers op middellange termijn
Het evaluatieonderzoek kan vanwege het ontbreken van een controlegroep geen uitspraken
doen over de netto-effectiviteit van de sectorplannen. Wel hebben de onderzoekers
de arbeidsmarktpositie van de deelnemers na afloop van de maatregelen onderzocht.
De onderzoekers concluderen hierover dat verreweg de meeste mensen die hebben deelgenomen
aan de maatregelen van de sectorplannen uit de eerste twee tranches in mei 2018 als
werknemer aan de slag waren. Voor deelnemers aan de 37 sectorplannen die al voor de
eerste tussenevaluatie uit 2017 waren afgerond concluderen de onderzoekers bovendien
dat hun arbeidsmarktpositie in mei 2018 over het algemeen beter was dan die in mei
2017.
Voortgang derde tranche
De sectorplannen uit de derde tranche bieden trajecten van werk naar ander werk of
vanuit werkloosheid naar werk in een kansrijk beroep, in sectoren en regio’s waar
juist banen ontstaan of moeilijk vervulbare vacatures zijn. De trajecten naar werk
bestaan uit een mix van instrumenten zoals scholing, begeleiding en bemiddeling. De
inzet van de instrumenten hangt af van de individuele behoeften en de bredere context
van de sectorale of regionale arbeidsmarkt. Bij het indienen van de plannen hebben
de aanvragers een gedetailleerde arbeidsmarktanalyse gemaakt op basis van de arbeidsmarktsituatie
op dat moment. De cofinanciering vanuit het Rijk bedraagt 50%. Sociale partners financieren
de andere 50%. In totaal is in de derde tranche aan 24 sectorplannen subsidie verleend.
De plannen worden voor de zomer van 2019 afgerond.
Het aantal deelnemers dat een individueel traject gestart is in het kader van de sectorplannen
uit de derde tranche bedraagt ruim 13,5 duizend (stand per 10 oktober jl.). Deze deelnemers
volgen een traject of hebben dat inmiddels afgerond. Dat is ongeveer 3,5 duizend deelnemers
meer dan het aantal deelnemers op het vorige meetmoment in juli van dit jaar. De actuele
ambitie van de plannen is om in totaal ruim 14 duizend mensen een traject aan te bieden.
Hiervoor is door het Rijk € 37 miljoen beschikbaar gesteld.
Tranche drie kent vier doelgroepen. Grafiek 1 geeft een overzicht van het aantal in
de actuele sectorplannen beoogde en het aantal bereikte deelnemers per doelgroep.
Grafiek 1: Beoogde en bereikte deelnemers van de sectorplannen uit de derde tranche.
Verdeeld over de 4 doelgroepen. Stand per 10 oktober 2018.
De doelgroep «vanuit een uitkering (WW) naar een ander of hetzelfde beroep» kent het
grootste aantal deelnemers. De doelgroep «van werk naar hetzelfde beroep» het laagste
aantal.
Doorstart naar nieuw werk
In de Kamerbrief Doorstart naar nieuw werk14 van november 2015 is uiteengezet hoe, mede op verzoek van uw Kamer, het onbenutte
budget voor de sectorplannen is aangewend voor een tijdelijk pakket aanvullende maatregelen
met als doel transities naar nieuw, kansrijk werk te ondersteunen. Deze maatregelen
richten zich op scholing (scholingsvouchers en brug-WW) en op innovatieve arbeidsmarktprojecten
(Regeling DWSRA). In deze brief informeer ik over nieuwe ontwikkelingen rond de scholingsvouchers
sinds mijn bericht hierover in de brief van 5 juli jl.15 en over de tussenrapportage van de evaluatie van activiteiten die verricht worden
in projecten die subsidie ontvangen vanuit de Regeling DWSRA.
Over de brug-WW, die van april 2016 tot april 2018 werkzoekenden met een WW-uitkering
de mogelijkheid bood om deels te werken bij een nieuwe werkgever en tegelijkertijd
noodzakelijke (bij- of om)scholing te volgen vanuit de WW, zijn ten opzichte van mijn
brief van 5 juli jl. geen nieuwe ontwikkelingen te melden. Zoals eerder gemeld wordt
de eindevaluatie van de brug-WW in 2019 verwacht.
Vouchers voor scholing richting een kansberoep
Met de «Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep» zijn van mei
2016 tot en met december 2017 werkzoekenden ondersteund om scholing te volgen richting
een kansberoep. Het ging daarbij om werkzoekende werknemers, werklozen en zelfstandigen.
De ondersteuning bestond uit het verstrekken van scholingsvouchers, die door werkzoekenden
bij UWV konden worden aangevraagd. In het kader van de regeling zijn 20,5 duizend
werkzoekenden ondersteund. De regeling was populair; ruim voor het verstrijken van
de deadline was het subsidieplafond voor de algemene doelgroep bereikt. In mijn brief
van 5 juli jl.16 heb ik u geïnformeerd over de opbrengsten van de tussentijdse evaluatie van de effecten
van de scholingsvouchers. Daarbij heb ik aangegeven dat de resultaten van de scholingsvouchers,
in de zin van de (verandering van de) arbeidsmarktpositie van de deelnemers na het
afronden van de gevolgde scholing, pas bij de in 2019 verwachte eindevaluatie bekend
worden.
Tevens heeft UWV de afgelopen periode onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van
de besteding van de scholingsvouchers. Daarbij is de besteding van bijna 19 duizend
vouchers onderzocht. Het onderzoek laat zien dat 73% van deze scholingsvouchers geheel
besteed is aan de aangevraagde opleiding. Bij 4% van de vouchers hebben de aanvragers
om verschillende redenen alsnog besloten om de aangevraagde opleiding niet te volgen
en hebben zij het geld teruggestort naar UWV.
Op basis van de voorwaarden van de regeling is bij 22% van de aanvragers een reden tot (gedeeltelijke) terugvordering geconstateerd. Voor de aan deze
aanvragers verstrekte vouchers geldt dat het ontvangen bedrag in zijn geheel niet
aan scholing is besteed (3%), niet het hele bedrag aan scholing is besteed (6%) of
dat de besteding niet kan worden vastgesteld doordat de aanvragers ervan niet hebben
meegewerkt aan het onderzoek (13%). Voor 2% van de vouchers geldt dat het terug te
vorderen bedrag lager is dan de door UWV gehanteerde terugvorderingsdrempel van € 113.
UWV is reeds gestart met de terugvorderingsactie. De uitkomsten van het bestedingsonderzoek
laten zien dat de vormgeving van de regeling te veel ruimte gaf voor misbruik. Deze
ervaring heb ik gebruikt bij het vormgeven van de regeling ten behoeve van het tijdelijk
scholingsbudget voor WW-gerechtigden, waarbij bewust is gekozen het budget door UWV
te laten besteden ten behoeve van de klant (zie ook de tekst over het tijdelijk scholingsbudget
verderop in deze brief).
Regeling DWSRA
De Tijdelijke regeling cofinanciering Projecten Dienstverlening werkzoekenden en Projecten
Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt (Regeling DWSRA)17 biedt sociale partners de gelegenheid om te experimenteren met nieuwe vormen van
dienstverlening aan werkzoekenden en samenwerking en regie op de arbeidsmarkt. Projecten
komen op grond van de regeling in aanmerking voor 60% SZW-subsidie, de overige 40%
van de kosten wordt door sociale partners zelf gefinancierd. In het kader van de regeling
is 31,5 miljoen subsidie toegekend aan 48 projecten.
De activiteiten die verricht worden in de vanuit de Regeling DWSRA gesubsidieerde
projecten laat ik evalueren op doelmatigheid en doeltreffendheid en op de toegevoegde
waarde van de rol van sociale partners bij dienstverlening aan werkzoekenden en bij
samenwerking en regievoering op de arbeidsmarkt. Het tussenrapport in het kader van
deze evaluatie is afgerond.
Het tussenrapport geeft een beschrijving van de projecten en hun startfase. Vier veelbelovende
voorbeeldprojecten worden daarbij meer in detail beschreven. Omdat het merendeel van
de projecten pas in de loop van 2017 is gestart en een looptijd heeft van twee jaar,
biedt het rapport nog geen inzicht in de gerealiseerde doelmatigheid, doeltreffendheid
en toegevoegde waarde van de activiteiten. Deze onderwerpen zullen aan de orde komen
in de eindevaluatie die ik naar verwachting in het voorjaar van 2020 aan uw Kamer
zal kunnen aanbieden. In het rapport komen ook de ervaringen van de projectleiders
en andere betrokkenen aan bod en geven de onderzoekers hun eerste observaties. Het
tussenrapport van de evaluatie is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Tijdelijk scholingsbudget voor WW-gerechtigden
Bij de begrotingsbehandeling SZW 2018 is het amendement van Van Weyenberg c.s.18 ingediend en aangenomen. Met het amendement is vanuit de onderbenutting van de sectorplannen
€ 30 miljoen (inclusief uitvoeringskosten) beschikbaar gekomen voor scholing van werklozen,
waarvan € 8 miljoen in 2018, € 11 miljoen in 2019 en € 11 miljoen in 2020.
Sinds 1 juli 2018 beschikt UWV over het tijdelijke scholingsbudget voor WW-gerechtigden.
Hiermee kunnen werkzoekenden met hoge kans op langdurige werkloosheid worden ondersteund
bij het vinden van werk. Het UWV koopt met het beschikbare budget scholing in voor
werkzoekenden met een grote kans op langdurige werkloosheid. Het is belangrijk dat
de scholing gericht wordt ingezet: er moet sprake zijn van scholing richting een krapteberoep
of een concrete baan die in het vooruitzicht wordt gesteld door een werkgever.
Het gebruik van het scholingsbudget blijft nog achter bij de verwachting. Sinds 1 juli
2018 tot en met de tweede week van november heeft UWV voor 333 WW-gerechtigden scholing
ingekocht. Deze scholingstrajecten vertegenwoordigen een aangegane verplichting van
€ 734.082,–. Daarmee is tot nu toe 10% van het voor dit jaar beschikbare budget benut.
UWV zet thans in op versnelling van de inzet van het instrument en ziet een stijgende
lijn in het aantal aanvragen per week. Ik heb UWV gevraagd zich maximaal in te spannen
om het gebruik van de regeling te optimaliseren. UWV zal de mogelijkheid tot scholing
actiever bij WW-gerechtigden onder de aandacht brengen. Ik blijf het gebruik van het
scholingsbudget nauwgezet volgen en zal uw Kamer informeren over de voortgang.
Aanpassing Regeling vrijwilligerswerk in de WW
In juli 2015 is een motie aangenomen van de leden Schouten en Kerstens19 waarin wordt verzocht beleidsregels te stellen wanneer vrijwilligerswerk wel is toegestaan
bij activiteiten met een commercieel karakter. In februari 2017 is een motie van het
lid Keijzer20 aangenomen die verzoekt de regeling zodanig aan te passen dat vrijwilligerswerk buiten
een ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) of SBBI (Sociaal Belang Behartigende Instelling) toegestaan wordt, zonder dat dit tot verdringing leidt. Beide verzoeken honoreer ik
in een aangepaste Regeling vrijwilligerswerk in de WW. De wijzigingsregeling zal in
de Staatscourant gepubliceerd worden en treedt per 1 januari 2019 in werking.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid